BE1022080B1 - Bevestigingsmiddelen voor het monteren van een paneel in een omgevende structuur, paneel dat kan samenwerken met zulke bevestigingsmiddelen en werkwijze voor het bevestigen van een paneel in een omgevende structuur - Google Patents

Abstract

Bevestigingsmiddelen (1) voor het monteren van een paneel (14) in een omgevende structuur (28), bevattende; - een inbrenghuls (2) aan te brengen in een boring (31) in de omgevende structuur (28); - een stift (9) met een kop (10); - stuwmiddelen (11) voor het bewegen van de stift (9) in de inbrenghuls (2) naar een uitstekende stand; en, - losmaakbare vasthoudmiddelen (8) die de stift (9) tijdelijk in een ingetrokken stand vasthouden.

Description

Bevestigingsmiddelen voor het monteren van een paneel in een omgevende structuur, paneel dat kan samenwerken met zulke bevestigingsmiddelen en werkwijze voor het bevestigen van een paneel in een omgevende structuur.

De huidige uitvinding heeft eerst en vooral betrekking op bevestigingsmiddelen voor het monteren van een paneel in een omgevende structuur.

Zonder de uitvinding hiertoe te beperken heeft de huidige uitvinding in het bijzonder betrekking op zulke bevestigingsmiddelen voor het bevestigen en vastzetten van brandwerende glaswanden, glaswanden in het algemeen, sandwichpanelen, plaatmaterialen en alle andere mogelijke vulelementen.

De omgevende constructie waarin het paneel dient te worden gemonteerd, wordt typisch gevormd door muren, vloeren, plafonds of balken uit steen, beton of hout, welke een opening in een gebouw afbakenen, doch omgevende structuren gevormd door andere elementen en andere materialen, zoals metaal, omliggende houten panelen en zo meer zijn niet van de uitvinding uitgesloten.

Volgens de huidige stand van de techniek worden voor het bevestigen en vastzetten van brandwerende glaswanden in een omgevende constructie bevestigingsmiddelen gebruikt onder de vorm van zware profielen die met allerhande hulpstukken worden gemonteerd.

De profielen hebben niet enkel het nadeel zwaar te zijn, wat uiteraard de installatie ervan niet eenvoudig maakt, doch ze hebben tevens het nadeel dat er veel materiaal nodig is voor de vervaardiging ervan.

Voorts vergt het monteren van de vele elementen van de bekende bevestigingsmiddelen veel tijd.

De materiaalkosten en de installatiekosten verbonden aan het plaatsen van een brandwerende wand zijn dan ook hoog.

Een ander nadeel van de bekende bevestigingsmiddelen is dat ze moeilijk in gebruik zijn, vooral voor wat betreft het uitlijnen en in lood plaatsen van het te bevestigen paneel.

Nog een nadeel van de sommige bekende bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een paneel in een omgevende structuur, is dat deze bevestigingsmiddelen na de montage gedeelten van de gemonteerde panelen afdekken, waardoor bijvoorbeeld bij glaswanden een gedeelte van de lichtinval wordt weggenomen.

Bovendien springen de bekende bevestigingsmiddelen na de installatie duidelijk in het oog.

Dit is vaak niet esthetisch en bovendien is met de huidige trend naar minimalisme in de architectuur een eerder strakke en sobere afwerking gewenst, wat niet mogelijk is met de huidige bevestigingsmiddelen.

De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel aan aan één of meerdere van bovenvermelde nadelen en eventueel andere nadelen een oplossing te bieden.

Meer bepaald heeft de huidige uitvinding tot doel bevestigingsmiddelen aan te bieden die zeer licht zijn en gemakkelijk in gebruik en die toelaten een wand, zoals een brandwerende glaswand, in een omgevende structuur op zeer efficiënte wijze vast te zetten in een mum van tijd.

Nog een doel van de uitvinding bestaat erin bevestigingsmiddelen aan te reiken waarmee een voornoemde montage van een paneel op zodanige wijze kan gerealiseerd worden dat de bevestigingsmiddelen na de montage in de omgevende structuur en/of tussen de omgevende structuur en het gemonteerde paneel verdoken zitten en ze aldus na de montage van het oog zijn onttrokken.

Een ander doel van de uitvinding bestaat erin bevestigingsmiddelen te voorzien van middelen waarmee een installateur gemakkelijk een paneel kan uitlijnen, richten en/of lood kan zetten in de omgevende structuur.

Hiertoe betreft de huidige uitvinding bevestigingsmiddelen voor het monteren van een paneel in een omgevende structuur, die minstens de volgende elementen bevatten: - een inbrenghuls die bedoeld is om in een boring in de omgevende structuur te worden aangebracht en die voorzien is van een ingangsopening; - een stift met een kop die in de inbrenghuls heen en weer beweegbaar is tussen een uitstekende stand, waarbij een gedeelte aan de kop van de stift uit de ingangsopening van de inbrenghuls steekt, en een ingetrokken stand, waarbij de ganse stift zich in de inbrenghuls bevindt; - stuwmiddelen voor het bewegen van de stift naar de uitstekende stand; en, - losmaakbare vasthoudmiddelen die, enerzijds, in een vasthoudende stand, de stift in de ingetrokken stand vasthouden, en, anderzijds, in een vrijlatende stand de stift vrij laten.

Een groot voordeel van zulke bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding is dat ze toelaten op zeer efficiënte wijze een verdoken montage te realiseren, zoals verderop nog in detail zal worden aangetoond.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van bevestigingsmiddelen overeenkomstig de uitvinding, bevatten de bevestigingsmiddelen tevens een koppelstuk dat bevestigbaar is op een omtrekszijde van een te monteren paneel, waarbij het koppelstuk de kop van de stift kan ontvangen.

De huidige uitvinding heeft tevens betrekking op een paneel dat kan samenwerken met bevestigingsmiddelen overeenkomstig de uitvinding.

In de meest algemene termen heeft de huidige uitvinding meer bepaald betrekking op zulk paneel, dat aan één of meerdere omtrekszijden voorzien is van een koppeldeel dat de kop van de stift van de bevestigingsmiddelen kan ontvangen.

Zulk koppeldeel kan bestaan uit een apart koppelstuk dat bevestigbaar is op één van de omtrekszi jden van het paneel, maar het kan evengoed gevormd worden door een gedeelte van zulke omtrekszijde van het paneel zelf.

Hierbij kan het paneel bij aanvang reeds vervaardigd zijn met geïntegreerde koppeldelen of een koppeldeel kan achteraf in een omtrekszijde worden gevormd door het uitvoeren van één of andere bewerking, zoals bijvoorbeeld het boren of frezen van een gat dat de kop van de stift van de bevestigingsmiddelen kan ontvangen.

In een mogelijke uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is zulk paneel aan één of meerdere omtrekszi jden voorzien van een geleiding of rail en is het paneel voorzien van één of meerdere koppeldelen die gevormd worden door stelblokjes, elk met een vlakke voorzijde waarin centraal een gleuf is voorzien en elk met twee laterale, parallelle zijranden waarmee het betreffende stelblokje heen en weer verschuifbaar is over een voornoemde geleiding of rail, waarbij elk stelblokje een koppelstuk vormt voor het ontvangen van de kop van een stift, wanneer deze in de uitstekende stand uit de inbrenghuls steekt.

Uiteraard heeft zulk paneel volgens de uitvinding het voordeel dat een montage ervan in een omgevende structuur uiterst snel en efficiënt kan gebeuren.

Tot slot heeft de huidige uitvinding ook nog betrekking op een werkwijze voor het monteren van een paneel in een omgevende structuur, waarbij de werkwijze minstens de stappen omvat van: - het boren van een boring in de omgevende structuur; - het in de boring inbrengen van een inbrenghuls waarin een stift is vastgehouden in een ingetrokken stand, door middel van losmaakbare vasthoudmiddelen; - het voorzien van een koppeldeel aan een omtrekszijde van het te bevestigen paneel, door een apart koppelstuk op de omtrekszijde te bevestigen of door rechtstreeks een bewerking uit te voeren op de omtrekszijde van het paneel ter vorming van het koppeldeel, waarbij het koppeldeel een gedeelte van de stift kan ontvangen; - het plaatsen van het paneel in de omgevende structuur; - het losmaken van de losmaakbare vasthoudmiddelen teneinde stuwmiddelen toe te laten de stift te doen bewegen naar een uitstekende stand, waarbij een gedeelte van de stift uit een ingangsopening van de inbrenghuls uitsteekt en waarbij het koppelstuk de kop van de stift ontvangt ter blokkering van het paneel in de omgevende structuur.

Een groot voordeel van deze werkwijze volgens de uitvinding is dat, na het aanbrengen van één of meerdere inbrenghulsen in boringen voorzien in de omgevende structuur, het blokkeren en vastzetten zelf van het paneel in de omgevende structuur uitermate snel kan gebeuren door simpelweg de betreffende vasthoudmiddelen los te maken.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van bevestigingsmiddelen, een paneel en een werkwijze overeenkomstig de uitvinding, beschreven, met verwijzing naar bijgaande figuren, waarin: figuren 1 tot 5 in zijaanzicht elementaire onderdelen van bevestigingselementen volgens de uitvinding weergeven in uiteengenomen stand; figuur 6 een zicht weergeeft op het koppelstuk weergegeven in figuur 5 volgens de pijl aangeduid met F6; figuur 7 de onderdelen uit de figuren 1 tot 4 weergeeft in een samengestelde stand; figuur 8 een zicht weergeeft volgens pijl F8 in figuur 7; figuren 9 en 10, evenals de figuren 11 en 12 telkens twee standen van de bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding weergeven ter ilustratie van hunwerking, respetivelijk in twee verschillende uitvoeringsvormen; figuur 13 een zicht weergeeft op een paneel volgens de uitvinding dat in een omgevende constructie is bevestigd door middel van bevestigingsmiddelen overeenkomstig de uitvinding; figuur 14 op grotere schaal een doorsnede doorheen het paneel uit figuur 13 weergeeft volgens een snede aangeduid met de lijn XIV-XIV; figuur 15 een zicht op het paneel weergeeft volgens de pijl F15 in figuur 14; en, figuren 16 tot 21 een werkwijze volgens de uitvinding illustreren voor het monteren van een paneel volgens de uitvinding in een omgevende constructie met behulp van bevestigingsmiddelen overeenkomstig de uitvinding.

De in figuren 1 tot 4 weergegeven onderdelen van bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding bevatten de volgende elementen.

Eerst en vooral is er een inbrenghuls 2, weergegeven in figuur 2, die bestaat uit een kokervormige bus 2 met een cilindervormige wand 3 en een bodem 4 en die voorzien is van een ingangsopening 5 aan de zijde tegenover de bodem 4 .

De inbrenghuls 2 is in het getoonde voorbeeld aan de ingangsopening 5 tevens voorzien van een flens 6, waarbij aan weerszijden van de ingangsopening 5 ter plaatse van de flens 6 een geleiding 7 is voorzien die bedoeld is voor het opnemen van een draad of staaf 8, weergegeven in figuur 4.

De bevestigingsmiddelen 1 bevatten tevens een stift of pin 9, weergegeven in figuur 1, die cilindervormig is uitgevoerd, waarbij de stift 9 over het grootste gedeelte van zijn lengte L een buitendiameter D heeft die overeenstemt met de binnendiameter D' van de inbrenghuls 2, zodanig dat de stift 9 passend, doch heen en weer beweegbaar in de inbrenghuls 2 kan worden aangebracht.

De stift 9 is in de getoonde uitvoeringsvorm van figuur 1 uitgevoerd met een versmalde kop 10 met breedte B.

De bevestigingsmiddelen 1 bevatten ook stuwmiddelen 11, weergegeven in figuur 3, die bedoeld zijn om de stift 9 te bewegen in de inbrenghuls 2, welke stuwmiddelen 11 in de getoonde uitvoeringsvorm van figuur 3 gevormd worden door een drukveer of spiraalveer 11.

Het is volgens de uitvinding echter niet uitgesloten anderssoortige stuwmiddelen 11 aan te wenden, bijvoorbeeld stuwmiddelen 11 die gebruik maken van een magnetische of elektrische kracht en zo meer.

Tot slot, bevatten de bevestigingsmiddelen 1 in dit geval tevens minstens één koppelstuk 12, dat is weergegeven in de figuren 5 en 6.

Het koppelstuk 12 is in deze uitvoeringsvorm een apart element dat bedoeld is om op een omtrekszijde 13 van een te monteren paneel 14 te worden bevestigd, zoals meer in detail is geïllustreerd in figuur 14.

Het koppelstuk 12 is in dit geval een stelblokje 12 met een vlakke, rechthoekige voorzijde 15 waarin centraal een langwerpige gleuf 16 is voorzien.

Het stelblokje 12 heeft twee parallelle, laterale zijranden 17 en 18 waarmee het stelblokje 12 heen en weer verschuifbaar over een geleiding 19 van het paneel 14 kan worden bevestigd.

De geleiding 19 wordt in het geval van figuur 14 gevormd door twee randen 20 van een plaatmateriaal 21, waarbij aan de laterale zijden 17 en 18 van het stelblokje 12 langse groeven 22 zijn voorzien waarin de randen 20 van het plaatmateriaal 21 kunnen worden aangebracht.

De langwerpige gleuf 16 in het stelblokje 12 strekt zich uit volgens een richting XX' die schuin staat ten opzichte van de richting YY' van de laterale zijranden 17 en 18.

De gleuf 16 heeft een breedte B' die overeenstemt met de breedte B van de kop 10 van de stift 9, zodat de kop 10 van de stift 9 in de gleuf 16 kan worden ingebracht.

Uiteraard is het volgens de uitvinding niet uitgelsoten andere soorten gaten of gleuven 16 in het koppelstuk 12 te voorzien.

Als alternatief kan trouwens eveneens een gat worden voorzien aan de kop 10 van de stift 9, welk gat passend kan worden aangebracht over een uitsteeksel aan het koppelstuk 12.

In een andere uitvoeringsvorm kan het paneel 14 aan een omtrekszijde 13 voorzien worden van een koppeldeel dat rechtstreeks in de omtrekszijde 13 is geïntegreerd, bijvoorbeeld tijdens de vervaardiging van het paneel 14 of via een nabewerking tijdens het monteren van het paneel 14.

Hierbij is het uiteraard opnieuw de bedoeling dat zulk koppeldeel, dat rechtstreeks in het paneel 14 is uitgevoerd, de kop 10 van de stift 9 kan ontvangen.

In figuur 7 is weergegeven hoe voor het praktisch gebruik van de bevestigingsmiddelen 1 de verschillende onderdelen uit de figuren 1 tot 4 worden samengesteld tot een montageschieter 23.

Meer bepaald is de stift 9 heen en weer beweegbaar bevestigd in de inbrenghuls 2.

Hierbij is de drukveer 11 aangebracht tussen de bodem 4 van de inbrenghuls 2 en de stift 9, zodat een permanente kracht wordt uitgeoefend tussen de stift 9 en de inbrenghuls 2 voor het naar buiten bewegen van de stift 9 uit de inbrenghuls 2.

In de stand van figuur 7 bevindt de stift 9 zich echter in een ingetrokken stand, waarbij de ganse stift 9 zich in de inbrenghuls 2 bevindt.

Een beweging van de stift 9 naar een uitstekende stand, waarbij een gedeelte 24 aan de kop van de stift 9 uit de ingangsopening 5 van de inbrenghuls 2 steekt, wordt in de stand van figuur 7 immers verhinderd door de draad of het staafje 8 die in de geleiding 7 is aangebracht, waarbij het staafje of de draad 8 zich uitstrekt over de ingangsopening 5 van de inbrenghuls 2.

Meer in het algemeen kan gesteld worden dat de draad of het staafje 8 vasthoudmiddelen 8 vormt die in een vasthoudende stand de stift 9 in de ingetrokken stand vasthouden.

In de uitvoeringsvorm van figuur 7 zijn deze vasthoudmiddelen 8 meer bepaald blokkeermiddelen 8 die in een blokkerende stand de ingangsopening 5 van de inbrenghuls 2 minstens gedeeltelijk afdekken, zodat een beweging van de stift 9 naar een uitstekende stand wordt verhinderd.

Desalniettemin is het volgens de uitvinding niet uitgesloten andere methodes toe te passen om de stift 9 in de ingetrokken stand te houden, waarbij geen blokkering van de ingangsopening 5 wordt toegepast, bijvoorbeeld door middel van het aanbrengen van een magnetische of elektrische kracht en dergelijke meer.

Een ander kenmerk van de vasthoudmiddelen 8 is dat ze tevens losmaakbaar zijn, waarbij door het losmaken van de de vasthoudmiddelen 8 de stift 9 in een vrijlatende stand wordt gebracht, meer bepaald een stand waarin de stift 9 vrij kan bewegen onder de druk van de drukveer 11.

In het geval van de figuren is het losmaakbaar zijn van de vasthoudmiddelen 8 vanzelfsprekend, aangezien door het uitnemen van het staafje of de draad 8 uit de geleiding 7 aan de ingangsopening 5 van de inbrenghuls 2, deze ingangsopening 5 niet meer geblokkeerd is, waarbij de stift 9 aldus in een vrijlatende stand kan worden gebracht teneinde een beweging van de stift 9 naar de uitstekende stand toe te laten.

Het losmaken van de vasthoudmiddelen 8 kan in een andere uitvoeringsvorm bijvoorbeeld verwezenlijkt worden door het opheffen van een magnetische of elektrische kracht en zo meer.

In figuren 9 en 10, evenals in de figuren 11 en 12, is deze werking van de bevestigingsmiddelen 1 meer in detail geïllustreerd.

In de figuren 9 en 11 is telkens de ingetrokken stand van de stift 9 in de inbrenghuls 2 weergegeven, welke stand overeenkomt met een vasthoudende of blokkerende stand van de vasthoudmiddelen 8, terwijl in de figuren 11 en 12 de uitstekende stand van de stift 9 is weergegeven, waarbij de vasthoudmiddelen 8 zijn losgemaakt en aldus zijn gebracht in een vrijlatende stand, waarbij een gedeelte 24 aan de kop 10 van de stift 9 uit de ingangsopening 5 steekt.

De uitvoeringsvorm van de figuren 9 en 10 is verschillend van de vorige uitvoeringsvorm van figuur 7 doordat de kop 10 van de stift 9 niet versmald is uitgevoerd.

In de uitvoeringsvorm van de figuren 11 en 12 is de kop 10 voorzien van meerdere trappen 25 met afnemende diameter naar het uiteinde van de stift 9 toe.

Deze wijzigingen maken verder niets uit voor de werking van de bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding, zolang het koppelstuk 12 maar voorzien is van een gat of gleuf 16 met een vorm die minstens gedeeltelijk complementair is aan de betreffende kop 10 van de stift 9 opnemen .

Voorts zijn de vasthoudmiddelen 8 in de uitvoeringsvorm van de figuren 11 en 12 ietwat gewijzigd uitgevoerd, meer bepaald onder de vorm van een draad of staafje 8 dat geplooid is tot een L-profiel 26.

Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de draad of het staafje 8 gemakkelijker uit de geleiding 7 kan worden gehaald.

Nog een kenmerk van de vasthoudmiddelen 8 bestaat erin dat ze losmaakbaar zijn vanuit een positie op een zekere laterale afstand E van de inbrenghuls 2.

Door de lengte van het betreffende staafje of draad 8 aan te passen kan deze afstand E binnen zekere grenzen vrijelijk gekozen worden.

Zoals verder nog zal verduidelijkt worden, bewijst dit kenmerk van de vasthoudmiddelen 8 vooral zijn verdiensten bij het realiseren van een verdoken montage, waarbij de bevestigingsmiddelen 1 achter de contouren van de omtrekszijden 13 van het paneel 14 worden verdoken.

Het gebruik van de bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van de resterende figuren 13 tot 21.

Figuur 13 geeft een aanzicht weer op een paneel 14 dat bevestigd is in een opening 27 gevormd door een omgevende structuur 28, die bijvoorbeeld bestaat uit stenen of betonnen gedeelten van een gebouw.

De opening 27 kan bijvoorbeeld een raamopening zijn of een doorgang of dergelijke meer.

Het paneel 14 is in figuur 13 voorgesteld als een brandwerende glaswand 14 waarbij een glazen paneel 29 aan de omtrekszijden 13 is omgeven door een plaatmateriaal 21, zoals al eerder werd beschreven met verwijzing naar figuur 14.

Tussen het plaatmateriaal 21 en het glazen paneel 29 is een vulling of verbindingsmateriaal 30 aangebracht, zoals bijvoorbeeld een lijm of een silicone 30.

Het is echter volgens de uitvinding niet uitgesloten bevestigingsmiddelen 1 te gebruiken voor gans andere panelen 14, zoals bijvoorbeeld sandwichpanelen, houten of metalen platen en dergelijke meer.

Het paneel 14 is in de opening 27 bevestigd aan de omgevende strucuur 28 door bevestigingsmiddelen 1, zoals hiervoor beschreven.

Hierbij is het paneel 14 puntsgewijs vastgemaakt op meerdere plaatsen aan zijn buitenomtrek, waarbij op elke plaats telkens een montageschieter 23 gecombineerd wordt met een koppelstuk of stelblokje 12.

De wijze waarop dit dient te gebeuren volgens de uitvinding wordt stapsgewijs geïllustreerd aan de hand van de figuren 16 tot 21.

In een eerste stap, die geïllustreerd is in figuur 16, wordt in de omgevende structuur 28 een ronde boring 31 aangebracht, met een inwendige diameter D" die in overeenstemming is met de buitendiameter D' van de inbrenghuls 2.

Daarna wordt een inbrenghuls 2, die geassembleerd is tot een montageschieter 23 zoals weergegeven is in figuur 7, in deze boring 31 ingebracht.

Hierbij is de stift 9 door de vasthoudmiddelen 8 vastgehouden in een ingetrokken stand.

Deze tussenstand is weergegeven in figuur 17.

Indien het de bedoeling is het paneel 14 op meerdere plaatsen vast te maken, dan worden eerst de voorgaande stappen herhaald op elke plaats.

Daarna worden koppelstukken 12 of stelblokjes 12 op één of meerdere van de omtrekszijdes 13 van het te bevestigen paneel 14 aangebracht.

Een paneel 14 volgens de uitvinding is echter voorzien van zulke stelblokjes 12, wat deze stap overbodig maakt.

Dan kan het paneel 14 in de opening 27 in de omgevende structuur 28 worden geplaatst, zoals is weergegeven in figuur 18.

In de volgende stap worden vasthoudmiddelen 8 losgemaakt, wat in het voorbeeld van de figuur 19 simpelweg kan gebeuren door het staafje of de draad 8 van elke monageschieter 23 uit de geleiding 7 te trekken.

Door de drukveer 11 wordt de stift 9 nu naar een uitstekende stand bewogen, waarbij een gedeelte 23 van de stift 9 uit de betreffende ingangsopening 5 van de inbrenghuls 2 uitsteekt.

Hierbij is het de bedoeling dat elk overeenkomstig koppelstuk 12 de kop 10 van de stift 9 ontvangt in de gleuf of opening 16 ter blokkering van het paneel in 14 de omgevende structuur.

Om het paneel 14 uit te lijnen, bijvoorbeeld om het te richting in de omgevende structuur of om het paneel 14 loodrecht te plaatsen, kan gebruik gemaakt worden van de stelblokjes 12.

Dit kan gebeuren door een stelblokje 12 te bewegen over de geleiding 19 in een richting aangeduid door de pijlen F of F' in figuur 15.

Doordat de stift 9 met kop 10 onbeweegbaar in de omgevende structuur 28 vastzit, zal omwille van de schuine stand van de gleuf 16 het paneel 14 noodzakelijkerwijze een beweging moeten ondergaan in één van de richtingen aangeduid met de pijlen G of G' in figuur 15.

Bijgevolg wordt het paneel 14 ietwat bewogen in een richting dwars op het vlak van het paneel 14.

Deze laterale uitlijning of positionering van het paneel 14 in de omgevende structuur 28 is geïllustreerd in figuur 20.

Tot slot kan de opening die gelaten is tussen het paneel 14 en de omgevende structuur 28 nog worden opgevuld met een vullend materiaal 32, wat is weergegeven in figuur 21.

Het is duidelijk dat de beoogde doelen van de uitvinding met de hier beschreven bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding zijn bereikt, namelijk een efficiënte installatie van een paneel 14 met een verdoken opstelling van de bevestigingsmiddelen 1.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van bevestigingsmiddelen 1, panelen 14 en werkwijzen overeenkomstig de uitvinding, doch zulke bevestigingsmiddelen 1, panelen 14 en werkwijzen kunnen op allerlei andere manieren worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (15)

1. Conclusies .

   1. Bevestigingsmiddelen (1) voor het monteren van een paneel (14) in een omgevende structuur (28), daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsmiddelen (1) minstens de volgende elementen bevatten: - een inbrenghuls (2) die bedoeld is om in een boring (31) in de omgevende structuur (28) te worden aangebracht en die voorzien is van een ingangsopening (5); - een stift (9) met een kop (10) die in de inbrenghuls (2) heen en weer beweegbaar is tussen een uitstekende stand, waarbij een gedeelte (23) aan de kop (10) van de stift (9) uit de ingangsopening (5) van de inbrenghuls (2) steekt, en een ingetrokken stand, waarbij de ganse stift (9) zich in de inbrenghuls (2) bevindt; - stuwmiddelen (11) voor het bewegen van de stift (9) naar de uitstekende stand; en, - losmaakbare vasthoudmiddelen (8) die, enerzijds, in een vasthoudende stand, de stift (9) in de ingetrokken stand vasthouden, en, anderzijds, in een vrijlatende stand de stift (9) vrij laten.
2. 2. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsmiddelen (1) tevens een koppeldeel (12) bevatten bestaande uit een apart koppelstuk (21), dat bevestigbaar is op een omtrekszijde (13) van een te monteren paneel (14) en dat de kop (10) van de stift (9) kan ontvangen.
3. 3. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de stuwmiddelen (11) een permanente kracht uitoefenen tussen de stift (9) en de inbrenghuls (2) voor het naar buiten bewegen van de stift (9) uit de inbrenghuls (2).
4. 4. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de stuwmiddelen (11) gevormd worden door een drukveer (11) die is aangebracht tussen de bodem (4) van de inbrenghuls (2) en de stift (9).
5. 5. Bevestigingsmiddelen (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vasthoudmiddelen (8) losmaakbaar zijn vanuit een positie op een zekere laterale afstand (E) van de inbrenghuls (2).
6. 6. Bevestigingsmiddelen (1) één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vasthoudmiddelen (8) gevormd worden door blokkeermiddelen (8) die in een blokkerende stand de ingangsopening (5) van de inbrenghuls (2) minstens gedeeltelijk afdekken teneinde een beweging van de stift (9) naar de uitstekende stand te verhinderen en in een vrijlatende stand de ingangsopening (5) volledig vrij laten teneinde een beweging van de stift (9) naar de uitstekende stand toe te laten.
7. 7. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de vasthoudmiddelen (8) gevormd worden door een staafje of draad (8) dat in de blokkerende stand in een geleiding (7) is gehouden die voorzien is aan weerszijden van de inbrenghuls (2), waarbij het staafje of de draad (8) zich uitstrekt over de ingangsopening (5) van de inbrenghuls (2) en waarbij het staafje of de draad (8) in de vrijlatende stand uit de geleiding (7) is gehaald.
8. 8. Bevestigingsmiddelen (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het koppelstuk (12) gevormd wordt door een stelblokje (12) met een vlakke voorzijde (15) waarin centraal een langwerpige gleuf (16) is voorzien en met twee laterale, parallelle zijranden (17,18) waarmee het stelblokje (12) heen en weer verschuifbaar over een geleiding (19) kan worden bevestigd.
9. 9. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de langwerpige gleuf (16) in het stelblokje (12) zich uitstrekt volgens een richting (XX') die schuin staat ten opzichte van de richting (YY') van de laterale zijranden (17,18).
10. 10. Paneel (14) dat kan samenwerken met bevestigingsmiddelen (1) overeenkomstig één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het aan één of meerdere omtrekszijden (13) voorzien is van een koppeldeel (12) dat de kop (10) van de stift (9) van de bevestigingsmiddelen (1) kan ontvangen.
11. 11. Paneel (14) volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het aan één of meerdere omtrekszijden (13) voorzien is van een geleiding of rail (19) en in dat het voorzien is van één of meerdere koppeldelen (12) die gevormd worden door stelblokjes (12) elk met een vlakke voorzijde (15) waarin centraal een gleuf (16) is voorzien en elk met twee laterale, parallelle zijranden (17,18) waarmee het betreffende stelblokje (12) heen en weer verschuifbaar is over een voornoemde geleiding of rail (19), waarbij elk stelblokje (12) een koppelstuk (12) vormt voor het ontvangen van de kop (10) van een stift (9), wanneer deze in de uitstekende stand uit de inbrenghuls (2)steekt.
12. 12. Paneel (14) volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat het een brandwerende glaswand (14) is.
13. 13. Paneel (14) volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat de gleuf (16) in de één of meerdere stelblokjes (12) zich uitstrekt volgens een richting (XX' ) die schuin staat ten opzichte van de richting (YY') van de laterale zijranden (17,18).
14. 14. Werkwijze voor het monteren van een paneel (14) in een omgevende structuur (28), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze minstens de stappen omvat van: - het boren van een boring (31) in de omgevende structuur (28); - het in de boring (31) inbrengen van een inbrenghuls (2) waarin een stift (9) met een kop (10) is vastgehouden in een ingetrokken stand, door middel van losmaakbare vasthoudmiddelen (8); - het voorzien van een koppeldeel (12) aan een omtrekszijde (13) van het te bevestigen paneel (14), door een apart koppelstuk (12) erop te bevestigen of door rechtstreeks een bewerking uit te voeren op de omtrekszijde (13) van het paneel (14) ter voring van het koppeldeel (12), waarbij het koppeldeel (12) een gedeelte van de stift (9) kan ontvangen; - het plaatsen van het paneel (14) in de omgevende structuur (28); - het losmaken van de losmaakbare vasthoudmiddelen (8) teneinde stuwmiddelen (11) toe te laten de stift (9) te doen bewegen naar een uitstekende stand, waarbij een gedeelte (23) aan de kop (10) van de stift (9) uit een ingangsopening (5) van de inbrenghuls (2) uitsteekt en waarbij het koppelstuk (12) de kop (10) van de stift (9) ontvangt ter blokkering van het paneel (14) in de omgevende structuur (28).
15. 15. Werkwijze volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de laterale positionering van het paneel (14) in de omgevende structuur (28) wordt bij gesteld door een beweging van het koppelstuk (12) over de omtrekszijde (13) van het paneel (14).