BE1028156B1 - Vloerconstructie - Google Patents

Vloerconstructie Download PDF

Info

Publication number
BE1028156B1
BE1028156B1 BE20210026A BE202100026A BE1028156B1 BE 1028156 B1 BE1028156 B1 BE 1028156B1 BE 20210026 A BE20210026 A BE 20210026A BE 202100026 A BE202100026 A BE 202100026A BE 1028156 B1 BE1028156 B1 BE 1028156B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
profile
horizontal
foot
sigmaligger
insulation
Prior art date
Application number
BE20210026A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028156A9 (nl
BE1028156A1 (nl
Inventor
Eddie Johannes Pieters
Original Assignee
E J Pieters Beheer B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by E J Pieters Beheer B V filed Critical E J Pieters Beheer B V
Publication of BE1028156A1 publication Critical patent/BE1028156A1/nl
Publication of BE1028156A9 publication Critical patent/BE1028156A9/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028156B1 publication Critical patent/BE1028156B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/16Load-carrying floor structures wholly or partly cast or similarly formed in situ
    • E04B5/17Floor structures partly formed in situ
    • E04B5/23Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated
    • E04B5/26Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated with filling members between the beams
    • E04B5/266Filling members covering the undersurface of the beams
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/16Load-carrying floor structures wholly or partly cast or similarly formed in situ
    • E04B5/17Floor structures partly formed in situ
    • E04B5/23Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated
    • E04B5/26Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated with filling members between the beams
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/16Load-carrying floor structures wholly or partly cast or similarly formed in situ
    • E04B5/17Floor structures partly formed in situ
    • E04B5/23Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated
    • E04B5/26Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated with filling members between the beams
    • E04B5/261Monolithic filling members
    • E04B5/263Monolithic filling members with a flat lower surface
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B5/00Floors; Floor construction with regard to insulation; Connections specially adapted therefor
    • E04B5/16Load-carrying floor structures wholly or partly cast or similarly formed in situ
    • E04B5/17Floor structures partly formed in situ
    • E04B5/23Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated
    • E04B5/29Floor structures partly formed in situ with stiffening ribs or other beam-like formations wholly or partly prefabricated the prefabricated parts of the beams consisting wholly of metal
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C3/00Structural elongated elements designed for load-supporting
    • E04C3/02Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces
    • E04C3/04Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal
    • E04C2003/0404Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal beams, girders, or joists characterised by cross-sectional aspects
    • E04C2003/0443Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal beams, girders, or joists characterised by cross-sectional aspects characterised by substantial shape of the cross-section
    • E04C2003/0473U- or C-shaped

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Environments (AREA)
  • Floor Finish (AREA)
  • Steps, Ramps, And Handrails (AREA)

Abstract

Een vloerconstructie (200) omvat een stelsel van sigmaliggers (10) en tussen de sigmaliggers aan te brengen isolatieprofielen (100). Elke sigmaligger heeft een verticaal lijf (11), een kop (19) en een voet (29), waarbij de voet een horizontale onderflens (22) omvat met verticale zijflenzen (23, 24) en een schuine verbindingsplaat (28) met het lijf. Elk isolatieprofiel heeft een vormgeving die is aangepast om het isolatieprofiel te laten dragen door twee naastgelegen sigmaliggers en de onderzijde van die sigmaliggers geheel te omgeven. Elk isolatieprofiel heeft aan één zijkant (130) een uitstekend neusgedeelte (131) met aan de onderzijde daarvan een schuin steunvlak (132) waarvan de hellingshoek correspondeert met de hellingshoek van de schuine verbindingsplaat. Elk isolatieprofiel heeft aan de tegenovergelegen zijkant (140) een horizontale groef (141) passend om de horizontale onderflens en bijbehorende zijflens van een sigmaligger, en heeft onder genoemde groef een voorbij de onderflens van die sigmaligger reikende voet (152).

Description

Titel: Vloerconstructie BE2021/0026
GEBIED VAN DE UITVINDING De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een geïsoleerde vloerconstructie.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Voor het construeren van een vloer van een gebouw bestaan diverse oplossingen. Een vrij gangbare constructie omvat een stelsel van onderling evenwijdige, op regelmatige afstand ten opzichte van elkaar geplaatste, horizontale steunliggers, die de eigenlijke vloer dragen. Die eigenlijke vloer kan bijvoorbeeld geconstrueerd worden door op de steunliggers één of meerdere lagen aan te brengen van dwarsliggers en/of platen, bijvoorbeeld van hout. Die eigenlijke vloer kan bijvoorbeeld ook geconstrueerd worden door op de steunliggers metalen zwaluwstaartplaten aan te brengen, waarop dan weer een laag mortel wordt aangebracht.
Die steunliggers kunnen gemaakt zijn van bijvoorbeeld hout, beton, metaal, en zij kunnen een speciaal ontworpen profiel hebben. De onderhavige uitvinding heeft speciaal betrekking op een vioerconstructie waarbij de steunliggers van metaal zijn en een profiel hebben dat wordt aangeduid als een sigma-profiel, vanwege de gelijkenis met de Griekse hoofdletter sigma.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Figuur 1 toont schematisch een dwarsdoorsnede van een steunligger 10 met sigma-profiel, in het hiernavolgende gemakshalve aangeduid als sigmaligger. De sigmaligger kan bijvoorbeeld gemaakt zijn als extrusieprofiel of als gevouwen plaat.
De sigmaligger 10 omvat een centraal plaatvormig lichaamsdeel 11, dat in de gebruikssituatie zoals getoond vertikaal georiënteerd is. Aan zijn bovenzijde heeft de sigmaligger 10 een draagflens 12, die in hoofdzaak haaks staat op het plaatvormig lichaamsdeel 11. Zijflenzen 13 en 14 zijn vanaf de zijranden van de draagflens 12 omlaag gericht, in de richting van het plaatvormig lichaamsdeel 11 en in hoofdzaak evenwijdig daarmee. Eén van die zijflenzen 13 heeft aan zijn onderzijde een, relatief smal, naar binnen gericht eindvlak 15, in hoofdzaak parallel aan de draagflens 12. Het eindvlak 15 heeft aan zijn van de corresponderende zijflens 13 af gerichte zijde een vrije eindrand. Van de andere zijflens 14 is de onderste eindrand 16 door een schuine verbindingsplaat 18
> BE2021/0026 verbonden met de bovenrand 17 van het plaatvormig lichaamsdeel 11. Deze plaatdelen 18, 14, 12, 13, 15 zullen gezamenlijk aangeduid worden als kop 19.
De sigmaligger 10 is spiegelsymmetrisch ten opzichte van een virtueel horizontaal vlak, en heeft aan zijn onderzijde een onderflens 22, een eerste zijflens 23 met naar binnen gericht eindvlak 25, een tweede zijflens 24 en een schuine verbindingsplaat 28, gezamenlijk aangeduid als voet 29.
De zijflenzen 13, 23 met de naar binnen gerichte eindvlakken 15, 25, die in de figuur zich bevinden aan de rechterzijde van het plaatvormig lichaamsdeel 11, worden aangeduid als vrije zijflenzen, en de corresponderende zijde (rechterzijde) van de sigmaligger 10 zal worden aangeduid als de open zijde, terwijl de tegenoverliggende zijde zal worden aangeduid als de gesloten zijde. Voor toepassing van de onderhavige uitvinding is het belangrijk dat de sigmaliggers 10 alle dezelfde oriëntatie hebben.
Een voorbeeld van een vloerconstructie met sigmaliggers is beschreven in het Europese octrooi 2823115.
Met name in het geval van toepassing op de begane grond is het gewenst om de constructie te voorzien van een thermische isolatie, die gevormd zal worden door blokken van een isolatiemateriaal, bijvoorbeeld isolatieschuim. Die isolatieblokken worden aangebracht tussen de steunliggers in. Omdat de metalen steunliggers thermisch goed geleiden, is het ook gewenst om ook de onderflens 22 van de sigmaligger 10 aan zijn onderzijde te bedekken met isolatiemateriaal.
Het is daarbij gewenst, dat de isolatieblokken kunnen worden geplaatst vanaf de bovenzijde, als de steunliggers op hun plaats liggen maar nog voordat de eigenlijke vloer wordt aangebracht. Het genoemde Europese octrooi beschrijft daartoe een combinatie van primaire isolatieprofielen die worden aangebracht rondom de voet van de sigmaligger, en secundaire isolatieprofielen met een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede die rusten op de primaire isolatieprofielen. Dit betekent dat er twee verschillende typen isolatieprofielen moeten worden gemaakt, getransporteerd, en aangebracht.
Er zijn ook steunliggers bekend die symmetrisch zijn bij spiegeling in een denkbeeldig vertikaal vlak door hun langsas, en die aan hun onderzijde een symmetrisch geplaatste, aan weerszijden uitstekende, horizontale flens hebben, bijvoorbeeld een |-profiel. In een dergelijk geval is het relatief eenvoudig om isolatieblokken aan te brengen, die dan kunnen rusten op het bovenvlak van de horizontale flens. Een sigmaligger is echter een asymmetrische ligger voor wat betreft spiegeling in een denkbeeldig vertikaal vlak.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om voor een sigmaligger de gewenste isolatie-eigenschappen te behalen met slechts een enkel isolatieprofiel. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een isolatieprofiel te verschaffen dat van bovenaf geplaatst kan worden en de volledige isolatiefunctie tussen en rondom de sigmaliggers kan bieden.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de volgende beschrijving van één of meerdere uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, waarin aanduidingen "onder/boven", "hoger/lager", "links/rechts", "horizontaal/verticaal" etc uitsluitend betrekking hebben op de in de figuren weergegeven oriëntatie, en waarin: figuur 1 schematisch een dwarsdoorsnede toont van een sigmaligger; figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede is van een door de onderhavige uitvinding voorgesteld isolatieprofiel; de figuren 3A, 3B, 3C het plaatsen van het isolatieprofiel volgens de onderhavige uitvinding illustreren; figuur 4 enkele ontwerpdetails illustreert.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING Figuur 2 is een schematische dwarsdoorsnede van een voorbeeld van een door de onderhavige uitvinding voorgesteld isolatieprofiel 100, en de figuren 3A, 3B, 3C illustreren het plaatsen daarvan. In het bijzonder tonen de figuren 3A, 3B, 3C dat er aan weerszijden van een sigmaligger 10L steeds twee isolatieprofielen 100A en 100B aansluiten, en dat een isolatieprofiel 100B steeds geplaatst is tussen een linker sigmaligger 10L en een rechter sigmaligger 10R. Opgemerkt wordt, dat het isolatieprofiel 100, evenals de liggers 10, een longitudinale richting loodrecht op het vlak van tekening hebben, en in die richting een constante profilering hebben.
In principe is het mogelijk om een sigmaligger te maken met willekeurige maten voor de genoemde onderdelen. In de praktijk is een sigmaligger echter een gestandaardiseerd product, waarbij de maten van de onderdelen in de kop
19 en voet 29 steeds gelijk zijn, terwijl de hoogte van het plaatvormig lichaamsdeel 11, hierna ook aangeduid als het "lijf", kan verschillen. De onderlinge afstand tussen de liggers is in principe vrij kiesbaar, maar in de praktijk zal er gewerkt worden met gestandaardiseerde hart-op-hart afstanden.
Opgemerkt wordt, dat de precieze vorm en afmetingen van het isolatieprofiel 100 zal afhangen van de afmetingen van de sigmaliggers, en van de beoogde onderlinge afstand tussen de sigmaliggers, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn na lezing van de hiernavolgende beschrijving.
Het isolatieprofiel 100 bestaat uit een goed isolerend materiaal, bijvoorbeeld schuim. Het heeft een in hoofdzaak vlak bovenvlak 110 en een in hoofdzaak vlak ondervlak 120. Het isolatieprofiel 100 is ontworpen om, vanaf de bovenzijde, aangebracht te worden tussen twee sigmaliggers, zoals uitgebreider zal worden besproken onder verwijzing naar de figuren 3A-C. Het isolatieprofiel 100 is duidelijk asymmetrisch. Een eerste zijde (in de figuur de rechter zijde) 130 is geprofileerd om samen te werken met de gesloten zijde van een eerste sigmaligger, die zal worden aangeduid als rechter sigmaligger 10R. De tegenoverliggende tweede zijde 140 is geprofileerd om samen te werken met de open zijde van een tweede sigmaligger, die zal worden aangeduid als linker sigmaligger 10L.
Aan de linkerzijde 140 heeft het isolatieprofiel 100 een horizontale groef 141, waarvan de hoogte correspondeert met de hoogte van de vrije onderzijflens 23 van de sigmaligger 10. De horizontale groef 141 eindigt bij een in hoofdzaak verticale bodem 145. Het materiaalgedeelte onder die groef 141 wordt aangeduid als voet 152. Zoals in figuur 3B zichtbaar, reikt deze voet 152 in de gemonteerde toestand onder de onderflens 22 van de linker sigmaligger 10L, en rust de bovenwand 144 van die groef 141 op het eindvlak 25 van de vrije onderzijflens 23 van deze linker sigmaligger 10L. Het is deze voet die in de gemonteerde toestand steeds de volledige isolatie naar onderen toe van een ligger verzorgt.
In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is in de bovenwand 144 van de groef 141, grenzend aan de bodem 145 van de groef 141, een verdieping 147 gevormd voor het opnemen van het eindvlak 25 van de linker sigmaligger 10L, waarbij die verdieping 147 een breedte heeft die correspondeert met de breedte van het eindvlak 25.
Aan de rechterzijde 130 heeft het isolatieprofiel 100 een uitstekende neus 131 met een extremiteit 135. Vanaf die extremiteit 135 reikt een schuin ondervlak 132 naar beneden, dat in de gemonteerde toestand rust op de schuine verbindingsplaat 28 van de rechter sigmaligger 10R en daarom ook wordt aangeduid als steunvlak 132. De hoek die het steunvlak 132 maakt met de horizontaal, dat wil zeggen met het ondervlak 120, correspondeert met de hoek die de schuine verbindingsplaat 28 van de sigmaligger 10 maakt met de 5 horizontaal, en de afmeting van het steunvlak 132 correspondeert met, of is groter dan, de afmeting van de schuine verbindingsplaat 28.
De breedte van het isolatieprofiel 100, gemeten tussen de bodem 145 van de groef 141 en de extremiteit 135 van de neus 131, correspondeert met de onderlinge afstand tussen de sigmaliggers 10, gemeten van vrije onderzijflens 23 naar lijf 11. Het isolatieprofiel 100 is dan opgesloten. Het isolatieprofiel 100 kan niet naar rechts, want de extremiteit 135 van de neus 131 raakt het lichaam 11 van de rechter sigmaligger 10R. Het isolatieprofiel 100 kan niet naar links, want de bodem 145 van de groef 141 raakt aan de vrije onderzijfiens 23 van de linker sigmaligger 10L. Meer in het bijzonder heeft de bodem 145 van de groef 141 aan zijn onderzijde een schuin overgangsgedeelte 146 naar de onderzijde 143 van de groef 141. Door deze vorm van de bodem 145, 146 wordt ruimte geboden aan de vrije onderzijflens 23 van de linker sigmaligger 10L wanneer het isolatieprofiel 100B tijdens het plaatsen schuin wordt gehouden (zie figuur 3A), terwijl in de gemonteerde toestand (zie figuur 3B) het schuine overgangsgedeelte 146 aandrukt tegen de vrije onderzijflens 23 van de linker sigmaligger 10L, terwijl de vrije eindrand van het in de verdieping 147 liggende eindvlak 25 aandrukt tegen de tegenover de bodem 145 liggende zijwand 142 van de verdieping 147, waardoor effectief het isolatieprofiel 100B naar rechts wordt gedrukt, om de extremiteit 135 van de neus 131 aan te drukken tegen het lichaam 11 van de rechter sigmaligger 10R.
Het isolatieprofiel 100 kan aan zijn linkerzijde niet naar beneden zakken, want de bovenwand 144, 147 van de groef 141 rust op het eindvlak 25 van de linker sigmaligger 10L. Het isolatieprofiel 100 kan aan zijn rechterzijde niet naar beneden zakken, want het steunvlak 132 van de neus 131 rust op de schuine verbindingsplaat 28 van de rechter sigmaligger 10R. Het isolatieprofiel 100 kan aan zijn rechterzijde ook niet van de schuine verbindingsplaat 28 van de rechter sigmaligger 10R af glijden, omdat het isolatieprofiel 100 dan naar links zou moeten bewegen, hetgeen niet mogelijk is, zoals hierboven vermeld.
Figuur 3A toont dat het isolatieprofiel 100 bij het plaatsen een omlaag gerichte rotatiebeweging ondergaat, waarbij de rotatieas in hoofdzaak samenvalt met de vrije eindrand van het eindvlak 25 van de linker sigmaligger 10L. Voor het uitleggen van de verdere vormdetails zal deze rotatiebeweging gemakshalve in omgekeerde richting worden besproken, oftewel vanuit de in figuur 3B geïllustreerde situatie naar de in figuur 3A geïllustreerde situatie.
Bij een omhoogdraaien van het isolatieprofiel 100 moet de extremiteit 135 van de neus 131 vrij blijven van de onderste eindrand 16 van de linker zijflens 14 van de rechter sigmaligger 10R. Hierdoor wordt een maximale hoogte gedefinieerd voor de extremiteit 135. Bij voorkeur wordt de hoogte van de extremiteit 135 gekozen gelijk aan, of een weinig kleiner dan, deze maximale hoogte.
Boven de extremiteit 135 is er een terugwijkend zijwandgedeelte 133. In principe is de vorm daarvan niet kritisch. Het terugwijkend zijwandgedeelte 133 kan gebogen zijn volgens een cirkelboog die de onderste eindrand 16 van de linker zijflens 14 van de rechter sigmaligger 10 raakt, maar bestaat bij voorkeur uit één of meerdere rechte vlakken die binnen deze cirkelcontour liggen.
Evenzo moet de rechter onderrand 123 van het isolatieprofiel 100 vrij blijven van de voet 29 van de rechter sigmaligger 10R. Een rechter zijwandgedeelte 134 tussen het steunvlak 132 van de neus 131 en het ondervlak 120, dat met de horizontaal een hoek maakt groter dan de hoek die het steunviak 132 met de horizontaal maakt, kan gebogen zijn volgens een cirkelboog die de voet 29 van de rechter sigmaligger 10R raakt, maar is bij voorkeur een recht vlak dat binnen deze cirkelcontour ligt.
In principe kan de lengte van het steunvlak 132 van de neus 131 vrij gekozen worden. Bij een grotere lengte van het steunvlak 132 van de neus 131 schuift het snijpunt S tussen het steunvlak 132 en het rechter zijwandgedeelte 134 op naar links en naar beneden. In een uiterste geval valt dit snijpunt S samen met de rechter onderrand 123. Zoals uit het hiernavolgende duidelijk zal worden, zal dat echter tot consequentie hebben dat de voet 152 van het isolatieprofiel 100 langer wordt. Dit is ongewenst, omdat de totale breedte van het isolatieprofiel 100 dan groter wordt, en omdat de voet 152 van het isolatieprofiel 100 dan kwetsbaar wordt en de kans groter wordt dat deze, geheel of gedeeltelijk, afbreekt.
Figuur 4 is vergelijkbaar met figuur 2, maar toont ter verduidelijking van de hiernavolgende uitleg enkele hulplijnen. Lijnen aangeduid met V zijn verticale hulplijnen. L1 is een hulplijn die het rotatiecentrum 142 verbindt met de rechter onderrand 123 van het isolatieprofiel 100, en maakt een hoek q met de horizontaal. Met betrekking tot de rotatiebeweging van de rechter onderrand 123 is deze lijn L1 de radius, en de rotatie-verplaatsing van de rechter onderrand 123 zal in eerste instantie loodrecht op deze lijn staan. Een lijn L2 loodrecht op deze radius, die raakt aan de voet 29 van de rechter ligger 10R, definieert dus een uiterste positie voor de rechter onderrand 123 van het isolatieprofiel 100.
Wanneer de rechter onderrand 123 links van deze uiterste positie ligt, blijft de rechter onderrand 123 dus vrij van de voet 29 van de rechter ligger 10R bij rotatie ten opzichte van het rotatiecentrum 142. Dit geldt, onafhankelijk van de hellingshoek a die het rechter zijwandgedeelte 134 maakt met de verticaal.
Het linker zijwandgedeelte 154 tussen de horizontale groef 141 en de linker onderrand 153 van het isolatieprofiel 100 maakt dezelfde hoek a met de verticaal. De afstand tussen de rechter onderrand 123 van het isolatieprofiel 100 en de linker onderrand 153 van het isolatieprofiel 100 is gelijk aan de steek van de sigmaliggers 10. In de geplaatste toestand sluiten het rechter zijwandgedeelte 134 en het linker zijwandgedeelte 154 van twee naburige isolatieprofielen 100 daardoor goed op elkaar aan, zoals duidelijk zichtbaar in figuur 3B.
Het is in principe de bedoeling dat de isolatieprofielen 100 geplaatst worden van links naar rechts, oftewel 100A - 100B - 100C etc. Wanneer een isolatieprofiel geplaatst wordt, ligt zijn linker buurman dan al op zijn plaats. Figuur A4 illustreert dat de schuinte van het rechter zijwandgedeelte 134 en het linker zijwandgedeelte 154 tegengesteld mag zijn aan de in figuur 2 geïllustreerde schuinte. Hulplijn L3 is een hulplijn die het rotatiecentrum 142 verbindt met de bovenrand van het linker zijwandgedeelte 154; deze lijn maakt een hoek 6 met de vertikaal. Met betrekking tot de rotatiebeweging van de bovenrand van het linker zijwandgedeelte 154 is deze lijn L3 de radius, en de rotatie-verplaatsing van de bovenrand van het linker zijwandgedeelte 154 zal in eerste instantie loodrecht op deze lijn staan, aangeduid door een lijn L4, die een hoek B = 180°-6 maakt met de vertikaal. Dit definieert een uiterste hoek voor de schuinte van het linker zijwandgedeelte 154 van het isolatieprofiel 100, en dus ook voor het rechter zijwandgedeelte 134.
In de praktijk kan het echter voorkomen, dat het rechter isolatieprofiel 100C al op zijn plaats ligt op het moment dat het linker isolatieprofiel 100B geplaatst wordt. Het is gewenst dat het isolatieprofiel in deze situatie zonder meer bruikbaar is.
Om de kwetsbaarheid van de voet 152 te verminderen, is het gewenst dat hoek a zo klein mogelijk is en dat de (horizontaal in dwarsrichting van het profiel!
gemeten) lengte van de voet 152 zo klein mogelijk is. Anderzijds is het voor de roteerbaarheid wanneer er reeds een rechter profiel 100C geplaatst is, nodig dat die hoek a groter is dan ©. In een optimale situatie is hoek a gelijk aan, of een weinig groter dan hoek 9; bij voorkeur is het verschil tussen a en © gelegen tussen 0 en 5°. Het snijpunt S ligt bij voorkeur boven de bodem 143 van de groef 141, met meer voorkeur boven 80% van de hoogte van de linker zijflens 24 van de ligger 100, met nog meer voorkeur boven 90% van de hoogte van de linker zijflens 24 van de ligger 100, en in het optimale geval ligt het snijpunt S op slechts enkele millimeters (0-10 mm, bij voorkeur 0-5 mm) van de bovenrand van de linker zijflens 24 van de ligger 100.
Aan de linkerzijde moet het isolatieprofiel 100 bij rotatie vrij blijven van de linker sigmaligger 10L. De bovenwand 144 van de horizontale groef 141 is derhalve korter dan de onderwand 143 daarvan. Vanaf het einde van genoemde bovenwand 144 reikt een wandgedeelte 148 verticaal naar boven, dat in de gemonteerde toestand (zie figuur 3B) op voldoende afstand ligt van het plaatvormig lichaamsdeel 11 opdat beton de holle ruimte van de voet 29 kan vullen. Vanaf de bovenrand van het wandgedeelte 148 reikt een schuin wandgedeelte 149 schuin omhoog naar het bovenvlak 110. Dat schuine wandgedeelte 149 kan gedeeltelijk gekromd zijn, en/of kan voorzien zijn van één of meerdere knikken.
In de omhoog gedraaide toestand (zie figuur 3A) van het isolatieprofiel 100B is de neus 131 de kop 19 van de rechter sigmaligger 10R gepasseerd, is er aan de rechterkant ruimte om het isolatieprofiel 100B naar rechts te bewegen om de groef 141 los te maken van de voet 29 van de linker sigmaligger 10L, en kan het isolatieprofiel 100 worden uitgetild. Het moge duidelijk zijn dat bij het plaatsen van het isolatieprofiel 100B de bewegingen in omgekeerde richting en volgorde worden uitgevoerd.
Figuur 3A illustreert hoe de oriëntatie van het genoemde schuine wandgedeelte 149 gekozen moet worden: de hellingshoek ten opzichte van de vertikaal moet voldoende groot zijn om vrij te blijven van het lichaam 11 van de linker sigmaligger 10L. Die hellingshoek zou ook zo groot gekozen kunnen zijn dat het genoemde schuine wandgedeelte 149 vrij blijft van de kop 19 van de linker sigmaligger 10L. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld sluit het genoemde schuine wandgedeelte 149 via een tweede wandgedeelte 149' met grotere hellingshoek aan op het bovenvlak 110.
Evenzo sluit het terugwijkende rechter zijwandgedeelte 133 via een tweede gedeelte 133' met grotere hellingshoek aan op het bovenvlak 110.
Figuur 3C illustreert een voorbeeld van een vloerconstructie 200 met de sigmaliggers 10 en de isolatieprofielen 100 volgens de onderhavige uitvinding. De figuur illustreert dat de isolatieprofielen 100 voldoende sterk zijn om een betonlaag 210 te kunnen dragen. De figuur illustreert voorts dat de genoemde wandgedeelten 133, 133', 149, 149" aan weerszijden van een gedeelte van een sigmaligger 10 een trechtervormige ruimte 220 definiëren, die aan zijn bovenzijde open is zodat daar vloeibaar beton 210 kan binnenvloeien, tot op de onderflens 22. Aan de linkerzijde van de sigmaligger 10 voorkomt de tegen het lijf 11 aanliggende neus 131 dat er beton op de voet 152 kan terechtkomen. Na uitharding verhoogt het beton 210 de weerstand tegen torderen door de sigmaligger 10, hetgeen bijdraagt aan het stijfheid van de sigmaligger 10 en van de totale constructie.
Hierna kan men op de liggers de vloerconstructie verder op bouwen met een plaatvormige constructie, of door het aanbrengen van zwaluwstaartplaten aan te brengen, waarop dan weer een laag mortel wordt aangebracht. Als alternatief is het ook mogelijk om de laag mortel direct tot grotere dikte door te storten, om aldus direct de dragende vloer te maken, waarna een afwerklaag van cement of dergelijke kan worden aangebracht.
Met de precieze dimensionering van de hellingshoeken van de genoemde wandgedeelten 133, 133', 149, 149' kan in principe wat gevarieerd worden.
De hoek die het terugwijkend zijwandgedeelte 133 maakt met de verticaal wordt bijvoorkeur zo klein mogelijk gekozen, want dan is de draagsterkte van de neus 131 zo groot mogelijk. Anderzijds mag die hoek niet te klein zijn, want dat kunnen de noodzakelijke kiezels in het beton 210 de onderste linker eindrand 16 van de kop 19 niet passeren. Afhankelijk van de afmetingen van de liggers 10 heeft die hoek een waarde in het bereik van 10-30 graden, bij voorkeur ongeveer 20 graden. Eveneens afhankelijk van de afmetingen van de liggers 10 heeft het terugwijkend zijwandgedeelte 133 een lengte van ongeveer 80 mm.
De hoek die het tweede gedeelte 133' maakt met de horizontaal ligt bij voorkeur in het bereik van 10-30 graden, bij voorkeur ongeveer 20 graden. Het tweede gedeelte 133' kan eveneens een lengte van ongeveer 80 mm hebben.
Ook het genoemde schuine wandgedeelte 149 maakt met de verticaal een hoek met een waarde in het bereik van 10-30 graden, bij voorkeur ongeveer 20 graden. Het tweede wandgedeelte 149' maakt met de horizontaal een hoek met een waarde in het bereik van 10-30 graden, bij voorkeur ongeveer 20 graden.
Hoe groter die hellingshoeken gekozen worden, des te groter het volume van de trechtervormige ruimten 220 zal zijn, en des te groter het gewicht van het beton 210 in die ruimten zal zijn, en een al te groot gewicht is in principe ongewenst. Anderzijds mogen deze ruimten 220 niet te klein worden, want dan ondersteunt het beton 210 de sigmaligger 10 niet voldoende.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
In een variant hoeft de neus 131 niet aan te liggen tegen het lichaam 11 van de rechter sigmaligger 10R, omdat de opsluiting in horizontale richting volledig kan worden verzorgd door het rechter zijwandgedeelte 134 en het linker zijwandgedeelte 154 van de twee naburige isolatieprofielen 100. Het heeft echter de voorkeur dat de neus 131 stevig wordt aangedrukt tegen het lichaam 11 van de rechter sigmaligger 10R, omdat dan een robuuste opsluiting van het isolatieprofiel 100 is gegeven, en omdat dan het draagvermogen van de neus 131 zo groot mogelijk is.
Zelfs indien bepaalde kenmerken zijn vermeld in verschillende afhankelijke conclusies, heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een uitvoeringsvorm die deze kenmerken gezamenlijk heeft.
Zelfs indien bepaalde kenmerken in combinatie met elkaar zijn beschreven, heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een uitvoeringsvorm waarin één of meerdere van die kenmerken zijn weggelaten.
Kenmerken die niet uitdrukkelijk zijn beschreven als zijnde essentieel, mogen ook worden weggelaten.
Eventuele in een conclusie gebruikte verwijzingscijfers dienen niet te worden uitgelegd als beperkend voor de omvang van die conclusie.

Claims (9)

CONCLUSIES
1. Vloerconstructie (200), omvattende: een stelsel van onderling evenwijdige sigmaliggers (10), waarbij elke sigmaligger (10) een verticaal lijf (11) heeft, een kop (19) en een voet (29), waarbij de voet (29) een horizontale onderflens (22) omvat met verticale zijflenzen (23, 24) en een schuine verbindingsplaat (28) met het lijf (11); tussen de sigmaliggers (10) aan te brengen isolatieprofielen (100), waarbij elk isolatieprofiel (100) een vormgeving heeft die is aangepast om het isolatieprofiel (100B) te laten dragen door twee naastgelegen sigmaliggers (10L, 10R) en de onderzijde van die sigmaliggers (10) geheel te omgeven; waarbij elk isolatieprofiel (100) aan één zijkant (130) een uitstekend neusgedeelte (131) heeft met aan de onderzijde daarvan een schuin steunvlak (132) waarvan de hellingshoek correspondeert met de hellingshoek van de schuine verbindingsplaat (28) van een sigmaligger (10); waarbij elk isolatieprofiel (100) aan de tegenovergelegen zijkant (140) een horizontale groef (141) passend om de horizontale onderflens (22) en bijbehorende zijflens (23) van een sigmaligger (10) heeft, en onder genoemde groef (141) een voorbij de horizontale onderflens (22) van die sigmaligger (10) reikende voet (152) heeft.
2. Vloerconstructie volgens conclusie 1, waarbij de vrije onderzijflens (23) van de sigmaligger (10) een naar binnen gericht eindvlak (25) heeft, en waarbij de horizontale groef (141) van het isolatieprofiel (100) een bodem (145) heeft en een bovenwand (144) met daarin, grenzend aan de bodem (145), een verdieping (147) gevormd met een breedte die correspondeert met de breedte van het eindvlak (25).
3. Vloerconstructie volgens conclusie 2, waarbij de horizontale groef (141) van het isolatieprofiel (100) een onderwand (143) heeft, waarbij de afstand tussen de onderwand (143) en de verdieping (147) correspondeert met de hoogte van de vrije onderzijflens (23) van de sigmaligger (10).
4. Vloerconstructie volgens conclusie 3, waarbij de bodem (145) van de groef (141) aan zijn onderzijde een schuin overgangsgedeelte (146) heeft naar de onderzijde (143) van de groef (141).
5. Vloerconstructie volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het isolatieprofiel (100) tussen de neus (131) en het ondervlak (120) een recht zijwandgedeelte (134) heeft dat met de verticaal een hoek a groter dan nul maakt; en waarbij aan de tegenoverliggende zijde (140) de voet (152) van het isolatieprofiel (100) een recht zijwandgedeelte (154) heeft dat met de verticaal dezelfde hoek a maakt.
6. Vloerconstructie volgens conclusie 5 voor zover afhankelijk van conclusie 2, waarbij genoemde hoek a gelijk is aan, of een weinig groter is dan, een hoek 9 gedefinieerd tussen een horizontaal ondervlak (120) van het isolatieprofiel (100) en een virtuele lijn (L1) die de rechter rand (123) van het horizontaal ondervlak (120) verbindt met de van de bodem (145) af gerichte zijrand (142) van de verdieping (147).
7. Vloerconstructie volgens een willekeurige der voorgaande conclusies 5-6, waarbij een snijpunt (S) tussen het schuine steunvlak (132) en het rechte zijwandgedeelte (134) zich bevindt op een niveau hoger dan een bovenvlak (143) van de voet (152).
8. Vloerconstructie volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de dimensionering van het isolatieprofiel (100) zodanig is aangepast aan de dimensionering van de sigmaliggers (10) en hun onderlinge afstand, dat het isolatieprofiel (100) in een schuine inbrengstand (fig.3A) met de voet (152) naar beneden gericht kan worden geplaatst tussen twee naburige sigmaliggers (10L, 10R), waarbij dan de vrije onderzijflens (23) van één der sigmaliggers (10L) de genoemde groef (141) binnen gaat, en dat het isolatieprofiel (100) vervolgens naar een horizontale bedrijfsstand (fig.3B) geroteerd kan worden, waarbij het genoemde neusgedeelte (131) de kop (19) van de andere der sigmaliggers (10R) passeert, en waarbij in die horizontale bedrijfsstand het neusgedeelte (131) aanligt tegen het lijf (11) van genoemde andere sigmaligger (10R), en het schuine steunvlak (132) steunt op de schuine verbindingsplaat (28) van genoemde andere sigmaligger (10R).
9. Vloerconstructie volgens conclusie 8 voor zover afhankelijk van conclusie 4, waarbij in die horizontale bedrijfsstand het eindvlak (25) van de vrije onderzijflens (23) van de genoemde ene der sigmaliggers (10L) zich bevindt in de verdieping (147) terwijl de vrije onderzijflens (23) van de genoemde ene der sigmaliggers (10L) aandrukt tegen het schuine overgangsgedeelte (146).
BE20210026A 2020-04-01 2021-03-23 Vloerconstructie BE1028156B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1043612A NL1043612B1 (nl) 2020-04-01 2020-04-01 Vloerconstructie

Publications (3)

Publication Number Publication Date
BE1028156A1 BE1028156A1 (nl) 2021-10-13
BE1028156A9 BE1028156A9 (nl) 2022-02-10
BE1028156B1 true BE1028156B1 (nl) 2022-03-04

Family

ID=75277757

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20210026A BE1028156B1 (nl) 2020-04-01 2021-03-23 Vloerconstructie

Country Status (3)

Country Link
BE (1) BE1028156B1 (nl)
DE (1) DE202021101614U1 (nl)
NL (1) NL1043612B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR710334A (fr) * 1930-02-18 1931-08-21 Corps de remplissage pour planchers
NL2005380C2 (nl) * 2010-09-21 2012-03-22 Vbi Ontwikkeling Bv Vloerconstructie en ligger.
EP2823115A1 (en) * 2012-03-05 2015-01-14 E.J. Pieters Beheer B.V. Floor construction

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR710334A (fr) * 1930-02-18 1931-08-21 Corps de remplissage pour planchers
NL2005380C2 (nl) * 2010-09-21 2012-03-22 Vbi Ontwikkeling Bv Vloerconstructie en ligger.
EP2823115A1 (en) * 2012-03-05 2015-01-14 E.J. Pieters Beheer B.V. Floor construction

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
"ADDITIF A L'AVIS TECHNIQUE PREALABLE SUR LE PLANCHER PPB THERMO-ACOUSTIQUE ET A ISOLATION THERMIQUE INTEGREE", CAHIERS DU CENTRE SCIENTIFIQUE ET TECHNIQUE DU BATIMENT, CENTRE SCIENTIFIQUE ET TECHNIQUE DU BATIMENT. PARIS, FR, no. 1399, 1 October 1976 (1976-10-01), pages 1 - 11, XP002038998, ISSN: 0008-9850 *

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028156A9 (nl) 2022-02-10
NL1043612B1 (nl) 2021-05-04
BE1028156A1 (nl) 2021-10-13
DE202021101614U1 (de) 2021-06-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10563360B2 (en) Finger joint with a bridging cover plate
US3527007A (en) Steel joist connection and end connection therefor
RU2472893C2 (ru) Безбалластный путь с бетонным полотном
US4682458A (en) Dry laid floors
AU2017332526B2 (en) Road form work
US20090324330A1 (en) Concrete Pavement Slabs For Streets, Roads Or Highways And The Methodology For The Slab Design
BE1028156B1 (nl) Vloerconstructie
US8496397B2 (en) Precast concrete slabs and related systems, methods of manufacture and installation
CS197210B2 (cs) Železniční přechod v úrovni kolejnic
US3760549A (en) Construction element
CA1214945A (en) Floor for use in off-shore technique and ship building
NL1003858C2 (nl) Vleugelvloerelement van beton.
US3253288A (en) Integrated floor structure
EP0168205B1 (en) Screed rails
JPH05132906A (ja) 橋などにおける伸縮継手の橋架用装置
WO2017121919A1 (en) Load bearing structure
NL8101814A (nl) Wapeningselement voor het overbrengen van dwarskrachten in plaatvormige draaglichamen, bij voorbeeld vlakke plafonds.
US5361553A (en) Joist
CN217896202U (zh) 一种悬臂梁人行天桥的伸缩结构
NL1008434C1 (nl) Vloerconstructie.
US527430A (en) Richard knights
WO2003100185A1 (en) Steel beam
BE1020020A3 (nl) Randbekisting.
KR200163869Y1 (ko) 건축용 합성데크플레이트
US1385421A (en) Combined bridge-floor

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220304