BE1024617B1 - Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel. - Google Patents

Abstract

Vloerpaneel (1), dat een substraat (15) en een boven en bij voorkeur direct boven het substraat (15) voorziene toplaag (16) omvat, waarbij de toplaag (16) een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat en waarbij het vloerpaneel (1) een bovenoppervlak (8) heeft dat een relie (19) vertoont, daardoor gekenmerkt dat het relie (19) een maximale reliediepte (Ti) heeft die groter is dan 100 micron en dat de slijtlaag (18) en de laklaag (23) ter vorming van het relie (19) zijn ingedrukt.

Description

(73) Houder(s) :

IVC BVBA 8580, AVELGEM België (72) Uitvinder(s) :

VAN VLASSENRODE Kristof

9800 DEINZE

België

VANHULLE Nick Florent Marianus

8570 ANZEGEM

België (54) Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel.

(57) Vloerpaneel (1), dat een substraat (15) en een boven en bij voorkeur direct boven het substraat (15) voorziene toplaag (16) omvat, waarbij de toplaag (16) een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat en waarbij het vloerpaneel (1) een bovenoppervlak (8) heeft dat een relie (19) vertoont, daardoor gekenmerkt dat het relie (19) een maximale reliediepte (Ti) heeft die groter is dan 100 micron en dat de slijtlaag (18) en de laklaag (23) ter vorming van het relie (19) zijn ingedrukt.

BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI

FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie

Publicatienummer: 1024617 Nummer van indiening: BE2016/5732

Dienst voor de Intellectuele Eigendom Internationale classificatie: B32B 5/02 B32B 9/02 B32B 9/04 B32B 21/02 B32B 21/06 B32B 21/08 B32B 27/08 B32B 27/10 B32B 27/12 B32B 3/30 E04F 15/02 E04F 15/10

Datum van verlening: 02/05/2018

De Minister van Economie,

Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;

Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;

Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 03/10/2016.

Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.

Besluit:

Artikel 1. - Er wordt aan

IVC BVBA, Nijverheidslaan 29, 8580 AVELGEM België;

vertegenwoordigd door

SCHACHT Benny, Ooigemstraat 3, 8710, WIELSBEKE;

VAN HOOYDONCK Guy, Ooigemstraat 3, 8710, WIELSBEKE;

een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel..

UITVINDER(S):

VAN VLASSENRODE Kristof, Houtkantlaan 79, 9800, DEINZE;

VANHULLE Nick Florent Marianus, Kerkstraat 60/B101, 8570, ANZEGEM;

VOORRANG:

AFSPLITSING :

Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :

Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).

Brussel, 02/05/2018,

Bij bijzondere machtiging:

BE2016/5732

Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel.

De huidige uitvinding betreft een vloerpaneel en een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel.

Meer speciaal betreft de uitvinding een decoratief vloerpaneel, waarvan laminaat- en parketvloerpanelen gekende voorbeelden zijn. Het substraat van deze vloerpanelen is doorgaans houtgebaseerd. Laminaatvloerpanelen bijvoorbeeld hebben typisch een substraat dat MDF of HDF omvat. Parketvloerpanelen hebben naast een houtgebaseerd substraat ook een houten toplaag. Deze toplaag omvat bijvoorbeeld houtfineer. Door deze houten toplaag zien deze parketvloerpanelen er automatisch natuurlijk uit. Bij laminaatvloerpanelen ligt dit enigszins anders. Zij hebben geen houten toplaag, maar een toplaag die uit één of meerdere, dikwijls gemelamineerde, papierveilen bestaat. Meestal gaat het om een papiervel met gedrukt decor en een daarop voorzien papiervel, al dan niet voorzien van korund, dat fungeert als slijtlaag. De slijtlaag kan zijn ingedrukt, bijvoorbeeld door een gestructureerd perselement, opdat het bovenoppervlak van het vloerpaneel een relief zou vertonen. Dit relief wordt dan samen met het voornoemd decor gebruikt om het laminaatvloerpaneel toch een natuurlijke “look and feel” te geven. Typisch wordt gepoogd hout, steen of keramiek te simuleren.

Een andere klasse van decoratieve vloerpanelen is deze waarbij de vloerpanelen kunststofgebaseerd zijn, waarvan LVT- en WPC-vloerpanelen gekende voorbeelden zijn. Deze vloerpanelen hebben doorgaans een thermoplastisch substraat dat naast de thermoplastische kunststof nog additieven en/of vulstoffen kan omvatten. Ook de toplaag van deze vloerpanelen is meestal opgebouwd uit één of meerdere thermoplastische lagen. Er wordt verwezen naar het document WO 2013/026559 voor een voorbeeldopbouw van dergelijk product. Gelijkaardig als bij laminaatvloerpanelen, is het ook bij deze kunststofgebaseerde vloerpanelen de bedoeling dat het bovenoppervlak ervan een natuurlijk karakter verkrijgt. Er wordt hiertoe ook meestal gebruik gemaakt van een decor en een ingedrukte slijtlaag via dewelke een relief wordt gerealiseerd in het bovenoppervlak van het vloerpaneel. Er wordt opnieuw naar het

BE2016/5732 document WO 2013/026559 verwezen waarin zulk voorbeeid staat beschreven. Echter is het bekomen van een natuurlijke look and feel bij kunststofgebaseerde vloerpanelen problematisch. Dit komt vooral door het type slijtlaag dat doorgaans wordt toegepast, namelijk een thermoplastische slijtlaag. Een voorbeeid, dat ook in het document WO 2013/026559 wordt vermeld, is een PVC slijtlaag. Niet alleen scoort deze slijtlaag meestal onvoldoende op eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand, vlekbestendigheid en dergelijke meer. Bovenal geeft zij het vloerpaneel een plastiekachtig uitzicht, hetgeen komt door het hoogglanzend karakter ervan. Om deze problematiek aan te pakken, is het gekend boven of op de slijtlaag een laklaag te voorzien. Echter blijken de gekende technieken hiervoor ontoereikend te zijn, zeker in het geval het bovenoppervlak van het vloerpaneel een relief vertoont.

In het document WO 2013/026559, dat hiervoor al is geïntroduceerd, wordt beschreven een laklaag aan te brengen op een ingedrukte of vervormde slijtlaag. Echter heeft de uitvinder vastgesteld dat met deze techniek de kans groot is dat blinkende of glanzende spots zichtbaar zijn in het bovenoppervlak van het vloerpaneel. Deze spots zijn störend en doen het vloerpaneel er onnatuurlijk uitzien. Het probleem blijkt zieh vooral voor te doen bij diep relief.

Het document EP 2 883 712 beschrijft het op een slijtlaag voorzien van twee laklagen, met als doel een verschil in glansgraad te creëren. Hoewel hiermee de artifïciële look van de slijtlaag kan worden aangepakt, blijkt de loutere toepassing van twee laklagen het risico op glanzende spots niet weg te nemen.

In het document US 6,746,756 wordt beschreven een laklaag aan te brengen op een slijtlaag en de laklaag dan in te drukken, om een reliëf te vormen. In tegenstelling tot het voornoemde document WO 2013/026559 betreft het hier dus een laklaag die zelf is ingedrukt. Deze laklaag is hiertoe liefst uitgevoerd op basis van een UV-uithardbare PU dispersie, althans zo schrijft het document het voor. Deze techniek zou een accurater reliëf opleveren in vergelijking met bijvoorbeeld de techniek uit het document WO 2013/026559. Echter kan het type lak dat hierbij wordt ingezet problematisch zijn. Met PU dispersies kan immers moeilijk een vloerpaneel worden verkregen dat goed scoort op eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand, vlekbestendigheid en dergelijke meer.

BE2016/5732

Ook het document WO 2015/158595 beschrijft de mogelijkheid van een ingedrukte PU toplak uitgaande van een stralingsuithardbare PU dispersie. Het document is wel voornamelijk gefocust op het bekomen van een VOC release barrière via de PU toplak en minder op het verkrijgen van een natuurlijk ogend en aanvoelend vloerpaneel. Er worden in het document tevens waarden vermeld voor de reliëfdiepte die wordt bereikt. Die varieert tussen 10 en 100 micron of micrometer.

De huidige uitvinding beoogt in de eerste plaats een alternatief vloerpaneel. Daarnaast stelt de uitvinding zieh tot doel een oplossing te bieden aan één of meerdere van de voornoemde of andere probiemen met thermoplastische slijtlagen. Vooral tracht de uitvinding vloerpanelen met thermoplastische slijtlagen toch natuurlijk te doen ogen en aanvoelen.

Hiertoe heeft de uitvinding betrekking op een vloerpaneel en een werkwijze zoals gedefinieerd in de bijgevoegde onafhankelijke conclusies, waarbij voorkeurdragende uitvoeringsvormen in de afhankelijke conclusies worden gedefinieerd.

De uitvinding is gebaseerd op een eerste inzicht van de uitvinder dat de glanzende spots te wijten zijn aan onderbrekingen in de laklaag, waardoor de glanzende slijtlaag zichtbaar wordt.

Daarnaast is de uitvinding gebaseerd op een tweede inzicht van de uitvinder dat de oorzaak van de onderbrekingen ligt bij de gebruikte techniek, waarbij de laklaag op een ingedrukte slijtlaag wordt aangebracht. De uitvinder heeft vastgesteld dat met deze techniek de diepere zones in de slijtlaag niet worden bereikt, zelfs niet met een rubberen wals, waardoor de laklaag dus in deze zones onderbroken en aldus afwezig is.

De uitvinding is gebaseerd op een derde inzicht van de uitvinder dat het indrukken van de lak- en slijtlaag, in plaats van het indrukken van de slijtlaag en dan erop aanbrengen

BE2016/5732 van de laklaag, een continue laklaag oplevert, die vrij is van onderbrekingen en aanwezig is in diepere zones van het relief. Aldus kan hiermee het probleem van de glanzende spots worden aangepakt.

De uitvinding betreft volgens een eerste onafhankelijke aspect een vloerpaneel dat een substraat en een boven en bij voorkeur direct boven het substraat voorziene toplaag omvat, waarbij de toplaag een decorlaag, een thermoplastische slijtlaag en een boven de slijtlaag voorziene laklaag omvat en waarbij het vloerpaneel een bovenoppervlak heeft dat een relief vertoont, met als kenmerk dat het relief een maximale reliëfdiepte heeft die groter is dan 100 micron en dat de slijt- en de laklaag ter vorming van het relief zijn ingedrukt. Doordat het relief zo diep is, kan een natuurlijk ogend en aanvoelend vloerpaneel worden bekomen. Er kunnen grove of diepe reliëfstructuren worden gesimuleerd, die terug te vinden zijn in bijvoorbeeld hout of steen. Bovendien laat de uitvinding toe, niettegenstaande het diep reliëf, de vorming van glanzende spots te vermijden, zoals hiervoor reeds uitgelegd. Samengevat laat het eerste aspect dus toe diepe of grove reliëfstructuren te realiseren zonder dat daarbij glanzende of blinkende spots optreden. Het resultaat is een zeer natuurlijk ogend en aanvoelend vloerpaneel.

De laklaag is bij voorkeur mee ingedrukt met de slijtlaag. Dit betekent dat beide lagen bij voorkeur tezamen zijn ingedrukt.

De laklaag is bij voorkeur direct boven de slijtlaag voorzien. De slijtlaag is boven en bij voorkeur direct boven de decorlaag voorzien.

De slijtlaag is bij voorkeur doorzichtig of doorschijnend. Zo is immers het decor van de decorlaag zichtbaar. Dit geldt trouwens evenzeer voor de ingedrukte laklaag. Wel kan de laklaag gebruikt worden om de glansgraad van het vloerpaneel te bepalen.

Bij voorkeur is de maximale reliëfdiepte groter dan 200 micron of nog liever groter dan

250 micron. Het bovenoppervlak van het vloerpaneel oogt en voelt zo immers nog natuurlijker.

BE2016/5732

Het relief kan zijn gerealiseerd doordat het substraat ook is ingedrukt en bij voorkeur mee of tezamen met de slijt- en/of de laklaag. In dit geval is het voordelig dat het substraat direct onder de decorlaag een flexibele of semi-rigide thermoplastische substraatlaag omvat. Zulke laag kan immers eenvoudig worden ingedrukt. Bovendien is zulke laag ook voordelig voor de geluiddemping.

Bij voorkeur is de ingedrukte laklaag uitgevoerd op basis van een polyurethaan of PU dispersie. Dit maakt dat de laklaag eenvoudig kan worden ingedrukt. In het bijzonder is het vaste stof gehalte van de PU dispersie gelegen tussen 30% en 45% grenzen inbegrepen.

De PU dispersie kan water- of solvent-gebaseerd zijn, doch het geniet de voorkeur dat de PU dispersie watergebaseerd of watergedragen is.

De PU dispersie kan via straling uithardbaar zijn. Bij voorkeur is zij uithardbaar via UV of ultraviolet straling. Dit zorgt ervoor dat de PU dispersie eenvoudig kan worden uitgehard en een goede mate van vernetting kan worden verkregen. Dit heeft een positieve invloed op de mechanische en chemische weerstand. In het bijzonder is de PU dispersie uithardbaar via excimeer straling. Dit laat toe een matte laklaag te bekomen.

In een variant is de PU dispersie thermisch uithardbaar. Het is echter moeilijker zulke dispersie volledig uit te harden. De oorzaak van de moeilijke uitharding ligt bij de dikwijls te läge temperaturen in het vervaardigingsproces van vloerpanelen. Een onvolledig uitgeharde lak is nadelig voor de mechanische en chemische weerstand. Daarom dat het de voorkeur geniet aan dergelijke dispersie een crosslinker toe te voegen om het uithardingsproces te versnellen. Het betreft bij voorkeur een 2K crosslinker.

Er wordt nog opgemerkt dat de ingedrukte laklaag kan zijn uitgevoerd op basis van een combinatie van verschiiiende types van PU dispersies. Zo kan bijvoorbeeld een combinatie van een zachte en een harde PU dispersie worden gebruikt.

BE2016/5732

De ingedrukte laklaag kan een acrylaat copolymeer omvatten. Zulk copolymeer zorgt voor extra flexibiliteit.

De ingedrukte laklaag kan een crosslinker omvatten. Een voorbeeid van een geschikte crosslinker is polyaziridine.

Eventueel kan de laklaag keramische partikels omvatten. Deze partikels verhogen eigenschappen zoals slijtvastheid en krasweerstand. De keramische partikels kunnen aluminiumoxide partikels omvatten. Bij voorkeur hebben de partikels een diameter die gelegen is tussen 2 en 20 micron grenzen inbegrepen. De partikels kunnen zijn gecoat met silanen om hen beter in te bedden in de eventueel ingezette PU dispersie.

De ingedrukte laklaag kan de bovenste laag van het vloerpaneel vormen. Echter kan dit zeker in het geval deze laklaag op basis van een PU dispersie is uitgevoerd ietwat nadelig zijn. Het is immers moeilijk met PU dispersies goed te scoren op eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand, vlekbestendigheid en dergelijke meer.

Vandaar dat in een belangrijke variant de toplaag boven en bij voorkeur direct boven de ingedrukte laklaag nog een laklaag omvat, hierna extra laklaag genoemd. Deze extra laklaag kan dan worden ingezet om eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand, vlekbestendigheid en dergelijke meer goed te krijgen.

De extra laklaag vormt bij voorkeur de bovenste laag van het vloerpaneel.

De extra laklaag is bij voorkeur doorzichtig of doorschijnend. Wel kan zij gebruikt worden om de glansgraad van het vloerpaneel te bepalen.

Het betreft bij voorkeur een laklaag die niet is ingedrukt of vervormd, hetgeen betekent dat in deze laklaag geen relief is gevormd door middel van embossing. Dat zulke laklaag onderbrekingen kan vertonen, vormt niet langer een probleem. Het hoogglanzend oppervlak van de slijtlaag is immers al door de ingedrukte laklaag

BE2016/5732 optimaal afgeschermd of bedekt. Wei kan de ingedrukte laklaag ter plaatse van eventuele onderbrekingen in de extra laklaag zichtbaar zijn, bijvoorbeeld in het geval dat beide laklagen zieh direct boven elkaar bevinden. Deze onderbrekingen kunnen echter worden verdoezeld door beide laklagen met dezelfde of nagenoeg dezelfde glansgraad uit te voeren. Of er kan voor een matte ingedrukte laklaag worden gekozen waardoor een eventueel verschil in glansgraad niet of bijna niet opvalt. Dat de extra laklaag een niet-ingedrukte of niet-vervormde laklaag betreft, levert meer keuzemogelijkheden naar samenstelling toe. Zij hoeft immers niet langer te worden ingedrukt en kan in functie van eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand en/of vlekbestendigheid worden gekozen.

Bij voorkeur is de extra laklaag uitgevoerd op basis van een lak met een vaste stof gehalte van 100%. Dit laat toe een laklaag met uitstekende mechanische en chemische weerstand te bekomen, hetgeen uiteraard eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand en vlekbestendigheid ten goede komt.

De extra laklaag kan zijn uitgevoerd op basis van een stralingsuithardbare lak. Het betreft bij voorkeur een UV-uithardbare lak. In het bijzonder is het een excimeeruithardbare lak.

In een variant is de extra laklaag uitgevoerd op basis van een thermisch uithardbare lak.

De extra laklaag kan polyurethaan omvatten.

Het relief simuleert bij voorkeur de textuur van een natuurlijk product, zoals hout, steen of keramiek. In het geval van hout, kan het relief onder meer houtnerven en/of -poriën simuleren. Eventuele bevels aan één of meerdere randen van het bovenoppervlak van het vloerpaneel behoren niet tot dergelijk relief of worden niet beschouwd als zijnde deel uitmakend van het relief. Zulke bevels zijn immers niet gericht op het simuleren van een natuurlijke textuur, doch eerder op het voorzien van een plankeffect.

BE2016/5732

Het relief kan al dan niet in register zijn uitgevoerd met het decor van de decorlaag. Het in register uitvoeren brengt als voordeel met zieh mee dat een meer natuurlijk ogend en aanvoelend vloerpaneel wordt bekomen. Er zijn verschillende technieken gekend om dergelijke uitvoering te verwezenlijken en er wordt in het bijzonder verwezen naar de volgende documenten: EP 2 636 524, EP 2 447 063 en EP 2 447 064.

Het decor van de decorlaag beeldt bij voorkeur een natuurlijk product af. Zo kan het decor bijvoorbeeld hout, steen of keramiek simuleren.

Het decor van de decorlaag is bij voorkeur geprint of gedrukt. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van één van de volgende druktechnieken: offsetdruk, rotogravuredruk of een digitale druktechniek waarbij bijvoorbeeld een digitale printer of inkjetprinter wordt ingezet. Andere druktechnieken zijn echter niet uitgesloten.

De decorlaag kan een drager omvatten waarop het decor is gedrukt of geprint. Deze drager kan een film of folie zijn. Het kan een thermoplastische drager betreffen.

In een variant is het decor van de decorlaag rechtstreeks op het substraat gedrukt of geprint. Het decor vormt dan eigenlijk op zieh de decorlaag. Wel is het niet uitgesloten dat het decor op een op het substraat aanwezige primer wordt gedrukt of geprint.

In nog een variant is het decor van de decorlaag op de onderzijde van de slijtlaag gedrukt of geprint. Ook hier vormt het decor op zieh de decorlaag.

De slijtlaag kan een folie of film betreffen.

In een variant is de slijtlaag in de vorm van een vloeibare massa boven of direct boven de decorlaag aangebracht en uitgehard. Er kan hierbij een kalandertechniek worden gebruikt.

In een praktische uitvoeringsvorm bestaat de toplaag exclusief uit de decorlaag, de slijtlaag en de ingedrukte laklaag en de eventuele extra laklaag.

BE2016/5732

Het substraat kan één of meerdere substraatlagen omvatten.

Het substraat kan een thermoplastische substraatlaag omvatten. Deze laag kan rigide, semi-rigide of flexibel zijn.

De thermoplastische substraatlaag kan al dan niet zijn gesehuimd.

In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat het substraat onder en bij voorkeur direct onder de decorlaag een semi-rigide of flexibele thermoplastische laag. Zulke laag kan verschiliende voordelen met zieh meebrengen zoais het gemakkelijk indrukbaar zijn van het substraat om het relief te vormen en een goede geluidsabsorptie. Bij voorkeur wordt dergelijke semi-rigide of flexibele laag gecombineerd met een substraatlaag daaronder die een rigide thermoplastische laag betreft of die een houtgebaseerde laag uit bijvoorbeeid MDF of HDF betreft. Deze zieh daaronder bevindende laag brengt andere voordelen met zieh mee zoais een verbeterde weerstand tegen impact, tegen zogenaamde “indentations”, tegen telegraphing en dergelijke meer. Ook laat zulke laag toe hierin stevige mechanische koppeldelen te vervaardigen.

Het substraat kan één of meerdere versterkingslagen omvatten. De versterkingslaag is bij voorkeur opgebouwd uit versterbende vezels zoais glasvezels. Het betreft bijvoorbeeid een glasvezeldoek of glasnet.

Het substraat kan aan het onderoppervlak van het vloerpaneel een onderlaag omvatten. Deze onderlaag kan zorgen voor een balancerend effect dat een kromtrekking van het vloerpaneel verhindert. De onderlaag kan ook zijn voorzien om andere effecten te bekomen zoais geluiddemping.

De onderlaag kan kurk omvatten.

In een variant betreft het een thermoplastische onderlaag. Het kan een flexibele of semi-rigide onderlaag zijn om de geluiddemping te verbeteren. Echter kan het in een

BE2016/5732 alternatieve uitvoeringsvorm een rigide onderlaag zijn om de weerstand tegen telegraphing te verhogen.

De dikte van het vloerpaneel is bij voorkeur gelegen tussen 3 en 12 mm.

Het bovenoppervlak van het vloerpaneel kan aan minstens één rand een bevel vertonen. Het kan gaan om een bevel die niet dieper reikt dan de slijtlaag. In een variant betreft het een diepere bevel die reikt tot in het substraat. In dat geval wordt bij voorkeur op het bovenoppervlak van de bevel een aparte decoratie zoals een lak toegepast. Met “aparte decoratie” wordt hier bedoeld dat de decoratie apart van de decorlaag is. Of de toplaag, inclusief de decorlaag, kan zieh over de diepere bevel uitstrekken. Het gaat bijvoorbeeld om een zogenaamde “pressed bevel”.

De bevel kan een afschuining of afronding betreffen. Andere types bevels zijn echter niet uitgesloten.

Bij voorkeur is het vloerpaneel geschikt voor het vormen van een zwevende vloerbekleding. Dit is een vloerbekleding waarin de vloerpanelen los of zwevend op de ondergrond of ondervloer kunnen worden geïnstalleerd. Hiertoe is het vloerpaneel bij voorkeur aan minstens één paar tegenoverliggende randen voorzien van geïntegreerde mechanische koppeldelen, waarbij deze koppeldelen toelaten een vergrendeling tussen twee van dergelijke vloerpanelen te bewerkstelligen in een richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde vloerpanelen en evenwijdig met het vlak van de gekoppelde vloerpanelen en loodrecht op de gekoppelde randen. Zulke koppeldelen zijn op zieh gekend uit WO 97/47834.

Dat de koppeldelen geïntegreerd zijn, betekent dat zij vast deel uitmaken van het vloerpaneel. Dit kan doordat de koppeldelen verbonden zijn met het vloerpaneel of doordat zij in één deel met en uit het materiaal van het vloerpaneel zijn vervaardigd.

Dat het mechanische koppeldelen zijn, betekent dat zij toelaten een mechanische koppeling te bewerkstelligen zonder dat hierbij lijm of dergelijke nodig is.

BE2016/5732

Er wordt opgemerkt dat de toepassing van een ingedrukte en een bij voorkeur nietingedrukte of niet-vervormde laklaag bij thermoplastische slijtlagen op zieh een inventief idee vormt. De uitvinding heeft dan ook volgens een onafhankelijk tweede aspect betrekking op een vloerpaneel dat een substraat en een boven en bij voorkeur direct boven het substraat voorziene toplaag omvat, waarbij de toplaag een decorlaag, een thermoplastische slijtlaag en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag voorziene laklaag omvat en waarbij het vloerpaneel een bovenoppervlak heeft dat een relief vertoont, met als kenmerk dat de slijt- en de laklaag ter vorming van het relief zijn ingedrukt en dat de toplaag boven en bij voorkeur direct boven de ingedrukte laklaag een bij voorkeur niet-ingedrukte of niet-vervormde laklaag, hierna extra laklaag genoemd, omvat. Dit tweede aspect laat toe de vorming van glanzende spots te vermijden. En, er hoeft niet te worden ingeboet op eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand en vlekbestendigheid. De extra laklaag kan immers worden ingezet om deze laatstgenoemde eigenschappen goed te krijgen. Dit tweede aspect laat dus toe een vloerpaneel te bekomen dat niet alleen natuurlijk oogt en aanvoelt, zonder glanzende of blinkende spots, doch ook uitermate slijtvast, kras- en/of vlekbestendig is.

De ingedrukte laklaag is bij voorkeur mee ingedrukt met de slijtlaag. Dit betekent dat beide lagen bij voorkeur tezamen zijn ingedrukt.

Het vloerpaneel volgens dit tweede aspect kan verder één of meerdere kenmerken vertonen van het vloerpaneel volgens het eerste aspect zonder dat de maximale reliëfdiepte noodzakelijkerwijs groter is dan 100 micron.

Er wordt nog opgemerkt dat de ingedrukte laklaag uit het eerste of tweede aspect bij voorkeur één of meerdere van de volgende kenmerken vertoont:

- de laklaag is over de ganse slijtlaag of over het ganse oppervlak van de slijtlaag aanwezig en dus ook in eventuele diepe zones van het reliëf;

- de laklaag heeft een uniforme of nagenoeg uniforme dikte; en/of

- de laklaag heeft ter plaatse van de indrukkingen een dikte die gelijk is aan of kleiner is dan de dikte ervan in andere zones van het bovenoppervlak.

BE2016/5732

Het eerstgenoemde kenmerk zorgt ervoor dat geen glanzende spots optreden. Het glanzend oppervlak van de slijtlaag is immers vanaf het bovenoppervlak van het vloerpaneel niet zichtbaar. Het tweede en/of derde kenmerk zorgen dat een goede indruk- of embossingresolutie kan worden verkregen.

Er wordt opgemerkt dat de drie vorige kenmerken op zieh voordelige maatregelen zijn om in combinatie of elk afzonderiijk in samenhang met het eerste of tweede aspect te gebruiken, zonder dat daarbij de betreffende laklaag noodzakelijk hoeft te zijn ingedrukt.

De uitvinding heeft voigens een onafhankelijk derde aspect betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel dat een bovenoppervlak heeft dat een relief vertoont met een maximale reliëfdiepte die groter is dan 100 micron. Deze werkwijze omvat minstens de voigende stappen:

- het voorzien van een substraat;

- het boven en bij voorkeur direct boven dit substraat voorzien van een toplaag die een decorlaag, een thermoplastische slijtlaag en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag voorziene laklaag omvat; en

- het, bij voorkeur tezamen, indrukken van de slijt- en de laklaag ter vorming van het relief.

Deze werkwijze laat toe het vloerpaneel van het eerste aspect te bekomen.

De laklaag bevindt zieh boven de slijtlaag. Echter is het niet noodzakelijk dat de laklaag zieh direct boven de slijtlaag bevindt. Dit geniet wel de voorkeur. Doch, in een variant kunnen één of meerdere tussenliggende lagen aanwezig zijn.

De laklaag wordt bij voorkeur boven de slijtlaag voorzien, voordat de slijtlaag van enig relief is voorzien. Het geniet met andere woorden de voorkeur dat de laklaag boven de slijtlaag wordt voorzien terwijl de slijtlaag of het bovenoppervlak van de slijtlaag nog

BE2016/5732 vlak of nagenoeg vlak is. Hierdoor kan de laklaag gemakkelijk op gans het oppervlak van de slijtlaag worden aangebracht, gezien geen diepe zones hoeven te worden bereikt. Het vervolgens indrukken van de slijt- en de laklaag resulteert in een reliëfgevormd bovenoppervlak dat geen glanzende spots vertoont.

De laklaag kan aan de hand van eender welke geschikte eoatingtechniek boven de slijtlaag worden aangebracht zoals gravure coating, roll coating, curtain coating, spray coating en combinaties daarvan. Het geniet wel de voorkeur de laklaag met behulp van een wals en in het bijzonder een rubberen wals aan te brengen.

In een praktische uitvoeringsvorm omvat de werkwijze een stap waarin de slijtlaag, al dan niet samen met één of meerdere andere lagen, met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel wordt verbonden. In het geval dat de slijtlaag samen met één of meerdere andere lagen wordt verbonden, kan deze andere laag een laag uit de toplaag betreffen, zoals bijvoorbeeld de decorlaag. In een variant kan de andere laag een substraatlaag betreffen, bijvoorbeeld bij een meerlagig substraat, waarbij de slijtlaag, eventueel met de decorlaag, samen met de substraatlaag met één of meerdere overige substraatlagen wordt verbonden.

Het verbinden van de slijtlaag kan met behulp van eender welke geschikte verbindingstechniek gebeuren zoals een coating-, kalander- of lamineertechniek. De lamineertechniek waarbij wärmte en/of druk wordt gebruikt, zoals thermisch lamineren, geniet de voorkeur. In het bijzonder wordt hierbij een, eventueel verwarmde, persinrichting ingezet.

Bij voorkeur wordt de laklaag boven de slijtlaag aangebracht, voordat deze slijtlaag met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel wordt verbonden. In deze fase van het productieproces lenen de condities zieh er namelijk uitstekend toe de laklaag aan te brengen. Het is echter niet uitgesloten dat de laklaag na het verbinden van de slijtlaag wordt aangebracht. Doch de condities zijn dan misschien wat minder günstig.

BE2016/5732

Het al dan niet tezamen indrukken van de slijt- en de laklaag kan met behulp van eender welke geschikte embossingtechniek gebeuren. Bij voorkeur betreft het een mechanische embossingtechniek, waarbij bijvoorbeeld een gestructureerde wals of gestructureerd perselement kan worden ingezet.

In een bijzondere uitvoeringsvorm wordt het vloerpaneel na de vorming van het reliëf in een waterbad ondergedompeld. Dit waterbad zorgt als het ware voor het “invriezen” van het reliëf, waardoor een accurater reliëf kan worden bekomen.

Bij voorkeur wordt de laklaag uitgehard, nadat zij is ingedrukt. Dit zorgt ervoor dat de laklaag wanneer deze wordt ingedrukt nog zacht of flexibel is, waardoor hierin eenvoudig een reliëf kan worden gevormd door indrukking.

Het kan voordelig zijn de laklaag aan een zogenaamde “pre-cure” te onderwerpen. Dit betekent dat de laklaag op een zeker moment in het procès gedeeltelijk doch niet volledig wordt uitgehard of gedroogd. Bij voorkeur vindt dit gedeeltelijk uitharden of drogen plaats voordat de laklaag wordt ingedrukt. Dit zorgt ervoor dat het reliëf beter in de laklaag kan worden gedefinieerd en aidus een accurater reliëf kan worden bekomen.

De pre-cure is in het bijzonder voordelig in het geval dat de laklaag boven de slijtlaag wordt voorzien, voordat deze slijtlaag met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel wordt verbonden. De pre-cure vindt dan liefst plaats voordat de slijtlaag wordt verbonden. Dit zorgt ervoor dat de laklaag minder hinder ondervindt van het verbindingsproces en beter zijn structuur behoudt. Dit komt doordat de pre-cure al voor een zekere mate van vernetting kan zorgen. Zeker bij het inzetten van een, eventueel verwarmde, persinrichting voor het lamineren van de met de laklaag voorziene slijtlaag met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel is de pre-cure nuttig. In de persinrichting komt de laklaag immers in contact met een perselement dat heet kan zijn. Door de pre-cure ondervindt de laklaag daar minder hinder van.

BE2016/5732

Er kan boven de laklaag nog een laklaag, hierna extra laklaag, worden voorzien. Het is hierbij niet noodzakelijk dat deze extra laklaag zieh direct boven de andere laklaag bevindt, doch dit geniet wel de voorkeur.

De extra laklaag kan worden ingezet om eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand en vlekbestendigheid goed te krijgen. Hiertoe wordt deze laklaag bij voorkeur voorzien nadat het reliëf is gevormd. Deze laklaag hoeft dan immers niet te worden ingedrukt, waardoor bijvoorbeeld voor een hardere lak kan worden gekozen.

Beide laklagen worden bij voorkeur tezamen uitgehard. Dit is voordelig gezien hiervoor dan siechts één uithardingsstation dient te worden voorzien. Bovendien zorgt dit samen uitharden ervoor dat een cross-linking kan optreden tussen de laklagen onderling. Dit komt eigenschappen zoals slijtvastheid, krasweerstand en vlekbestendigheid ten goede.

Het is echter niet uitgesloten dat beide laklagen apart worden uitgehard. Er kan in dat geval gekozen worden om beide laklagen met een verschillende techniek uit te harden, bijvoorbeeld de ene met UV straling en de andere met excimeer straling. Dit kan voordelig zijn met het oog op het bekomen van een versehil in glansgraad, zoals op zieh omschreven in het document EP 2 883 712.

Het op het substraat voorzien van de toplaag hoeft niet in één stap te gebeuren. De lagen uit de toplaag kunnen elk afzonderlijk, in meerdere stappen, op het substraat worden voorzien. Of meerdere lagen uit de toplaag kunnen tezamen op het substraat worden voorzien. Bijvoorbeeld kan de decorlaag tezamen met de slijtlaag op het substraat worden voorzien. Het is ook mogelijk dat, in het geval van een meerlagig substraat, de toplaag of een deel van de toplaag op één of meerdere substraatlagen wordt voorzien, waama dit intermediair product dan op de overige substraatlaag of lagen wordt voorzien.

Er kan eender welke geschikte verbindingstechniek worden gebruikt om de lagen van het vloerpaneel onderling te verbinden. Coating-, kalander- en lamineertechnieken

BE2016/5732 worden als voorbeelden genoemd, doch andere verbindingstechnieken zijn niet uitgesloten.

De één of meerdere substraatlagen kunnen op eender welke geschikte manier worden gevormd. Bijvoorbeeld kunnen strooi-, extrusie- en/of kalandertechnieken worden ingezet. De eerstgenoemde techniek kan zowel bij houtgebaseerde als thermoplastische substraatlagen worden ingezet. De twee laatstgenoemde technieken zijn vooral van nut bij thermoplastische substraatlagen.

Het vloerpaneel dat voigens de werkwijze van het derde aspect wordt bekomen kan verder één of meerdere van de kenmerken vertonen van het vloerpaneel voigens het eerste aspect.

De uitvinding heeft voigens een onafhankelijk vierde aspect betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel, waarbij dit vloerpaneel een bovenoppervlak heeft dat een relief vertoont en waarbij deze werkwijze minstens de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een substraat;

- het boven en bij voorkeur direct boven het substraat voorzien van een toplaag die een decorlaag, een thermoplastische slijtlaag en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag voorziene laklaag omvat;

- het, bij voorkeur tezamen, indrukken van de slijt- en de laklaag ter vorming van het relief; en

- het boven en bij voorkeur direct boven de voornoemde laklaag voorzien van nog een laklaag, bij voorkeur nadat het relief is gevormd.

Bij voorkeur worden beide laklagen tezamen uitgehard. Doch het is niet uitgesloten dat beide laklagen apart worden uitgehard.

Deze werkwijze kan verder één of meerdere van de kenmerken van de werkwijze van het derde aspect vertonen, zonder dat de maximale reliëfdiepte noodzakelijkerwijs groter is dan 100 micron.

BE2016/5732

Het vloerpaneel dat volgens de werkwijze van het vierde aspect wordt bekomen, kan verder één of meerdere van de kenmerken vertonen van het vloerpaneel volgens het tweede aspect.

Er wordt nog opgemerkt dat het boven de slijtlaag aanbrengen van de laklaag, voordat deze slijtlaag met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel wordt verbonden, en het, al dan niet tezamen, indrukken van de slijt- en de laklaag op zieh een inventief idee vormt. Vandaar dat de uitvinding volgens een onafhankelijk vijfde aspect betrekking heeft op een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel, waarbij dit vloerpaneel een bovenoppervlak heeft dat een relief vertoont en waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een substraat;

- het boven en bij voorkeur direct boven dit substraat voorzien van een toplaag die een decorlaag, een thermoplastische slijtlaag en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag voorziene laklaag omvat;

- het met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel verbinden van de slijtlaag;

- het boven de slijtlaag voorzien van de laklaag voordat de slijtlaag met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel wordt verbonden; en

- het, bij voorkeur tezamen, indrukken van de slijt- en de laklaag ter vorming van het relief.

Deze werkwijze kan verder één of meerdere van de kenmerken van de werkwijze volgens het derde of vierde aspect vertonen, zonder dat de maximale reliëfdiepte noodzakelijkerwijs groter is dan 100 micron en de toplaag niet noodzakelijk een extra laklaag omvat die bij voorkeur na de vorming van het relief is voorzien.

Er wordt nog opgemerkt dat de toepassing van het voornoemde waterbad op zieh een inventief idee vormt. Vandaar dat de uitvinding volgens een onafhankelijk zesde aspect betrekking heeft op een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel, waarbij deze werkwijze minstens de volgende stappen omvat:

BE2016/5732

- het voorzien van een substraat;

- het boven en bij voorkeur direct boven het substraat voorzien van een toplaag die een decorlaag en een thermoplastische slijtlaag omvat;

- het indrukken van de slijtlaag ter vorming van een relief in het bovenoppervlak van het vloerpaneel; en

- het in een waterbad onderdompelen van het vloerpaneel nadat het relief is gevormd.

Deze werkwijze kan verder één of meerdere van de kenmerken van de werkwijze volgens het derde en vierde aspect vertonen, waarbij de maximale reliëfdiepte niet noodzakelijk groter is dan 100 micron en de toplaag niet noodzakelijk een extra laklaag omvat die bij voorkeur na de vorming van het reliëf is voorzien.

Er wordt nog opgemerkt dat de voornoemde stappen uit de werkwijzen volgens het derde tot en met zesde aspect bij voorkeur als een continu procès zijn uitgevoerd.

Er wordt opgemerkt dat met de uitdrukking “de ene laag boven of onder de andere laag” niet noodzakelijk wordt bedoeld dat de ene laag zieh direct boven of onder de andere laag bevindt. Bovendien is het in het geval dat de ene laag zieh direct boven of onder de andere laag bevindt niet uitgesloten dat een tussenliggende hechtings- of verbindingslaag, zoals een lijmlaag, aanwezig is.

De begrippen “rigide”, “semi-rigide” en “flexibel” dienen als volgt te worden begrepen:

- een rigide thermoplastische laag is een thermoplastische laag die weekmakers in een hoeveelheid van hoogstens 15 phr omvat, grenzen inbegrepen;

- een semi-rigide thermoplastische laag is een thermoplastische laag die weekmakers in een hoeveelheid van meer dan 15 doch kleiner dan 20 phr omvat; en

- een flexibele thermoplastische laag is een thermoplastische laag die weekmakers in een hoeveelheid van minstens 20 phr omvat.

BE2016/5732

Er kunnen één of meerdere weekmakers worden gebruikt uit de volgende groep: DOP,

DINCH, DINP en DOTP.

Het begrip “thermoplastische laag” wordt gebruikt voor een laag die een thermoplastische kunststof omvat. Dit geldt voor elke thermoplastische laag die hierin is beschreven. In het bijzonder wordt verwezen naar de mogelijke uitvoeringsvormen voor de decorlaag, de slijtlaag en de één of meerdere substraatlagen.

In het algemeen geldt dat de thermoplastische kunststof bij voorkeur is geselecteerd uit de volgende groep: polyvinylchloride, polyethyleen, polypropyleen, polyethyleentereftalaat en polyurethaan. Andere kunststoffen zijn echter niet uitgesloten.

Naast de thermoplastische kunststof kan de thermoplastische laag nog vulstoffen en/of additieven omvatten. Wat betreft de vulstoffen, kan het gaan om één of meerdere van de volgende:

- een anorganische vulstof zoais krijt, talk of kalksteen;

- een organische vulstof zoais hout- of bamboedeeltjes; en/of

- een minerale vulstof zoais keramische deeltjes.

In het bijzonder voor de één of meerdere substraatlagen geldt dat deze al dan niet kunnen zijn geschuimd.

Er wordt opgemerkt dat de huidige uitvinding niet enkel kan worden toegepast bij vloerpanelen. Zij kan worden toegepast bij eender welk type van decoratieve panelen zoais wand-, plafond- of deurpanelen.

De uitvinding kan ook ruimer worden toegepast dan enkel bij panelen. Zij kan worden toegepast bij eender welk type van vloerelementen. Voorbeelden zijn vloerelementen op rol of kamerbrede vloerelementen zoais kamerbreed vinyl.

BE2016/5732

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

- figuur 1 een vloerpaneel voigens de uitvinding weergeeft;

- figuur 2 een dwarsdoorsnede weergeeft voigens lijn II-II in figuur 1 ;

- figuur 3 vergroot weergeeft wat in figuur 2 met F3 is aangeduid; en

- figuur 4 een werkwijze voigens de uitvinding weergeeft die kan worden gebruikt om het vloerpaneel uit figuur 1 te vervaardigen.

Figuur 1 geeft een vloerpaneel 1 voigens de uitvinding weer.

Het betreft een rechthoekig vloerpaneel dat langwerpig is, doch de uitvinding is hier niet toe beperkt. In een variant kan het bijvoorbeeld een vierkant vloerpaneel of een vloerpaneel in een andere veelhoek of geometrische vomi betreffen.

Het vloerpaneel 1 is geschikt voor het vormen van een zwevende vloerbekleding. Het heeft een paar lange randen 2-3 en een paar korte randen 4-5 en is minstens aan het paar lange randen 2-3 voorzien van geïntegreerde koppeldelen 6-7 die toelaten een mechanische koppeling tussen twee van dergelijke vloerpanelen te bewerkstelligen. Een voorbeeld van zulke koppeldelen 6-7 wordt nader omschreven met betrekking tot figuur 2.

Verder heeft het vloerpaneel 1 een bovenoppervlak 8 dat het zichtbare oppervlak van het vloerpaneel 1 betreft wanneer dit is geinstalleerd op een ondergrond of ondervloer. Het tegenoverliggend oppervlak dat naar de ondergrond toe is gericht, wordt het onderoppervlak genoemd. Het bovenoppervlak 8 laat een decor zien dat in het weergegeven voorbeeld een houtdecor, met houtnerven en -poriën, betreft.

Figuur 2 geeft een dwarsdoorsnede weer voigens lijn II-II in figuur 1.

BE2016/5732

Uit deze figuur is de vorm van de koppeldelen 6-7 zichtbaar. Deze koppeldelen 6-7 laten toe een vergrendeling tussen twee van dergelijke vloerpanelen te bewerkstelligen in de verticale richting V en in de horizontale richting H loodreeht op de gekoppelde randen.

De koppeldelen 6-7 zijn van het type dat toelaat twee van dergelijke vloerpanelen 1 te koppelen door middel van een wentelbeweging W. Het betreft hier overigens een bijzonder type van koppeldelen gezien zij ook toelaten de vloerpanelen door middel van een in hoofdzaak horizontale beweging van de vloerpanelen relatief naar elkaar toe te koppelen met het optreden van een snapactie. Deze laatste manier van koppelen is niet weergegeven.

De koppeldelen 6-7 zijn uitgevoerd in de vorm van een tand 9 en een groef 10, waarbij de groef 10 is begrensd door een bovenste lip 11 en een längere onderste lip 12. Er zijn ook vergrendelelementen 13-14 voorzien die het uit elkaar bewegen van de tand 9 en groef 10 in de horizontale richting H tegenwerken of zelfs verhinderen.

De koppeldelen 6-7 zijn in hoofdzaak en hier zelfs volledig in één deel met en uit het materiaal van het substraat 15 vervaardigd.

Er wordt opgemerkt dat andere types van koppeldelen kunnen worden toegepast. Zo kunnen koppeldelen worden toegepast van het type dat toelaat de vloerpanelen door middel van een wentelbeweging te koppelen, doch niet door een in hoofdzaak horizontale snapbeweging. Nog een ander type wordt gevormd door de zogenaamde “push-lock” koppeldelen, dat toelaat de vloerpanelen door middel van een neerwaartse en in hoofdzaak verticale beweging te koppelen.

Het is niet uitgesloten dat ook de korte randen 4-5 van geïntegreerde mechanische koppeldelen zijn voorzien. Deze kunnen van hetzelfde type zijn als de koppeldelen aan de lange randen, doch dit is niet noodzakelijkerwijs het geval. Een bijzondere uitvoeringsvorm is deze waarbij aan het lange paar randen wentelkoppeldelen worden toegepast, terwiji aan het korte paar randen push-lock koppeldelen worden toegepast.

BE2016/5732

Bij deze uitvoeringsvorm kunnen de vloerpanelen in één enkele wentelbeweging, de zogenaamde “folddown” beweging, zowei aan de lange rand als aan de korte rand met aanliggende vloerpanelen worden gekoppeld. In een variant zijn de wentelkoppeldelen aan de korte randen en de push-lock koppeldelen aan de lange randen toegepast.

Uit figuur 2 is ook de algemene opbouw van het vloerpaneel 1 duidelijk. Het vloerpaneel 1 omvat een substraat 15 en een toplaag 16, waarbij de toplaag 16 minstens een decorlaag 17 en een thermoplastische slijtlaag 18 omvat.

Het bovenoppervlak 8 van het vloerpaneel 1 vertoont een relief 19 dat al dan niet in register kan zijn uitgevoerd met het decor van de decorlaag 17.

Het substraat 15 is in het weergegeven voorbeeld meerlagig. In het bijzonder omvat het drie substraatlagen 15A-15B-15C die alien flexibele thermoplastische lagen zijn. Het betreffen bijvoorbeeld lagen die uit soepel of flexibel PVC zijn opgebouwd.

Het substraat 15 omvat een versterkingslaag 20 die versterbende vezels zoals glasvezels kan omvatten. Het kan in het bijzonder om een glasvezeldoek gaan.

Het bovenoppervlak 8 vertoont aan elk van de lange randen 2-3 een bevel 21. Deze bevels 21 betreffen hier afschuiningen die niet dieper reiken dan de slijtlaag 18. Het bovenoppervlak ervan wordt in het bijzonder gevormd door de slijtlaag 18.

Ook aan de korte randen 4-5 kunnen bevels worden toegepast.

Het vloerpaneel heeft een dikte T die gelegen is tussen 3 en 12 mm.

Figuur 3 geeft vergroot weer wat in figuur 2 met F3 is aangeduid.

Uit deze figuur is de precieze opbouw van de toplaag 16 duidelijk.

BE2016/5732

Zoals al vermeld, omvat het bovenoppervlak 8 van het vloerpaneel 1 een relief 19, dat wordt gevormd door ingedrukte zones 22. Het betreft een relief dat gebruikt wordt om de textuur van een natuurlijk product te simuleren, in het voorbeeld een houttextuur. De bevels 21 maken dus geen deel uit van dit relief, gezien zij voornamelijk voorzien zijn om een plankeffect te simuleren, eer der dan een natuurlijke textuur. De diepte van de bevels dient dan ook niet in rekening te worden gebracht bij het bepalen van de maximale reliëfdiepte.

Het relief 19 vertoont een maximale reliëfdiepte Tl die groter is dan 100 micron en bij voorkeur zelfs groter is dan 200 of 250 micron. De reliëfdiepte dient te worden begrepen als het hoogteverschil tussen het diepste punt van het reliëf 19 en het globale niveau van het bovenoppervlak 8, zoals in de figuur weergegeven.

De toplaag 16 omvat de ingedrukte slijtlaag 18, alsook een ingedrukte laklaag 23. Doordat de laklaag 23 zelf ingedrukt is, is de laklaag 23 over gans de slijtlaag 18 aanwezig en zelfs op de bodem van de ingedrukte zones 22. Bovendien vertoont de laklaag 23 een uniforme of nagenoeg uniforme dikte, die ter plaatse van de ingedrukte zones 22 ietwat dünner kan zijn, waardoor een goede embossingresolutie kan worden bekomen.

Het substraat 15 is ter vorming van het reliëf 19 in het weergegeven voorbeeld niet ingedrukt. Doch in een variant kan dit substraat 15 zijn ingedrukt om het diep reliëf te verwezenlijken. Het geniet hierbij de voorkeur dat de substraatlaag direct onder de decorlaag 17, flexibel of semi-rigide is, hetgeen hier met de substraatlaag 15A het geval is, gezien zulke substraatlaag gemakkelijker kan worden ingedrukt of vervormd.

De slijtlaag 18 en de laklaag 23 zijn bij voorkeur doorzichtig of doorschijnend zodat het decor van de onderiiggende decorlaag 17 zichtbaar is. Wel kan de laklaag 23 worden gebruikt om de glansgraad van het bovenoppervlak 8 te bepalen, zoals voordien al omschreven.

BE2016/5732

De laklaag 23 kan de bovenste laag van het vloerpaneel vormen. Echter is in het voorbeeld boven de laklaag 23 en in het bijzonder direct boven de laklaag 23 nog een extra laklaag 24 aanwezig. Deze laklaag 24 vormt de bovenste laag van het vloerpaneel

1. Het betreft bij voorkeur een doorzichtige of doorschijnende laklaag 24. Deze laklaag 24 is bij voorkeur louter aangebracht op de laklaag 23 en betreft dus liefst een nietingedrukte of niet-vervormde laklaag. Dit maakt dat deze laklaag 24 uitermate geschikt is om de slijtvastheid, krasweerstand en/of vlekbestendigheid aan te pakken. Er is immers, doordat deze laklaag 24 niet hoeft te worden ingedrukt, een ruimere vrijheid aan lakken die kunnen worden ingezet. Er kan dus voor een lak worden gekozen in functie van de voornoemde eigenschappen. De laklaag 24 is afwezig in één of meerdere ingedrukte zones 22 en vooral op de bodem daarvan.

Figuur 4 geeft een werkwijze weer waarmee het vloerpaneel 1 uit figuur 1 kan worden vervaardigd.

In de werkwijze wordt het substraat 15 voorzien. Hoe dit substraat 15 wordt vervaardigd, is niet weergegeven. Er kan hiervoor eender welke geschikte techniek, zoals een strooi-, extrusie- en/of kalandertechniek, worden gebruikt.

Boven dit substraat 15 wordt de toplaag 16 voorzien, terwijl het substraat 15 wordt voortbewogen op een continue band 25. Het voorzien van de toplaag 16 gebeurt in het voorbeeld in meerdere stappen.

In een eerste stap wordt de decorlaag 17 aangebracht. De decorlaag 17 omvat per definitie het decor, waarbij het decor in het voorbeeld gedrukt of geprint is op een thermoplastische folie of film, bijvoorbeeld een PVC film. Deze bedrukte PVC film wordt hier van een rol 26 gewikkeld en boven het substraat 15 aangebracht.

Vervolgens wordt de slijtlaag 18 boven de decorlaag 17 aangebracht. Deze slijtlaag 18 betreft in het voorbeeld een thermoplastische folie of film zoals een PVC film. Deze film wordt, gelijkaardig aan de decorlaag 17, van een rol 27 gewikkeld en boven de decorlaag 17 aangebracht.

BE2016/5732

In een volgende stap wordt boven de slijtlaag 18 de laklaag 23 aangebracht aan de hand van een rubberen wals 28. Dit gebeurt voordat de slijtlaag 18 van enig relief is voorzien.

De lak die ter vorming van de laklaag 23 wordt gebruikt, omvat bij voorkeur een watergebaseerde UV uithardbare PU dispersie met een vaste stof gehalte dat gelegen is tussen 30% en 45% grenzen inbegrepen. Deze lak kan nog andere componenten of bestanddelen omvatten zoals al voordien uiteengezet.

De lak wordt in het voorbeeld in een volgende stap aan een pre-cure onderworpen. Hiervoor kunnen één of meerdere UV lampen 29 worden ingezet.

In een volgende stap wordt het geheel van het substraat 15, de decorlaag 17, de slijtlaag 18 en de laklaag 23 verbonden in een bij voorkeur verwarmde persinrichting 30.

Er wordt opgemerkt dat de laklaag 23 dus vôôr het verbinden van de slijtlaag 18 met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel 1 wordt aangebracht. Bovendien wordt de laklaag 23 zoals eerder beschreven aan een pre-cure onderworpen, hetgeen inderdaad voordelig is in dit geval.

Na de consolidatie wordt de laklaag 23 tezamen met de slijtlaag 18 ingedrukt aan de hand van een mechanische embossingtechniek ter vorming van het relief 19. In het voorbeeld wordt hiervoor gebruik gemaakt van een gestructureerde wals 31. Echter kan in een variant ook worden gebruik gemaakt van een gestructureerd perselement zoals een persplaat. In dat geval kan de embossing terzelfdertijd plaatsvinden als het verbinden van de slijtlaag in de vorige stap, indien dit verbinden gebeurt met behulp van een gestructureerd perselement.

Eventueel kan het vloerpaneel 1 hierna in een waterbad worden ondergedompeld. Deze stap is niet expliciet weergegeven in de figuur. Zulk waterbad zorgt voor een accurater

BE2016/5732 relief gezien deze het relief als het ware invriest en zorgt dat het relief wordt vastgehouden doorheen het verdere procès.

In het voorbeeid wordt nog een extra laklaag 24 boven de laklaag 23 aangebracht door middel van een rubberen wals 32. Deze laklaag 24 hoeft niet meer te worden ingedrukt, gezien het relief 19 al is gevormd. Er kan dus voor een hardere lak worden gekozen wat de slijtvastheid en krasweerstand van het uiteindelijke vloerpaneel ten goede komt. Bij voorkeur heeft de lak die voor de laklaag 24 wordt ingezet een vaste stof gehalte van 100% en is deze UV uithardbaar. Deze lak kan ook PU omvatten.

Beide laklagen 23-24 worden vervolgens tezamen uitgehard middels één of meerdere UV lampen 33.

Het is duidelijk dat ter vorming van het uiteindelijke vloerpaneel de continue baan nog dient de worden opgesplitst in individuele elementen die dan de vloerpanelen vormen. Hiertoe kan bijvoorbeeld een snij- of zaagproces worden ingezet.

De werkwijze kan verder nog de stap van het voorzien van koppeldelen aan minstens één paar tegenoverliggende randen van het vloerpaneel omvatten. Hiertoe kunnen snijof freeswerktuigen worden aangewend.

Er wordt opgemerkt dat het begrip “horizontaal” wordt gebruikt om een richting in het vlak van het vloerpaneel aan te duiden. Het begrip “verticaal” wordt gebruikt om de richting loodrecht op het vlak van het vloerpaneel aan te duiden.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke vloerpanelen en werkwijzen kunnen volgens verschillende Varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

BE2016/5732

Claims (10)

Conclusies.

1. - Vloerpaneel (1), dat een substraat (15) en een boven en bij voorkeur direct boven het substraat (15) voorziene toplaag (16) omvat, waarbij de toplaag (16) een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat en waarbij het vloerpaneel (1) een bovenoppervlak (8) heeft dat een reliëf (19) vertoont, daardoor gekenmerkt dat het reliëf (19) een maximale reliëfdiepte (TI) heeft die groter is dan 100 micron en dat de slijtlaag (18) en de laklaag (23) ter vorming van het reliëf (19) zijn ingedrukt.

2. - Vloerpaneel voigens conclusie 1, waarbij de slijtlaag (18) doorzichtig of doorschijnend is.

3. - Vloerpaneel voigens conclusie 1 of 2, waarbij de ingedrukte laklaag (23) doorzichtig of doorschijnend is.

4. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conclusies, waarbij de maximale reliëfdiepte (Tl) groter is dan 200 micron en bij voorkeur groter is dan 250 micron.

5 vertoont van één van de conclusies 70 tot 95 en waarbij de maximale reliëfdiepte (Tl) niet noodzakelijk groter is dan 100 micron en de toplaag (16) niet noodzakelijk een extra laklaag (24) omvat die bij voorkeur na de vorming van het reliëf (19) is voorzien.

98. - Werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel (1), waarbij deze werkwijze

10 minstens de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een substraat (15);

- het boven en bij voorkeur direct boven het substraat (15) voorzien van een toplaag (16) die een decorlaag (17) en een thermoplastische slijtlaag (18) omvat;

15 - het indrukken van de slijtlaag (18) ter vorming van een reliëf (19) in het bovenoppervlak (8) van het vloerpaneel (1); en

- het in een waterbad onderdompelen van het vloerpaneel (1) nadat het reliëf (19) is gevormd.

20 99.- Werkwijze voigens conclusie 98, waarbij deze werkwijze verder de kenmerken vertoont van één van de conclusies 70 tot 95 en waarbij de maximale reliëfdiepte (Tl) niet noodzakelijk groter is dan 100 micron en de toplaag (16) niet noodzakelijk een laklaag (24) omvat die na de vorming van het reliëf (19) is voorzien.

BE2016/5732

15A

BE2016/5732

BE2016/5732

Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel.

Vloerpaneel (1), dat een substraat (15) en een boven en bij voorkeur direct boven het 5 substraat (15) voorziene toplaag (16) omvat, waarbij de toplaag (16) een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat en waarbij het vloerpaneel (1) een bovenoppervlak (8) heeft dat een relief (19) vertoont, daardoor gekenmerkt dat het relief (19) een maximale reliëfdiepte (Tl) heeft die groter is dan 100 micron en dat de

5. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conclusies, waarbij het substraat (15) ter vorming van het reliëf (19) ook is ingedrukt.

6. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conclusies, waarbij het substraat (15) direct onder de decorlaag (17) een flexibele of semi-rigide thermoplastische substraatlaag (15 A) omvat.

7. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conclusies, waarbij de ingedrukte laklaag (23) is uitgevoerd op basis van een polyurethaan dispersie.

8. - Vloerpaneel voigens conclusie 7, waarbij het vaste stof gehalte van de polyurethaan dispersie gelegen is tussen 30% en 45% grenzen inbegrepen.

BE2016/5732

9. - Vloerpaneel voigens conciusie 7 of 8, waarbij de polyurethaan dispersie water- of solvent-gebaseerd is.

10. - Vloerpaneel voigens één van de conciusies 7 tot 9, waarbij de polyurethaan dispersie via straling uithardbaar is.

11. - Vloerpaneel voigens conciusie 10, waarbij de polyurethaan dispersie UVuithardbaar is.

12.- Vloerpaneel voigens conciusie 10 of 11, waarbij de polyurethaan dispersie excimeer-uithardbaar is.

13. - Vloerpaneel voigens één van de conciusies 7 tot 9, waarbij de polyurethaan dispersie thermisch uithardbaar is.

14. - Vloerpaneel voigens één van de conciusies 7 tot 13, waarbij de laklaag (23) een acrylaat copolymeer omvat.

15. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conciusies 7 tot 14, waarbij de laklaag (23) een crosslinker omvat.

16. - Vloerpaneel voigens conciusie 15, waarbij de crosslinker polyaziridine is.

17. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conciusies, waarbij de laklaag (23) keramische partikels omvat.

18. - Vloerpaneel voigens conciusie 17, waarbij de keramische partikels aluminiumoxide partikels omvatten.

19. - Vloerpaneel voigens conciusie 17 of 18, waarbij de keramische partikels een diameter hebben die gelegen is tussen 2 en 20 micron grenzen inbegrepen.

BE2016/5732

20. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 17 of 19, waarbij de keramische partikels zijn gecoat met silanen.

21. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij de ingedrukte laklaag (23) de bovenste laag van het vloerpaneel (1) vormt.

22. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 1 tot 20, waarbij de toplaag (16) boven en bij voorkeur direct boven de ingedrukte laklaag (23) een bij voorkeur nietingedrukte of niet-vervormde laklaag (24), hierna extra laklaag (24) genoemd, omvat.

23. - Vloerpaneel volgens conciusie 22, waarbij de extra laklaag (24) doorzichtig of doorschijnend is.

24. - Vloerpaneel volgens conciusie 22 of 23, waarbij de ingedrukte en de extra laklaag (23 en 24) zieh direct boven elkaar bevinden.

25. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 22 tot 24, waarbij de ingedrukte en extra laklaag (23 en 24) dezelfde of nagenoeg dezelfde glansgraad vertonen.

26. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 22 tot 25, waarbij de ingedrukte en extra laklaag (23 en 24) een verschillende glansgraad vertonen.

27. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij de ingedrukte laklaag (23) mat is uitgevoerd.

28. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 22 tot 27, waarbij de extra laklaag (24) is uitgevoerd op basis van een lak met een vaste stof gehalte van 100%.

29. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 22 tot 28, waarbij de extra laklaag (24) is uitgevoerd op basis van een stralingsuithardbare lak

BE2016/5732

30.- Vloerpaneel volgens conclusie 29, waarbij de stralingsuithardbare lak een UVuithardbare lak is.

31.- Vloerpaneel volgens conclusie 29 of 30, waarbij de stralingsuithardbare lak een excimeer-uithardbare lak is.

32. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 22 of 28, waarbij de extra laklaag (24) is uitgevoerd op basis van een thermisch uithardbare lak.

33. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 22 tot 32, waarbij de extra laklaag (24) polyurethaan omvat.

34. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 22 tot 33, waarbij de extra laklaag (24) de bovenste laag van het vloerpaneel (1) vormt.

35. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij het relief al dan niet in register is uitgevoerd met het decor van de decorlaag (17) en waarbij het relief de textuur van een natuurlijk product, zoais hout, steen of keramiek, simuleert.

36. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij het decor van de decorlaag (17) een natuurlijk product zoais hout, steen of keramiek simuleert.

37. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij het decor van de decorlaag (17) gedrukt of geprint is.

38. - Vloerpaneel volgens conclusie 37, waarbij het decor aan de hand van één van de volgende druktechnieken is gedrukt: offsetdruk, rotogravuredruk of een digitale druktechniek.

39.- Vloerpaneel volgens conclusie 37 of 38, waarbij de decorlaag (17) een drager omvat waarop het decor is gedrukt of geprint.

BE2016/5732

40. - Vloerpaneel volgens conclusie 39, waarbij de drager een folie of film is.

41. - Vloerpaneel volgens conclusie 39 of 40, waarbij de drager een thermoplastische drager betreft.

42. - Vloerpaneel volgens conclusie 37 of 38, waarbij het decor van de decorlaag (17) rechtstreeks op het substraat is gedrukt of geprint.

43. - Vloerpaneel volgens conclusie 42, waarbij het decor op een op het substraat (15) aanwezige primer wordt gedrukt.

44. - Vloerpaneel volgens conclusie 37 of 38, waarbij het decor van de decorlaag (17) op de onderzijde van de slijtlaag (18) is geprint of gedrukt.

45. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij de slijtlaag (18) een folie of film is.

46. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 1 tot 44, waarbij de slijtlaag (18) in de vorm van een vloeibare massa boven en bij voorkeur direct boven de decorlaag (17) is aangebracht en uitgehard.

47. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij de toplaag (16) exclusief bestaat uit de decorlaag (17), de slijtlaag (18) en de ingedrukte laklaag (23) en de eventuele extra laklaag (24).

48. - Vloerpaneel volgens één van de vorige conclusies, waarbij het substraat (15) één of meerdere substraatlagen (15A-15B-15C) omvat.

49. - Vloerpaneel volgens conclusie 48, waarbij het substraat (15) een thermoplastische substraatlaag omvat.

BE2016/5732

50. - Vloerpaneel volgens conclusie 49, waarbij de thermoplastische substraatlaag rigide, semi-rigide of flexibel is.

51. - Vloerpaneel volgens conclusie 48, waarbij het substraat (15) onder en bij voorkeur direct onder de decorlaag (17) een semi-rigide of flexibele thermoplastische substraatlaag (15A) omvat.

52. - Vloerpaneel volgens conclusie 51, waarbij het substraat (15) onder deze zieh onder de decorlaag bevindende substraatlaag (15A) een rigide thermoplastische substraatlaag omvat.

53. - Vloerpaneel volgens conclusie 51, waarbij het substraat (15) onder deze zieh onder de decorlaag bevindende substraatlaag (15 A) een houtgebaseerde substraatlaag uit bijvoorbeeld MDF of HDF omvat.

54. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 48 tot 53, waarbij het substraat (15) één of meerdere versterkingslagen (20) omvat.

55. - Vloerpaneel volgens conclusie 54, waarbij de versterkingslaag (20) versterbende vezeis zoals glasvezels omvat.

56. - Vloerpaneel volgens conclusie 54 of 55, waarbij de versterkingslaag (20) een glasnet of glasvezeldoek is.

57. - Vloerpaneel volgens één van de conclusies 48 tot 56, waarbij het substraat (15) aan het onderoppervlak van het vloerpaneel (1) een onderlaag (15C) omvat.

58. - Vloerpaneel volgens conclusie 57, waarbij de onderlaag (15C) kurk omvat.

59. - Vloerpaneel volgens conclusie 57, waarbij de onderlaag (15C) een thermoplastische laag betreft.

BE2016/5732

60. - Vloerpaneel voigens één van de conciusies 48 tot 59, waarbij het substraat (15) een houtgebaseerde substraatlaag omvat.

61. - Vloerpaneel voigens conclusie 60, waarbij de houtgebaseerde substraatlaag MDF of HDF is.

62. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conciusies, waarbij de dikte (T) van het vloerpaneel (1) gelegen is tussen 3 en 12 mm.

63. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conciusies, waarbij het bovenoppervlak (8) van het vloerpaneel (1) aan minstens één rand een bevel (21) vertoont.

64. - Vloerpaneel voigens conclusie 63, waarbij deze bevel (21) een afschuining of afronding betreft.

65. - Vloerpaneel voigens één van de vorige conciusies, waarbij het vloerpaneel (1) geschikt is voor het vormen van een zwevende vloerbekleding.

66. - Vloerpaneel voigens conclusie 65, waarbij het vloerpaneel (1) aan minstens één paar tegenoverliggende randen (2-3) van geïntegreerde mechanische koppeldelen (6-7) is voorzien en waarbij deze koppeldelen (6-7) toelaten een vergrendeling tussen twee van dergelijke vloerpanelen te bewerkstelligen in een richting (V) loodrecht op het vlak van de gekoppelde vloerpanelen en in een richting (H) evenwijdig met het vlak van de gekoppelde vloerpanelen en loodrecht op de gekoppelde randen.

67. - Vloerpaneel voigens conclusie 66, waarbij deze koppeldelen (6-7) in hoofdzaak in één deel met en uit het materiaal van het substraat (15) zijn vervaardigd.

68. - Vloerpaneel, dat een substraat (15) en een boven en bij voorkeur direct boven het substraat (15) voorziene toplaag (16) omvat, waarbij de toplaag (16) een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat en waarbij het vloerpaneel (1) een

BE2016/5732 bovenoppervlak (8) heeft dat een relief (19) vertoont, daardoor gekenmerkt dat de slijtlaag (18) en de laklaag (23) ter vorming van het relief (19) zijn ingedrukt en dat de toplaag (16) boven en bij voorkeur direct boven de ingedrukte laklaag (23) een bij voorkeur niet-ingedrukte of niet-vervormde laklaag (24) omvat.

69. - Vloerpaneel volgens conclusie 68, waarbij dit vloerpaneel (1) verder is uitgevoerd volgens één van de conclusies 1 tot 67 en waarbij de maximale reliëfdiepte (Tl) niet noodzakelijk groter is dan 100 micron.

70. - Werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel (1), waarbij dit vloerpaneel (1) een bovenoppervlak (8) heeft dat een reliëf (19) vertoont met een maximale reliëfdiepte (Tl) die groter is dan 100 micron en waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een substraat (15);

- het boven en bij voorkeur direct boven dit substraat (15) voorzien van een toplaag (16) die een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat; en

- het, bij voorkeur tezamen, indrukken van de slijt- en de laklaag (18 en 23) ter vorming van het reliëf (19).

71. - Werkwijze volgens conclusie 70, waarbij de laklaag (23) direct boven de slijtlaag (18) wordt voorzien.

72. - Werkwijze volgens conclusie 70 of 71, waarbij de laklaag (23) boven de slijtlaag (18) wordt voorzien voordat deze laatste van enig reliëf is voorzien.

73. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 72, waarbij de laklaag (23) met behulp van een wals op de slijtlaag (18) wordt aangebracht.

74.- Werkwijze volgens conclusie 73, waarbij de wals een rubberen wals is.

BE2016/5732

75. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 74, waarbij de slijtlaag (18) met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) wordt verbonden.

76. - Werkwijze volgens conclusie 75, waarbij de slijtlaag (18) wordt verbonden met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) onder invloed van druk en/of wärmte, bijvoorbeeld in een, eventueel verwarmde, persinriehting.

77. - Werkwijze volgens conclusie 75 of 76, waarbij de laklaag (23) boven de slijtlaag (18) wordt voorzien voordat deze slijtlaag (18) met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) wordt verbonden.

78. - Werkwijze volgens conclusie 75 of 76, waarbij de laklaag (23) boven de slijtlaag (18) wordt voorzien nadat deze slijtlaag (18) met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) is verbonden.

79. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 78, waarbij het al dan niet tezamen indrukken van de slijt- en de laklaag (18 en 23) met behulp van een mechanische embossingtechniek wordt uitgevoerd.

80. - Werkwijze volgens conclusie 79, waarbij de mechanische embossingtechniek gebruik maakt van een gestructureerde wals of een gestructureerd perselement.

81. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 80, waarbij het vloerpaneel (1) nadat het relief (19) is gevormd in een waterbad wordt ondergedompeld.

82. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 81, waarbij de laklaag (23) wordt uitgehard nadat zij is ingedrukt.

83. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 82, waarbij de werkwijze de stap omvat van het gedeeltelijk doch niet volledig uitharden of drogen van de laklaag (23).

BE2016/5732

84, - Werkwijze volgens conciusie 83, waarbij de laklaag (23) gedeeltelijk wordt uitgehard of gedroogd voordat zij wordt ingedrukt.

85. - Werkwijze volgens conciusie 83 of 84, waarbij de slijtlaag (18) met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) wordt verbonden; en waarbij de laklaag (23) boven de slijtlaag (18) wordt voorzien en gedeeltelijk uitgehard of gedroogd voordat deze slijtlaag (18) met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) wordt verbonden.

86. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 85, waarbij boven de laklaag (23) nog een laklaag (24), hierna extra laklaag (24) genoemd, wordt voorzien.

87. - Werkwijze volgens conciusie 86, waarbij de extra laklaag (24) zieh direct boven de ingedrukte laklaag (23) bevindt.

88. - Werkwijze volgens conciusie 86 of 87, waarbij de extra laklaag (24) wordt voorzien nadat het relief (19) is gevormd.

89. - Werkwijze volgens één van de conclusies 86 tot 88, waarbij de extra laklaag (24) niet wordt ingedrukt of vervormd.

90. - Werkwijze volgens één van de conclusies 86 tot 89, waarbij beide laklagen (23-24) al dan niet samen worden uitgehard.

91. - Werkwijze volgens één van de conclusies 70 tot 90, waarbij deze werkwijze wordt ingezet voor het vervaardigen van een vloerpaneel (1) volgens één van de conclusies 1 tot 67.

92.- Werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel (1), waarbij dit vloerpaneel (1) een bovenoppervlak (8) heeft dat een reliëf (19) vertoont en waarbij deze werkwijze minstens de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een substraat (15);

BE2016/5732

- het boven en bij voorkeur direct boven het substraat (15) voorzien van een toplaag (16) die een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat;

- het, bij voorkeur tezamen, indrukken van de slijt- en de laklaag (18 en 23) ter vorming van het relief (19); en

- het boven de voornoemde laklaag (23) voorzien van nog een laklaag (24), bij voorkeur nadat het relief (19) is gevormd.

93. - Werkwijze volgens conclusie 92, waarbij beide laklagen (23-24) samen worden uitgehard.

94. - Werkwijze volgens conclusie 92 of 93, waarbij de werkwijze verder de kenmerken vertoont van één van de conclusies 70 tot 91 en waarbij de maximale reliëfdiepte (Tl) niet noodzakelijk groter is dan 100 micron.

95. - Werkwijze volgens één van de conclusies 92 tot 94, waarbij deze werkwijze wordt ingezet voor het vervaardigen van een vloerpaneel (1) volgens conclusie 68 of 69.

96. - Werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel (1), waarbij dit vloerpaneel (1) een bovenoppervlak (8) heeft dat een reliëf (19) vertoont en waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een substraat (15);

- het boven en bij voorkeur direct boven dit substraat (15) voorzien van een toplaag (16) die een decorlaag (17), een thermoplastische slijtlaag (18) en een boven en bij voorkeur direct boven de slijtlaag (18) voorziene laklaag (23) omvat;

- het met een overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) verbinden van de slijtlaag (18);

- het boven de slijtlaag (18) voorzien van de laklaag (23) voordat de slijtlaag (18) met het overig of onderliggend deel van het vloerpaneel (1) wordt verbonden;

en

BE2016/5732

- het, bij voorkeur tezamen, indrukken van de slijt- en de laklaag (18 en 23) ter vorming van het reliëf (19).

97. - Werkwijze voigens conclusie 96, waarbij deze werkwijze verder de kenmerken

10 slijtlaag (18) en de laklaag (23) ter vorming van het relief (19) zijn ingedrukt.