BE1025933A1

BE1025933A1 - Zitconstructie voor verbeterde zitting, ergonomische stoelen of rolstoelen

Info

Publication number: BE1025933A1
Application number: BE20195009A
Authority: BE
Inventors: Der Heyden Bart Van
Original assignee: Superseating Bvba
Priority date: 2018-01-09
Filing date: 2019-01-09
Publication date: 2019-08-09
Also published as: EP3694377B1; AU2019206240A1; CA3087885A1; JP7377549B2; WO2019137955A1; BE1025933B1; JP2021510115A; US20200352337A1; EP3694377A1; EP3694377C0

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een zitconstructie omvattende een basisframe, een ziteenheid en een rugsteuneenheid waarbij de ziteenheid en de rugsteuneenheid een gemeenschappelijke zwenkas hebben ten opzichte van het frame ter hoogte van het heupgewricht. Op basis van het menselijk lichaam, zoals biomechanica en fysionomie, biedt de zitconstructie, met name voor ergonomische stoelen of rolstoelen, een sterk verbeterd zitcomfort, zelfs met therapeutisch effect.

Description

ZITCONSTRUCTIE VOOR VERBETERDE ZITTING, ERGONOMISCHE STOELEN OF ROLSTOELEN

Technisch veld

De uitvinding heeft betrekking op een zitconstructie voor zitsystemen in het algemeen, maar in het bijzonder voor ergonomische stoelen of rolstoelen die een verbeterd comfort en functie bij het zitten verschaffen, waardoor vermoeidheid wordt verminderd op basis van fysiologische bewegingen van het menselijk lichaam, zoals zwenkbewegingen, biomechanische en fysionomische bewegingen.

Achtergrond van de uitvinding

Standaardstoelen en rolstoelen hebben een 90° of in de buurt van verticale rugsteun versus zitstructuur, wat ongemak en vermoeidheid veroorzaakt wanneer men in een dergelijke structuur gaat zitten, aangezien men ofwel te verticaal zit, te veel naar voren leunt, terwijl het lichaam is ingezakt, ofwel men achteroverleunt en overmatig naar voren schuift, waarbij het lichaam in een doorhangende positie naar voren wordt geschoven. Verbetering bestaat dan wel door het verschaffen van een rugsteun en stoelen die in positie aanpasbaar zijn via een variabele inclinatiehoek en scharnierpunt, terwijl ziteenheden via een dergelijk scharnierpunt omhoog of omlaag kunnen worden gekanteld. Het ongemakkelijk zitten blijft echter, zelfs met een dergelijke verbetering, gezien het menselijk lichaam nog steeds in een onnatuurlijke en vaak gespannen positie wordt gedwongen. Met een dergelijke inclineerbare rugsteun wordt het lichaam van de persoon naar voren gedrukt of uitgerekt. Huidige kantelbare stoelen blijven onvermijdelijk belasting en druk op de spieren en het huidweefsel veroorzaken. Verdere verbetering, met name de natuurlijke bewegingen van het menselijk lichaam en het structurele mechanisme volgend, is daarom vereist.

Vergelijkbare opmerkingen en/of conclusies kunnen worden gemaakt op het gebied van zitsystemen in het algemeen, of met betrekking tot ergonomische stoelen, waaronder

BE2019/5009

- 2 bijvoorbeeld bureaustoelen, welke, hoewel ze mogelijk beweegbare of zelfs tweedelige rugsteunen volgens de techniek voorstellen, niet voldoende zitcomfort brengen door een aanhoudende, niet-soepele houding.

Er is een duidelijke behoefte aan het verschaffen van een verbeterde zitconstructie voor verbeterde zitsystemen in het algemeen, in het bijzonder voor ergonomische doeleinden en/of rolstoel-toepassingen.

Doel van de uitvinding

Het doel van de uitvinding is om een verbeterde zitconstructie te verschaffen, in het bijzonder voor ergonomische stoelen of rolstoelen, mogelijk zelfs met therapeutische doeleinden.

Samenvatting van de uitvinding

In een eerste aspect van de uitvinding wordt een zitconstructie verschaft, omvattende een basisframe of zitbasiseenheid, een ziteenheid en een rugsteuneenheid waarbij zowel de ziteenheid als de rugsteuneenheid een gemeenschappelijke zwenkas hebben met betrekking tot de zitbasiseenheid ter hoogte van het heupgewricht of het trochanterpunt. Deze gemeenschappelijke zwenkas is bijvoorbeeld evenwijdig aan het basisframe, vloerplatform of de grond, terwijl deze b.v. loodrecht staan op zijvlakken (zoals bijvoorbeeld bepaald door armleuningen) van de zitconstructie. De ziteenheid zelf kan een stoelframe en zitting omvatten, terwijl de rugsteuneenheid bijvoorbeeld ook een tweedelige structuur is met een rugsteunframe en een rugleuning onder een bepaalde hoek met de normale as gedefinieerd als zijnde loodrecht op het basisvloerplatform of de grond. Het basisframe of de zitbasiseenheid kan verschillende architecturen hebben, zoals b.v. platform-achtig, of anders T-structuur-achtig afhankelijk van de toepassing, of zelfs voorzien op wielen in het geval van een rolstoel. De ziteenheid en de rugsteuneenheid zijn op het basisframe of de zitbasiseenheid gemonteerd. Bovendien kunnen de ziteenheid en de rugsteuneenheid verbonden zijn met de frame of zitbasiseenheid door middel

BE2019/5009

- 3 van een paar tegenover elkaar gelegen scharnierpunten ter hoogte van het heupgewricht en gelegen op de gemeenschappelijke zwenkas aan elke armsteunzijde van de zitconstructie. Het niveau van het heupgewricht kan variëren tussen 3cm en 20cm boven de ziteenheid, bij voorkeur tussen 5cm en 15cm boven de ziteenheid. Bovendien kan dit heupgewrichtniveau variëren tussen 10cm en 35cm afstand van de achterkant van de zitting, bij voorkeur tussen 15cm en 30cm. Volgens een uitvoeringsvorm zijn de ziteenheid en de rugsteuneenheid zwenkbaar voorwaarts of achterwaarts rond de gemeenschappelijke zwenkas ten opzichte van de frame of zitbasiseenheid.

Het zitconstructie kan verder bewegingssturingsmiddelen omvatten voor het besturen van een zwenkbeweging van de ziteenheid en/of de rugsteuneenheid ten opzichte van de frame of zitbasiseenheid, terwijl alle eenheden met elkaar verbonden zijn, en waarbij de zwenkbeweging mogelijk gemaakt wordt door een kracht uitgeoefend op de zitconstructie. Over het algemeen wordt deze kracht uitgevoerd tijdens het zitten, maar het is ook mogelijk om deze kracht anders uit te werken, b.v. iemand die op de stoel drukt of door middel van een (op afstand bedienbare) bedieningsknop wanneer de zitconstructie voorzien is van geautomatiseerde besturing. Met andere woorden, de ergonomische stoel of rolstoel kan worden gemotoriseerd, zodanig dat de kracht niet noodzakelijkerwijs wordt uitgevoerd door (alleen) menselijke interactie maar kan (gedeeltelijk) worden uitgevoerd op een geautomatiseerde manier. Afhankelijk van het type en de hoeveelheid kracht kan de zwenkbeweging verschillen. Verscheidene zwenkbewegingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld door alleen de rugleuning te kantelen, of alleen de zitting omhoog of omlaag te bewegen, of de gehele structuur van de zitconstructie te laten pivoteren. Bewegingssturingsmiddelen kunnen open (vrij) of vergrendeld zijn om een of meer van de zwenkbewegingen toe te staan of te blokkeren, en/of om zitconstructie-eenheden aan of van elkaar te fixeren. In het geval van bijvoorbeeld het vastmaken of bevestigen van eenheden, zullen deze eenheden samen zwenken als één enkele entiteit in plaats van verder onafhankelijk te bewegen. De bewegingssturingsmiddelen zijn bijvoorbeeld een gasveer, een demper of een actuator zoals b.v. een pneumatische cilinder. Verder kunnen de bewegingssturingsmiddelen zuiver mechanisch zijn of elektronisch worden bestuurd. Bewegingssturingsmiddelen kunnen ook semi-open of halfgesloten zijn, hetgeen betekent dat een dynamische regeling kan worden voorzien, en derhalve bijvoorbeeld een actuator met variabele demping, geïnstalleerd of geregeld b.v. als gedeeltelijk gedempt, kan worden gebruikt om de zwenkbeweging te regelen. Volgens een

BE2019/5009

- 4 uitvoeringsvorm zijn de actuatoren gasveren voorzien van demping en stopfunctie, die verschillende weerstanden omvatten. Bovendien kunnen de actuatoren elektrisch worden bestuurd. Volgens een uitvoeringsvorm zijn de actuatoren gemaakt van vervormbare materialen zoals bijvoorbeeld polymeren. In een uitvoeringsvorm ligt ten minste één einde van het bewegingssturingsmiddel op respectieve straal van het paar tegenover elkaar liggende scharnierpunten, of evenwijdig daarmee. Deze straal kan ook worden bepaald als de straal van de cirkel met zijn middelpunt in het heupgewricht of trochanterpunt.

De zwenkbeweging van de ziteenheid en de rugsteuneenheid kan onafhankelijk zijn, of deze eenheden kunnen op een gecombineerde manier gezwenkt worden. Bovendien kan één of beide tijdelijk worden uitgesloten van zwenkbaar te zijn, hetgeen kan worden geregeld door middel van het vergrendelen van één van de bewegingssturingsmiddelen. Volgens een uitvoeringsvorm kan een dergelijke zwenkbeweging rond de gemeenschappelijke zwenkas als reëel worden geïnterpreteerd, d.w.z. de feitelijke beweging vindt plaats op scharnierpunten op de zwenkas. Volgens een andere uitvoeringsvorm kan deze zwenkbeweging echter ook op een virtuele manier worden uitgevoerd, hetgeen betekent dat de bewegingssturingsmiddelen zijn geconfigureerd om zwenkbare bewegingen van de ziteenheid en rugsteuneenheid mogelijk te maken waarbij het zwenkcentrum wordt gedefinieerd door het heupgewricht of trochanterpunt, zoals bijvoorbeeld dat de eigenlijke beweging plaatsvindt op een cirkelvormige geleidingsrail waarvan het cirkelmidden wordt bepaald door het heupgewricht of trochanterpunt. Derhalve kan de zitconstructie geleidingsrails omvatten, bijvoorbeeld ingebed in het basisframe of de zitbasiseenheid, voor het verder besturen van de zwenkbeweging.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een zwenkmechanisme verschaft voor een zitconstructie in overeenstemming met het eerste aspect van de uitvinding, omvattende de stappen van (i) het zwenken van de ziteenheid en de rugsteuneenheid zowel naar voren als naar achteren ten opzichte van het frame of zitbasiseenheid door middel van een eerste bewegingssturingsmiddel, (ii) het zwenken van alleen de ziteenheid voorwaarts en achterwaarts ten opzichte van het frame of zitbasiseenheid door middel van de eerste bewegingssturingsmiddelen, en (iii) het zwenken van alleen de rugsteuneenheid naar voren of naar achteren ten opzichte van het frame of zitbasiseenheid door middel van een tweede

BE2019/5009

- 5 bewegingssturingsmiddel. De stappen zoals hierboven vermeld kunnen in deze volgorde verschijnen, of in een andere volgorde. In feite is het niet altijd nodig om een bepaalde volgorde te hebben, hoewel alle stappen willekeurig, op verschillende tijdstippen en meerdere keren kunnen plaatsvinden. Het is verder mogelijk dat sommige van de stappen tegelijkertijd plaatsvinden of dat ze op een of andere manier overlappen. Volgens een uitvoeringsvorm kan het zwenkmechanisme verder de stap omvatten van (iv) het naar voren of achteren zwenken van de ziteenheid ten opzichte van het frame of zitbasiseenheid, waarbij de rugsteuneenheid in een vaste positie is, door middel van een derde bewegingssturingsmiddelen.

In een derde aspect van de uitvinding wordt een ergonomische stoel verschaft omvattende een zitconstructie in overeenstemming met het eerste aspect van de uitvinding. Toepassingen in de automobielindustrie zoals bijvoorbeeld een autostoel kunnen worden genoemd, evenals bureaustoelen of werkstoelen, of een kruk in het domein van meubels, kantoorapparatuur en/of werkomgevingsinfrastructuur. Opgemerkt wordt dat in geval van een kruk of tabouret, de rugsteuneenheid mogelijk afwezig is. Volgens een uitvoeringsvorm is de ziteenheid voorzien van een vervormbare afdekking of hoes, vel of weefsel, welke van vorm verandert of zich aanpast in overeenstemming met de beweging die wordt gegenereerd. Op deze manier kan verder zitcomfort worden geïntroduceerd terwijl de zitting beter is verbonden met de persoon die erin zit, wat betekent dat drukpunten verder worden verminderd. Als voorbeeld zou schuimmateriaal of een vervormbaar elastomeer kunnen gebruikt worden voor een dergelijke stoelbekleding.

In een vierde aspect van de uitvinding wordt een rolstoel verschaft omvattende een zitconstructie in overeenstemming met het eerste aspect van de uitvinding. Opgemerkt wordt dat wielen en assen een specifiek ontwerp en aanpassing behoeven in overeenstemming met de kenmerken van de zitconstructie volgens de uitvinding, hoewel deze wielen en assen in hoofdzaak geen deel uitmaken van de uitvinding.

Overzicht van de tekeningen

BE2019/5009

- 6 Figuur 1A illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van het functionele principe van een zitconstructie volgens de uitvinding.

Figuur 1B illustreert schematisch een andere uitvoeringsvorm van het functionele principe van een zitconstructie in overeenstemming met de uitvinding

Figuur 1C toont een uitvoeringsvorm van een deel van een ergonomisch stoelontwerp volgens de uitvinding.

Figuur 1D toont een uitvoeringsvorm van een prototype van een ergonomische stoel in overeenstemming met de uitvinding.

Figuur 1E toont een uitvoeringsvorm van een ergonomische ontwerpstoel volgens de uitvinding.

Figuur 2 illustreert alternatieve uitvoeringsvormen van het functionele principe van de zitconstructie van figuur 1A, dat andere rugsteunframe architecturen vertegenwoordigt.

Figuur 3 illustreert (a) een uitvoeringsvorm voor het op virtuele wijze verbinden van het rugsteunframe van de zitconstructie met het heupgewricht in overeenstemming met de uitvinding, en (b) een uitvoeringsvorm voor het verbinden van de stoelframe van de zitconstructie met het heupgewricht op een virtuele manier volgens de uitvinding.

Figuur 4 illustreert een uitvoeringsvorm van een zitconstructie met geleidingsrails in overeenstemming met de uitvinding.

Figuur 5 toont (a) een uitvoeringsvorm van de gasveren van een zitconstructie opgesteld in overeenstemming met de uitvinding, en (b) een uitvoeringsvorm van de gasveer van een zitconstructie in combinatie met een roterende staaf voor het verbinden van de ziteenheid van een zitconstructie met een heupgewricht op een virtuele manier in overeenstemming met de uitvinding.

Figuur 6 illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van een rolstoel in overeenstemming met de uitvinding, en zijn mogelijke bewegingen afzonderlijk weergegeven (a, b, c) of allemaal samen (d).

Figuur 7 illustreert een uitvoeringsvorm van een rolstoel omvattende een zitconstructie in overeenstemming met de uitvinding, en gegeven in (a) perspectief achteraanzicht en in (b) perspectief vooraanzicht.

Figuur 8 illustreert een persoon (a) die naar achteren leunt of (b) rechtop zit, voor het verduidelijken van de zit-tot-bekkenhoek zoals gedefinieerd met de uitvinding.

BE2019/5009

- 7 Beschrijving van de uitvinding

De oorsprong van de uitvinding heeft betrekking op het transformeren van scharnieren en rotaties van het menselijke lichaam in zwenkende bewegingen binnen een zitsysteem, tot het uiteindelijk creëren van een dynamische en innovatieve stoel of zitconstructie in het algemeen met in het bijzonder ergonomische doeleinden. Drukpunten, problemen met de huidintegriteit, geblokkeerde spieren, een wegglijdend lichaam, afschuifkrachten en een gespannen en niet-functionerende houding worden verminderd of zelfs geëlimineerd met de verbeterde zitconstructie in overeenstemming met de uitvinding. Verder wordt de uitvinding uitgedaagd in het vertalen van een dergelijk ergonomisch en fysionomisch systeem naar een goed ontworpen (rol)stoel, waarbij alle functies zijn geïntegreerd in een esthetisch mooi ogend en ogenschijnlijk eenvoudig maar tamelijk subtiel en zeer praktisch model. Een oplossing wordt voorzien voor zowel de gebruiker als de omgeving.

In Figuur 1A wordt een uitvoeringsvorm van het functionele principe van een zitconstructie 100 volgens de uitvinding schematisch weergegeven. De zitconstructie 100 zoals hier weergegeven omvat een basisframe of zitbasiseenheid 101 waarop een ziteenheid 102 en een rugsteuneenheid 103 zijn gemonteerd. Het basisframe 101 in Figuur 1A is gepositioneerd met zijn lengte L evenwijdig aan de vloer 115, of in zogenaamde horizontale opstelling. De ziteenheid 102 zelf omvat een zitting 122 en een stoelframe 120, terwijl de rugsteuneenheid 103 een rugleuning 108 heeft die op een rugsteunframe 110 is gemonteerd. Zowel stoelframe 120 als rugsteunframe 110 zijn verbonden met het heupgewricht of trochanterpunt liggend op de as P loodrecht op het tekeningoppervlak, dwz het oppervlak van Figuur 1A. Het heupgewricht of trochanterpunt is een zwenkpunt ter hoogte van het heupgewricht, ook wel aangeduid als hoogte h. Deze hoogte h kan variëren en ligt bijvoorbeeld binnen het bereik van 50-60 cm of ongeveer 55 cm. Verder zijn zowel de ziteenheid 102 als de rugsteuneenheid 103 verbonden met bewegingssturingsmiddelen 111, 112, 113, 114 zoals bijvoorbeeld gasveren of dempers, of actuatoren. Zoals het woord suggereert, worden deze bewegingssturingsmiddelen 111, 112, 113, 114 verschaft voor het sturen van de beweging tussen de hoofdonderdelen van de zitconstructie 100. Meer in het bijzonder wordt een eerste type bewegingssturingsmiddel 111, 112 getoond dat de zitting 122 verbindt met het basisframe 101, en welke een zwenkbeweging mogelijk maakt van voor naar achter via middel

BE2019/5009

111, en een zwenkbeweging van achteren naar voren via middel 112. De bewegingssturingsmiddelen 111, 112 besturen dus de ziteenheid 102 om naar voren en naar achteren te kantelen. De eerste type bewegingssturingsmiddelen 111, 112 kunnen worden vergrendeld of open gezet. In vergrendelde toestand blijft de zitbasispositie of positie van de zitting 122 vast. Wanneer open, kan de zitbasispositie of positie van de zitting 122 worden veranderd of kan deze zich aanpassen aan de beweging en/of spierspanning en/of positie van de gebruiker, dwz een persoon die zit in de zitconstructie 100. De bewegingssturingsmiddelen 111 112 kunnen paarsgewijs voorkomen, dwz één stuk hebbend aan één of aan elke zijde van de zitconstructie 100, zoals beter geïllustreerd en verwijzend naar gasveren 105, 105', 106, 106' of eerste paar 105, 105' en tweede paar 106, 106' in Figuur 1C. Een tweede type middel 113 tussen ziteenheid 102 en rugsteuneenheid 103 zal de beweging van de rugsteuneenheid 103 sturen, meer in het bijzonder ter sturing van de rugleuning 108 om achterover te leunen en terug naar voren te zwenken. Het tweede type bewegingssturingsmiddel 113 kan ook al of niet vergrendeld worden. Wanneer vergrendeld, blijft de positie van de rugleuning 108 vast of gefixeerd. In open toestand kan de positie van de rugleuning 108 worden gewijzigd of kan deze worden aangepast aan de beweging en/of spierspanning en/of positie van de gebruiker of persoon die op de stoel zit. Een derde type middel 114 tussen de rugsteuneenheid 103 en het basisframe 101 is voorzien voor het sturen van de vergrendeling van de rugsteuneenheid 103 terwijl een variabele kanteling van de zitting wordt gehandhaafd, hetgeen betekent dat de zwenkbeweging van de ziteenheid 102 wordt geregeld terwijl deze aan de rugsteuneenheid 103 wordt bevestigd. Wederom kan het derde type bewegingssturingsmiddel 114 worden vergrendeld of niet. Wanneer vergrendeld, blijft de positie van de rugleuning 108 gefixeerd terwijl de ziteenheid 102 verschillende onafhankelijke posities kan aannemen door middel van een tweede type bewegingssturingsmiddel 113 in open toestand, en variatie van eerste type bewegingssturingsmiddelen 112, 111 (open of vergrendeld) voor variaties in ziteenheid 102 positie. In geopende toestand kunnen de rugsteuneenheid 103 en de ziteenheid 102 worden bewogen in combinatie met een zit- en rugsteunkanteling in de ruimte, waarbij het tweede type bewegingssturingsmiddel 113 is vergrendeld en het eerste type bewegingssturingsmiddelen 112, 111 open of vergrendeld zijn voor variaties in ziteenheid 102 en rugsteuneenheid 103 samen (kantelend in de ruimte).

BE2019/5009

Zoals getoond in Figuur 1A, omvat de ziteenheid 102 of zitting 122 in het bijzonder een horizontaal of zittend gedeelte 122A en een verticaal of rug-gedeelte 122B. Met andere woorden, de ziteenheid 102 omvat zittend inclusief bekkengebied. In het bijzonder verwijzend naar de ziteenheid 102 die zitting en bekkenondersteuning omvat, is het volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding mogelijk de zit-tot-bekkenhoek, gedefinieerd als zijnde de hoek tussen de zitting en de richting van het bekken, in te stellen zoals geïllustreerd in Figuur 8, bijvoorbeeld door middel van klittenband (bijv. in een rolstoel) of een ander mechanisme geheel of niet geregeld door middel van een actuator. In Figuur 8 is de zit-tot-bekkenhoek aangegeven met 2 rechte lijnen en een verbindend elliptisch scharnier daartussen. In Figuur 8 (a) leunt een persoon achterover en dus is de zit-tot-bekkenhoek meer dan 90°, terwijl in Figuur 8 (b) de persoon rechtop zit, en daarom is de zit-tot-bekkenhoek ongeveer 90°. In sommige gevallen kan de zit-tot-bekkenhoek voor (rolstoel) zitting gebruikers gefixeerd zijn of beperkt instelbaar en daarom kan het nodig zijn om deze te kunnen bijstellen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door een beugel op het frame van de zitconstructie te schuiven en de spanning van de klittenband op de (rolstoel) zitting zo aan te passen dat beweging van het bekken kan worden gevolgd. Bovendien kan dit worden gedaan door middel van een ander mechanisme om de hoek aan te passen (ter hoogte van het elliptische scharnier in Figuur 8) en kan ook worden uitgevoerd door middel van een actuator. De rugsteuneenheid 103 bestrijkt het lumbale- en rug-gebied. Vandaar dat segmentatie rond anatomische bewegingsassen wordt gegenereerd, hetgeen als volgt verder wordt verduidelijkt. Met de onderhavige uitvinding kan een zitconstructie worden verdeeld in specifieke delen of segmenten, waarbij de welgekozen segmenten bestemd zijn voor de juiste en specifieke werking van de zitconstructie. Volgens een uitvoeringsvorm worden volgende delen of segmenten, sommige elementen daarvan, of een combinatie van dergelijke elementen, speciaal gekozen voor de zitconstructie volgens de uitvinding:

• Zittend deel 122A en bekkendeel 122B van de ziteenheid 102, dat kan worden gedefinieerd als de horizontale zitting en het rug-gedeelte alleen ter hoogte van het achterste van het bekken;

• De rugsteuneenheid 103, gedefinieerd als het rug-gedeelte boven het achterste van het bekken.

BE2019/5009

- 10 Bovendien kan de ziteenheid 102 met zittend deel 122A en bekkendeel 122B verder worden gesegmenteerd als:

• Gedeeltelijke zitting 122A1, gedefinieerd als de horizontale zitting, genomen vanaf het rug-gedeelte, maar alleen tot aan de zitknobbel 160 of ischiale tuberositeit, gelegen op ongeveer 1/3 zitafstand van het rug-gedeelte, inclusief het achterste van het bekkendeel 122B;

• Gedeeltelijke zitting 122A2, gedefinieerd als de resterende 2/3 zitafstand van de horizontale zitting;

• Linker en rechter gesplitste delen van alle bovengenoemde ziteenheid segmenten, individueel bedienbaar.

Bovendien kan de rugsteuneenheid 103 ook verder worden gesegmenteerd als:

• Linker en rechter gesplitste delen van alle bovengenoemde rugsteuneenheid segmenten, individueel bedienbaar.

Met de linker en rechter gesplitste delen is een asymmetrische bediening of beweging van de zitconstructie mogelijk, zodat mensen die lijden aan bijvoorbeeld hemiplegie of scoliose in het bijzonder ondersteund of voorzien kunnen worden in verbeterd zitcomfort en uitlijning.

Alle hierboven genoemde onderdelen of segmenten kunnen alle samen, onafhankelijk of opeenvolgend rond het heupgewricht (virtueel of reëel) voor een anatomische beweging zorgen en kunnen onafhankelijk van elkaar of samen of opeenvolgend dynamisch (automatisch) of statisch (instelbaar op een vaste manier) bewegen. Een dergelijke beweging kan worden bewerkstelligd door verschillende types actuatoren (bijvoorbeeld gasveren, polymeren, motoren), sturingssystemen (bijvoorbeeld sensoren, gebruikersdruk op segmenten, gebruikersbewegingen) en besturingssystemen (bijvoorbeeld knoppen, hefbomen, elektrische besturing). Afhankelijk van het feit of deze delen of segmenten allemaal tegelijk, afzonderlijk of opeenvolgend kunnen bewegen, zijn verschillende zitfuncties van toepassing.

Terwijl in Figuur 1A het basisframe van de zitbasiseenheid 101 horizontaal in de tekening is opgesteld, illustreert Figuur 1B schematisch een andere uitvoeringsvorm van het functionele principe van een zitconstructie volgens de uitvinding, waarbij de zitbasiseenheid 101 tamelijk

BE2019/5009

- 11 verticaal omhoog lijkt te zijn geplaatst ten opzichte van de vloer of grond 115. In feite wordt de dubbel-gelijnde zitbasiseenheid 101 van Figuur 1B bepaald als hebbende een eerste verticaal deel 116 loodrecht op een tweede horizontaal deel 117, waarbij het eerste verticale deel 116 ook loodrecht op de grond 115 staat. Het tweede horizontale deel 117 van de T-gestructureerde zitbasiseenheid 101 is evenwijdig met de vloer 115 geplaatst. Verder is in Figuur 1B slechts één eerste type bewegingssturingsmiddel 111 gegeven voor het illustreren van de zwenkbeweging van voor naar achter, terwijl de ziteenheid 102 in vet grijs is verbonden met de zitbasiseenheid 101. De ziteenheid 102 is opnieuw ook verbonden met de rugsteuneenheid 103 in vet zwart via tweede type bewegingssturingsmiddel 113 voor het sturen van de beweging van de rugleuning 108, alsook wordt een derde type bewegingssturingsmiddel 114 voorzien tussen de rugsteuneenheid 103 en de zitbasiseenheid 101 voor het sturen van de beweging van zitting 122 terwijl deze aan de ruggensteun wordt bevestigd. Alle bewegingssturingsmiddelen 111, 113, 114 zijn in streepjeslijn weergegeven. De rugleuning 108 vertegenwoordigt een hoek a met de normale N loodrecht op de grond 115. Bewegen van de rugleuning 108 via bewegingssturingsmiddel 113 zal de hoek a met de normale N veranderen. De positie van de rugleuning 108 kan derhalve worden aangepast voor een persoon achterover leunend in de zitconstructie. Terwijl leunend, zal de hoek α toenemen en weer afnemen als de persoon terug naar voren leunt. De pijlen m1 en m2 geven mogelijke zwenkbewegingen aan. Bij wijze van voorbeeld zijn afmetingen van de zitconstructie bijvoorbeeld, voor een hoogte h van ongeveer 55cm, met een horizontaal deel 117 van ongeveer 60cm voor lengte D, een zitdiepte d van ongeveer 45cm, waarvan de afstand tot het zwenkpunt dP ongeveer 20cm, terwijl de zithoogte s ongeveer 25cm is, waarvan de hoogte tot zwenkpunt sP ongeveer 10cm is. Hoogte h kan variëren, bijvoorbeeld in bureaustoeltoepassingen. Verder kunnen alle genoemde afmetingen variëren afhankelijk van biometrische variaties binnen gebruikersgroepen. Met dP zoals hier gedefinieerd wordt het duidelijk dat het zwenkpunt niet gecentreerd hoeft te zijn ten opzichte van de ziteenheid 102, maar bovendien dichter bij de rugleuning 108 ligt dan aan de voorzijde van de zitting 122. Bovendien is voor dit specifieke voorbeeld, de lengte b van de rugleuning 108 bijvoorbeeld 20 cm gepositioneerd onder een hoek a van b.v. 10° met de normale N.

Figuur 1C toont een uitvoeringsvorm van een deel van een ergonomisch stoelontwerp als zitconstructie 100 volgens de uitvinding. Een deel van de zitbasiseenheid 101 is getoond, waarop

BE2019/5009

- 12 de ziteenheid 102 en de rugsteuneenheid 103 zijn gemonteerd via hetzelfde paar zwenkpunten 104 gelegen op de gemeenschappelijke zwenkas P. Het eerste type bewegingssturingsmiddel voor het voorwaarts en achterwaarts zwenken van de ziteenheid 102 worden hier weergegeven door gasveren 105, 105', 106, 106', of eerste paar gasveren 105, 105' en tweede paar gasveren 106, 106', terwijl ziteenheid 102 met zitbasiseenheid 101 wordt verbonden. Het gebruik van andere (soort van) actuatoren in plaats van gasveren is hier ook mogelijk. Het tweede type bewegingssturingsmiddel, voor het regelen van de zwenkbeweging van de rugsteuneenheid 103, wordt nu geïllustreerd door de gasveer 107, terwijl ziteenheid 102 met rugsteuneenheid 103 wordt verbonden. Als een alternatief voor de gasveer 107, kan de verbinding en zwenkbeweging tussen ziteenheid 102 en rugsteuneenheid 103 ook geïntroduceerd worden via een paar bewegingssturingsmiddelen, en derhalve worden gasveren 117, 117' weergegeven als een andere mogelijke oplossing.

In Figuur 1D wordt een beeld-uitvoeringsvorm gegeven van een ergonomische stoel prototype als zitconstructie 100 volgens de uitvinding. Het eerste type bewegingssturingsmiddelen 111, 112 zijn duidelijk geïllustreerd aan elke zijde van de stoel. Het tweede type bewegingssturingsmiddel 113 is hier een actuator welke ziteenheid 102 met rugsteuneenheid 103 verbindt. Met deze uitvoeringsvorm van Figuur 1D, zoals bij de uitvoeringsvorm van Figuur 1C, is de optie van het fixeren van de rugsteuneenheid 103 niet langer voorzien. Met andere woorden, het derde type bewegingssturingsmiddel 114 wordt niet weergegeven in deze ergonomische stoelvoorbeelden. Voor niet-medische toepassingen zou dit aanvaardbaar kunnen zijn, terwijl in rolstoelen of complexe zitconfiguraties bijvoorbeeld - met een medisch doel - het derde type bewegingssturingsmiddel 114 eerder de voorkeur zou krijgen.

In Figuur 1E is een uitvoeringsvorm geïllustreerd van een ergonomische ontwerpstoel die een zitconstructie 100 volgens de uitvinding omvat. De zitbasiseenheid 101 is getoond, waarop de ziteenheid 102 en de rugsteuneenheid 103 zijn gemonteerd via hetzelfde paar zwenkpunten 104 gelegen op de gemeenschappelijke zwenkas P. Zoals in Figuur 1C, zijn gasveren 106', 107 (inclusief gasveer 106 niet zichtbaar) hier ook aanwezig voor bewegingssturing van ziteenheid 102 en rugsteuneenheid 103. In deze uitvoeringsvorm wordt de gasveer 105' aan de rechter binnenkant van de stoelzijde (inclusief gasveer 105 bij de linker binnenkant van de stoelzijde) uit Figuur 1C

BE2019/5009

- 13 vervangen door een ander type actuator 150' (en respectievelijk actuator 150 niet zichtbaar) in Figuur 1E, die bijvoorbeeld een vervormbaar polymeer is. In het bijzonder wordt dit type actuator gebruikt in plaats van een gasveer omwille van de kleine hoeveelheid verandering of schaal in beweging die hier nodig is of vereist is voor dit soort stoelontwerp. Zoals gezegd, hoewel niet zichtbaar in Figuur 1E, is de gasveer 105 die wordt vervangen door actuator 150, bijvoorbeeld ook een vervormbaar polymeer. Het vervormbare polymeer 150, 150' is b.v. kleiner in afmeting of volume dan de gasveer 105, 105' voor het miniaturiseren en vereenvoudigen van het bewegingssturingssysteem voorzien binnen het stoelontwerp.

Figuur 2 illustreert alternatieve uitvoeringsvormen van het functionele principe van de zitconstructie 100 van Figuur 1A, dat andere rugsteunframe architecturen vertegenwoordigt. Zoals afgebeeld in Figuur 2 (a) en (c) is het rugsteunframe 210, 210 van de zitconstructie 200 niet noodzakelijkerwijs de rugleuning 208 rechtstreeks met het heupgewricht of het trochanterpunt 204 verbonden. Indirecte verbinding met het trochanterpunt 204 voor verschillende zittoepassingen wordt hierbij geïllustreerd. Verder kan het rugsteunframe 210' gedeeltelijk gekromd zijn zoals geïllustreerd in Figuur 2 (b).

Onder verwijzing naar Figuur 3 is het volgens de uitvinding ook mogelijk om de ziteenheid 302 en de rugsteuneenheid 303 op een virtuele wijze te verbinden met het heupgewricht of trochanterpunt 304, dwz dat de eenheden 302, 303 respectievelijk verbonden worden met een cirkelvormige geleidingsrail 309, 319 waarvan het midden het heupgewricht of het trochanterpunt 304 is. Figuur 3 (a) illustreert een uitvoeringsvorm voor het verbinden van de rugsteuneenheid 303 van de zitconstructie, meer in het bijzonder zijn rugsteunframe 310 met de heupgewricht 304 op een virtuele manier via de geleidingsrail 309, terwijl Figuur 3 (b) een uitvoeringsvorm toont voor het verbinden van de ziteenheid 302 van de zitconstructie, meer in het bijzonder zijn stoelframe 320 met het heupgewricht 304 op een virtuele manier via de geleidingsrail 319.

Figuur 4 illustreert een uitvoeringsvorm van een zitconstructie 400 met geleidingsrails 409, 419 in overeenstemming met de uitvinding. De rugsteuneenheid 403 is direct verbonden met het trochanterpunt 404, terwijl het rugsteunframe 410 verbonden is met een cirkelvormige geleidingsrail 409 die ingebed is in de zitbasiseenheid 401 en waarvan het cirkelmidden samenvalt

BE2019/5009

- 14 met het trochanterpunt 404. De ziteenheid 402 is verbonden met een andere cirkelvormige geleidingsrail 419, die ook zijn cirkelmidden in het trochanterpunt 404 heeft en ingebed is in de zitbasiseenheid 401. De geleidingsrails 409, 419 zijn voorzien van dempers of actuatoren 411, 412, 414 - of een ander type bewegingssturingsmiddel - aan de voorkant en aan de achterkant. Tussen de twee geleidingsrails 409, 419 is een verdere demper of actuator 413 aangebracht voor het regelen van de beweging tussen elkaar, of het samen fixeren van deze in een vergrendelde positie zodat ziteenheid 402 en rugsteuneenheid 403 samen als één geheel bewegen. Alle andere dempers of actuatoren 411, 412, 414 kunnen ook in verschillende sequenties open of vergrendeld zijn. Voor een specifieke uitvoering gebaseerd op het concept van het zitconstructie 400 van Figuur 4 kan een stoel met schommelfunctie worden voorgesteld. Vooral in medische of gezondheidszorgtoepassingen kunnen meerdere variaties van een dergelijke schommelstoel zeer nuttig zijn, zoals b.v. voorzien van variabele demping, al of niet gebruik makend van elektrische actuatoren, voor patiënten met spasticiteit, of voor angstige of geagiteerde mensen.

Terugverwijzend naar het gebruik van gasveren als mogelijke bewegingssturingsmiddelen, toont Figuur 5 (a) een specifieke uitvoeringsvorm van gasveeropstelling voor een zitconstructie volgens de uitvinding. Gasveren 511, 512 zijn gemonteerd op de zitting 522 van een ziteenheid 502 voor het regelen van de zwenkbeweging van de ziteenheid 502, of specifiek zijn zitting 522. Links in Figuur 5 (a) wordt de opstelling geïllustreerd zonder beweging, terwijl rechts in Figuur 5 (a) de bewegingssimulatie wordt geschetst en aangeduid met de pijlen. Virtueel zwenkpunt rond de trochanter wordt gegenereerd door middel van het vergrendelen van gasveer 511 en het openen van gasveer 512, of het vergrendelen van gasveer 512 en het openen van gasveer 511, waardoor het kantelen van de ziteenheid 502 wordt gestuurd. Een kanteling van een ziteenheid 502 kan in een bepaalde positie worden gefixeerd door het vergrendelen van beide gasveren 511, 512. Ter vergelijking illustreert Figuur 5 (b) een uitvoeringsvorm van de gasveer 521 van een zitconstructie in combinatie met roterende staaf 524 welke de cirkelvormige vorm 523 volgt met één van zijn uiteinden, terwijl het andere uiteinde is bevestigd aan de zitting 522 van de ziteenheid 502. Een zitconstructie ziteenheid 502 is hier virtueel verbonden met heupgewricht in overeenstemming met de uitvinding, hetgeen betekent dat een virtueel zwenkpunt rond de trochanter wordt gegenereerd. Terwijl de zitbasiskantelposities worden geregeld, wordt links in Figuur 5 (b) de opstelling geïllustreerd zonder beweging, terwijl rechts in Figuur 5 (a) de bewegingssimulatie

BE2019/5009

- 15 wordt geschetst en wordt aangegeven door de wazige en overlappende beelden. De bewegingen van de gasveeropstelling enerzijds en van de hybride opstelling anderzijds zijn vergelijkbaar, dwz vergelijkbare bewegingscurven worden gegenereerd voor de twee gegeven voorbeelden. Soortgelijke mechanismen zoals beschreven in Figuur 5 kunnen van toepassing zijn op de rugsteuneenheid (samen met ziteenheid 502 of gescheiden).

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een rolstoel als een zitconstructie 600 in Figuur 6 beschouwd, die schematisch mogelijke bewegingen van dergelijke (rol)stoel illustreert. Ten eerste kan, zoals afgebeeld in Figuur 6 (a), de hellingshoek van de rugsteuneenheid 603 worden aangepast wanneer een persoon die in de rolstoel zit, achterover leunt. De ziteenheid 602 kan afzonderlijk of onafhankelijk van de rugsteuneenheid 603 omhoog of omlaag worden gekanteld, hetgeen wordt weergegeven in Figuur 6 (b). Wanneer de rugsteuneenheid 603 b.v. bevestigd is aan de ziteenheid 602 door middel van derde bewegingssturingsmiddelen 113 zoals genoemd in Figuur 1A, kunnen beide samen worden gezwenkt als één enkele eenheid, wat is getoond in Figuur 6 (c). In Figuur 6 (d) worden alle mogelijke zwenkbewegingen uit Figuren 6 (a), (b) en (c) samen geïllustreerd.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen bestaande stoelen, of rolstoelen in het bijzonder, worden aangepast met een zitconstructie volgens de uitvinding, door middel van een retrofitkit of ombouwset. Onder de bestaande stoelen in het algemeen worden geen beperkingen in aanmerking genomen, noch worden bepaalde typen uitgesloten. De werkwijze voor het installeren van een dergelijke ombouwset voor een zitconstructie volgens de uitvinding kan als volgt zijn:

• Verwijderen van het rug- en zitgedeelte uit de bestaande rolstoel;

• Bevestigen van een beugel op het bestaande frame om een draaipunt ter hoogte van het heupgewricht te creëren;

• Toevoegen van een ziteenheid (horizontaal zittend + bekkendeel) en deze direct of indirect rond het rotatiepunt laten bewegen. Optioneel kan het bestaande zitgedeelte worden geconverteerd door een bekkendeel toe te voegen (door middel van een beugel);

BE2019/5009

- 16 • Plaatsen van een actuator die de bewegingen van de ziteenheid regelt (zie verschillende typen en bewegingsopties zoals elders vermeld bij de uitvinding, bijvoorbeeld met de beschrijving van Figuur 1);

• Plaatsen van een lumbaal en dorsaal rug-gedeelte dat ook direct of indirect rond het rotatiepunt kan bewegen. Eventueel kan het bestaande rug-gedeelte worden geconverteerd door een deel van het rug-gedeelte zodanig te verwijderen dat alleen het lumbale en dorsale rug-gedeelte achterblijft, terwijl een verbinding wordt gecreëerd door middel van een beugel die het rug-gedeelte verbindt met het zwenkpunt;

• Plaatsen van een actuator die de bewegingen van het rug-gedeelte (of de rugsteuneenheid) regelt (zie verschillende typen en bewegingsmogelijkheden zoals elders vermeld bij de uitvinding, bijvoorbeeld met de beschrijving van Figuur 1).

De ombouwset kan een omzetting omvatten van de ziteenheid en/of de rugsteuneenheid (voor verschillende hoogten) en/of een kan in een gedeeltelijke segmentering van de ziteenheid voorzien, zoals bijvoorbeeld 1/3 achterste zitting en bekkendeel en 2/3 voorste zitting. Bovendien kan de set worden uitgebreid tot een asymmetrische instelling van de zit- en/of rugsteuneenheid door middel van actuatoren die links en rechts afzonderlijk kunnen worden ingesteld. Asymmetrische instelling voor zit- en/of rugsteuneenheid kan correctie of aanpassing van het zitcomfort van hetzij linker- of rechter-lichaamsdelen mogelijk maken, in antwoord bijvoorbeeld op mensen met scoliose. Bovendien kan de kit ook een verdere segmentatie van het voorste deel (half tot 2/3 van de voorste zitting) van de ziteenheid omvatten, verplaatsbaar rond dezelfde zwenkas van het heupgewricht zoals algemeen gebruikt voor de ziteenheid en rugsteuneenheid volgens de uitvinding, en derhalve meer heupbuigingen en strekkingen te sturen en bij te regelen met actuatoren kunnen worden aangeboden. Verschillende soorten actuatoren zouden toepasbaar kunnen zijn, terwijl verwezen wordt naar b.v. de gasveren of elektrisch aangedreven actuatoren zoals hierboven vermeld. Dit moet ook afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar links en rechts mogelijk zijn om oplossingen te bieden voor mensen met een heupaandoening of voor het mogelijk maken van een opstaan functie. Opgemerkt wordt dat de segmentatie zoals hier beschreven voor de specifieke toepassing of uitvoeringsvorm van een retrofitkit in feite ook moet

BE2019/5009

- 17 worden geïnterpreteerd voor een zitconstructie in het algemeen volgens de uitvinding, en dus geen beperking in type stoel, omgebouwd of niet moet worden overwogen.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt nu een rolstoel met zitconstructie beschreven met mogelijke bewegingen in ofwel symmetrische of asymmetrische bediening. Opgemerkt wordt dat een dergelijk zitconstructie met verschillende mogelijke bewegingen ook toepasbaar zou kunnen zijn voor andere soorten stoelen, zoals bijvoorbeeld een ergonomische stoel, een voertuigstoel, een design meubelstoel. Onder verwijzing naar de zitconstructie 700 van Figuur 7, meer in het bijzonder Figuur 7 (a), wordt een eerste beweging aangeduid door de pijl M1 bepaald ter hoogte van de rugleuning 708 van de rugsteuneenheid 703. De pijl M1 geeft aan dat de rugleuning 708 naar voren of naar achteren kan worden bewogen. De rugsteuneenheid 703 en zijn rugleuning 708 kunnen verder worden gesegmenteerd in een achterste linkerdeel 703L, 708L en respectievelijk een achterste rechterdeel 703R, 708R. Zowel in Figuur 7 (a) als in Figuur 7 (b) wordt een oppervlak of vlak geschetst dat de rolstoel in twee identieke helften verdeelt als een linkerdeel links L van het oppervlak en als rechterdeel rechts R van het oppervlak. Bovendien zouden met dergelijke linker- en rechtersegmentatie de achterste linker- en rechterdelen 703L, 708L, 703R, 708R afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar kunnen worden gestuurd, zodanig dat bijvoorbeeld alleen het achterste linkerdeel 703L, 708L wordt bewogen of verplaatst in overeenstemming met de pijl M1, of het achterste linkerdeel 703L, 708L wordt bewogen of verplaatst met een andere gradatie dan het rechtergedeelte 703R, 708R. Derhalve is asymmetrische beweging mogelijk en wordt hierbij beschreven voor de achterste delen 703L, 708L, 703R, 708R. Met name voor medische of gezondheidszorgtoepassingen kan een asymmetrische bediening van een stoel of rolstoel erg handig zijn. In feite, onafhankelijk van de uitvinding, komt het vaak in de praktijk voor dat de rugsteuneenheid, of de rugleuning in het bijzonder, is aangepast met aanvullend materiaal om asymmetrische correctie mogelijk te maken, noodzakelijk voor de patiënt. Een dergelijke aanpassing kan b.v. door een extra lateraal dempingsstuk aan de linker- of rechterbovenkant van de rugleuning toe te voegen, maar ook kan hetzelfde idee worden toegepast op de onderste rugdelen. Met de uitvinding is toevoegmateriaal niet langer nodig, terwijl asymmetrische correctie of aanpassing kan worden uitgevoerd door middel van installatie en sturing van gesegmenteerde delen van de zitconstructie 700.

BE2019/5009

- 18 Een andere beweging van de zitconstructie 700 die gepaard gaat met mogelijke correctie voor het verbeteren van het zitcomfort wordt bepaald door pijl M2 zoals afgebeeld in Figuur 7 (b). In het bijzonder kan bekkencorrectie worden uitgevoerd door middel van een rekband, zoals algemeen bekend in de techniek. Een dergelijke rekband is specifiek aanwezig in een rolstoel bijvoorbeeld aan de onderrug van de rolstoel, net boven de zitting of grenzend aan de zitting. Als alternatief, en met verwijzing naar de huidige uitvinding, is bekkencorrectie ook mogelijk door middel van een schroef 740, en hiermee wordt mogelijk gemaakt dat de onderrug 722B vooruit of achteruit beweegt. Bovendien zou een asymmetrische beweging langs M2 voor het linker- en rechtergedeelte van de onderrug mogelijk zijn door de linker- en rechterschroef 740L, 740R onafhankelijk te regelen.

Terugverwijzend naar Figuur 7 (a), wordt een verdere beweging bepaald met de pijl M3. Terwijl de zitting 722, meer in het bijzonder het horizontale vlak of het zittend deel 722A van de ziteenheid 702 kan worden gesegmenteerd in een voorste zitgedeelte 722A1 en een achterste zitgedeelte 722A2, kan het voorste zitgedeelte 722A1 afzonderlijk en onafhankelijk van het achterste zitgedeelte 722A2 worden verplaatst. Het zittend deel 722A is daarom verdeeld in twee delen. Bij wijze van voorbeeld verhouden deze twee delen zich tot elkaar als 1/3 en 2/3 van het zittend deel 722A met een voorste 2/3 en een achterste 1/3, of als twee helften van het zittend deel 722A met een voorste helft en een achterste helft. Andere verhoudingen tussen deze twee delen, zoals b.v. 2/5 en 3/5 zijn ook verondersteld met de uitvinding. Omhoog of omlaag bewegen van het voorste zitgedeelte 722A1 is van toepassing zoals aangegeven door M3. Een dergelijke op- en neergaande beweging wordt bijvoorbeeld mogelijk gemaakt en bovendien aangedreven door middel van een actuator die is aangebracht aan het heupgewricht en die is verbonden met het voorste zitgedeelte 722A1. Verder kan het voorste zitgedeelte 722A1 worden gesegmenteerd in een linker- en rechterdeel 722A1L, 722A1R om afzonderlijk en onafhankelijk te worden aangestuurd, zodanig dat asymmetrische bediening of correctie in zitcomfort voor linker- en rechterbeen kan worden uitgevoerd. In het bijzonder voor mensen die lijden aan hemiplegie of gedeeltelijke verlamming, b.v. vanwege een beroerte is dergelijke asymmetrische beweging zeer gewild.

Claims

Conclusies

1. Een zitconstructie (100) omvattende een zitbasiseenheid (101), een ziteenheid (102), en een rugsteuneenheid (103), gekenmerkt door het feit dat zowel de ziteenheid (102) als de rugsteuneenheid (103) een gemeenschappelijke zwenkas (P) hebben ten opzichte van de zitbasiseenheid (101) ter hoogte van het heupgewricht.
2. De zitconstructie (100) volgens conclusie 1, waarbij de ziteenheid (102) en de rugsteuneenheid (103) verbonden zijn met de zitbasiseenheid (101) door middel van een paar tegenovergestelde zwenkpunten (104) ter hoogte van het heupgewricht.
3. De zitconstructie (100) volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende bewegingssturingsmiddelen voor het besturen van een zwenkbeweging van de ziteenheid (102) en/of de rugsteuneenheid (103) ten opzichte van de zitbasiseenheid (101), terwijl alle eenheden (101, 102, 103) met elkaar zijn verbonden, en waarbij de zwenkbeweging wordt mogelijk gemaakt door middel van een kracht die wordt uitgeoefend op de zitconstructie (100).
4. De zitconstructie (100) volgens conclusie 3, waarbij de bewegingssturingsmiddelen bijvoorbeeld een gasveer (105, 105 ', 106, 106', 107), een demper of een actuator zijn.
5. De zitconstructie (100) volgens conclusie 3 of 4, waarbij ten minste één uiteinde van de bewegingssturingsmiddelen op een respectievelijke straal van het paar tegenovergestelde zwenkpunten (104), of evenwijdig daarmee ligt.
6. De zitconstructie (100) volgens conclusie 3 tot 5, omvattende geleidingsrails in de zitbasiseenheid (101) voor het verder besturen van de zwenkbeweging.
7. De zitconstructie (100) volgens conclusie 3 tot 6, waarbij de zwenkbeweging van de ziteenheid (102) en de rugsteuneenheid (103) onafhankelijk kunnen zijn, of de eenheden (102, 103) op een gecombineerde manier kunnen gezwenkt worden, of tijdelijk in het zwenken kunnen worden uitgesloten.
8. De zitconstructie (100) volgens conclusie 7, waarbij de eenheid (102, 103) die tijdelijk wordt uitgesloten bestuurd wordt door middel van vergrendeling van een van de bewegingssturingsmiddelen.

BE2019/5009
9. De zitconstructie (100) volgens conclusie 1 tot 8, waarbij de ziteenheid (102) en de rugsteuneenheid (103) voorwaarts of achterwaarts zwenkbaar zijn rond de gemeenschappelijke zwenkas (P) ten opzichte van de zitbasiseenheid (101).
10. De zitconstructie (100) volgens conclusie 1 tot 9, waarbij de rugsteuneenheid (103) een rugleuning (108) onder een hoek (a) met de normale as (N) omvat.
11. De zitconstructie (100) volgens conclusie 1 tot 10, waarbij het niveau van het heupgewricht varieert tussen 3cm en 20cm boven de ziteenheid (102), bij voorkeur tussen 5cm en 15cm boven de ziteenheid (102) ligt.
12. Een zwenkmechanisme voor een zitconstructie (100) volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot 11, omvattende de stappen van (i) het zwenken van de ziteenheid (102) en de rugsteuneenheid (103) beide samen voorwaarts of achterwaarts ten opzichte van de zitbasiseenheid (101) door middel van een eerste bewegingssturingsmiddel, (ii) het zwenken van alleen de ziteenheid (102) voorwaarts en achterwaarts ten opzichte van de zitbasiseenheid (101) door middel van het eerste bewegingssturingsmiddel, en (iii) het zwenken van alleen de rugsteuneenheid (103) voorwaarts of achterwaarts ten opzichte van de zitbasiseenheid (101) door middel van een tweede bewegingssturingsmiddel.
13. Het zwenkmechanisme volgens conclusie 12, verder omvattende de stap van (iv) het naar voren of achteren zwenken van de ziteenheid (102) ten opzichte van de zitbasiseenheid (101), waarbij de rugsteuneenheid (103) zich in een vaste positie bevindt, door middel van een derde bewegingssturingsmiddel.
14. Een ergonomische stoel omvattende een zitconstructie (100) volgens één van voorgaande conclusies 1 tot 11.
15. Een rolstoel omvattende een zitconstructie (100) volgens één van voorgaande conclusies 1 tot

11.