BE1023184B1 - Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels - Google Patents

Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels Download PDF

Info

Publication number
BE1023184B1
BE1023184B1 BE2015/5552A BE201505552A BE1023184B1 BE 1023184 B1 BE1023184 B1 BE 1023184B1 BE 2015/5552 A BE2015/5552 A BE 2015/5552A BE 201505552 A BE201505552 A BE 201505552A BE 1023184 B1 BE1023184 B1 BE 1023184B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
stems
pair
stem
mower
harvesting
Prior art date
Application number
BE2015/5552A
Other languages
English (en)
Inventor
Bart M.A MISSOTTEN
Smet Tom De
Frederik Tallir
Willem Vandamme
Geert Johan Lucien Bonne
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2015/5552A priority Critical patent/BE1023184B1/nl
Priority to BR102016019411-3A priority patent/BR102016019411B1/pt
Priority to US15/253,423 priority patent/US10251343B2/en
Priority to EP16186716.3A priority patent/EP3135094B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023184B1 publication Critical patent/BE1023184B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D45/00Harvesting of standing crops
    • A01D45/02Harvesting of standing crops of maize, i.e. kernel harvesting
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/01Devices for leading crops to the mowing apparatus
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D45/00Harvesting of standing crops
    • A01D45/02Harvesting of standing crops of maize, i.e. kernel harvesting
    • A01D45/021Cornheaders
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/404Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having cutters driven to oscillate in a horizontal plane
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D43/00Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing
    • A01D43/08Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for cutting up the mown crop, e.g. forage harvesters
    • A01D43/081Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for cutting up the mown crop, e.g. forage harvesters specially adapted for ensilage of maize
    • A01D43/082Gathering units
    • A01D43/083Gathering units with belts or chains
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D45/00Harvesting of standing crops
    • A01D45/02Harvesting of standing crops of maize, i.e. kernel harvesting
    • A01D45/028Harvesting devices mounted to a vehicle
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/22Delivering mechanisms for harvesters or mowers for standing stalks
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D2101/00Lawn-mowers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)

Abstract

Maaier voor het oogsten van gewas op stengels die meerdere oogsteenheden bevat die elk bestaan uit een paar dekplaten die een kanaal definiëren, een paar grijprollen die onder de dekplaten zijn aangebracht en geschikt zijn om de stengels vast te grijpen en ze naar beneden door het kanaal te trekken, een paar verzamelkettingen, uitgerust met nokken, waarbij de verzamelkettingen zich uitstrekken tussen een eerste paar tandwielen dat aan het voorste uiteinde van de oogsteenheid is geplaatst en een tweede paar tandwielen dat aan een achterste uiteinde van de oogsteenheid is geplaatst, waarbij elke oogsteenheid verder een paar stengelgeleidende middelen bevat die gepositioneerd zijn om te draaien rond assen die samenvallen met de respectieve assen van het eerste paar tandwielen, en waarbij de stengelgeleidingsmiddelen elk een bovenste stengelleiwiel en een onderste stengelleiwiel bevatten die onderling verbonden zijn, en doordat een snijelement is aangebracht onder het onderste stengelleiwiel om stengels door te snijden terwijl ze door de stengelgeleidingsmiddelen geleid worden.

Description

Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft betrekking op een maaier voor het oogsten van gewas op stengels voor een landbouwvoertuig.
Maaiers voor gewas op stengels zijn gebouwd om stengels tussen een paar dekplaten te trekken die op zulke wijze op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn dat de stengel in wezen vrij kan bewegen door het kanaal dat gevormd wordt door de dekplaten terwijl de koppen van de maïsplant of ander oogstmateriaal door de dekplaten wordt tegengehouden. Verschillende aspecten van zulke maaiers hebben werden al beschreven. Octrooi WO 2012/152 866 beschrijft bijvoorbeeld de grijprollen die gebruikt worden om de stengels te grijpen en door het kanaal omlaag te trekken. Octrooi EP 2 412 228 beschri jft een maaier waarbij de afstand tussen de dekplaten verstelbaar is om de werking van de maaier te optimaliseren. Deze documenten beschrijven maaiers die rijgevoelig zijn. Rijgevoelige maaiers zijn maaiers die alleen juist werken wanneer de kanalen van de meerdere oogsteenheden in de maaier uitgelijnd zijn met de rijen gewasstengels op het veld. Als gevolg van het uitlijnen van het kanaal met het gewas op stengels, kan het gewas op stengels in het kanaal binnenkomen wanneer het gewas op stengels nog altijd in de grond geworteld is. In conventionele rijgevoelige maaiers voor het oogsten van gewas op stengels verzekert dit de goede werking van de maaier.
Een nadeel van de bekende gewasmaaiers is dat ze alleen goed werken wanneer de gewasrijen uitgelijnd zijn met de kanalen van de oogsteenheden. Dit is lastig voor de bestuurder van het landbouwvoertuig omdat hij ervoor moet zorgen dat het voertuig zo bestuurd wordt dat de kanalen constant uitgelijnd worden met de rijen gewasstengels tijdens het oogsten. Een ander nadeel is dat gewas op stengels gezaaid kan zijn op rijen met verschillende breedte ertussen. Om in staat te zijn rijen te oogsten die op verschillende afstanden van elkaar liggen, zijn verschillende maaiers nodig om de afstand tussen de kanalen te laten overeenkomen met de afstand tussen de gewasrijen. Om dit nadeel van rijgevoelig oogsten te verhelpen, werden er maaiers voorgesteld die rijgevoelig zijn.
Octrooi US 6119443 beschrijft een niet-rijgevoelige maaier. Een nadeel van deze maaier is dat de mechanische structuur complex is waardoor de maaier duur is. Bovendien, doordat stengels worden afgesneden van het grondoppervlak alvorens het kanaal binnen te komen, blijkt het geleiden van de stengels moeilijk te zijn waardoor de mogelijkheid bestaat dat een ingang van het kanaal verstopt raakt. In deze context hebben testen uitgewezen dat stengels een hoge weerstand kunnen ondervinden tegen het binnenkomen in het kanaal en tegen het binnenkomen in de grijprollen. Wegens deze weerstand verstoppen de stengels het voorste einde van de kanalen en stoppen de goede werking van de maaier.
Octrooi US 2014/005 994 beschrijft een niet-rijgevoelige maaier waarbij de stengels op een hoger niveau worden gevangen waarbij de stengels belet worden te vallen na van de grond afgesneden te zijn. Dit verbetert de beweging van de stengels tussen de grijprollen en het kanaal, maar maakt ook de maaier merkelijk complexer en duurder.
Het is een voorwerp van deze uitvinding om een niet-rijgevoelige maaier voor het oogsten van gewas op stengels te verschaffen met een hogere operationele betrouwbaarheid en een verbeterde structuur.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Daartoe verschaft de uitvinding een maaier voor het oogsten van gewas op stengels die meerdere oogsteenheden bevat, waarbij elke oogsteenheid een paar dekplaten bevat die een kanaal definiëren, een paar grijprollen die onder de dekplaten zijn aangebracht en geschikt zijn om de stengels vast te grijpen en ze naar beneden door het kanaal te trekken, een paar verzamelkettingen, uitgerust met nokken, waarbij de verzamelkettingen zich uitstrekken tussen een eerste paar tandwielen dat aan weerskanten van het voorste uiteinde van de oogsteenheid is geplaatst en een tweede paar tandwielen dat aan een achterste uiteinde van de oogsteenheid is geplaatst, waarbij de verzamelkettingen aangebracht zijn voor het transporteren van stengels langs het kanaal, en waarbij elke oogsteenheid verder een paar stengelgeleidende middelen bevat die gepositioneerd zijn om te draaien rond assen die samenvallen met de respectieve assen van het eerste paar tandwielen, waarbij de stengelgeleidende middelen elk een bovenste stengelleiwiel bevatten en een onderste stengelleiwiel die operationeel verbonden zijn met elkaar om de stengels in een beweging naar het kanaal te geleiden, en waarbij een snijelement is aangebracht onder het onderste stengelleiwiel om stengels door te snijden terw ijl ze door de stengelgeleidingsmiddelen worden geleid.
De maaier voor het oogsten van gewas op stengels volgens de uitvinding is niet-rijgevoelig vanwege de snij elementen die onder de stengelleiwielen zijn aangebracht. Deze snij elementen snijden stengels van het grondoppervlak zo af dat stengels die met uitgelijnd zijn met het kanaal juist in het kanaal geleid kunnen worden d.m.v. de geleidingsmiddelen. Bovendien bevat het geleidingsmiddel een bovenste en een onderste stengelleiwiel. Meer bepaald wegens de verbinding tussen het bovenste en het onderste stengelleiwiel, wordt de maaierstructuur daardoor aanzienlijk eenvoudiger. Aange/ien het geleidingsmiddel opgebouwd is uit een bovenste en een onderste leiwiel, wordt de stengel op twee plaatsen in de hoogte van de stengel vastgehouden, zodat het vallen van de stengel nahet afsnijden wordt voorkomen. Daarbij kunnen stengels in een beweging naar het kanaal geleid worden. Dit verbetert de operationele betrouwbaarheid van de maaier. Het geleiden van de stengels op twee verschillende hoogten d.m.v. een onderste en een bovenste leiwiel naar het kanaal heeft als gevolg dat een betrouwbare geleiding verkregen zodat verstopping van de ingang van het kanaal maximaal wordt voorkomen.
Elk tandwiel van het eerste paar tandwielen draait bij voorkeur rond een respectieve as, en de respectieve assen zijn verder verbonden met overeenkomstige bovenste stengelleiwielen en onderste stengelleiwielen zodat de bovenste en onderste stengelleiwielen via de respectieve assen verbonden zijn. Door de verbinding van het eerste paar tandwielen met het respectieve stengelgeleidingsmiddel draaien de stengelgeleidingsmiddelen gelijktijdig met het eerste paar tandwielen. Zodoende worden de stengelgeleidingsmiddelen, wegens de verbinding, aangedreven via het eerste paar tandwielen zodat geen afzonderlijke actuator of motor aangebracht dient te worden aan het voorste uiteinde van de oogsteenheid. Gewoonlijk wordt de verzamelketting aangedreven via een motor of actuator die verbonden is met het tweede paar tandwielen. Dit vereenvoudigt de structuur van de oogsteenheden nog meer. Bovendien blijkt de rechtstreekse verbinding een voordeel te zijn aangezien de snelheid waarmee de stengels geleid worden door het geleidingsmiddel gesynchroniseerd wordt met de snelheid waarmee de stengels door de verzamelketting door het kanaal worden bewogen. Deze synchronisatie voorkomt verstopping en zorgt voor de juiste werking van de maaier.
Elke verzamelketting is bij voorkeur verder zo aangebracht dat ze zich uitstrekt langs een positioneringstandwiel dat aan weerszijden van een voorste uiteinde van het kanaal gepositioneerd is. Door de verzamelketting, in aanvulling op het eerste en het tweede tandwiel, langs een positioneringstandwiel te geleiden, kan meer bepaald de positie van het eerste tandwiel vrijer gekozen worden zonder de juiste werking van de verzamelketting te beïnvloeden. Wanneer de assen van het geleidingsmiddel uitgelijnd zijn met de assen van de eerste tandwielen van de verzamelketting, kan het te verkiezen zijn om het eerste tandwiel meer naar het centrale vlak van de oogsteenheid te verschuiven, om zodoende het bereik van het geleidingsmiddel te vergroten. Zonder een positioneringstandwiel zou dit echter ertoe kunnen leiden dat de verzamelketting te ver van het kanaal gepositioneerd wordt om de stengels doeltreffend in een beweging langs het kanaal te dwingen. Met het positioneringstandwiel kan de plaats van de verzamelketting ten opzichte van het kanaal bepaald worden onafhankelijk van de verschuiving van het eerste tandwiel.
Een afstand tussen de as van het positioneringstandwiel en de as van het overeenkomstige voorste tandwiel is bij voorkeur ongeveer gelijk aan de straal van het bovenste leiwiel. Daarbij bevindt het positioneringstandwiel zich aan een rand van het bovenste leiwiel. Aangezien het positioneringstandwiel geplaatst is op een voorste uiteinde van het kanaal, optimaliseert deze plaats van het positioneringstandwiel de overdracht van de stengels, aangezien de stengels door het geleidingsmiddel naar een ingang van het kanaal geleid kunnen worden, waar de stengels dan gedwongen worden in een beweging doorheen het kanaal via de verzamelkettingen.
Elk stengelleiwiel heeft bij voorkeur de vorm van een schijf en bevat inkepingen langs een omtrek van de schijf. Zulk schijfvormig leiwiel bewijst efficiënt te zijn in het geleiden van stengels. De schijfvorm maakt een eenvoudige structuur van de oogsteenheid mogelijk, is gemakkelijk aan te drijven en wanneer in de schijf inkepingen zijn aangebracht, is hij in staat om stengels te geleiden door deze vast te grijpen in de geleidingen en ze daarbij erg nauwkeurig te geleiden. Daarbij zijn de inkepingen bij voorkeur in staat om minstens één stengel vast te grijpen zodat de stengel zich uitstrekt binnen aan de omtrek gelegen randen van het schijfvormige wiel.
De maaier bevat bij voorkeur meerdere laanbepalende elementen die zich van een voorste uiteinde van de maaier in een voorwaartse rijrichting uitstrekken, waarbij de meerdere laanbepalende elementen de meerdere oogsteenheden in de zijdelingse richting van elkaar scheiden. De laanbepalende elementen zorgen ervoor dat stengels belet worden tussen twee oogsteenheden aan te komen, wat als gevolg zou hebben dat deze stengels niet verwerkt worden. Meer bepaald in niet-rijgevoelige maaiers bewijzen deze laanbepalende elementen voordelig te zijn voor dit doel. Een stengel die gevangen wordt tussen twee laanbepalende elementen zal daarbi j automatisch, wegens de voorwaartse beweging van de oogstmachine die de maaier draagt, gevangen worden door de stengelgeleidingsmiddelen. Dit zorgt voor de juiste verdere verwerking van de stengels door de oogsteenheid.
Het paar bovenste stengelleiwielen strekt zich bij voorkeur in de zijdelingse richting van de oogsteenheid uit over een afstand die groter is dan de afstand tussen naburige laanbepalende elementen. Daarbij wordt het volledige voorste uiteinde van de maaier bedekt door stengelleiwielen zodat stengels, ongeacht hun positie aan het voorste uiteinde van de maaier, altijd door een leiwiel gegrepen worden.
Elke oogsteenheid is bij voorkeur verder uitgerust met een stengelhakselaar onder de grij prollen om de stengel in stukken te hakken wanneer hij naar beneden getrokken wordt. Via de stengelhakselaar wordt de rest van het gewasmateriaal op stengels in kleine stukken doorgesneden zodat de oogstmachine in haar voorwaartse beweging niet gehinderd wordt door de restanten.
Elk snijdend element is bij voorkeur gevormd als een stengelsnijwiel dat draaibaar aangebracht is op een as die samenvalt met de respectieve as van het eerste paar tandwielen, waarbij het stengelsnijwiel verbonden is met het respectieve eerste paar tandwielen via een transmissiemiddel zodat het tandwiel draait met een eerste toerental, terwijl het stengelsnijwiel draait met een toerental dat hoger is dan het eerste toerental. Testen hebben aangetoond dat een draaiend stengelsnijwiel veel efficiënter is om de stengels te snijden in vergelijking met een vast mes. Door het draaiende stengelsnijwiel aan te drijven d.m.v. een transmissiemiddel dat verbonden is met het eerste paar tandwielen, zou geen extra actuator of motor aangebracht moeten worden, wat de structuur van de maaier verder vereenvoudigt. Daarbij zijn de transmissie-elementen gevormd als een planetair tandwielstelsel.
De stengelgeleidingsmiddelen bevatten bij voorkeur elk een frame dat het bovenste stengelleiwiel en het onderste stengelleiwiel draagt, waarbij het frame verder een uitsteeksel bevat tussen het bovenste en het onderste stengelleiwiel, en dit uitsteeksel een steun bevat voor het dragen van een respectief voorste uiteinde van de grij prollen.
Dit frame kan meerdere onderdelen bijeen houden zodat de structuur van de maaier eenvoudiger gemaakt kan worden. De uitvinding heeft verder betrekking op een oogstmachine die een maaier draagt voor het oogsten van gewas op stengels volgens de hierboven beschreven uitvinding.
De uitvinding heeft verder betrekking op een oogsteenheid die geschikt is om deel uit te maken van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels, waarbij de oogsteenheid een paar dekplaten bevat die een kanaal definiëren, een paar grijprollen die aangebracht zijn onder de dekplaten en geschikt zijn om stengels vast te grijpen en naar beneden door het kanaal te trekken, een paar met nokken uitgeruste verzamelkettingen, waarbi j de verzamelkettingen zich uitstrekken tussen een eerste paar tandwielen die aan weerszijden van het voorste uiteinde van de oogsteenheid geplaatst zijn en een tweede paar tandwielen dat aan een achterste uiteinde van de oogsteenheid geplaatst is, waarbi j de verzamelkettingen aangebracht zijn voor het transporteren van stengels langs het kanaal, en elke oogsteenheid verder een paar stengelgeleidingsmiddelen bevat die gepositioneerd zijn om te draaien rond assen die samenvallen met respectieve assen van het eerste paar tandwielen, waarbi j de stengelgeleidingsmiddelen elk een bovenste stengelleiwiel en een onderste stengelleiwiel bevatten die onderling verbonden zijn, en waarbi j een snij element is aangebracht onder het onderste stengelleiwiel om stengels door te snijden terwijl ze door de stengelgeleidingsmiddelen geleid worden. Meerdere van deze gebouwde oogsteenheden vormen samen de maaier die hierboven in detail is beschreven. De effecten en voordelen die hierboven beschreven zijn m.b.t. de maaier volgens de uitvinding zijn een rechtstreeks resultaat van de technische kenmerken van de oogsteenheid. Zodoende zijn deze effecten en voordelen eveneens van toepassing op de oogsteenheid, zoals een vakman zal begrijpen.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Sommige uitvoeringsvormen van toestellen en/of werkwijzen in overeenstemming met uitvoeringsvormen van deze uitvinding worden nu beschreven, bij wijze van voorbeeld, en met verwijzing naar de bijbehorende tekeningen, waarin:
Figuur 1 een zijaanzicht illustreert van een landbouwvoertuig dat een maaier draagt voor het oogsten van gewas op stengels volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 2 een bovenaanzicht illustreert van de maaier van Figuur 1;
Figuur 3 een perspectiefaanzicht toont van twee naburige oogsteenheden van de maaier volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 4 een close-up toont van een voorste uiteinde van één kant van één van de oogsteenheden van Figuur 3;
Figuur 5 een dwarsdoorsnede toont van een voorste uiteinde van één van de oogsteenheden van Figuur 3; en
Figuur 6 een horizontale dwarsdoorsnede toont van het frame dat een planetaire tandwielkast bevat die bruikbaar is in een oogsteenheid volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuur 1 illustreert een maaier voor het oogsten van gewas op stengels 1 die op een landbouwvoertuig 2 is aangebracht, bij voorkeur een oogstmachine voor gebruik in de landbouw (verder kortweg oogstmachine genoemd). Daarbij illustreert de Figuur hoe met het landbouwvoertuig 2 gereden wordt over een veld met gewas op stengels 11. De maaier 1 is geschikt om het oogstmateriaal op stengels van een veld 11 te oogsten en om ten minste een deel van het geoogste gewas te verzamelen, bijvoorbeeld de gewaselementen, en dit toe te voeren aan het hoofddeel 7 van het landbouwvoertuig 2.
De verzamelde gewaselementen kunnen verder verwerkt worden in het hoofddeel 7 van het landbouwvoertuig 2.
De maaier 1 is verbonden met het landbouwvoertuig 2 d.m.v. een toevoersysteem 3 en een actuator 6. Het toevoersysteem 3 en de actuator 6 zijn verbonden met een maaiermontageframe 5, waarbij de maaiermontageframe 5 de maaier 1 draagt. Gewaselementen die verzameld werden door de maaier 1 worden naar het hoofddeel 7 van het landbouwvoertuig 2 getransporteerd via de toevoersysteem 3.
De maaier 1 bevat meerdere laanbepalende elementen 8. Deze laanbepalende elementen 8 hebben de vorm van uitsteeksels aan een voorste uiteinde van de maaier 1 die zich in wezen uitstrekken in de voorwaartse rijrichting van het voertuig 2. De laanbepalende elementen zijn gepositioneerd tussen naburige oogsteenheden 10 zodat voor elke oogsteenheid 10 een respectieve laan wordt gevormd. Daarbij fungeren de laanbepalende elementen 8 als een geleiding voor het gewas op stengels op het veld om elke stengel van het gewas te geleiden in een laan en naar een oogsteenheid 10. Dit wordt verder weergegeven en uitgelegd aan de hand van Figuur 2.
Eens een gewas op stengels 11 gevangen is in de oogsteenheid 10, wordt het gewas op stengels afgesneden van het grondoppervlak en naar beneden getrokken, zoals geïllustreerd in Figuur 1 met gewaselement 1Γ. De stengel van het gewas op stengels wordt bij voorkeur tijdens het naar beneden trekken van de stengel fijngehakt. De gewaselementen, bijvoorbeeld de maïskolven, worden van de stengel losgetrokken tijdens het naar beneden trekken van de stengel. Daarbij worden gewaselementen door de maaier ten minste gedeelteli jk van de restanten gescheiden. Gewaselementen worden daarna verzameld door schroeftransporteur 9. Schroeftransporteur 9 brengt het gewas over naar het toevoersysteem 3 zodat het gewas verder verwerkt kan worden in het hoofddeel 7 van de oogstmachine 2.
Figuur 2 toont een bovenaanzicht van de maaier 1 van Figuur 1. Figuur 2 toont hoe de maaier 1 zich over een aanzienlijke breedte uitstrekt die ten minste groter is dan de breedte van de oogstmachine 2. De maaier 1 bevat meerdere oogsteenheden (10a, 10b, ..., 10g). Wanneer met de maaier 1 over een veld met gewas op stengels erop gereden wordt, wordt het gewas op stengels naar één van de oogsteenheden geleid via de laanbepalende elementen 8, zoals duidelijk zal zijn voor een vakman aan de hand van Figuur 2. Elke oogsteenheid 10 bevat een kanaal 12. Daarbij zijn de oogsteenheden ontworpen voor het oogsten van het gewas op stengels door het gewas op stengels in het kanaal te verwerken, zoals hieronder beschreven zal worden. Figuur 2 toont verder de schroeftransporteur 9 aan een achterste uiteinde van de maaier 1, waarbij de schroeftransporteur 9 ontworpen is om de gewaselementen vanaf de meerdere oogsteenheden naar een centrale opening (niet weergegeven) te transporteren om de gewaselementen over te brengen naar het toevoersysteem 3 en verder naar het landbouwvoertuig 2.
Figuur 3 toont twee oogsteenheden meer in detail. Daarbij is te zien in Figuur 3 dat het kanaal 12 van elke oogsteenheid 10 gedefinieerd wordt door een set dekplaten 13. Er zijn bi j voorkeur twee dekplaten 13 aangebracht op een voorafbepaalde afstand van elkaar om een kanaal te verkrijgen met een breedte die bepaald wordt door de voorafbepaalde afstand. De dekplaten 13 kunnen een voorafgedefinieerde positie hebben of kunnen beweegbaar aangebracht zijn ten opzichte van elkaar zodat de breedte van het kanaal tussen de dekplaten kan worden aangepast. In geavanceerde maaiers kan de afstand tussen de dekplaten automatisch aangepast worden op basis van sensormetingen mb.t. het oogstproces om zodoende de oogstbewerking te optimaliseren. Boven de dekplaten 13 bevat elke oogsteenheid 10 een paar verzamelkettingen 14. Daarbij is een eerste verzamelketting 14 aangebracht op een eerste zijkant van het kanaal terwijl een andere verzamelketting 14’ is aangebracht aan een tweede zijkant van het kanaal. Bovendien strekt elke verzamelketting van het paar verzamelkettingen zich tussen een eerste, voorste tandwiel 15 en een tweede, achterste tandwiel 16 uit. Daarbij worden "vóórkant" en "achterkant" gedefinieerd ten opzichte van de relatieve, bedoelde beweging van de elementen van het gewas op stengels door het kanaal, waarbij voorkant / vooraan / voorste betrekking heeft op de positie waar het element van het gewas op stengels eerst aankomt in het kanaal en waarbij achterkant / achteraan / achterste betrekking heeft op de positie waar elementen van het gewas op stengels naar toe bewogen worden tijdens de beweging door het kanaal. De verzamelketting is bij voorkeur uitgerust met nokken 29 die gedefinieerd zijn als zijdelingse uitsteeksels van de ketting die in staat zijn om ten minste gedeeltelijk achter elementen van gewas op stengels te haken tijdens de beweging ervan door het kanaal, zodat de verzamelketting in staat is om, via de nokken 29, elementen van het gewas op stengels door het kanaal te trekken vanaf een voorste uiteinde naar een achterste uiteinde van het kanaal.
Om de werking van de verzamelketting te optimaliseren, kunnen verdere kettingpositioneringstandwielen aangebracht worden om de positie van de verzamelketting ten opzichte van het kanaal dat gedefinieerd wordt door de dekplaten 13 verder te definiëren. Twee van zulke extra tandwielen voor elke verzamelketting zijn weergegeven in Figuur 3. Elke verzamelketting 14 wordt aangedreven met een verzamelkettingsnelheid zodat de nokken 29 de elementen van het gewas op stengels door het kanaal transporteren. Daarbij kan de snelheid van de verzamelketting voorafbepaald zijn of houdt deze bij voorkeur verband met de rijsnelheid vooruit van het landbouwvoertuig dat de maaier voor het oogsten van gewas op stengels 1 draagt. Men kan de snelheid van de verzamelketting verder laten afhangen van de densiteit van elementen van het gewas op stengels 11 op het veld. Verder wordt de snelheid van de verzamelketting bij voorkeur aangepast op basis van sensormetingen die betrekking hebben op het oogstproces. De verzamelkettingen 14 worden bij voorkeur aangedreven aan een achterkant van de oogsteenheid. In het voorbeeld van Figuur 3 is het tweede paar tandwielen 16, 16’ bij voorkeur uitgerust met een roterende actuator om de verzamelkettingen aan te drijven. Een voordeel van het aandrijven van de verzamelkettingen aan een achterkant van de oogsteenheid, is dat er aan de achterkant van de oogsteenheid meer ruimte is voor actuators.
Elke oogsteenheid 10 bevat verder bij voorkeur een paar stengelgeleidingsmiddelen 17, 18. Daarbij zijnde stengelgeleidingsmiddelen 17, 18 geschikt om alle stengels in de door de laan bestreken oogsteenheid te leiden, die bepaald wordt door de laanbepalende elementen 8, naar een lateraal midden van de oogsteenheid 10 zodat de stengels in het kanaal verwerkt kunnen worden. Daaruit volgt dat elke oogsteenheid 10 een paar stengelgeleidingsmiddelen 17, 18 bevat aan weerskanten van het voorste uiteinde van het kanaal. De stengelgeleidingsmiddelen 17, 18 werken bij voorkeur samen met snij middelen 19 die onder de stengelgeleidingsmiddelen 17, 18 zo gepositioneerd zijn dat, wanneer stengels naar het laterale midden van de oogsteenheid geleid worden, de stengels van het grondoppervlak afgesneden kunnen worden. Als gevolg van het afsnijden van de stengels van het grondoppervlak, kunnen de stengels naar het midden bewegen zonder de stengels te breken of te buigen.
Elk stengelgeleidingsmiddel van een paar stengelgeleidingsmiddelen van een oogsteenheid bevat bij voorkeur een frame 20 dat ontworpen is om stengeigel eidende elementen en gewasverwerkende elementen van de oogsteenheden te dragen, zoals hieronder verder beschreven zal worden.
Elk stengelgeleidingsmiddel van een paar stengelgeleidingsmiddelen bevat bij voorkeur een bovenste stengelleiwiel 17 en een onderste stengelleiwiel 18. Het bovenste stengelleiwiel is bij voorkeur aangebracht op een bovenste uiteinde van het frame 20 terwijl het onderste stengelleiwiel bij voorkeur aangebracht is op een onderste uiteinde van het frame 20. Op die manier bepaalt het frame 20 de afstand tussen het bovenste 17 en het onderste 18 stengelleiwiel. Elk stengelleiwiel 17, 18 heeft bij voorkeur de vorm van een schijf waarbij in de omtrek van de schijf meerdere inkepingen zijn aangebracht. Daarbij heeft elke inkeping een vorm zodat minstens één stengel van het gewas op stengels 11 meegenomen en vastgehouden wordt. De inkepingen kunnen zo gevormd zijn dat ze in staat zijn om meerdere stengels terzelfder tijd te omsluiten. Wanneer de stengelleiwielen draaien, hebben de schijven zodoende de neiging om de stengels mee te nemen en langs ten minste een deel van het voorste uiteinde van de schijf te transporteren.
Het frame 20 kan zo gevormd zijn of uilgerust met een element dat stengels uit de inkepingen van de stengelleiwielen worden gedrukt wanneer de stengels in een ingang van het kanaal 12 van de oogsteenheid 10 aankomen. De bovenste en onderste stengelleiwielen 17, 18 vertonen bij voorkeur een afstand tussen elkaar van minstens 5 centimeter, meer bij voorkeur van minstens 8 centimeter, en meest bi j voorkeur van minstens 10 centimeter. Verder zijn de bovenste en de onderste stengelleiwielen 17, 18 bij voorkeur d.m.v. een as verbonden. Als gevolg van de onderlinge verbinding d.m.v. de as, draaien het bovenste stengelleiwiel en het onderste stengelleiw iel rond dezelfde as en met dezelfde snelheid. Dit verbetert de juiste geleiding van de stengels. De as waarmee lei wielen verbonden worden is bij voorkeur verder verbonden met het voorste tandwiel 15 van de verzamelketting 14. Dit heeft als rechtstreeks resultaat dat er geen actuator of motor dient aangebracht te worden aan het voorste uiteinde van de oogstmachine om de leiwielen 17, 18 aan te drijven. De verzamelketting wordt namelijk d.m.v. het achterste tandwiel 16 aangedreven, en deze rotatie wordt overgebracht via de verzamelketting 14 op het voorste tandwiel 15 dat de rotatie verder over kan brengen via de as op het bovenste en onderste lei wiel 17, 18. Een ander resultaat van de verbinding tussen de verzamelketting en het geleidingsmiddel is dat de snelheid van de verzamelketting 14 rechtstreeks gekoppeld is aan het toerental van de leiwielen. In de praktijk blijkt dit een voordeel te zijn aangezien een snellere omwenteling van leiwielen, en dus ook een snellere beweging van stengels naar het kanaal, gevolgd wordt door een snellere beweging van de stengels door het kanaal veroorzaakt door de verzamelketting 14. Daarbij wordt een correlatie tot stand gebracht tussen de stengelverzamelsnelheid, die bepaald wordt door de snelheid van de leiwielen, en de stengelverwerkingssnelheid die bepaald wordt door de snelheid van de verzamelketting.
Bij voorkeur is een stengelsnijwiel 19 aangebracht aan een onderste uiteinde van het frame 20, meer bij voorkeur onder het onderste stengelleiwiel 18. Volgens een eerste uitvoeringsvorm van deze uitvinding, is het stengelsnijwiel gevormd als een mes dat op het frame is aangebracht in een vaste, stilstaande positie. Daarbij dwingen de stengelleiw ielen de stengels langs het mes zodat de stengels wordt doorgesneden.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt het stengelsnijwiel aangedreven en werkt het als een cirkelzaag. Daarbij heeft het stengelsnijwiel bij voorkeur de vorm van een schijf, waarbij tanden aangebracht kunnen worden aan de omtrek van de schijf om de snij-eigenschappen te verbeteren. Het snijwiel draait bij voorkeur rond dezelfde as als de overeenkomstige stengelleiwiel en. Het snijwiel draait echter bij voorkeur aanzienlijk sneller dan de stengelleiwielen. Zulke snellere rotatie kan verkregen worden door een afzonderlijke actuator voor het snijwiel te verschaffen. Het snijwiel is bij voorkeur echter verbonden met de stengelleiw ielen via een tandw ielkast. De tandwielkast is bij voorkeur binnen het frame 20 geplaatst. De tandwielkast kan de vorm hebben van een planetaire tandwielkast, zoals getoond in Figuur 6.
Het frame 20 is verder bij voorkeur uitgerust met een uitsteeksel dat een steun bevat voor het dragen van een voorste uiteinde van de grijprollen, die hieronder beschreven zijn aan de hand van Figuur 4. Op die manier is het frame 20 in de voorkeursuitvoeringsvorm die getoond is in Figuur 3 multifunctioneel en draagt het voorste tandwiel 15 van de verzamelketting 14 en de stengelgeleidingsmiddelen 17, 18, definieert de afstand tussen het bovenste leiwiel 17 en het onderste leiwiel 18, draagt de transmissie-elementen die het leiwiel en het snijwiel 19 met elkaar verbinden en vormt een steun voor een voorste uiteinde van de grij prollen 21.
Figuur 4 toont een perspectiefaanzicht van één zijde van het kanaal 12. Daarbij toont Figuur 4 slechts één element van elk van de paar elementen dat deel uitmaakt van de oogsteenheid 10. Het zal duidelijk zijn dat tijdens de werking, de twee elementen van de paren samenwerken om de juiste werking van de oogsteenheid te verkrijgen, zoals verder getoond zal worden in Figuur 5. Kwesties die betrekking hebben op de constructie en de gemaakte keuzes kunnen echter beschreven worden op basis van Figuur 4, aangezien ze in wezen dezelfde zijn voor de twee zijden van de oogsteenheid. Daarbij zal de vakman begrijpen dat een symmetrievlak gedefinieerd kan worden in een midden van het kanaal 12, en dat de oogsteenheid 10 in grote trekken symmetrisch gebouwd is ten opzichte van het symmetrievlak. Figuur 4 toont de hierboven beschreven verzamelketting 14, die over een voorste tandwiel 15 wordt geleid.
Figuur 4 toont verder het bovenste stengelleiwiel 17 en het onderste stengelleiwiel 18, en een frame 20 dat aangebracht is tussen het bovenste en het onderste stengelleiwiel. Onder het onderste stengelleiwiel 18 is het stengelsnijwiel 19 aangebracht. Figuur 4 toont verder één van de twee dekplaten 13. Onder elke dekplaat 13 (er is slecht één dekplaat 13 weergegeven in Figuur 4), is een grijprol 21 aangebracht.
Het paar grij prollen wordt daarbij gevormd en is ten opzichte van elkaar gepositioneerd om in staat te zijn om de stengels in het kanaal te grijpen, en om deze stengels naar beneden te trekken door de grij prollen te draaien. Daarbij worden stengels omlaag getrokken in het kanaal en ten gevolge daarvan naar beneden tussen de dekplaten getrokken. De afstand tussen naburige dekplaten 13 is zo gekozen dat de stengels vrij door de dekplaten kunnen passeren terwijl de gewaselementen door de afdekelementen 13 worden tegengehouden. Dit komt doordat de gewaselementen gewoonlijk aanzienlijk breder zijn dan de stengels. Op die manier verkrijgt de oogsteenheid een scheiding tussen stengels en gewaselementen. Grijprollen zijn bekend volgens de stand van de techniek en zodoende worden de technische kenmerken van deze rollen in deze beschrijving niet meer in detail beschreven.
De grijprollen 21 zijn bij voorkeur uitgerust met een conische schroefdraad aan een voorste uiteinde van elke grijprol. De conische schroefdraad is aangebracht om de stengels die aan een voorste uiteinde van het kanaal aankomen tussen de grijprollen 21 te trekken. Testen hebben aangetoond dat grijprollen, doordat ze de stengels vastgrijpen en ze naar onder trekken, een weerstand vormen voor het binnenkomen van de stengels tussen de rollen. Aangezien de oogsteenheden van deze uitvinding de stengels op een lager uiteinde doorsnijden, kan zulke weerstand door de grijprollen als gevolg hebben dat de stengels op hun minst niet rechtstreeks de grijprollen binnenkomen en daarbij het voorste uiteinde van het kanaal verstoppen. De conische schroefdraad aan een voorste uiteinde van de grijprollen voorkomt dit door de stengels tussen de grijprollen 21 te leiden en te dwingen.
De grijprollen 21 zijn draaibaar aangebracht rond respectieve assen zodat elke grijprol rond een as draait. Deze as wordt aan een achterste uiteinde van de grijprollen en aan een voorste uiteinde van de grijprollen gedragen. Bij voorkeur worden de grijprollen aan een achterste uiteinde ervan aangedreven terwijl de as alleen op zijn plaats gehouden wordt aan een voorste uiteinde van de grijprol 21. Figuur 4 illustreert hoe het voorste uiteinde van de as van de grijprol 21 ondersteund wordt door het frame 20. In de uitvoeringsvorm van Figuur 4 is een steunelement 23 stevig op het frame 20 bevestigd, meer bepaald op een uitsteeksels 24, dat specifiek aangebracht is om het steunelement 23 op het frame 20 aan te brengen.
Het frame 20 heeft een voorafbepaalde vorm om meerdere functies uit te kunnen voeren. Het frame 20 strekt zich tussen de bovenste en het onderste stengelleiwiel 17, 18 uit om deze leiwielen op een voorafbepaalde afstand van elkaar aan te brengen. Bovendien bevat het frame 20 bij voorkeur de tandwielelementen die de stengelleiwielen 17, 18 met het stengelsnijwiel 19 verbinden zodat het stengelsnijwiel 19 met een aanzienlijk hogere snelheid kan draaien dan het leiwiel. Een voorste uiteinde van het frame, waarbij met voorste bedoeld wordt ten opzichte van de normale bewegingsrichting van de maaier, strekt zich aanzienlijk minder ver uit naar de voorkant dan de stengelleiwielen. Als gevolg daarvan kan de omtrek van de stengelleiwielen de stengels verwerken zonder met het frame 20 te botsen. Op een ingang van het kanaal is het frame 20 zo gevormd dat de stengels uit de leiwielen 17, 18 gedrukt worden. Zodoende bevat het frame 20 een element 25 dat tegen de stengels drukt en de vorm heeft van een trechter voor de ingang van het kanaal. Wanneer een stengel door de stengelgeleidingsmiddelen gegrepen wordt en in een inkeping van het leiwiel wordt vastgehouden, zal het draaien van het leiwiel de stengel naar de trechter bewegen, waar de stengel ten tevolge van de trechtervorm uit de inkeping wordt gedrukt. Op die manier worden stengels naar de ingang van het kanaal geleid en in het kanaal gedwongen.
Figuur 4 toont verder een positioneringstandwiel 26 voor de verzamelketting dat in de buurt van een ingang van het kanaal is aangebracht om de verzamelketting langs het kanaal te leiden. Dit positioneringstandwiel 26 stelt daarbij het eerste tandwiel 15 in staat om verschoven geplaatst te worden ten opzichte van het kanaal, waardoor de stengelleiwielen 17, 18 uitgelijnd kunnen worden met en aangedreven door het eerste tandwiel 15, terwijl de verzamelketting 14 zich toch dicht genoeg bij het kanaal bevindt opdat de uitsteeksels in staat zouden zi jn om achter de stengels te haken en de stengels door het kanaal te dwingen.
Figuur 4 toont verder hoe het voorste uiteinde van de grij prollen 21 op het frame 20 is aangebracht, gezien in de richting van het kanaal, op de plaats van de leiwielas. Bovendien is het voorste uiteinde van de grijprol 21 binnen de omtrek van de leiwielen 17, 18 aangebracht. Als gevolg daarvan strekt een voorste uiteinde van de grijprollen 21 zich ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur volledig uit tussen het bovenste stengelleiwiel 17 en het onderste stengelleiwiel 18. Dit blijkt een compacte en ruimtebesparende wijze te zijn om de verschillende elementen samen te monteren. Een verder gevolg is dat de leiwielen de stengels kunnen vasthouden en leiden terwijl de stengels tussen de grijprollen 21 binnenkomen. Zoals hierboven beschreven is, kan het binnenkomen tussen de grijprollen 21 moeilijk zijn voor een stengel, aangezien deze daarbij een weerstand ondervindt. Door het voorste uiteinde van de grijprollen tussen het bovenste en het onderste stengelleiwiel aan te brengen, worden de stengels niet vrijgelaten in hun beweging vanaf de stengelleiwielen naar het kanaal. Dit resulteert in een erg betrouwbare werking waarbij het verstoppen van de ingang van de kanaal vermeden wordt.
Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede van een voorste uiteinde van de oogsteenheid. De dwarsdoorsnede is in wezen gemaakt langs de assen van de voorste tandwielen 15, 15’ van de verzamelkettingen van de oogsteenheid. De dwarsdoorsnede illustreert hoe het voorste tandwiel 15 is verbonden, via element 27 dat hieronder beschreven zal worden, met het bovenste stengelleiwiel 17 en het onderste stengelleiwiel 18. Door de onderlinge verbinding van het onderste stengelleiwiel 18, het bovenste stengelleiwiel 17 en het voorste tandwiel 15, kunnen deze laatste gelijktijdig draaien.
Figuur 5 toont verder hoe het frame 20 een planetair tandwielsysteem bevat waarbij het frame 20 als een ringwiel fungeert, terwijl element 27 als planetaire tandwielelementen fungeert en element 28 als zonnewiel. Daarbij kan het planetaire tandwielsysteem op zulke wijze ontworpen zi jn dat het zonnewiel 28 aanzienlijk sneller draait dan de planetaire tandwielelementen 27. De planetaire tandwielelementen 27 zijn verbonden met het eerste tandwiel 15, het bovenste stengelleiwiel 17 en het onderste stengelleiwiel 18, terwi jl het zonnewiel verbonden is met het stengelsnijwiel 19. Daarbij heeft het aandrijven van de verzamelketting 14 als gevolg dat het voorste tandwiel 15 wordt gedraaid, waardoor ook de stengelgeleidingsmiddelen 17, 18 aan het draaien worden gebracht, en de tandwielelementen 27, 28 zo aandrijven dat ook het stengelsnijwiel 19 wordt aangedreven. Daarbij wordt het stengelsnijwiel 19 aangedreven met een merkelijk hoger toerental dan de stengelleiwielen 17, IX.
Figuur 5 toont dat het paar bovenste stengelleiwielen 17, 17’ elkaar in de zijdelingse richting van de oogsteenheid gedeeltelijk overlappen. Zodoende is, in de uitvoeringsvorm van Figuur 5, het linkse bovenste stengelleiwiel 17 een weinig hoger aangebracht dan het rechtse van het paar bovenste stengelleiwielen 17’. Op die manier kunnen de bovenste stengelleiwielen 17 en 17’ elkaar overlappen zonder met elkaar te botsen.
Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat in het voorbeeld van Figuur 5 de elementen van de oogsteenheid 10 die aan de linkerkant weergegeven zijn, in een eerste richting draaien, bijvoorbeeld rechtsom, van boven naar beneden gezien, terwijl de elementen die aan de rechterkant van de Figuur weergegeven zijn in een tegenovergestelde richting draaien, bijvoorbeeld linksom gezien van boven naar beneden. Als gevolg daarvan bewegen zowel de elementen aan de linkerkant als de elementen aan de rechterkant de stengels naar het kanaal dat centraal geplaatst is ten opzichte van de laterale richting. In deze beschrijving worden overeenkomstige elementen aan de linkerkant en de rechterkant beschouwd als een paar. Daarbij heeft elke oogsteenheid een eerste paar tandwielen 15, 15’, een paar bovenste stengelleiwielen 17, 17’, een paar onderste stengelleiwielen 18, 18’, een paar stengelsnijwielen 19, 19’, een paar frames 20, 20' enz. Deze elementenparen werken samen om de stengels naar en door het kanaal van de oogsteenheid te leiden. Figuur 5 illustreert ook het paar grijprollen 21, 2Γ. Elke rol is aangebracht d.m.v. een overeenkomstig montage-element 23, 23’ op het overeenkomstige frame 20, 20'. Daarbij bevindt het voorste uiteinde van elke grijprol 21 zich ten minste gedeeltelijk tussen het bovenste en het onderste stengelleiwiel 17, 18. Het effect van deze positie van de grijprollen 21 ten opzichte van de stengelleiwielen werd hierboven beschreven.
Figuur 6 illustreert een voorbeeld van de planetaire tandwielkast die geschikt is om in het frame 20 gebouwd te worden. De Figuur toont het ringwiel 20, gevormd door het frame, toont het zonnewiel 28, dat gewoonli jk met een hoog toerental draait in vergelijking met de planetaire tandwiel elementen 27. De vakman zal begrijpen hoe zulke planetaire tandwielkast werkt, hoe zulke planetaire tandwielkast ontworpen kan worden en hoe zulke planetaire tandwielkast gebouwd kan worden in het frame 20 zoals het hierboven beschreven is.
Op basis van de Figuren en de beschrijving zal de vakman de werking en de voordelen van de uitvinding begrijpen alsook de verschillende uitvoeringsvormen ervan. Het dient evenwel te worden opgemerkt dat de beschrijving en de figuren enkel en alleen bedoeld zijn om de uitvinding te laten begrijpen en niet om de uitvinding te beperken tot bepaalde uitvoeringsvormen of voorbeelden die hierin zijn gebruikt. Daarom wordt benadrukt dat de reikwijdte van de uitvinding alleen bepaald zal worden in de conclusies.

Claims (14)

Conclusies
1. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels die meerdere oogsteenheden (10) bevat, gekenmerkt doordat elke oogsteenheid een paar dekplaten (13) bevat die een kanaal (12) definiëren, een paar grij prollen (21) die onder de dekplaten zijn aangebracht en geschikt zijn om de stengels vast te grijpen en ze naar beneden door het kanaal te trekken, een paar verzamelkettingen (14), uitgerust met nokken (29), waarbij de verzamelkettingen zich uitstrekken tussen een eerste paar tandwielen (15) dat aan weerskanten van het voorste uiteinde van de oogsteenheid (10) is geplaatst en een tweede paar tandwielen (16) dat aan een achterste uiteinde van de oogsteenheid is geplaatst, waarbij de verzamelkettingen (14) aangebracht zijn voor het transporteren van stengels langs het kanaal (12), gekenmerkt doordat elke oogsteenheid verder een paar stengelgeleidingsmiddelen (17, 18) bevat die gepositioneerd zijn om te draaien rond assen die samenvallen met respectieve assen van het eerste paar tandwielen (15), en doordat de stengelgeleidende middelen elk een bovenste stengelleiwiel (17) bevatten en een onderste stengelleiwiel (18) die operationeel verbonden zijn met elkaar om de stengels in een beweging naar het kanaal te geleiden, en doordat een snij element (19) is aangebracht onder het onderste stengelleiwiel (18) om stengels door te snijden terwijl ze door de stengelgeleidingsmiddelen geleid worden .
2. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat elk tandwiel van het eerste paar tandwielen (15) rond een respectieve as draait, en de respectieve assen verder verbonden zijn met overeenkomstige bovenste stengelleiwielen (17) en onderste stengelleiwielen (18) zodat de bovenste en onderste stengelleiwielen via de respectieve assen verbonden zijn.
3. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat elke verzamelketting (14) verder zo aangebracht is dat ze zich uitstrekt langs een positioneringstandwiel (26) dat aan weerszijden van een voorste uiteinde van het kanaal (12) gepositioneerd is .
4. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat een afstand tussen een as van het positioneringstandwiel (26) en een as van het overeenkomstige tandwiel van het eerste paar tandwielen (15) ongeveer gelijk is aan de straal van het bovenste lei wiel (17).
5. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat elk stengelleiwiel (17, 18) de vorm heeft van een schijf en inkepingen langs bevat een omtrek van de schijf.
6. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de inkepingen in staat zijn om minstens één stengel vast te grijpen zodat de stengel zich uitstrekt binnen aan de omtrek gelegen randen van het schijfvormige wiel.
7. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de maaier (1) bij voorkeur meerdere laanbepalende elementen (8) bevat die zich van een voorste uiteinde van de maaier (1) in een voorwaartse ri jrichting uitstrekken, waarbij de meerdere laanbepalende elementen (8) de meerdere oogsteenheden (10) in de zijdelingse richting van elkaar scheiden.
8. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat het paar bovenste stengelleiwielen (17) zich in de zijdelingse richting van de oogsteenheid (10) uitstrekt over een afstand die groter is dan de afstand tussen naburige laanbepalende elementen (8).
9. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij elke oogsteenheid (10) verder uitgerust is met een stengelhakselaar onder de grijprollen (21) om de stengel in stukken te hakken terwijl deze naar beneden wordt getrokken.
10. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat elk snij element gevormd is als een stengelsnijwiel (19) dat draaibaar aangebracht is op een as die samenvalt met de respectieve as van het eerste paar tandwielen (15), waarbij het stengelsnijwiel (19) verbonden is met het respectieve eerste paar tandwielen (15) via een transmissiemiddel (15) zodat het tandwiel draait met een eerste toerental terwijl het stengelsnijwiel (19) draait met een toerental dat hoger is dan het eerste toerental.
11. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de transmissie-elementen gevormd zijn als een planetair tandwielstelsel.
12. Maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de stengelgeleidingsmiddelen bi j voorkeur elk een frame (20) bevatten dat het bovenste stengelleiwiel (17) en het onderste stengelleiwiel (18) draagt, en waarbi j het frame verder een uitsteeksel bevat tussen het bovenste en het onderste stengelleiwiel, waarbij dit uitsteeksel een steun bevat voor het dragen van een respectief voorste uiteinde van de grijprollen (21).
13. Oogstmachine (2) die een maaier (1) draagt voor het oogsten van gewas op stengels volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies.
14. Oogsteenheid (10) die geschikt is om een deel uit te maken van een maaier (1) voor het oogsten van gewas op stengels, gekenmerkt doordat de oogsteenheid een paar dekplaten (13) bevat die een kanaal (12) definiëren, een paar grijprollen (21) die onder de dekplaten zijn aangebracht en geschikt zijn om de stengels vast te grijpen en ze naar beneden door het kanaal te trekken, een paar verzamelkettingen (14), uitgerust met nokken, waarbij de verzamelkettingen zich uitstrekken tussen een eerste paar tandwielen (15) dat aan weerskanten van het voorste uiteinde van de oogsteenheid (10) is geplaatst en een tweede paar tandwielen (16) dat aan een achterste uiteinde van de oogsteenheid is geplaatst, en de verzamelkettingen (14) aangebracht zijn voor het transporteren van stengels langs het kanaal (12), en doordat elke oogsteenheid verder een paar stengelgeleidingsmiddelen (17, 18) bevat die gepositioneerd zi jn om te draaien rond assen die samenvallen met respectieve assen van het eerste paar tandwielen (15), en doordat de stengelgeleidingsmiddelen elk een bovenste stengelleiwiel (17) en een onderste stengelleiwiel (18) bevatten die onderling verbonden zijn, en waarbij een sni j element (19) is aangebracht onder het onderste stengelleiwiel (18) om stengels door te snijden terwijl ze door de stengelgeleidingsmiddelen geleid worden.
BE2015/5552A 2015-08-31 2015-08-31 Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels BE1023184B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5552A BE1023184B1 (nl) 2015-08-31 2015-08-31 Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
BR102016019411-3A BR102016019411B1 (pt) 2015-08-31 2016-08-23 Plataforma de colheita de cultura cauleosa e colheitadeira agrícola
US15/253,423 US10251343B2 (en) 2015-08-31 2016-08-31 Stalked crop harvesting header structure
EP16186716.3A EP3135094B1 (en) 2015-08-31 2016-08-31 Stalked crop harvesting header structure

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5552A BE1023184B1 (nl) 2015-08-31 2015-08-31 Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1023184B1 true BE1023184B1 (nl) 2016-12-13

Family

ID=54360828

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5552A BE1023184B1 (nl) 2015-08-31 2015-08-31 Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels

Country Status (4)

Country Link
US (1) US10251343B2 (nl)
EP (1) EP3135094B1 (nl)
BE (1) BE1023184B1 (nl)
BR (1) BR102016019411B1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN108575287A (zh) * 2018-07-10 2018-09-28 海南大学 一种新型仿生摘穗辊式甜玉米摘穗机构
CN113575106A (zh) * 2021-07-19 2021-11-02 海南大学 一种自走式香蕉秸秆粉碎还田机

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10123480B2 (en) * 2015-12-18 2018-11-13 Kopper Kutter, LLC System and method for converting cutting and gathering system of a corn head
US10582661B2 (en) * 2015-12-18 2020-03-10 Kopper Kutter, LLC System and method for converting cutting and gathering system of a corn head
CN107094434B (zh) * 2017-06-06 2023-06-20 农业部南京农业机械化研究所 一种高茎秆作物收获机拨秆机构
CN107615987A (zh) * 2017-10-13 2018-01-23 李衡 一种不对行玉米收割机割台
CN108633451B (zh) * 2018-07-10 2023-05-26 海南大学 一种新型斜辊掰穗式鲜食玉米收获机
CN109041780B (zh) * 2018-08-07 2024-03-22 中国农业大学 一种组装式豌豆割晒机割台装置
CN108901328B (zh) * 2018-08-07 2020-08-28 新沂市时集建设发展有限公司 一种农作物秸秆粉碎回收装置
JP7109304B2 (ja) * 2018-08-08 2022-07-29 三菱マヒンドラ農機株式会社 コンバイン
US10993373B2 (en) 2018-08-21 2021-05-04 Deere & Company Corn header row unit
CN109906761B (zh) * 2019-04-25 2023-11-24 塔里木大学 机采棉棉田棉秆对行铲拔铺条机
CN110393075A (zh) * 2019-08-23 2019-11-01 刘启和 一种多功能收割台
US11719322B2 (en) * 2019-11-19 2023-08-08 CNH Industrial America, LLC Multi-segment sprocket for a reel drive mechanism of a header of an agricultural harvester
CN112243687B (zh) * 2020-10-01 2022-03-15 高建新 一种方便油菜收割的油菜籽收割装置
NL2027305B1 (en) * 2021-01-13 2022-07-25 Hack Harvest B V A harvester for broccoli
DE102022107609A1 (de) 2022-03-30 2023-10-05 Claas Saulgau Gmbh Einzugsrotor eines Maisgebisses, Maisgebiss und Verfahren zum Herstellen des Einzugsrotors

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2485871A1 (fr) * 1980-07-01 1982-01-08 Mezoegepfejlesztoe Intezet Accessoire pour couper et coucher les tiges de mais et separer les epis de mais
US20110308220A1 (en) * 2010-06-21 2011-12-22 Priepke Edward H Non-row sensitive harvesting unit for a corn header
DE102011118207A1 (de) * 2011-11-11 2013-05-16 Carl Geringhoff Gmbh & Co. Kg Vorsatzgerät zur Ernte von stängeligem Halmgut

Family Cites Families (31)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US439203A (en) 1890-10-28 spaulding
US309462A (en) 1884-12-16 Corn-harvester
US1869269A (en) 1931-01-31 1932-07-26 Jacob A Miller Corn harvester
US2418575A (en) * 1944-07-06 1947-04-08 Christiansen Christian Beet harvester
US2534481A (en) 1948-04-22 1950-12-19 Lester L Spraker Adjustable corn picker snout
US2870593A (en) 1957-03-25 1959-01-27 Deere & Co Corn harvesting mechanism
US3333405A (en) 1965-01-11 1967-08-01 Case Co J I Cornstalk ejector for a combine header
FR1448547A (fr) 1965-09-29 1966-01-28 Ford France Appareil à sectionner les tiges de maïs
US3585789A (en) * 1969-03-26 1971-06-22 Sperry Rand Corp Three row row crop attachment
US3736733A (en) * 1970-11-04 1973-06-05 Hesston Corp Three-row crop header for forage harvesters
US3961466A (en) * 1974-01-30 1976-06-08 Gehl Company Crop feeding attachment for forage choppers
US4106270A (en) * 1976-04-20 1978-08-15 Hesston Corporation Four row forage harvester
US4106271A (en) * 1977-04-06 1978-08-15 International Harvester Company Rotary knife stripper
DE19527698C2 (de) 1995-07-28 1998-07-02 Geringhoff Carl Gmbh Co Kg Pflückvorsatz für ein Erntegerät
DE19734747B4 (de) 1997-08-12 2005-02-03 Claas Saulgau Gmbh Maisernte-Vorsatz zum Anbau an eine selbstfahrende Erntemaschine
US5934054A (en) * 1997-08-19 1999-08-10 Landeis; Marvin J. Row crop header
DE10153198A1 (de) 2001-10-27 2003-05-22 Kemper Gmbh Maschf Einzugs- und Pflückeinrichtung
CN201045786Y (zh) 2007-05-15 2008-04-16 郑州三中收获实业有限公司 玉米收获机割台的分禾、拨禾装置的外壳
US7874134B1 (en) * 2009-07-17 2011-01-25 Deere & Company Converting a corn head row unit for harvesting corn stalks in addition to ears
US8224534B2 (en) 2010-07-27 2012-07-17 Cnh America Llc System and method for automatically controlling deck plate position on a corn header
DE102010051887A1 (de) 2010-11-22 2012-05-24 Carl Geringhoff Gmbh & Co. Kg Vorsatzgerät zur Ernte von stängeligem Halmgut
BE1019972A3 (nl) 2011-05-10 2013-03-05 Cnh Belgium Nv Stengelrol voor gebruik in een voorzetapparaat voor het oogsten van gestengeld gewas.
US9367956B2 (en) 2012-06-27 2016-06-14 Pixar Windowed simulation in fluid flows
DE102013004859B4 (de) * 2013-03-21 2020-07-30 Carl Geringhoff Gmbh & Co. Kg Mäh- und Einzugseinrichtung zum Schneiden und Abfördern von stängeligem Erntegut
US9603304B2 (en) 2013-09-09 2017-03-28 Carlos Mainero & Cia S.A.I.C.F.I. Multi-row corn header row unit
US20150101303A1 (en) 2013-10-15 2015-04-16 Cnh America Llc Row divider for a corn header of a combine harvester
US9532505B2 (en) 2014-12-24 2017-01-03 Cnh Industrial America Llc Hood divider adjustment apparatus for an agricultural harvester
DE102015115100A1 (de) * 2015-09-08 2017-03-09 Carl Geringhoff Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Ernte von stängeligem Halmgut
DE102015115815A1 (de) 2015-09-18 2017-03-23 Claas Hungaria Kft. Erntevorsatz
DE102015116375A1 (de) * 2015-09-28 2017-03-30 Carl Geringhoff Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Ernte von stängeligem Halmgut mit verstellbaren Pflückplatten
CN205071707U (zh) 2015-10-10 2016-03-09 河北中农博远农业装备有限公司 一种浮动式长分禾器

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2485871A1 (fr) * 1980-07-01 1982-01-08 Mezoegepfejlesztoe Intezet Accessoire pour couper et coucher les tiges de mais et separer les epis de mais
US20110308220A1 (en) * 2010-06-21 2011-12-22 Priepke Edward H Non-row sensitive harvesting unit for a corn header
DE102011118207A1 (de) * 2011-11-11 2013-05-16 Carl Geringhoff Gmbh & Co. Kg Vorsatzgerät zur Ernte von stängeligem Halmgut

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN108575287A (zh) * 2018-07-10 2018-09-28 海南大学 一种新型仿生摘穗辊式甜玉米摘穗机构
CN108575287B (zh) * 2018-07-10 2023-04-25 海南大学 一种新型仿生摘穗辊式甜玉米摘穗机构
CN113575106A (zh) * 2021-07-19 2021-11-02 海南大学 一种自走式香蕉秸秆粉碎还田机

Also Published As

Publication number Publication date
EP3135094B1 (en) 2018-04-11
EP3135094A1 (en) 2017-03-01
BR102016019411A2 (pt) 2017-03-07
US10251343B2 (en) 2019-04-09
BR102016019411B1 (pt) 2021-10-13
US20170055448A1 (en) 2017-03-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023184B1 (nl) Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
BE1023189B1 (nl) Aandrijving voor een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
BE1022944B1 (nl) Frame van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
RU2378818C1 (ru) Устройство для срывания плодов
NL8402133A (nl) Getrokken of voor de driepuntaansluiting aan de trekker uitgeruste machine voor het oogsten van mais of dergelijk stengelvormig oogstmateriaal.
DE10153198A1 (de) Einzugs- und Pflückeinrichtung
US5573459A (en) Two stage shaker
BE1024379B1 (nl) Dubbel maaibord
BE1023145B1 (nl) Maïsoogsttoestel en maaidorser die maïsoogsttoestellen bevat
EP1177718B1 (de) Maschine zum Mähen von stängelartingen Erntegut
NL2017172B1 (nl) Loofbewerkingsinrichting alsmede rooimachine omvattende een dergelijke loofbewerkingsinrichting
EP1464215B1 (de) Maschine zum Mähen von stängelartigem Erntegut
DE10257775A1 (de) Einzugs- und Pflückeinrichtung
BE1028549B1 (nl) Verrijdbare rooimachine voor het rooien en reinigen van knolgewassen
NL2023237B1 (nl) Over land in een rijrichting verplaatsbare loofbewerkingsinrichting alsmede rooimachine omvattende een loofbewerkingsinrichting
BE1029626B1 (nl) Inrichting voor het rooien van koolgroenten, in het bijzonder bloemkolen
JP3822749B2 (ja) 収穫機
US20220322604A1 (en) Header for Harvesting Stalk-like Plants with a Picking Gap Oriented Transversely to the Direction of Travel
JP3334832B2 (ja) 農産物収穫機
JP3863899B2 (ja) 根菜収穫機
JP4569254B2 (ja) 農作物収穫機
DE202004020368U1 (de) Maschine zum Mähen von stängelartigem Erntegut
DE2951428A1 (de) Landwirtschaftliche maschine zum mehrreihigen koepfen der rueben und bergen des ruebenblattes
JP2002084866A (ja) コンバイン等のフィードチェン停止装置
JP2006020645A (ja) 根菜収穫機