BE1022281B1

BE1022281B1 - Gesloten bril met geïntegreerde optische lenzen

Info

Publication number: BE1022281B1
Application number: BE2014/5064A
Authority: BE
Inventors: Den Bogaert Jerke Van; Roy Wim Van; Roy Jan Van
Original assignee: Xvision
Priority date: 2014-11-14
Filing date: 2014-11-14
Publication date: 2016-03-10
Also published as: WO2016075338A1; EP3218764B1; EP3218764A1; EP3218764C0

Abstract

Een lenshouder (100), voor het monteren of positioneren van minstens één optische lens (130, 140) voor het corrigeren van een visuele beperking van een gebruiker in een bril geschikt voor wintersport wordt beschreven. De lenshouder (100) omvat een buitenrand aangepast om de lenshouder aansluitbaar te monteren op een buitenlens (310) van de bril geschikt voor wintersport. De lenshouder (100) is eveneens aangepast om minstens één optische lens (130, 140) te monteren of te positioneren. Wanneer de lenshouder aansluitbaar gemonteerd is in de bril geschikt voor wintersport bevindt de minstens één optische lens (130, 140) zich buiten het minimaal oppervlak bepaald door de buitenrand van de lenshouder bevindt. Verder wordt er minstens één gesloten ruimte gedefinieerd door de lenshouder, de minstens één optische lens (130, 140) en de buitenlens (310) van de bril geschikt voor wintersport.

Description

Gesloten bril met geïntegreerde optische lenzen Toepassingsgebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een bril voor wintersport voor mensen met een visuele beperking. Meer specifiek heeft ze betrekking op een gesloten bril geschikt voor wintersport, zoals bijvoorbeeld een skibril, met geïntegreerde optische lenzen.

Achtergrond van de uitvinding

De problemen die mensen met een kleinere of grotere dioptrie ervaren tijdens het uitoefenen van wintersport beperken vandaag de dag vaak het genot dat kan beleefd worden bij wintersport. Hoewel een aantal oplossingen bestaan om het zicht te corrigeren voor mensen met een visuele beperking, gaan deze bestaande oplossingen toch steeds gepaard met een aantal bijkomende problemen.

Een eerste oplossing om te corrigeren voor een visuele beperking tijdens wintersport is het dragen van contactlenzen onder een conventionele skibril. Er is echter een grote groep van mensen die een oncomfortabel gevoel hebben bij het gebruik van contactlenzen, die last hebben van uitdroging van de ogen of die te kampen hebben met een allergie bij het gebruik van contactlenzen. Voor deze groep is het gebruik van contactlenzen geen optie.

Een tweede oplossing die momenteel tijdens wintersport wordt toegepast door mensen met een visuele beperking is het gebruik van een overzetbril. Deze skibrillen zijn breder en staan verder van het gezicht dan een normale skibril. Op die manier kan onder de skibril een bril met optische glazen gedragen worden. Een groot nadeel is echter dat er snel problemen met condensatie op de normale bril binnenin optreden. Bovendien kampt deze oplossing met een bijkomend probleem. Moderne skibrillen worden vandaag de dag met dubbele lenzen gemaakt. Dit betekent voor deze oplossing dat het licht drie keer door materie moet penetreren, zijnde de dubbele lens van de overzetbril, gevolgd door de lens van de eigen klassieke bril. Het nadeel hiervan is dat er licht verloren gaat bij iedere overgang en er dus minder licht op het oog valt. Een verder nadeel van het dragen van de eigen bril onder de overzetbril is het risico op verwondingen bij een mogelijke val. Het frame van de eigen bril alsook de glazen kunnen verwondingen veroorzaken doordat ze bij een val met het gezicht in aanraking komen.

Een derde oplossing die op heden wordt gebruikt, is een systeem waarbij achter de lens van de skibril een clips wordt bevestigd waarin aangepaste correctieglazen kunnen gemonteerd worden. Deze clip leidt evenzeer tot problemen met condensatie en met verminderde licht inval gezien het licht eveneens drie keer door materie moet gaan voor het oog bereikt wordt. Bovendien blijkt deze oplossing maar werkzaam voor de kleinere dioptrieën (-1 tot -4).

Bijgevolg is er ruimte voor een meer efficiënt systeem voor het plaatsen van optische lenzen in een skibril.

Samenvatting van de uitvinding

Het is een doelstelling van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om comfortabele gesloten brillen geschikt voor wintersport te voorzien voor mensen met een visuele beperking.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat problemen met condensatie kunnen gereduceerd of zelfs vermeden worden.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de bekomen gesloten brillen geschikt voor wintersport correctie toelaten voor kleinere alsook grotere dioptrieën ( tot -10 ), zodat ze een oplossing biedt voor een grote groep mensen.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de bekomen gesloten brillen geschikt voor wintersport het risico op verwondingen tijdens wintersport beperken.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de bekomen gesloten brillen geïntegreerde oplossingen zijn, i.e. substantieel bestaan uit één deel, zodat geen afzonderlijke skibril, eigen bril, klipsen, etc. nodig zijn.

De bovengenoemde doelstelling wordt verwezenlijkt door een apparaat volgens de onderhavige uitvinding.

In een eerste aspect betreft de onderhavige uitvinding een lenshouder, voor het monteren of positioneren van minstens één optische lens voor het corrigeren van een visuele beperking van een gebruiker in een bril geschikt voor wintersport. De lenshouder omvat een buitenrand aangepast om aansluitbaar te monteren op een buitenlens van de bril geschikt voor wintersport. De lenshouder is aangepast om minstens één optische lens te monteren of te positioneren, zodat, wanneer de lenshouder aansluitbaar gemonteerd is in de bril geschikt voor wintersport, de minstens één optische lens zich buiten het minimaal oppervlak bepaald door de buitenrand van de lenshouder bevindt. De bril is eveneens aangepast om minstens één gesloten ruimte te definiëren door middel van de lenshouder, de minstens één optische lens en de buitenlens van de bril geschikt voor wintersport.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat optische lenzen kunnen geïntegreerd worden in een skibril door middel van een lenshouder. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de optische lenzen zo kunnen geïntegreerd worden in een skibril dat condensatievorming op de optische lenzen gereduceerd of zelfs vermeden wordt. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de optische lenzen, de lenshouder en de buitenlens minstens één gesloten volume vormen. Er ontstaat dan een afgesloten met lucht gevulde ruimte die als isolatie tussen de buiten- en de binnenkant van de skibril dient. Deze isolerende ruimte verkleint de kans op condensatie van de optische lens. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de lenshouder en de minstens één optische lens als binnenlens van de bril geschikt voor wintersport kunnen dienen. Hierdoor wordt het licht slechts verzwakt door de buitenlens en de optische lens vooraleer het oog te bereiken. Er is dan geen bijkomende verzwakking door een additionele binnenlens waardoor een betere zichtbaarheid bekomen wordt.

Wanneer de lenshouder aansluitend gemonteerd is in de bril en wanneer de bril gebruikt wordt door de gebruiker, dan kan de minstens één optische lens een vertex-afstand hebben gelegen tussen O en 20 mm. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de minstens één optische lens gepositioneerd is op een, optisch gezien, optimale afstand van de ogen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat ze ook bruikbaar zijn voor hogere dioptrieën (niet alleen dioptrieën van -1 tot -3). In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn brillen geschikt voor wintersport mogelijk met dioptrieën tot -10. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is de vertex-afstand gelegen tussen 0 en 20 mm, bijvoorbeeld tussen 5 en 20mm of tussen 10 en 20mm, zoals bijvoorbeeld tussen 14 en 17mm.

De minstens één optische lens kan een eerste optische lens en een tweede optische lens omvatten en de optische assen van de eerste optische lens en de tweede optische lens kunnen een hoek maken kleiner dan 10°.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de optische lenzen geen of slechts een beperkte hoek maken ten opzichte van de ogen, zodat het beeld zo optimaal mogelijk blijft. Het is een voordeel van minstens enkele uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het plaatsen van de optische lenzen onder een kleine hoek, een grotere spatiëring tussen de optische lenzen en de ogen mogelijk kan maken, waardoor een optimalere ventilatie van de optische lenzen mogelijk is. De keuze van de hoek hangt echter ook af van de gewenste positie van de optische lenzen. Optisch gezien valt in het optimale geval de optische as van een optische lens immers samen met de oogas. De keuze van de hoek is dus een trade-off tussen de optimale ventilatie en de optimale positie van de optische lens. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is deze hoek bij gelegen tussen -10° en 10°, bij voorkeur tussen -5° en 5°. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de optische lens zo gepositioneerd kan worden dat een goede ventilatie van de optische lenzen mogelijk is.

De hoek tussen de optische as van de eerste lens en de optische as van de tweede lens kan kleiner zijn dan 5°.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat er, door de optische lenzen in een hoekte plaatsen ten opzichte van elkaar, extra ventilatie-ruimte ontstaat. Door deze extra ventilatieruimte wordt de kans op condensvorming verkleind. Het effect van een hoek tussen de optische assen van de twee optische lenzen is dat de kijkrichting verandert. Naarmate sterkere optische lenzen (bij grotere afwijkingen/dioptrieën) wordt dit effect belangrijker. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding wordt de hoek tussen beide optische assen kleiner gemaakt dan 10°, bijvoorbeeld kleiner of gelijk aan 5°. Dit kan bekomen worden door het hanteren van een lenshouder die niet samenvalt met het minimaal oppervlak door de rand van de lenshouder, maar door een specifieke 3D vorm te voorzien die toelaat de optische lenzen anders te oriënteren en dichter bij de ogen te plaatsen dan wat mogelijk zou zijn door de lenzen rechtstreeks in een conventionele binnenlens van een skibril te integreren. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat bij het ontwerp van de lenshouder met betrekking tot de positionering van de optische lenzen ten opzichte van de ogen, zowel de vertex afstand (14 tot 17 mm), als de hoek tussen de optische assen van de optische lenzen, als de hoek tussen de optische as en de oogas (in uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kan deze hoek tussen 0° en 5° zijn) kunnen gecontroleerd worden. Dit laat toe om optische lenzen met grotere dioptrieën te gebruiken dan dioptrieën van -1 tot -3. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn dioptrieën tot -10 mogelijk

De minstens één optische lens kan vast gepositioneerd worden in minstens één opening van de lenshouder.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de minstens één optische lens vast zit in de lenshouder en niet kan loskomen onder invloed van schokken.

De minstens één optische lens kan een groef omvatten en de rand van de minstens één opening van de lenshouder kan aangepast zijn om in de groef van de minstens één optische lens geklemd te worden.

De minstens één optische lens kan mechanisch bevestigd worden in de minstens één opening van de lenshouder en de hechting kan verbeterd worden door middel van een siliconenrubber of lijm of een combinatie van beide.

De lenshouder en/of één of meerdere lenzen gepositioneerd in de lenshouder, kunnen voorzien zijn van een anti-condensatie coating.

De onderhavige uitvinding betreft eveneens een bril geschikt voor wintersport omvattend een lenshouder zoals hierboven beschreven

De lenshouder kan daarbij aansluitend gehecht zijn aan de buitenlens van de bril, zodat de lenshouder, de minstens één optische lens gepositioneerd in de lenshouder, en de buitenlens van de bril een afgesloten ruimte vormen.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat een comfortabele skibril kan voorzien worden die optische lenzen omvat voor mensen met visuele problemen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat condensvorming op de optische lenzen wordt vermeden. Door de aanwezigheid van ten minste één gesloten volume is er een isolerende luchtlaag aanwezig tussen de optische lenzen en de buitenlens. Dit maakt dat de optische lenzen niet in direct contact zijn met de buitenlucht. Hierdoor zijn de optische lenzen en de binnenlens minder koud dan wanneer ze in direct contact zouden zijn met de buitenlucht. Dit maakt dat vochtige lucht opgewarmd door lichaamswarmte minder snel condenseert tegen de optische lenzen. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding wordt de afgesloten ruimte gevormd door de buitenlens, de lenshouder en de optische lenzen.

Ventilatieopeningen en/of een ventilator kunnen aanwezig zijn en zo geplaatst zijn dat de minstens één optische lens zich in een ventilatiestroom komende van de ventilatieopeningen en/of de ventilator bevindt.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat condensvorming op de optische lenzen vermeden wordt. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de positie van de lenshouder en de positie van de ventilatieopeningen en ventilator op elkaar kunnen afgestemd worden zodat door een luchtstroming langs de optische lenzen condensatie op de optische lenzen vermeden wordt.

Een oppervlak van de bril kan een anti-condens coating bevatten. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat condensvorming wordt vermeden door de aanwezigheid van een coating, bijvoorbeeld op de optische lenzen.

Specifieke en voorkeursdragende aspecten van de uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van andere afhankelijke conclusies zoals aangewezen en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.

Deze en andere aspecten van de uitvinding zullen duidelijk zijn van en verhelderd worden met verwijzing naar de hiernavolgende beschreven uitvoeringsvorm(en).

Korte beschrijving van de figuren FIG. 1 toont een schematisch boven-, en vooraanzicht van een lenshouder in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 2 toont schematisch het bovenaanzicht van een binnenlens en een lenshouder in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 3 toont schematisch een bovenaanzicht van een skibril met dubbele optische lens en lenshouder in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 4 toont schematisch een bovenaanzicht van een skibril met geïntegreerde lenshouder in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 5 toont een ontwerp van een lenshouder in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 6 toont een ontwerp van een lenshouder met verplaatste achterzijde, en waarbij de optische assen van de optische lenzen een hoek maken met elkaar, in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding.

De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal zijn voorgesteld voor illustratieve doeleinden.

Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken. In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of gelijkaardige elementen.

Gedetailleerde beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen

De huidige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, echterde uitvinding wordt daartoe niet beperkt maar is enkel beperkt door de conclusies. De beschreven tekeningen zijn slechts schematisch en niet beperkend. In de tekeningen kunnen voor illustratieve doeleinden de afmetingen van sommige elementen vergroot en niet op schaal getekend zijn. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen soms niet overeen met de actuele praktische uitvoering van de uitvinding.

Verder worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor het onderscheiden van gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een volgorde, noch in de tijd, noch spatiaal, noch in rangorde of op enige andere wijze. Het dient te worden begrepen dat de termen op die manier gebruikt onder geschikte omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven geschikt zijn om in andere volgorde te werken dan hierin beschreven of weergegeven.

Bovendien worden de termen bovenste, onderste, boven, voor en dergelijke in de beschrijving en de conclusies aangewend voor beschrijvingsdoeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities te beschrijven. Het dient te worden begrepen dat de termen die zo aangewend worden onder gegeven omstandigheden onderling kunnen gewisseld worden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven ook geschikt zijn om te werken volgens andere oriëntaties dan hierin beschreven of weergegeven.

Het dient opgemerkt te worden dat de term "bevat", zoals gebruikt in de conclusies, niet als beperkt tot de erna beschreven middelen dient geïnterpreteerd te worden; deze term sluit geen andere elementen of stappen uit. Hij is zodoende te interpreteren als het specificeren van de aanwezigheid van de vermelde kenmerken, waarden, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar sluit de aanwezigheid of toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, waarden, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Dus, de omvang van de uitdrukking "een inrichting bevattende middelen A en B" dient niet beperkt te worden tot inrichtingen die slechts uit componenten A en B bestaan. Het betekent dat met betrekking tot de huidige uitvinding, A en B de enige relevante componenten van de inrichting zijn.

Verwijzing doorheen deze specificatie naar "één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" betekent dat een specifiek kenmerk, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm is opgenomen in ten minste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Dus, het voorkomen van de uitdrukkingen "in één uitvoeringsvorm" of "in een uitvoeringsvorm" op diverse plaatsen doorheen deze specificatie hoeft niet noodzakelijk telkens naar dezelfde uitvoeringsvorm te refereren, maar kan dit wel doen. Voorts, de specifieke kenmerken, structuren of karakteristieken kunnen gecombineerd worden op eender welke geschikte manier, zoals duidelijk zou zijn voor een gemiddelde vakman op basis van deze bekendmaking, in één of meerdere uitvoeringsvormen.

Vergelijkbaar dient het geapprecieerd te worden dat in de beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen van de uitvinding verscheidene kenmerken van de uitvinding soms samen gegroepeerd worden in één enkele uitvoeringsvorm, figuur of beschrijving daarvan met als doel het stroomlijnen van de openbaarmaking en het helpen in het begrijpen van één of meerdere van de verscheidene inventieve aspecten. Deze werkwijze van openbaarmaking dient hoe dan ook niet geïnterpreteerd te worden als een weerspiegeling van een intentie dat de uitvinding meer kenmerken vereist dan expliciet vernoemd in iedere conclusie. Eerder, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, liggen inventieve aspecten in minder dan alle kenmerken van één enkele voorafgaande openbaargemaakte uitvoeringsvorm. Dus, de conclusies volgend op de gedetailleerde beschrijving zijn hierbij expliciet opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, met iedere op zichzelf staande conclusie als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.

Voorts, terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige, maar niet andere, in andere uitvoeringsvormen inbegrepen kenmerken bevatten, zijn combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als gelegen binnen de reikwijdte van de uitvinding, en vormen deze verschillende uitvoeringsvormen, zoals zou begrepen worden door de vakman. Bijvoorbeeld, in de volgende conclusies kunnen eender welke van de beschreven uitvoeringsvormen gebruikt worden in eender welke combinatie.

In de hier voorziene beschrijving worden talrijke specifieke details naar voren gebracht. Het is hoe dan ook te begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen zijn welgekende werkwijzen, structuren en technieken niet in detail getoond om deze beschrijving helder te houden.

Waar in uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding verwijzing gemaakt wordt naar een minimaaloppervlak gedefinieerd door een buitenrand wordt verwijzing gemaakt naar het oppervlak dat bij conventionele brillen voor wintersport zou gedefinieerd worden door de binnenlens. Het minimaal oppervlak kan daarbij gedefinieerd worden als het oppervlak dat substantieel zou overeenkomen met het oppervlak gevormt door een zeepbel opgespannen door zo'n buitenrand.

Waar in uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding wordt gesproken over "een optisch lens" wordt gesproken over een lens waarmee lichtbundels convergent of divergent kunnen worden gemaakt. Dit in tegenstelling tot een buitenlens van een skibril die dient om het zonlicht te filteren. Een bril geschikt voor wintersport heeft typisch één buitenlens om het zonlicht te filteren en één binnenlens. Door de geïsoleerde ruimte tussen de binnenlens en de buitenlens wordt bij dergelijk skibrillen de kans op condensatie op de binnenlens verminderd. De lens om het licht te filteren kan bewerkt zijn met verschillende soorten coatings (polychromatisch, gepolariseerd, gekleurd). In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt de binnenlens gevormd door een lenshouder.

Waar in uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding gesproken wordt over "de binnenzijde van een lens", wordt de zijde van de lens het dichtstbij het gezicht bedoeld.

De lens waarvan sprake kan zowel een optische lens als een zonlicht filtrerende lens zijn.

In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kunnen de optische lenzen bijvoorbeeld gemaakt zijn van polycarbonaat of van glas. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding worden standaard optische lenzen gebruikt die op standaard apparatuur van de optische industrie kunnen geslepen worden. De optische lenzen kunnen gemaakt worden op basis van de specifieke optische gegevens zoals dioptrie, astigmatisme, afstand tussen de ogen.

In een eerste aspect betreft de huidige uitvinding een lenshouder, voor het monteren of positioneren van minstens één optische lens voor het corrigeren van een visuele beperking van een gebruiker in een bril geschikt voor wintersport. De onderhavige uitvinding is hierbij niet beperkt tot een skibril, maar kan eveneens een bril betreffen die geschikt is voor andere sporten waarbij een zonwerende functie van belang kan zijn. De lenshouder overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding heeft een buitenrand aangepast om aansluitbaar te monteren op een buitenlens van de bril geschikt voor wintersport. De lenshouder is eveneens aangepast om minstens één optische lens te monteren of te positioneren. Wanneer de lenshouder aansluitbaar gemonteerd is in de bril geschikt voor wintersport, bevindt de minstens één optische lens zich buiten het minimaal oppervlak bepaald door de buitenrand van de lenshouder. Bovendien wordt er minstens één gesloten ruimte gedefinieerd door de lenshouder, de minstens één optische lens en de buitenlens van de bril geschikt voor wintersport. De lenshouder 100, een voorbeeld schematisch geïllustreerd in FIG. 1, functioneert in de huidige uitvinding als binnenlens 210 van een bril geschikt voor winersport. De lenshouder heeft een buitenrand 110 die nauw kan aansluiten met de buitenlens van de skibril. De buitenrand 110 heeft daarvoor typisch dezelfde buiging als die van de buitenlens. De lenshouder omvat ook een regio 120 waarin één of meerder optische lenzen 130, 140 kunnen geïntegreerd worden. Daarvoor zijn er een eerste opening 150 en een tweede opening 160 voorzien in deze regio 120 van de lenshouder 100. Wanneer de lenshouder gemonteerd is in een skibril en wanneer de optische lenzen gemonteerd of gepositioneerd zijn in de lenshouder zullen de optische lenzen 130,140 zich typisch dichter bij het gezicht bevinden dan de binnenlens van een conventionele skibril. De lenshouder is daarom zo gevormd dat de optische lenzen zich buiten het minimaaloppervlak gedefinieerd door de buitenrand van de lenshouder bevinden. Bovendien wordt een gesloten volume gevormd door de lenshouder, de optische lenzen 130,140 en de buitenlens 310 van de skibril.

De lenshouder 100 kan gemaakt zijn uit een materiaal te selecteren uit een grote verscheidenheid aan materialen, bijvoorbeeld uit één van verschillende soorten kunststof zoals bijvoorbeeld polycarbonaat, polymethylmethacrylaat, polyethyleentereftalaat, polypropeen, polyoxymethyleen of polyacetaat. FIG. 1 toont een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Zowel een een boven-, als een vooraanzicht worden getoond. De rand 110 van de lenshouder 100 is getoond en deze is zo gevormd dat ze kan aansluiten met de buitenlens 210 van een skibril. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is de lenshouder dus aansluitbaar monteerbaar met de buitenlens van de bril. De lenshouder 100 vormt dan dus de binnenlens 210 van de bril. De regio 120 van de lenshouder 100 bestaat, in het voorbeeld van FIG. 1, uit een element met twee helften voor de montage van twee optische lenzen 130,140. De lenshouder kan eveneens uit twee afzonderlijke stukken bestaan die via een verbindingselement, bijvoorbeeld een star verbindingselement, kunnen verbonden zijn. De eerste helft heeft een eerste deel waarin een eerste opening 150 is waarin de eerste optische lens kan gemonteerd of gepositioneerd worden. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is, wanneerde lenshouder gemonteerd is in een skibril en opgezet is, de oriëntatie van dit eerste deel in de eerste helft zodanig dat de optische as van de optische lens samenvalt met de oogas op een afwijking van maximum 10° na of liever op een afwijking van maximum 5° na. In sommige gevallen valt deze gewoon samen met de oogas. Tussen het tweede deel van de eerste helft en het tweede deel van de tweede helft is neusruimte gelaten. Hierdoor kunnen de optische lenzen 130,140 dichter bij de ogen geplaatst worden.

In het voorbeeld van FIG. 2 wordt een 3D aanzicht van een lenshouder functionerend als binnenlens 210 getoond in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. De randen van de lenshouder kunnen aansluiten met de randen van de buitenlens van een bril geschikt voor wintersport.

In sommige uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is er een groef 810 aanwezig rondom rond in de optische lenzen 130, 140. In de lenshouder 100 zijn er openingen 150, 160 waarin de optische lenzen kunnen ingeklemd worden. Wanneer de optische lenzen in de lenshouder geklemd worden, bevindt de rand van de opening zich in de groef 810 van de optische lens die ze inklemt. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding heeft deze groef een diepte tussen 0.1 mm en 3 mm, bijvoorbeeld 0,8 mm, hoewel uitvoeringsvormen hierdoor niet beperkt zijn. Door het verdiepen van de groef kan het overlappende gebied tussen de lenshouder en de lens vergroot worden waardoor de lens steviger kan bevestigd worden. De breedte van de groef kan variëren tussen 0.1 mm en 3 mm. Afhankelijke van de dikte van de optische lenzen kan de breedte groter of kleiner zijn.

In sommige uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kan ook een siliconenrekker aangebracht worden tussen de lenshouder 100 en de optische lens om de optische lens steviger in de lenshouder te bevestigen.

In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kan de lenshouder 100 ook stijver gemaakt worden om de optische lenzen 130,140 steviger te kunnen bevestigen. De gebruikte materialen kunnen dezelfde of verschillend van de materialen van de lenshouder zijn.

In sommige uitvoeringsvormen kunnen de lenshouder 100 en de optische lens via 3D printen voorzien zijn, bijvoorbeeld zelfs in eenzelfde 3D print gemaakt worden.

In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding wordt het oppervlakte van de lens verkleind zodat er minder krachten op de lens inwerken.

In een tweede aspect betreft de huidige uitvinding een bril geschikt voor wintersport zoals een skibril 300 waarbij de bril 300 een lenshouder 100 omvat zoals beschreven in het eerste aspect. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding omvat de skibril optische lenzen 130,140 die in de lenshouder gemonteerd of gepositioneerd zijn. De buitenrand 110 van de lenshouder is gemonteerd of gepositioneerd tegen de buitenlens van de bril.

Het voorbeeld van FIG. 3 toont een explosietekening van een skibril 300 met een lenshouder en een buitenlens 310. Tussen de buitenrand van de lenshouder en de buitenlens 310 bevindt zich aan de rand van beide lenzen een schuimlaag 320 om het ingesloten volume af te sluiten. Een typisch voorbeeld van een schuimlaag 320 is bijvoorbeeld een polyurethaan laag, hoewel de uitvinding hierdoor niet is beperkt. Andere voorbeelden, eveneens niet limiterend, zijn polyoxymethyleen, polyacrylaat, expandable polypropylene of ethyleenvinylacetaat. Om eenvoudige montage toe te laten kan deze schuimlaag een dubbelklevende schuimlaag zijn. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding heeft deze schuimlaag een breedte gelegen tussen 3 mm en 15 mm en een dikte, gemeten van de binnenlens tot de buitenlens, gelegen tussen 1 mm en 15 mm. Deze ruimte wordt dus afgesloten door de lenshouder en de optische lenzen 130,140 alsook door de buitenlens.

In het voorbeeld van FIG. 4 wordt een bovenaanzicht getoond van dezelfde uitvoeringsvorm als in het voorbeeld van FIG. 3. Hier is de lenshouder gemonteerd aan de buitenlens door middel van de schuimlaag.

In FIG. 5 wordt het ontwerp getoond van een lenshouder 100 in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. De figuur toont het bovenaanzicht van een skibril 300. De lenshouder 100 is met de buitenrand 110 gemonteerd tegen de binnenlens 210. De skibril 300 heeft een dubbele lens bestaande uit een binnenlens 210 en een buitenlens 310. De optische lenzen 130, 140 zijn niet zichtbaar in de figuur maar worden gemonteerd of gepositioneerd in de regio 120 van de lenshouder 100. Deze regio 120 van de lenshouder bestaat uit twee helften. Elke helft bestaat uit een eerste deel waarin een optische lens kan gemonteerd of gepositioneerd worden en een tweede deel dat via de buitenrand de aansluiting vormt tussen de lenshouder en de buitenlens van de bril. De regio waarin de lenzen gemonteerd of gepositioneerd worden ligt in het voorbeeld van FIG. 5 in hetzelfde vlak. Dit laat toe om de optische lenzen in één vlak te monteren of te positioneren.

In sommige uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding vormen de assen loodrecht op het eerste deel van de eerste helft en het eerste deel van de tweede helft een hoek gelegen tussen 2x2° en 2x8°, bijvoorbeeld tussen 2x4° en 2x6°, bijvoorbeeld 2x5°. In het voorbeeld van FIG. 6 is deze hoek 2x5° (het eerste deel van de eerste helft is gedraaid over 5° evenals het eerste deel van de tweede helft). De regio 120 is in het voorbeeld van FIG.6 ook 4 mm dichter bij de buitenlens geplaatst dan in het voorbeeld van FIG. 5 en dit om een betere luchtdoorstroming mogelijk te maken. Hierdoor is er immers meer ruimte voor ventilatie achter de achterzijde van de lenshouder 100. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn er verluchtingsgaten aan de boven en onderkant van de gesloten bril. Deze verluchtingsgaten laten de toevoer van koude lucht en de afvoer van warme lucht toe. Zo wordt het temperatuurverschil tussen de lucht binnenin de bril en de buitenlucht laag gehouden. Door de regio 120 van de lenshouder tussen 3 mm en 8 mm, of liever 4 mm naar voor te schuiven, en eventueel een hoek te voorzien tussen de optische assen van de lenshouders wordt er meer ruimte gecreëerd voor de luchtstroom. Afhankelijk van de optische criteria kunnen de optische lenzen 130,140 meer of minder naar voor geschoven worden en kan de hoek tussen de optische assen van de optische lenzen groter of kleiner zijn. Deze hoek wordt typisch bepaald door de draaiing van de achterzijde van de lenshouder ter hoogte van de eerste opening 150 en de tweede opening 160.

Het verschil tussen de uitvoeringsvorm in FIG. 5 en deze in FIG. 6 is dus een andere oriëntatie van de optische lenen en een gewijzigde afstand tussen de lensen in de lenshouder en de buitenlens.

In sommige uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is er een coating aangebracht op de optische lenzen 130, 140. Deze coating kan bijvoorbeeld alleen aangebracht zijn aan de binnenzijde van de optische lenzen. Een dergelijke coating verhindert dat condensatie zich kan vastzetten op de lens. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld surfactanten gebruikt worden die de oppervlaktespanning van het water verlagen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de zichtbaarheid niet verslechterd door het aanbrengen van de coating.

De verschillende aspecten kunnen eenvoudig met elkaar worden gecombineerd, en de combinaties corresponderen aldus eveneens met uitvoeringsvormen volgens de huidige uitvinding.

Claims

Conclusies

1. - Een lenshouder (100), voor het monteren of positioneren van minstens één optische lens (130, 140) voor het corrigeren van een visuele beperking van een gebruiker in een bril geschikt voor wintersport, waarbij - de lenshouder (100) een buitenrand omvat aangepast om aansluitbaar te monteren op een buitenlens (310) van de bril geschikt voor wintersport, en - de lenshouder (100) aangepast is om minstens één optische lens (130, 140) te monteren of te positioneren, zodat, wanneer de lenshouder aansluitbaar gemonteerd is in de bril geschikt voor wintersport, de minstens één optische lens (130,140) zich buiten het minimaal oppervlak bepaald door de buitenrand van de lenshouder bevindt en er minstens één gesloten ruimte gedefinieerd wordt door de lenshouder, de minstens één optische lens (130, 140) en de buitenlens (310) van de bril geschikt voor wintersport.
2. - Een lenshouder (100) overeenkomstig conclusie 1, waarbij voor de minstens één optische lens (130,140), wanneer de lenshouder aansluitend gemonteerd is in de bril geschikt voor wintersport en wanneer de bril gebruikt wordt door de gebruiker, een vertex-afstand bekomen is gelegen is tussen 0 en 20 mm.
3. - Een lenshouder (100) overeenkomstig één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één optische lens een eerste optische lens en een tweede optische lens omvat, en waarbij de optische assen van de eerste optische lens en de tweede optische lens een hoek maken kleiner dan 10°.
4. - Een lenshouder (100) overeenkomstig één van de voorgaande conclusies, waarbij de hoek tussen de optische as van de eerste lens en de optische as van de tweede lens kleiner is dan 5°.
5. - Een lenshouder (100) overeenkomstig één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één optische lens (130, 140) vast gepositioneerd kan worden in minstens één opening (150,160) van de lenshouder (100).
6. - Een lenshouder (100) overeenkomstig conclusie 5, waarbij de minstens één optische lens (130,140) een groef (810) omvat en waarbij de rand van de minstens één opening (150,160) van de lenshouder (100) aangepast is om in de groef van de minstens één optische lens (130, 140) geklemd te worden.
7. - Een lenshouder (100) overeenkomstig één van conclusies 5 of 6, waarbij de minstens één optische lens (130, 140) mechanisch kan bevestigd worden in de minstens één opening van de lenshouder (100) en waarbij de hechting kan verbeterd worden door middel van een siliconenrubber of lijm of een combinatie van beide.
8. - Een lenshouder (100) overeenkomstig één van de voorgaande conclusies, waarin de lenshouder en/of één of meerdere lenzen gepositioneerd in de lenshouder, voorzien zijn van een anti-condensatie coating.
9. - Een bril geschikt voor wintersport (300), de bril geschikt voor wintersport (300) omvattend een lenshouder (100) overeenkomstig één van de voorgaande conclusies.
10. - Een bril overeenkomstig conclusie 9, waarin de lenshouder (100) aansluitend gehecht is aan de buitenlens van de bril, zodat de lenshouder (100), de minstens één optische lens gepositioneerd of voorzien in de lenshouder, en de buitenlens van de bril een afgesloten ruimte vormen.
11. - Een bril (300) overeenkomstig één van conclusies 9 of 10, waarbij ventilatieopeningen en/of een ventilator zo geplaatst zijn dat de minstens één optische lens (130, 140) zich in een ventilatiestroom komende van de ventilatieopeningen en/of de ventilator bevinden.
12. - Een bril (300) overeenkomstig één van conclusies 9 tot 11, waarbij een oppervlak van de bril een anti-condens coating bevat.