BE1022747A9 - Activator voor het opbouwen en vrijgeven van een zekere kracht - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een activator (1), omvattende: -een schacht (2) met een inwendige schroefdraad; -een krachtdoorgeefelement (3), dat in de schacht (2) verplaatsbaar is tussen een beginpositie en een eindpositie; - een energieopslagelement (4), zo dat bij verplaatsing van het krachtdoorgeefelement (3) van zijn beginpositie naar zijn eindpositie energie wordt opgeslagen en bij vrijgave van de energie het krachtdoorgeefelement (3) verplaatst wordt van zijn eindpositie naar zijn beginpositie toe; - en een krachtopbouwelement (5), dat een aangrijpelement (6) omvat, met een uitwendige schroefdraad (16) voor aangrijpen in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2), zodanig dat het aangrijpelement (6) verplaatsbaar is tussen een met de beginpositie en de eindpositie van het krachtdoorgeefelement (3) corresponderende beginpositie en eindpositie en waarbij het aangrijpelement (6) instelbaar is in een eerste positie, waarbij zijn uitwendige schroefdraad (16) in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2) aangrijpt en een tweede positie, waarbij het aangrijpelement (6) los is van de schacht (2).

Fig. 3

Description

ACTIVATOR VOOR HET OPBOUWEN EN VRIJGEVEN VAN EEN

ZEKERE KRACHT

Deze uitvinding betreft een activator, omvattende: een schacht; - een krachtdoorgeefelement, dat geleidend verplaatsbaar is aangebracht in de schacht tussen een beginpositie en een eindpositie; - een energieopslagelement, dat zodanig ten opzichte van het krachtdoorgeefelement is opgesteld dat bij verplaatsing van het krachtdoorgeefelement van zijn beginpositie naar zijn eindpositie energie wordt opgeslagen in het energieopslagelement en dat bij vrijgave van de energie uit het energieopslagelement het krachtdoorgeefelement verplaatst wordt van zijn eindpositie naar zijn beginpositie; - en een krachtopbouwelement, voor het instellen van het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie.

Een dergelijke activator kan meer specifiek, maar niet beperkend voor dosering gebruikt worden. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een injectiesysteem waarbij een bepaalde vloeistof dient vrijgegeven te worden.

Bij een activator volgens deze uitvinding is het echter bijvoorbeeld ook mogelijk om het krachtdoorgeefelement bijvoorbeeld als een plunjer uit te werken waarmee een welbepaalde kracht ter activering van een systeem dient uitgeoefend te worden.

Systemen voor dosering die gewoonlijk worden gebruikt omvatten een dispersie opening aan één kant en een plunjer aan de andere kant. Door het verplaatsen van de zuiger over een bepaalde afstand tot een markering kan een gedoseerde hoeveelheid worden bekomen. Een mogelijk probleem in dit geval is dat de dosis te klein of te groot kan zijn, aangezien de verplaatsing vrij wordt bepaald door de gebruiker. Voorts is de kracht die voor de dosering wordt gebruikt geen opgebouwde kracht en is dit minder bruikbaar voor doseringen waar een plotse en grotere kracht nodig is. Soortgelijke systemen met een verplaatsbare plunjer zijn gekend als activatoren.

Andere doseringssystemen of activeringssystemen in het algemeen voorzien een plunjer die kan worden verplaatst door middel van een roterende beweging met schroefdraad. Bij doseringssystemen blijft een mogelijk probleem in dit geval echter nog altijd dat een te grote of te kleine dosis kan worden bekomen aangezien de verplaatsing vrij wordt bepaald door de gebruiker. Ook dit systeem voorziet bovendien niet in een krachtopbouw.

Nog andere systemen maken gebruik van een veerelement om een plotse en grotere kracht te kunnen voorzien. Bij deze systemen is meestal een vastzettingsmechanisme voorzien om de kracht die in het systeem wordt voorzien vast te houden alvorens deze te gebruiken voor activatie/dosering. Hierdoor wordt ook een betere activering/dosering mogelijk.

Dit zijn bijvoorbeeld systemen volgens het inleidende deel van de eerste conclusie. Het is met dergelijke gekende systemen echter niet mogelijk om meerdere krachten op een graduele manier in te stellen en terug vrij te geven.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding een oplossing te bieden voor de nadelen van de bestaande systemen voor dosering.

Het bijzondere aan het systeem is dat het echter niet allen nuttig kan zijn voor dosering, het systeem kan ook voor andere toepassingen en in verschillende domeinen worden gebruikt.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een activator, omvattende: - een schacht; - een krachtdoorgeefelement, dat geleidend verplaatsbaar is aangebracht in de schacht tussen een beginpositie en een eindpositie; - een energieopslagelement, dat zodanig ten opzichte van het krachtdoorgeefelement is opgesteld dat bij verplaatsing van het krachtdoorgeefelement van zijn beginpositie naar zijn eindpositie energie wordt opgeslagen in het energieopslagelement en dat bij vrijgave van de energie uit het energieopslagelement het krachtdoorgeefelement verplaatst wordt van zijn eindpositie naar zijn beginpositie toe; en een krachtopbouwelement, voor het instellen van het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie; waarbij de schacht voorzien is van een inwendige schroefdraad en waarbij het krachtopbouwelement een aangrijpelement omvat, waarbij het aangrijpelement voorzien is van een uitwendige schroefdraad voor aangrijpen in de inwendige schroefdraad van de schacht, zodanig dat het aangrijpelement verplaatsbaar is ten opzichte van de schacht tussen een beginpositie, waarbij deze het krachtdoorgeefelement in zijn beginpositie laat en een eindpositie, waarbij deze het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie houdt en waarbij het aangrijpelement instelbaar is in een eerste positie, waarbij zijn uitwendige schroefdraad in de inwendige schroefdraad van de schacht aangrijpt en een tweede positie, waarbij het aangrijpelement los is van de schacht.

Door gebruik te maken van een schroefsysteem om kracht op te bouwen, kan deze kracht op een eenvoudige manier gradueel opgebouwd worden.

Wanneer het aangrijpelement in zijn eerste positie volledig verplaatst wordt tot in zijn eindpositie, dan wordt een welbepaalde kracht ingesteld en een welbepaalde hoeveelheid energie opgeslagen in het energieopslagelement. Wanneer het aangrijpelement dan naar zijn tweede positie wordt gebracht, wordt het krachtdoorgeefelement niet langer in zijn eindpositie vastgehouden door het krachtopbouwelement, en wordt deze door vrijgave van de energie uit het energieopslagelement naar zijn beginpositie toe bewogen. De in het energieopslagelement opgeslagen energie wordt hierbij omgezet in een beweging van het krachtdoorgeefelement. Afhankelijk van de toepassing kan dit krachtdoorgeefelement dan eindigen op een punt voor deze beginpositie, in deze beginpositie of zelfs voorbij deze beginpositie.

Eventueel kan het krachtdoorgeefelement wel nog met een bijkomende veiligheid in zijn eindpositie gehouden worden totdat ook deze veiligheid opgeheven wordt.

De term schroefdraad dient hier breed te worden geïnterpreteerd en slaat in essentie op een al dan niet doorlopende spiraal vormige rug of verhoging aangebracht respectievelijk in de schacht en op het aangrijpelement, waarmee de schacht en het aangrijpelement met een draaiende beweging ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.

De schacht kan deel uitmaken van een behuizing, die de overige elementen van de activator geheel of gedeeltelijk kan omhullen. Een dergelijke behuizing biedt bij voorkeur voldoende openingen en laat ruimte voor onderdelen voor exploitatie en/of controle van de activator. Een dergelijke behuizing is bij voorkeur, maar niet beperkend, gemaakt van roestvrij staal, polypropeen, polyacetaal, POM, LDPE of HDPE. Ook wanneer de schacht geen deel uitmaakt van een dergelijke behuizing, is deze schacht bij voorkeur, maar niet beperkend, vervaardigd uit roestvrij staal, polypropeen, polyacetaal, POM, LDPE of HDPE.

Het aangrijpelement is bij ingrijpen van zijn uitwendige schroefdraad in de inwendige schroefdraad van de schacht bij voorkeur enkel unidirectioneel verplaatsbaar ten opzichte van de schacht, zodat deze krachtopbouw op een bijzonder gecontroleerde manier kan gebeuren.

De term unidirectionele beweging moet worden begrepen als een rechte of lineaire beweging in 1 welbepaalde richting.

Het rotatiebeweging van het aangrijpelement ten opzichte van de schacht kan op vele gekende manieren aangedreven worden. Deze rotatie kan bijvoorbeeld handmatig gebeuren, maar kan ook elektronisch aangedreven zijn of door andere energiebronnen aangedreven worden.

Het aangrijpelement kan bijvoorbeeld, maar niet beperkend, vervaardigd zijn uit roestvrij staal, polypropeen, polyacetaal, POM, LDPE of HDPE.

In een specifieke uitvoeringsvorm omvat het krachtopbouwelement minstens twee genoemde aangrijpelementen.

Een voordeel van een dergelijk schroefsysteem is dat in specifieke uitvoeringsvormen het aangrijpelement ook niet volledig tot in zijn eindpositie dient gebracht te worden. In principe kan het aangrijpelement in elke positie tussen de beginpositie en de eindpositie gebracht worden voor het opbouwen van een gewenste kracht. Afhankelijk van de toepassing is het dus mogelijk om een gewenste kracht in te stellen die kleiner is dan de maximele kracht die op deze manier ingesteld kan worden. Zo is een grote flexibiliteit in krachtopbouw en -vrijgave mogelijk.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het krachtdoorgeefelement met behulp van het krachtopbouwelement instelbaar in één of meerdere tussenposities tussen zijn beginpositie en zijn eindpositie.

In een bijzonder uitvoeringsvorm omvat het krachtopbouwelement een instelelement, voor het instellen van het aangrijpelement in zijn eerste positie en zijn tweede positie.

Dit instelelement kan bijvoorbeeld, maar niet beperkend, vervaardigd zijn uit roestvrij staal, polypropeen, polyacetaal, POM, LDPE of HDPE.

Het energieopslagelement van een actuator volgens deze uitvinding is een accumulator van potentiële energie, hydraulische energie en/of pneumatische energie.

Zo kan het energieopslagelement bijvoorbeeld voorzien zijn om potentiële energie onder de vorm van elastische energie of gravitatie-energie op te slaan.

In een specifieke uitvoeringsvorm omvat dit energieopslagelement een veer.

Een eenvoudige veer kan van metaal zijn dat in een helixvorm is gewonden. Variaties in verschijningsvorm, zoals bladveren bijvoorbeeld, kunnen ook worden aangewend en zijn afhankelijk van de toepassing.

Alternatief of bijkomend kan dit energieopslagelement bijvoorbeeld voorzien zijn voor het opslaan van hydraulische of pneumatische energie.

Het energieopslagelement kan bijvoorbeeld, maar niet beperkend, vervaardigd worden uit roestvrij staal, POM of PA.

In een specifieke uitvoeringsvorm omvat het krachtdoorgeefelement een plunjer.

Alternatief of bijkomend zou het krachtdoorgeefelement bijvoorbeeld een tandwielconfiguratie kunnen omvatten.

Andere krachtdoorgeefelementen zijn uiteraard ook mogelijk.

Het krachtdoorgeefelement kan bijvoorbeeld, maar niet beperkend, vervaardigd zijn uit staal, polypropeen, polyacetaal, POM, LDPE of HDPE.

Het doel van de uitvinding wordt meer specifiek ook opgelost door te voorzien in een doseersysteem omvattende een activator volgens deze uitvinding.

Toepassingen voor deze activator kunnen gevonden worden - zonder limitatieve lijst te geven - in de algemene constructie van machines, in de in de farmaceutische industrie, in de veterinaire industrie, in de industrie van medische apparaten, in de consumentengoederen industrie, in de landbouw & voedingsindustrie, in de elektromechanische industrie, in de bouwindustrie, in de textielindustrie, de lucht- en ruimtevaartindustrie en in de toeristische industrie.

Een activator volgens deze uitvinding kan naar dosering toe gebruikt worden voor het afgeven van een gedoseerde hoeveelheid van een (semi)vaste of vloeibare stof zoals bijvoorbeeld -zonder limitatief te zijn- insuline, room, siliconen. Ook het opnemen van een dosis kan met deze activator bekomen worden door middel van een extra mechanisme zoals bijvoorbeeld -zonder limitatief te zijn- een vacuum mechanisme dat toelaat de opgebouwde kracht om te zetten in een opzuigkracht.

Dosering kan gebeuren door middel van 1 oplaadmoment en 1 toedieningsmoment. Dosering kan ook worden voorzien door middel van 1 oplaadmoment en verschillende toedieningsmomenten indien gebruik gemaakt wordt van één of meerdere tussenposities met middelen om het krachtopbouwelement in deze tussenpositie(s) en de eindpositie in te stellen.. Hierdoor is dosering over de tijd heen mogelijk met maar 1 moment van opname. Los van dosering kan dit principe ook naar het algemeen krachtopbouwsysteem worden doorgetrokken.

Wanneer dosering over verschillende momenten gebeurt, is het mogelijk één of meerdere tussenposities met middelen om het krachtopbouwelement in deze tussenpositie(s) en de eindpositie in te stellen zodanig te voorzien dat ofwel met eenzelfde tussentijdse dosis ofwel met verschillende tussentijdse dosissen in functie van de toepassing kan worden gewerkt. Los van dosering kan dit principe ook naar het algemeen krachtopbouwsysteem worden doorgetrokken.

Dosering kan door middel van 1 of meerdere reeds vastgelegd één of meerdere tussenposities met middelen om het krachtopbouwelement in deze tussenpositie(s) en de eindpositie in te stellen vooraf bepaald zijn of kan naargelang de toepassing worden ingesteld door de gebruiker. Los van dosering kan dit principe ook naar het algemeen krachtopbouwsysteem worden doorgetrokken.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van gedetailleerde beschrijvingen. Het enige doel van deze beschrijvingen zijn een illustratief voorbeeld te geven en om voordelen en kenmerken van de onderhavige uitvinding aan te tonen. Deze beschrijvingen kunnen geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving worden verwijzingscijfers gebruikt om te verwijzen naar de bij gevoegde tekeningen, waarin: - Fig. 1 een uitvoeringsvorm van een activator volgens deze uitvinding in perspectief weergeeft, in opengewerkte toestand; - Fig. 2 de uitvoeringsvorm uit figuur 1 in doorsnede weergeeft, in opengewerkt toestand; - Fig. 3 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in langsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie en de aangrijpelementen in hun eindpositie en hun eerste positie; - Fig. 4 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in dwarsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie en de aangrijpelementen in hun eindpositie en hun eerste positie; - Fig. 5 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in langsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie, de aangrijpelementen in hun eindpositie en hun tweede positie en de veiligheidsknop in zijn gesloten positie; - Fig. 6 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in dwarsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie en de aangrijpelementen in hun eindpositie en hun tweede positie en de veiligheidsknop in zijn gesloten positie; - Fig. 7 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in langsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie en de aangrijpelementen in hun eindpositie en hun tweede positie en de veiligheidsknop in zijn open positie; - Fig. 8 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in dwarsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn eindpositie en de aangrijpelementen in hun eindpositie en hun tweede positie en de veiligheidsknop in zijn open positie; - Fig. 9 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in langsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn beginpositie en de aangrijpelementen in hun beginpositie en hun tweede positie en de veiligheidsknop in zijn open positie; - Fig. 10 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in dwarsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn beginpositie en de aangrijpelementen in hun beginpositie en hun tweede positie en de veiligheidsknop in zijn open positie; - Fig. 11 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in langsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn beginpositie en de aangrijpelementen in hun beginpositie en hun eerste positie en de veiligheidsknop in zijn open positie; - Fig. 12 de uitvoeringsvorm in figuur 1 in dwarsdoorsnede weergeeft, in gemonteerde toestand, met het krachtdoorgeefelement in zijn beginpositie en de aangrijpelementen in hun eindpositie en hun eerste positie en de veiligheidsknop in zijn open positie; - Fig. 13 een eerste uitvoeringsvorm van de aangrijpelementen in perspectief is weergegeven; - Fig. 14 de uitvoeringsvorm van aangrijpelementen uit figuur 13 in aanzicht is weergegeven; - Fig. 15 een eerste uitvoeringsvorm van de aangrijpelementen in perspectief is weergegeven; - Fig. 16 de uitvoeringsvorm van aangrijpelementen uit figuur 15 in aanzicht is weergegeven; - Fig. 17 een eerste uitvoeringsvorm van een krachtopbouwelement van een activator volgens deze uitvinding in perspectief is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun eerste positie; - Fig. 18 de uitvoeringsvorm van het krachtopbouwelement uit figuur 17 in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun eerste positie; - Fig. 19 de uitvoeringsvorm van een krachtopbouwelement uit figuur 17 in perspectief is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun tweede positie; - Fig. 20 de uitvoeringsvorm van het krachtopbouwelement uit figuur 17 in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun tweede positie; - Fig. 21 een tweede uitvoeringsvorm van een krachtopbouwelement van een activator volgens deze uitvinding in perspectief is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun eerste positie; - Fig. 22 de uitvoeringsvorm van het krachtopbouwelement uit figuur 21 in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun eerste positie; - Fig. 23 de uitvoeringsvorm van een krachtopbouwelement uit figuur 21 in perspectief is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun tweede positie; - Fig. 24 de uitvoeringsvorm van het krachtopbouwelement uit figuur 11 in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de aangrijpelementen in hun tweede positie.

De in de figuren afgebeelde activatoren (1) omvatten een cilindrische holle schacht (2), waarin een plunjer (3) geleidend verplaatsbaar is aangebracht, tussen een beginpositie (zie figuren 9 en 11) en een eindpositie (zie figuren 3, 5 en 7). Bij verplaatsing van de plunjer (3) van zijn beginpositie naar zijn eindpositie, dient een kracht uitgeoefend te worden tegen de veerkracht van de spiraalveer (4) in, die boven de plunjer (3) in de holte van de schacht (2) is aangebracht.

De plunjer (3) omvat een holte (23), waarin het onderste uiteinde van een instelelement (7) is aangebracht. De veer (4) is omheen het bovenste uiteinde van dit instelelement (7) opgesteld. Aan de omtrek van het onderste uiteinde van het instelelement (7) zijn twee aanbrengelementen (6) aangebracht, die doorheen openingen (9) in de wand van de plunjer (3) aangrijpen. Aan het bovenste uiteinde van het instelelement (7) is een bedieningsknop (12) bevestigd.

De aanbrengelementen (6) vormen samen met het instelelement (7) een krachtopbouwelement (5) waarmee de plunjer (3) in verschillende posities instelbaar is.

De schacht (2) is in zijn holte (15) over een zekere lengte voorzien van een inwendige schroefdraad (14), waarin uitwendige schroefdraad (16) van de aanbrengelementen (6) kan aangrijpen. Bij aangrijpen van de uitwendige schroefdraad (16) van de aanbrengelementen (6) in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2), kunnen de aanbrengelementen (6), door verdraaien ervan ten opzichte van de schacht (2), undirectioneel verplaatst worden van een beginpositie (zie figuren 9 en 11) en een eindpositie (zie figuren 3, 5 en 7). Doordat de aanbrengelementen (6) hierbij doorheen de openingen (9) van de plunjer (3) aangrijpen, wordt zo ook de plunjer (3) verplaatst van zijn beginpositie naar zijn eindpositie (zie figuren 3, 5 en 7).

Om de aanbrengelementen (6) te kunnen verdraaien ten opzichte van de schacht (2), grijpen deze ook aan doorheen openingen (11) in een knop (10). Door verdraaien van de knop (10) ten opzichte van de schacht (2) worden zo de aanbrengelementen (6) mee verdraaid ten opzichte van de schacht (2).

In de eerste uitvoeringsvorm van een krachtopbouwelement (5), zoals afgebeeld in de figuren 1-20, is het onderste uiteinde van het instelelement (7) in één richting breder uitgevoerd dan in een richting dwars hierop. Door het instelelement (7) met behulp van de bedieningsknop (12) een kwartslag te verdraaien, worden de aanbrengelementen (6) zo ofwel uit elkaar gebracht, zodat deze zich in een eerste positie bevinden (zie figuren 3-4, 11-12 en 17-18), ofwel naar elkaar toe gebracht, zodat deze zich in een tweede positie bevinden (zie figuren 5-10, 17-20). Om de aangrijpelementen (6) automatisch bij verdraaien van het instelelement (7) naar elkaar toe te drijven, kunnen de aangrijpelementen (6) voorzien worden van een schuine rand (23), die het voorzien van een extra veer overbodig maakt. In hun eerste positie grijpt de uitwendige schroefdraad (16) van de aangrijpelementen (6) aan in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2). In hun tweede positie zijn de aangrijpelementen (6) los van de schacht (2). Om de aangrijpelementen (6) rondom het instelelement (7) opgesteld te houden, zijn ze onderling verbonden met behulp van elastische elementen (20). In de tweede positie van de aangrijpelementen (6) wijken deze elastische elementen (20) uit in hiertoe voorziene openingen (21) in de plunjer (3).

In de tweede uitvoeringsvorm van een krachtopbouwelement (5), zoals afgebeeld in de figuren 21-24, is het instelelement (7) onderaan voorzien van een verbreding. De aangrijpelementen (6) worden hier van hun eerste positie (zie figuren 21-22) -waarbij hun uitwendige schroefdraad (16) aangrijpt in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2) - verplaats naar hun tweede positie (zie figuren 23-24) -waarbij de aangrijpelement (6) los zijn van de schacht (2) door het in hoogte verplaatsen van het instelelement (7) met behulp van de bedieningsknop (12), ten opzichte van de aangrijpelementen (6), zodat in hun eerste positie, de aangrijpelementen (6) zich naast het onderste, bredere deel van het instelelement (7) uitstrekken en in hun tweede positie, de aangrijpelementen (6) zich naast het bovenste, smallere deel van het instelelement (7) uitstrekken. In deze uitvoeringsvorm zijn de aangrijpelementen (6) niet onderling verbonden, maar strekken ze zich elk los van elkaar doorheen de corresponderende opening (9) in de plunjer (3) uit.

De in de figuren afgebeelde krachtopbouwelementen (5) omvatten telkens twee aangrijpelementen (6). Analoog kunnen krachtopbouwelementen (5) bijvoorbeeld uitgewerkt worden met 3 of meerdere dergelijke krachtopbouwelementen (5) die verspreid over de omtrek van een soortgelijk instelelement (7) kunnen worden opgesteld. Het instelelement (7) dient dan overeenkomstig over zijn omtrek van meerdere verbredingen en versmallingen voorzien te worden, om de aangrijpelementen (6) uit elkaar te kunnen drijven om deze in hun eerste positie te brengen, of naar elkaar toe te brengen om deze in hun tweede positie te brengen.

Bij krachtopbouwelementen (5) met één enkel aangrijpelement kan dit aangrijpelement bijvoorbeeld zo uitgevoerd worden dat deze teruggedraaid kan worden in een holte in het instelelement om deze naar zijn tweede positie te brengen. Door het uit deze holte draaien van dit aangrijpelement wordt dit dan teruggebracht in zijn eerste positie.

Om het systeem voor de gebruiker en in functie van het toepassingsgebied gebruiksvriendelijker en/of veiliger te maken, is de afgebeelde activator (1) verder voorzien van een veiligheidsknop (8) voor het in zijn bovenste positie blokkeren van de plunjer (3). De veiligheidsknop (8) is hiertoe kantelbaar voorzien rond een kantelpunt (18), waarbij deze met behulp van een bladveer (17) naar zijn gesloten positie (zie figuren 3 en 5) toe gedreven wordt. Om de plunjer (3) in zijn bovenste positie vast te houden, grijpt de veiligheidsknop (8) in zijn gesloten positie achter een schouder (19) van de plunjer (3) aan. Om de veiligheidsknop (8) in zijn open positie (zie figuren 7, 9, 11) te brengen of te houden, dient een kracht tegen de veerkracht van de bladveer (17) in op deze veiligheidsknop (8) uitgeoefend te worden.

Om de plunjer (3) met een gewenste kracht uit de schacht (2) te kunnen drijven, wordt eerst vertrokken van de toestand zoals afgebeeld in de figuren 11-12, waarbij de aangrijpelementen (6) zich in hun beginpositie en in hun eerste positie bevinden, de plunjer (3) zich in zijn beginpositie bevindt en de veiligheidsknop (8) in zijn open positie staat.

Door aan de knop (10) te draaien, verplaatsen de aangrijpelementen (6) zich van hun beginpositie naar hun eindpositie dankzij de schroefkoppeling door aangrijpen van hun uitwendige schroefdraad (16) in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2). Deze aangrijpelementen (6) nemen hierbij de plunjer (3) mee van zijn beginpositie naar zijn eindpositie, doordat ze doorheen de openingen (9) in de plunjer aangrijpen. De plunjer (3) duwt in zijn beweging tegen de veer (4) aan tegen zijn veerkracht in, zodat de veer (4) samengedrukt wordt en hiermee energie in de veer (4) opgeslagen wordt. Bij elke rotatie van de aangrijpelementen (6) wordt steeds meer kracht opgebouwd en steeds meer energie opgeslagen in de veer (4). Op het einde van de beweging grijpt de veiligheidsknop (8) hierbij onder invloed van de veerkracht van de bladveer (17) onder de kraag (19) van de plunjer (3) aan van zodra deze kraag (19) voorbij de veiligheidsknop (8) wordt bewogen. Zo komt men in de positie zoals afgebeeld in de figuren 3-4. In deze positie is een welbepaalde kracht opgebouwd.

Door een kwartslag verdraaien van het instelelement (7) met behulp van de bedieningsknop (12) brengt men daarna de aangrijpelementen (6) in hun tweede positie, zoals te zien is in de figuren 5-6, waardoor de aangrijpelementen (6) los komen van de schacht (2).

Door de veiligheidsknop (8) in te drukken, wordt de plunjer (3) vrijgemaakt, zoals te zien is in de figuren 7-8.

De plunjer (3) zal dan onder invloed van de opgeslagen energie in de veer (4) naar beneden geprojecteerd worden, zoals te zien is in de figuren 9 en 10. De opgeslagen energie wordt hierbij omgezet in kinetische energie van de plunjer (3), die een gewenste kracht kan uitoefenen. Afhankelijk van de toepassing kan deze plunjerkracht overgebracht worden ter activatie of ter dosering.

Door een kwartslag verdraaien van het instelelement (7) met behulp van de bedieningsknop (12) kan men daarna de aangrijpelementen (6) terug in hun eerste positie brengen, zoals afgebeeld in de figuren 11 en 12, om zo de activator (1) terug klaar te zetten voor een volgende krachtopbouw en een volgende krachtontlading, ter projecteren van de plunjer (3) met een gewenste kracht.

Claims (10)

1. C O N C L U S I E S

   1. Activator (1), omvattende: - een schacht (2); - een krachtdoorgeefelement (3), dat geleidend verplaatsbaar is aangebracht in de schacht (2) tussen een beginpositie en een eindpositie; - een energieopslagelement (4), dat zodanig ten opzichte van het krachtdoorgeefelement (3) is opgesteld, dat bij verplaatsing van het krachtdoorgeefelement (3) van zijn beginpositie naar zijn eindpositie energie wordt opgeslagen in het energieopslagelement (4) en dat bij vrijgave van de energie uit het energieopslagelement (4) het krachtdoorgeefelement (3) verplaatst wordt van zijn eindpositie naar zijn beginpositie toe; - een krachtopbouwelement (5), voor het instellen van het krachtdoorgeefelement (3) in zijn eindpositie; met het kenmerk dat de schacht (2) voorzien is van een inwendige schroefdraad (14) en dat het krachtopbouwelement (5) een aangrijpelement (6) omvat, waarbij het aangrijpelement (6) voorzien is van een uitwendige schroefdraad (16) voor aangrijpen in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2), zodanig dat het aangrijpelement (6) verplaatsbaar is ten opzichte van de schacht (2) tussen een beginpositie, waarbij deze het krachtdoorgeefelement (3) in zijn beginpositie laat en een eindpositie, waarbij deze het krachtdoorgeefelement (3) in zijn eindpositie houdt en waarbij het aangrijpelement (6) instelbaar is in een eerste positie, waarbij zijn uitwendige schroefdraad (16) in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2) aangrijpt en een tweede positie, waarbij het aangrijpelement (6) los is van de schacht (2).
2. 2. Activator (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het aangrijpelement (6) bij ingrijpen van zijn uitwendige schroefdraad (16) in de inwendige schroefdraad (14) van de schacht (2) enkel unidirectioneel verplaatsbaar is ten opzichte van de schacht (2).
3. 3. Activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het krachtopbouwelement (5) minstens twee genoemde aangrijpelementen (6) omvat.
4. 4. Activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het krachtdoorgeefelement (5) met behulp van het krachtopbouwelement (5) instelbaar is in één of meerdere tussenposities tussen zijn beginpositie en zijn eindpositie.
5. 5. Activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het krachtopbouwelement (5) een instelelement (7) omvat, voor het instellen van het aangrijpelement (6) in zijn eerste positie en zijn tweede positie.
6. 6. Activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het energieopslagelement (4) een veer (4) omvat.
7. 7. Activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het energieopslagelement (4) voorzien is voor het opslaan van hydraulische of pneumatische energie.
8. 8. Activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het krachtdoorgeefelement (3) een plunjer omvat.
9. 9. Activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het krachtdoorgeefelement (3) een tandwielconfiguratie omvat.
10. 10. Doseersysteem omvattende een activator (1), met het kenmerk dat de activator (1) een activator (1) volgens één van de voorgaande conclusies is.