BE1021943B1 - Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen,werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement. - Google Patents

Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen,werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement. Download PDF

Info

Publication number
BE1021943B1
BE1021943B1 BE2014/0410A BE201400410A BE1021943B1 BE 1021943 B1 BE1021943 B1 BE 1021943B1 BE 2014/0410 A BE2014/0410 A BE 2014/0410A BE 201400410 A BE201400410 A BE 201400410A BE 1021943 B1 BE1021943 B1 BE 1021943B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
locking element
floor panel
floor
panel
locking
Prior art date
Application number
BE2014/0410A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Flooring Industries Limited, Sarl
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Flooring Industries Limited, Sarl filed Critical Flooring Industries Limited, Sarl
Priority to BE2014/0410A priority Critical patent/BE1021943B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1021943B1 publication Critical patent/BE1021943B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/02038Flooring or floor layers composed of a number of similar elements characterised by tongue and groove connections between neighbouring flooring elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/02005Construction of joints, e.g. dividing strips
    • E04F15/02011Construction of joints, e.g. dividing strips with joint fillings integrated in the flooring elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/01Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
    • E04F2201/0138Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by moving the sheets, plates or panels perpendicular to the main plane
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/01Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
    • E04F2201/0153Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by rotating the sheets, plates or panels around an axis which is parallel to the abutting edges, possibly combined with a sliding movement
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/04Other details of tongues or grooves
    • E04F2201/044Other details of tongues or grooves with tongues or grooves comprising elements which are not manufactured in one piece with the sheets, plates or panels but which are permanently fixedly connected to the sheets, plates or panels, e.g. at the factory
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/04Other details of tongues or grooves
    • E04F2201/044Other details of tongues or grooves with tongues or grooves comprising elements which are not manufactured in one piece with the sheets, plates or panels but which are permanently fixedly connected to the sheets, plates or panels, e.g. at the factory
    • E04F2201/049Other details of tongues or grooves with tongues or grooves comprising elements which are not manufactured in one piece with the sheets, plates or panels but which are permanently fixedly connected to the sheets, plates or panels, e.g. at the factory wherein the elements are made of organic plastics with or without reinforcements or filling materials
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/05Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins, keys or strips
    • E04F2201/0523Separate tongues; Interlocking keys, e.g. joining mouldings of circular, square or rectangular shape
    • E04F2201/0535Separate tongues; Interlocking keys, e.g. joining mouldings of circular, square or rectangular shape adapted for snap locking
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/05Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins, keys or strips
    • E04F2201/0523Separate tongues; Interlocking keys, e.g. joining mouldings of circular, square or rectangular shape
    • E04F2201/0552Separate tongues; Interlocking keys, e.g. joining mouldings of circular, square or rectangular shape adapted to be rotated around an axis parallel to the joint edge
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/05Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins, keys or strips
    • E04F2201/0523Separate tongues; Interlocking keys, e.g. joining mouldings of circular, square or rectangular shape
    • E04F2201/0564Separate tongues; Interlocking keys, e.g. joining mouldings of circular, square or rectangular shape depending on the use of specific materials
    • E04F2201/0588Separate tongues; Interlocking keys, e.g. joining mouldings of circular, square or rectangular shape depending on the use of specific materials of organic plastics with or without reinforcements or filling materials
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/05Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins, keys or strips
    • E04F2201/0594Hinge-like connectors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Floor Finish (AREA)

Abstract

Vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding, met een afzonderlijk vergrendelelement dat herkenningsmiddelen voor de oriëntatie ervan bevat in de vorm van een kleurverschil en/of in de vorm van opgedrukte merktekens.

Description

Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen, werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement.
De huidige uitvinding heeft in de eerste plaats betrekking op een vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding, alsmede op een vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen, alsook op een werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen, en ten slotte op een afzonderlijk vergrendelelement voor het koppelen van dergelijke vloerpanelen. De huidige uitvinding kan echter meer algemeen ook worden toegepast bij andere panelen dan vloerpanelen, dus voor het vormen van andere bekledingen dan vloerbekledingen.
Meer speciaal heeft de huidige uitvinding betrekking op een vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding van het type waarbij het vloerpaneel aan minstens één paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevat die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen zowel een vergrendeling in een eerste richting loodrecht op het vlak van de vloerpanelen alsook in een tweede richting loodrecht op de betreffende rand en in het vlak van de vloerpanelen bewerkstelligen, waarbij minstens één van de voomoemde koppeldelen een afzonderlijk vergrendelelement omvat dat bij gekoppelde toestand voorziet in minstens een vergrendeling in de voornoemde eerste richting, waarbij het afzonderlijk vergrendelelement is uitgevoerd als een inzetstuk, bij voorkeur in de vorm van een strip, waarbij dit inzetstuk aanwezig is in een daarvoor voorziene uitsparing in één van de voornoemde randen van het vloerpaneel, en waarbij dit afzonderlijk vergrendelelement minstens een bevestigingsgedeelte bevat waarmee het in voomoemde uitsparing kan worden aangebracht, alsook een gedeelte bevat dat beweegbaar, in het bijzonder zijdelings beweegbaar, is en zodoende met een vergrendelgedeelte aan een aangrenzend gelijkaardig vloerpaneel kan samenwerken. Dergelijke vloerpanelen zijn bijvoorbeeld gekend uit het WO 2009/066153 en het WO 2013/118030.
Een afzonderlijk vergrendelelement van een vloerpaneel van bovenvermeld type heeft betrekking op een vergrendelelement dat afzonderlijk van het vloerpaneel wordt geproduceerd en vervolgens wordt aangebracht in de daarvoor voorziene uitsparing van het vloerpaneel. Het vergrendelelement kan los of vast in de daartoe voorziene uitsparing van het vloerpaneel worden aangebracht respectievelijk bevestigd. Het vast bevestigen van het vergrendelelement kan bijvoorbeeld door het vergrendelelement mechanisch te vergrendelen of vast te lijmen in de daarvoor voorziene uitsparing.
Zulk afzonderlijk vergrendelelement kan zowel fabrieksmatig, als door een gebruiker of installateur worden aangebracht in de daarvoor voorziene uitsparing van het vloerpaneel. Hoewel het eerstgenoemde kan worden uitgevoerd op manuele wijze, geniet de uitvoering op machinale wijze de voorkeur. Hiervoor zijn werkwijzen gekend, bijvoorbeeld uit het DE 102006011884, het WO 2009/066153 en het WO 2010/082171. In figuur 53 van het DE 102006011884, in figuur 38 van het WO 2009/066153 en in figuur 35 van het WO 2010/082171 wordt schematisch geïllustreerd hoe zulk afzonderlijk vergrendelingselement, in het bijzonder in de vorm van een strip die deel uitmaakt van een continue stripband, wordt aangevoerd aan de hand van geleidingsrollen, vervolgens in de daarvoor voorziene uitsparing van het vloerpaneel wordt aangebracht, en ten slotte wordt afgesneden van de continue stripband.
Een algemeen probleem met vloerpanelen van het bovenvermelde type is dat zulk afzonderlijk vergrendelelement foutief kan worden aangebracht in de daarvoor voorziene uitsparing van het vloerpaneel. Het vergrendelelement kan met name verkeerdelijk georiënteerd worden aangebracht. Bijvoorbeeld kan het vergrendelelement met het beweegbare gedeelte worden aangebracht in de daarvoor voorziene uitsparing, in plaats van met het bevestigingsgedeelte. Of nog kan het vergrendelelement ondersteboven worden aangebracht in de daarvoor voorziene uitsparing. Zulk foutief aanbrengen heeft tot gevolg dat het vloerpaneel niet met een ander vloerpaneel van het bovenvermelde type kan worden gekoppeld.
Dergelijk foutief aanbrengen kan zowel optreden bij uitvoering op manuele wijze als bij uitvoering op machinale wijze. Het laatstgenoemde treedt bijvoorbeeld op in het geval dat de continue stripband, waarvan het afzonderlijk vergrendelelement in de vorm van een strip wordt afgesneden vóór of na het aanbrengen ervan in de daarvoor voorziene uitsparing, door een machinebedienaar initieel met een foutieve oriëntatie in de geleidingsrollen wordt gebracht. De stripband behoudt deze foutieve oriëntatie tijdens het vervoer via de geleidingsrollen en wordt vervolgens verkeerdelijk aangebracht in de daarvoor voorziene uitsparing van het vloerpaneel.
De oriëntatie voor het aanbrengen van zulk afzonderlijk vergrendelelement wordt typisch bepaald aan de hand van visueel waarneembare geometrische vormverschillen tussen bijvoorbeeld het bevestigingsgedeelte en het beweegbare gedeelte, of nog een onderste gedeelte en een bovenste gedeelte van dergelijk vergrendelelement. Dit wordt echter bemoeilijkt door de typisch geringe dimensies, doorgaans in de orde van één à enkele mm, van zulk afzonderlijk vergrendelelement, die ervoor zorgen dat de geometrische vormverschillen visueel niet eenvoudig waar te nemen zijn.
De huidige uitvinding beoogt in de eerste plaats alternatieve vloerpanelen van het bovenvermelde type, waarbij volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen een oplossing kan worden bekomen voor het probleem met de vloerpanelen van het bovenvermeld type uit de stand van de techniek.
Hiertoe betreft de uitvinding een vloerpaneel van het bovenvermelde type, met het kenmerk dat het afzonderlijk vergrendelelement, en/of minstens een oorspronkelijk daarmee in verbinding staand gedeelte, herkenningsmiddelen bevat die toelaten de oriëntatie waarmee het afzonderlijk vergrendelelement in de daarvoor voorziene uitsparing moet worden aangebracht te bepalen aan de hand van een kleurverschil, en/of aan de hand van merktekens, meer speciaal opgedrukte merktekens.
Het voordeel van een vloerpaneel volgens de huidige uitvinding is dat de oriëntatie voor het aanbrengen van het afzonderlijk vergrendelelement te bepalen is aan de hand van een kleurverschil of één of meer opgedrukte merktekens. In het bijzonder bij de typisch geringe dimensies, doorgaans in de orde van één à enkele mm van zulk vergrendelelement, is een kleurverschil of zijn dergelijke opgedrukte merktekens eenvoudiger visueel waar te nemen dan bijvoorbeeld een geometrisch vormverschil. Het is duidelijk dat onder “een kleurverschil” een verschil in kleur wordt bedoeld dat visueel waarneembaar is, meer specifiek visueel waarneembaar bij de typisch geringe dimensies (orde mm) van het afzonderlijk vergrendelelement.
Er wordt opgemerkt dat onder een kleurverschil zowel een verschil in eigenlijke kleur, als een verschil in een tint van eenzelfde kleur, dient te worden verstaan. Tevens wordt opgemerkt dat zwart en wit ook als kleuren worden aanzien.
Het op evidente wijze kunnen bepalen van de oriëntatie voor het aanbrengen van het afzonderlijk vergrendelelement, met name aan de hand van een kleurverschil, heeft tot gevolg dat de kans op het foutief aanbrengen van zulk vergrendelelement, hetzij machinaal, hetzij manueel, waardoor het vloerpaneel niet kan worden gekoppeld met een ander dergelijk vloerpaneel, kan worden verkleind.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat de herkenningsmiddelen toelaten de oriëntatie waarmee het afzonderlijk vergrendelelement in de voomoemde uitsparing moet worden aangebracht te bepalen aan de hand van een kleurverschil tussen het bevestigingsgedeelte en het beweegbare gedeelte.
Het voordeel van deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm is dat het bevestigingsgedeelte op evidente wijze, namelijk aan de hand van een kleurverschil, kan worden onderscheiden van het beweegbare gedeelte, en dat zo het afzonderlijk vergrendelelement eenvoudig volgens de juiste oriëntatie, met name met het bevestigingsgedeelte, in de daarvoor voorziene uitsparing kan worden geplaatst.
De bovenvermelde uitvoeringsvorm komt in het bijzonder tot haar recht bij een afzonderlijk vergrendelelement van het type zoals geïllustreerd in figuur 8 van het WO 2013/118030. Bij zulk vergrendelelement is het, in het bijzonder bij de typisch geringe dimensies van zulk vergrendelelement, niet evident het bevestigingsgedeelte van het beweegbare gedeelte te onderscheiden louter aan de hand van visueel waarneembare geometrisch vormverschillen tussen beiden.
Bij voorkeur heeft de bovenvermelde uitvoeringsvorm het kenmerk dat de herkenningsmiddelen worden gevormd door minstens een materiaalgedeelte van het bevestigingsgedeelte of een bedrukking op het bevestigingsgedeelte, dat, respectievelijk die, is uitgevoerd in een eerste kleur, en minstens een materiaalgedeelte van het beweegbare gedeelte of een bedrukking op het beweegbare gedeelte, dat, respectievelijk die, is uitgevoerd in een tweede kleur, waarbij er een kleurverschil is tussen de eerste en tweede kleur.
Er wordt opgemerkt dat met het voornoemde kenmerk vier mogelijke uitvoeringsvormen van het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding worden bedoeld, met name: - een eerste uitvoeringsvorm waarbij de herkenningsmiddelen worden gevormd door minstens een materiaalgedeelte van het bevestigingsgedeelte, dat is uitgevoerd in een eerste kleur en minstens een materiaalgedeelte van het beweegbare gedeelte, dat is uitgevoerd in een tweede kleur; - een tweede uitvoeringsvorm waarbij de herkenningsmiddelen worden gevormd door minstens een materiaalgedeelte van het bevestigingsgedeelte, dat is uitgevoerd in een eerste kleur en een bedrukking op het beweegbare gedeelte, dat is uitgevoerd in een tweede kleur; - een derde uitvoeringsvorm waarbij de herkenningsmiddelen worden gevormd door een bedrukking op het bevestigingsgedeelte, dat is uitgevoerd in een eerste kleur en minstens een materiaalgedeelte van het beweegbare gedeelte, dat is uitgevoerd in een tweede kleur; en - een vierde uitvoeringsvorm waarbij de herkenningsmiddelen worden gevormd door een bedrukking op het bevestigingsgedeelte, dat is uitgevoerd in een eerste kleur en een bedrukking op het beweegbare gedeelte, dat is uitgevoerd in een tweede kleur.
Met “minstens een materiaalgedeelte van het bevestigingsgedeelte, dat is uitgevoerd in een eerste kleur” wordt bedoeld dat op zijn minst een gedeelte van het materiaal waaruit het bevestigingsgedeelte is vervaardigd een eerste kleur vertoont. Dit gekleurde materiaalgedeelte kan een buitenste gedeelte van het bevestigingsgedeelte vormen, zoals bijvoorbeeld de rand van het bevestigingsgedeelte, of kan een binnenste gedeelte van het bevestigingsgedeelte vormen, zoals bijvoorbeeld de kern van het bevestigingsgedeelte, of kan eender welk ander gedeelte van het bevestigingsgedeelte vormen. In het bijzonder vormt voomoemd gekleiud materiaalgedeelte het ganse bevestigingsgedeelte. In dit geval is het bevestigingsgedeelte in zijn totaliteit uitgevoerd in een eerste kleur. Het voorgaande slaat tevens op het beweegbare gedeelte.
Met “een bedrukking op het bevestigingsgedeelte dat is uitgevoerd in een eerste kleur” wordt bedoeld dat een drukinkt uit een eerste kleur is aangebracht op het bevestigingsgedeelte. Het is duidelijk voor de vakman dat het onderwerp van de bedrukking vrij kan worden gekozen, zolang het kleurverschil visueel waarneembaar is, in het bijzonder bij de typisch geringe dimensies van het afzonderlijke vergrendelelement. Het voorgaande slaat tevens op het beweegbare gedeelte.
In het bijzonder vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het bevestigingsgedeelte en het beweegbare gedeelte in hun totaliteit, of hoofdzakelijk in hun totaliteit, zijn uitgevoerd in respectievelijk een eerste en tweede kleur.
In het bijzonder vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het voomoemde materiaalgedeelte van het bevestigingsgedeelte en/of het voomoemde materiaalgedeelte van het beweegbare gedeelte respectievelijk een kern vormt in het bevestigingsgedeelte en/of het beweegbare gedeelte. Hiermee wordt bedoeld dat ofwel een kern in het bevestigingsgedeelte is uitgevoerd in een eerste kleur en een materiaalgedeelte van of een bedrukking op het beweegbare gedeelte is uitgevoerd in een tweede kleur, ofwel een materiaalgedeelte van of een bedrukking op het bevestigingsgedeelte is uitgevoerd in een eerste kleur en een kern in het beweegbare gedeelte is uitgevoerd in een tweede kleur en, ofwel een kern van het bevestigingsgedeelte is uitgevoerd in een eerste kleur en een kern van het beweegbare gedeelte is uitgevoerd in een tweede kleur.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het afzonderlijk vergrendelelement is vervaardigd uit synthetisch materiaal. Het toepassen van synthetisch materiaal laat toe om het afzonderlijk vergrendelelement de gewenste eigenschappen te geven op vlak van elasticiteit, druksterkte, enzovoort. Verder biedt het toepassen van synthetisch materiaal nagenoeg onbeperkte mogelijkheden voor de vormgeving van het afzonderlijk vergrendelelement. Dit is met name van belang wanneer de dikte van het vloerpaneel en hierdoor de afmetingen van het afzonderlijk vergrendelelement zeer gering zijn.
Bij voorkeur vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het beweegbare gedeelte elastisch beweegbaar is, zodanig dat dit gedeelte tijdens het koppelen van twee van de vloerpanelen volgens huidige uitvinding, tegen een elastische kracht in, opzij wordt bewogen om daarna in een vergrendelende positie terug te komen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het beweegbaar gedeelte hoofdzakelijk bestaat uit een wentelbaar blokkeerlichaam, waarbij het wentelbaar blokkeerlichaam via een schamiergedeelte met het bevestigingsgedeelte is verbonden. Het toepassen van een scharniergedeelte laat toe een relatief star blokkeerlichaam elastisch te bevestigen aan een star bevestigingsgedeelte. Op deze manier kan elastische beweeglijkheid van het blokkeerlichaam worden gecombineerd met een goede vergrendelsterkte in voornoemde eerste richting loodrecht op het vlak van de vloerpanelen.
Bij voorkeur vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het afzonderlijk vergrendelelement hoofdzakelijk bestaat uit een gecoëxtrudeerde strip die, gezien in dwarsdoorsnede, zones van materiaal van verschillende kleuren vertoont, verkregen via de coëxtrusie, welke als herkenningsmiddelen fungeren, den die bij voorkeur worden gevormd door het bevestigingsgedeelte dat in een eerste kleur is vervaardigd en het beweegbare gedeelte dat in een tweede kleur is vervaardigd.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het afzonderlijk vergrendelelement hoofdzakelijk bestaat uit een gecoëxtrudeerde strip die, gezien in dwarsdoorsnede, zones van materiaal met verschillende flexibiliteit vertoont. In het bijzonder bestaat het beweegbare gedeelte hoofdzakelijk bestaat uit een wentelbaar blokkeerlichaam dat via een scharniergedeelte met het bevestigingsgedeelte is verbonden, waarbij het schamiergedeelte uit een meer flexibel materiaal is vervaardigd dan het beweegbare gedeelte.
Bij voorkeur vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het afzonderlijk vergrendelelement in een uitsparing is aangebracht, waarbij middelen zijn voorzien die het vergrendelelement in de uitsparing vasthouden, waarbij deze middelen bij voorkeur gevormd worden door één of meerdere van volgende mogelijkheden: een klempassing van een gedeelte van het vergrendelelement in de uitsparing, een lijmverbinding of dergelijke, een mechanische vergrendeling tussen een gedeelte van het vergrendelelement en de wand van de uitsparing.
Volgens een voorkeur dragende uitvoeringsvorm betreft het een vloerpaneel waarbij de koppeldelen, aan minstens één paar tegenoverliggende zijden, toelaten om twee van dergelijke vloerpanelen door middel van een neerwaartse beweging van één vloerpaneel ten opzichte van het andere aan elkaar te koppelen. Meer speciaal, in dwarsdoorsnede gezien, door middel van een neerwaartse translatiebeweging. Dit type koppeling wordt soms ook wel aangeduid als een koppeling van het type “push” of “fold-down”. In het bijzonder betreft het een vloerpaneel dat, aan tenminste één paar tegenoverliggende zijden, bij voorkeur aan de korte zijden in het geval van een rechthoekig paneel, koppeldelen omvat die, zoals voomoemd, toelaten om twee van dergelijke vloerpanelen door middel van een neerwaartse beweging aan elkaar te koppelen. Een dergelijke koppeling kan het installatiegemak vergroten. Opgemerkt wordt dat hier zowel koppeldelen worden bedoeld die op zichzelf automatisch volledig kunnen gekoppeld worden door middel van een neerwaartse beweging, als koppeldelen die, naast de neerwaartse beweging, nog een bijkomende handeling vereisen om de koppeling volledig te maken. Dergelijke bijkomende handeling kan bijvoorbeeld de koppeling van een volgend vloerpaneel of een vloerpaneel in een aangrenzende rij inhouden. In dit laatste geval wordt gesproken van “side push”, vermits door middel van het vloerpaneel in de aangrenzende rij een zijdelingse drukkracht op een afzonderlijk vergrendelelement wordt uitgeoefend, waardoor dit vergrendelelement in een positie komt waarin het de vergrendeling in de voomoemde eerste richting bewerkstelligt. Dergelijke side push systemen zijn op zich gekend voor starre panelen, bijvoorbeeld uit het WO 2008/004960.
In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm bevatten de voomoemde koppeldelen achter elkaar hakende vergrendeldelen, respectievelijk in de vorm een naar boven gericht vergrendeldeel dat aan een eerste lip aan een eerste van voomoemde twee randen is aangebracht en een naar onderen gericht vergrendeldeel dat aan een tweede lip aan de tweede van voomoemde twee randen is aangebracht, waarbij deze achter elkaar hakende vergrendeldelen een vergrendeling in de voomoemde horizontale richting bewerkstelligen.
Bij voorkeur betreft het vloerpaneel van de uitvinding een rechthoekig vloerpaneel, hetzij langwerpig, hetzij vierkant; waarbij het voomoemde paar tegenoverliggende randen een eerste paar randen vormt, terwijl de overige twee tegenoverliggende randen een tweede paar randen vormt; waarbij aan het tweede paar randen van het vloerpaneel koppeldelen zijn voorzien van het type dat toelaat dat twee van dergelijke vloerpanelen langsheen de betreffende randen door middel van een wentelbeweging met elkaar gekoppeld kunnen worden, waarbij deze koppeldelen in een verticale en een horizontale vergrendeling voorzien en bij voorkeur eendelig met het vloerpaneel zijn uitgevoerd. Bij voorkeur zijn de koppeldelen aan het tweede paar randen hoofdzakelijk uitgevoerd in de vorm van een tand en een groef. Bij voorkeur zijn de vloerpanelen, meer bepaald de koppeldelen, zodanig geconfigureerd dat de panelen aan het eerste paar randen automatisch in elkaar kunnen worden gevoegd als het gevolg van een neerwaarts wentelen langsheen het tweede paar randen, meer speciaal zodanig dat meerdere panelen systematisch volgens het zogenaamde “fold-down” principe kunnen worden geïnstalleerd.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont het vloerpaneel volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat de herkenningsmiddelen toelaten de oriëntatie waarmee het afzonderlijk vergrendelelement in de voomoemde uitsparing moet worden aangebracht te bepalen aan de hand van een kleurverschil tussen een onderste gedeelte en een bovenste gedeelte van het afzonderlijk vergrendelelement.
Het voordeel van deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm is dat het onderste gedeelte op evidente wijze, namelijk aan de hand van een kleurverschil, kan worden onderscheiden van het bovenste gedeelte, en dat zo het afzonderlijk vergrendelelement eenvoudig volgens de juiste oriëntatie, en niet ondersteboven, in de daarvoor voorziene uitsparing kan worden geplaatst.
De bovenvermelde uitvoeringsvorm komt in het bijzonder tot haar recht bij een afzonderlijk vergrendelelement van het type zoals geïllustreerd in figuur 16 van het WO 2013/118030. Bij zulk vergrendelelement is het, in het bijzonder bij de typisch geringe dimensies van zulk vergrendelelement, niet evident het onderste gedeelte, in dit geval het gedeelte onder het horizontale vlak door de distale rand van het vergrendelelement, van het bovenste gedeelte, in dit geval het gedeelte boven het horizontale vlak door voomoemde distale rand, te onderscheiden louter aan de hand van visueel waarneembare geometrisch vormverschillen tussen beiden.
De huidige uitvinding komt vooral tot haar recht, hoewel niet beperkend, wanneer deze wordt toegepast bij vloerpanelen die een dikte vertonen van 2 à 6 millimeter, en meer speciaal nog van 2 à 5 millimeter, en in het bijzonder van 2 à 4 millimeter. Het is met name bij zulke vloerpanelen dat de dimensies van het afzonderlijk vergrendelelement zeer gering zijn, en het bepalen van de oriëntatie waarmee het vergrendelelement in de uitsparing moet worden aangebracht op basis van visueel waarneembare geometrisch vormverschillen niet evident is. De herkenningsmiddelen laten toe dat voomoemde oriëntatie kan worden bepaald aan de hand van een kleurverschil, dat bij zulke zeer geringe dimensies eenvoudiger visueel waar te nemen is. Bijgevolg kan de kans op het foutief aanbrengen van het vergrendelelement bij zulke vloerpanelen, hetzij machinaal, hetzij manueel, worden verkleind.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont het vloerpaneel één of meer van volgende eigenschappen: - dat het vloerpaneel hoofdzakelijk bestaat uit kunststof, die bij voorkeur van het zachte of soepele type is; - dat het vloerpaneel een vinyl paneel is, meer speciaal een zogenaamde vinyl tegel, en in het bijzonder een paneel van het zogenaamde LVT-type (“Luxury Vinyl Tile”) of VCT-type (“Vinyl Composite Tile”, ook wel “Vinyl Composition Tile genoemd”), of een kunststofpaneel is, al dan niet uit een andere kunststof, dat met een vinyl paneel vergelijkbaar is; dat het vloerpaneel, of althans minstens een substraat van het vloerpaneel, hoofdzakelijk is opgebouwd uit een thermoplastisch materiaal, bij voorkeur uit een zacht thermoplastisch materiaal; - dat het vloerpaneel, of althans minstens een substraat van het vloerpaneel, hoofdzakelijk is opgebouwd uit een materiaal geselecteerd uit volgende materialen: Polyvinylchloride, meer speciaal uit zacht Polyvinylchloride, polyurethaan, meer speciaal uit zacht polyurethaan of polyisocyanuraat, meer speciaal uit zacht polyisocyanuraat. - dat het vloerpaneel hoofdzakelijk is samengesteld uit hout of houtgebaseerde materialen; - dat het vloerpaneel bestaat uit een massief parketpaneel of een samengesteld parketpaneel dat ook wel “engineered wood” paneel wordt genoemd; - dat het vloerpaneel bestaat uit een laminaatpaneel, in het bijzonder DPL (Direct Pressure Laminate); - dat het vloerpaneel is opgebouwd uit vezel- of deeltjes-gevuld synthetisch materiaal, en bij voorkeur zogenaamd WPC (Wood Plastic Composite).
De uitvinding heeft nog betrekking op een afzonderlijk vergrendelelement voor panelen, meer speciaal vloerpanelen, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement is uitgevoerd zoals beschreven in voorgaande conclusies.
De uitvinding heeft verder nog betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen zoals hierboven beschreven, waarbij deze werkwijze minstens volgende stappen omvat: - het vormen van het vloerpaneel; - het aanbrengen van profileringen ter hoogte van één of meerdere randen van het vloerpaneel; - het aanbrengen van een vergrendelelement in de daarvoor voorziene uitsparing van het vloerpaneel, bij voorkeur fabrieksmatig, vanuit een magazijn van één of meerdere vergrendelelementen door middel van een geleidingssysteem, waarbij dit vergrendelelement eventueel in de uitsparing wordt bevestigd door middel van een lijmverbinding of dergelijke.
In wat volgt worden twee, niet-beperkende, voorbeelden van een magazijn beschreven.
Een eerste voorbeeld van een magazijn is een rol bestaande uit een continue stripband. Deze continue stripband vormt een verlengde versie van het afzonderlijk vergrendelelement, in het bijzonder in de vorm van een strip, volgens de huidige uitvinding. Bij voorkeur wordt de continue stripband door een machinebediener in geleidingsrollen gebracht via dewelke de continue stripband wordt aangebracht aan het vloerpaneel. Vóór of na het aanbrengen van de continue stripband aan het vloerpaneel wordt het afzonderlijk vergrendelelement, in het bijzonder in de vorm van een strip, afgesneden van de continue stripband.
Uit dit voorbeeld is het duidelijk dat de continue stripband, die een verlengde versie vormt van het afzonderlijk vergrendelelement volgens de huidige uitvinding, niet over gans zijn lengte herkenningsmiddelen zoals hierboven beschreven, dient te bevatten. Eenmaal de continue stripband volgens een oriëntatie in de geleidingsrollen is gebracht door een machinebediener, verandert deze oriëntatie niet meer en wordt de continue stripband volgens deze oriëntatie in de daarvoor voorziene uitsparing van het vloerpaneel aangebracht. Het volstaat dus de juiste oriëntatie van de continue stripband te bepalen bij het initieel inbrengen van de continue stripband in de geleidingsrollen, wat mogelijk is als de continue stripband op één of meerdere locaties langs de continue stripband herkenningsmiddelen zoals hierboven beschreven bevat.
In plaats van het afzonderlijk vergrendelelement, in het bijzonder in de vorm van een strip, dat herkenningsmiddelen bevat, bevat de continue stripband, waaruit het afzonderlijk vergrendelelement vóór of na het aanbrengen van de continue stripband aan het vloerpaneel wordt afgesneden, herkenningsmiddelen op één of meerdere locaties langs de continue stripband. In het bijzonder bevat de continue stripband herkenningsmiddelen aan minstens één van zijn uiteinden. Zo kan een machinebediener bij het initieel inbrengen van de continue stripband in de geleidingsrollen op basis van de herkenningsmiddelen aan het uiteinde van de continue stripband de juiste oriëntatie van de stripband bepalen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont de werkwijze volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, vóór of na het aanbrengen ervan in de daarvoor voorziene uitsparing, wordt afgesneden van een continue stripband die een verlengde versie vormt van het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip.
Bij voorkeur vertoont de werkwijze volgens huidige uitvinding het kenmerkt dat het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, wordt afgesneden van een continue stripband die een verlengde versie vormt van het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, waarbij de continue stripband, in plaats van het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, voomoemde herkenningsmiddelen bevat op één of meerdere locaties langs de continue stripband.
Een tweede voorbeeld van een magazijn is een set van een welbepaald aantal aan elkaar bevestigde en voorgevormde vergrendelelementen, bij voorkeur in de vorm van een spuitgietstuk, waarin meerdere afzonderlijke vergrendelelementen bij voorkeur volgens eenzelfde oriëntatie zijn bevestigd. Vóór het aanbrengen van het afzonderlijk vergrendelelement aan het vloerpaneel wordt het afzonderlijk vergrendelelement afgescheiden uit voomoemde set. Op zich is een dergelijke set van vergrendelelementen, hiervoor ook “magazijn” genoemd, bijvoorbeeld bekend uit figuur 7b van het WO 2006/043893.
Uit dit voorbeeld is het duidelijk dat niet elk afzonderlijk vergrendelelement uit de set herkenningsmiddelen zoals hierboven beschreven, dient te bevatten. Aangezien de afzonderlijke vergrendelelementen volgens eenzelfde oriëntatie zijn bevestigd in de set, volstaat het dat de juiste oriëntatie van één afzonderlijk vergrendelelement uit de set wordt bepaald, wat mogelijk is als ten minste één afzonderlijk vergrendelelement uit de set herkenningsmiddelen zoals hierboven beschreven bevat.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm bevat ten minste één vergrendelelement uit voomoemde set, in de plaats van elk vergrendelelement, voomoemde herkenningsmiddelen, of zijn in de plaats daarvan aan een hulpdeel van de set herkenningsmiddelen zoals voomoemd gevormd. Zulk hulpdeel is bijvoorbeeld een randverbindingsprofiel dat de verschillende vergrendelelementen samenhoudt.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont de werkwijze volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het vergrendelelement, vóór het aanbrengen in de daarvoor voorziene uitsparing, wordt verwijderd uit een rek waarin meerdere vergrendelelementen zijn bevestigd volgens eenzelfde oriëntatie.
Bij voorkeur vertoont de werkwijze volgens de huidige uitvinding het kenmerk dat het vergrendelelement wordt verwijderd uit voomoemde set, waarbij ten minste één vergrendelelement uit de set, in plaats van elk vergrendelelement uit de set, voomoemde herkenningsmiddelen bevat.
Verdere kenmerken zullen blijken uit de volgende gedetailleerde beschrijving en de aangehechte conclusies.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een paneel weergeeft met de kenmerken van de uitvinding; figuren 2 en 3 op grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeven respectievelijk volgens de op figuur 1 weergegeven lijnen II-II en III-III; figuur 4 weergeeft hoe twee vloerpanelen aan de randen uit figuur 3 met elkaar kunnen worden gekoppeld; figuren 5 tot 7 weergeven hoe dergelijke vloerpanelen aan de randen weergegeven op figuur 2 kunnen worden gekoppeld; figuur 8 op grotere schaal het afzonderlijke vergrendelelement weergeeft dat in het paar randen van figuur 2 is aangebracht; figuur 9 op grotere schaal het afzonderlijk vergrendelelement in perspectief weergeeft dat in het paar randen van figuur 2 is aangebracht; figuren 10 en 11 in perspectief weergeven hoe de lange en de korte randen van het vloerpaneel uit figuur 1 met gelijkaardige vloerpanelen kunnen worden gekoppeld, waarbij figuur 11 op grotere schaal een zicht geeft op het gebied dat in figuur 10 is aangeduid met F10; figuur 12 duidelijkheidshalve de koppeldelen uit figuur 4 nog in volledig gekoppelde toestand weergeeft; figuren 13, 14 en 15 nog drie varianten op de uitvoering van figuur 7 weergeven; figuur 16 een variante weergeeft op de uitvoering van figuur 4; figuren 17 en 18 nog een variante weergeven op de uitvoering van figuur 4; figuren 19 en 20 twee varianten weergeven op de uitvoering van figuur 9.
In de figuren 1 tot 7 is een uitvoeringsvorm van een paneel 1 volgens de uitvinding weergegeven, dat als een vloerpaneel is uitgevoerd.
In het weergegeven voorbeeld is het paneel 1 als een langwerpige rechthoekige strip uitgevoerd, en bezit dus een eerste paar tegenoverliggende randen 2-3, die in dit geval de lange zijden van het paneel 1 vormen, en een tweede paar tegenoverliggende randen 4-5, die de korte zijden van het paneel 1 vormen.
Zoals meer in detail in de figuren 2 en 3 is weergegeven bezitten beide paren van tegenoverliggende randen 2-3 en 4-5 koppeldelen 6-7, respectievelijk 8-9, die toelaten dat meerdere van dergelijke panelen 1 onderling aan elkaar kunnen worden gekoppeld.
Zoals specifiek weergegeven in de figuren 3 en 4 zijn koppeldelen 6-7 aan het eerste paar tegenoverliggende randen 2-3 zodanig geconfigureerd dat twee van dergelijke panelen aan deze randen 2-3 door middel van een wentelbeweging W op een vergrendelende wijze aan elkaar kunnen worden gekoppeld. De koppeldelen 6-7 vormen hierbij een eerste vergrendelsysteem dat een vergrendeling in het vlak van de panelen 1 en loodrecht op de voornoemde randen 2-3 bewerkstelligt, dus in dit geval in de horizontale richting H, alsmede een tweede vergrendelsysteem dat een vergrendeling dwars op het vlak van de panelen 1 bewerkstelligt, in dit geval dus in de verticale V of de in de inleiding genoemde eerste richting. De koppeldelen 6-7 zijn hiertoe opgebouwd als een tand 10 en een groef 11, die in de verticale vergrendeling voorzien, en vergrendeldelen 12-13 bevatten die in de gekoppelde toestand het uit elkaar schuiven van tand en groef verhinderen.
Hierbij geniet het de voorkeur dat, zoals weergegeven, de groef 11 begrensd is door een onderste lip 14 en een bovenste lip 15, en dat de vergrendeldelen 12 en 13 zijn uitgevoerd onder de vorm van met elkaar samenwerkende uitsteeksels, respectievelijk aan de onderzijde van de tand 10 en aan de bovenzijde van de onderste lip 14. De samenwerking geschiedt via daartoe voorziene vergrendelvlakken 16 en 17. Zoals nog weergegeven geniet het tevens de voorkeur dat de onderste lip 14 zich zijdelings uitstrekt tot voorbij het distale uiteinde van de bovenste lip 15, meer speciaal zodanig dat het vergrendelvlak 17 zich volledig in het gedeelte van de onderste lip 14 bevindt dat buiten de bovenste lip 15 is gelegen.
Zoals schematisch weergegeven in de figuren 5 tot 7 zijn de koppeldelen 8-9 aan het tweede paar tegenoverliggende randen 4-5 zodanig geconfigureerd dat twee van dergelijke panelen 1 door middel van een neerwaartse beweging M van één paneel ten opzichte van het andere aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Deze neerwaartse I beweging M wordt hierna nog nader toegelicht.
Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 7, vormen de koppeldelen 8-9 hierbij een eerste vergrendelsysteem dat een vergrendeling dwars op het vlak van de panelen 1 bewerkstelligt, in dit geval dus in de verticale richting V, alsmede een tweede I vergrendelsysteem dat een vergrendeling in het vlak van de panelen 1 en loodrecht op de voomoemde randen 4-5 bewerkstelligt, dus in dit geval in de horizontale richting H. Hierbij vormt de verticale richting de in de inleiding genoemde eerste richting, en de horizontale richting de aldaar genoemde tweede richting. > Het tweede vergrendelsysteem of de geïntegreerde mechanische vergrendelmiddelen zijn hoofdzakelijk gevormd uit een naar boven gericht onderste haakvormig gedeelte 18 dat zich aan de rand 5 bevindt, alsmede een naar onderen gericht bovenste haakvormig gedeelte 19 dat zich aan de tegenoverliggende rand 4 bevindt, welke haakvormige gedeelten door voomoemde neerwaartse beweging M achter elkaar kunnen worden I ingehaakt. Het onderste haakvormige gedeelte 18 bestaat uit een lip 20 die zich zijdelings vanaf de onderrand van het paneel 1 uitstrekt en die is voorzien van een naar boven gericht vergrendelelement 21 met een vergrendelvlak 22, terwijl het bovenste haakvormige gedeelte 19 bestaat uit een lip 23 die zich zijdelings vanaf de bovenrand van het paneel 1 uitstrekt en die is voorzien van een naar onderen gericht i vergrendelelement 24 met een vergrendelvlak 25.
Het eerste vergrendelsysteem van de randen 4-5 aan de korte zijden wordt gevormd door vergrendeldelen of vergrendelgedeelten 26-27. De koppeldelen 8-9 omvatten hiertoe een afzonderlijk element of afzonderlijk vergrendelelement 28 dat in ) gekoppelde toestand, zoals weergegeven in figuur 7, voorziet in minstens een vergrendeling in de voornoemde eerste richting, of verticale richting V. In het voorbeeld bevindt het afzonderlijke vergrendelelement 28 zich in het vrouwelijke koppeldeel 9, meer speciaal nabij het proximale uiteinde 29 van het onderste haakvormige gedeelte 18.
Zoals weergegeven op de figuren 5 tot 8 is het afzonderlijk vergrendelelement 28 I uitgevoerd als een inzetstuk in de vorm van een strip en is voorzien in een uitsparing 30 in één van de randen 5. Het afzonderlijk vergrendelelement 28 bevat, in dit geval, een wentelbaar blokkeerlichaam 31 dat, zoals onder andere weergegeven op figuur 6, zijdelings beweegbaar is, en zodoende met het vergrendelgedeelte 26 van een aangrenzend vloerpaneel 1 kan samenwerken. Het blokkeerlichaam 31 is elastisch beweegbaar en komt naar het einde van de neerwaartse beweging M in een vergrendelende positie terecht, zoals weergegeven in figuur 7. In de vergrendelende positie maakt het blokkeerlichaam 31 contact met het vergrendelgedeelte 26 van een aangrenzend vloerpaneel 1. Dit contact resulteert in de voomoemde vergrendeling in de eerste richting V.
Het hier weergegeven afzonderlijk vergrendelelement 28 omvat verder nog een bevestigingsgedeelte 32, waarbij het blokkeerlichaam 31 via een schamiergedeelte 33 met het bevestigingsgedeelte 32 is verbonden. In dit geval is een klempassing van het bevestigingsgedeelte 32 in de uitsparing 30 toegepast. Volgens een belangrijk I alternatief is het bevestigingsgedeelte 32 met het paneel 1 verbonden minstens doordat het in een dergelijke uitsparing 30 is gelijmd.
Het afzonderlijk vergrendelelement bestaat in de voorbeelden uit een gecoëxtrudeerde strip die, gezien in het vlak van de figuren 5 tot 8, zones van synthetisch materiaal van i verschillende kleuren vertoont, waarbij de herkenningsmiddelen worden gevormd door het bevestigingsgedeelte 32 dat in een eerste kleur Cl is vervaardigd en het blokkeerlichaam 31 dat in een tweede kleur C2 is vervaardigd, waarbij beide kleuren Cl en C2 visueel van elkaar te onderscheiden zijn. Dit kleurverschil wordt in de figuren 5 tot 8 geïllustreerd door het gebruik van twee verschillende arceerpatronen, met name ) een eerste patroon voor het bevestigingsgedeelte 32 en een tweede patroon voor het blokkeerlichaam 31.
Het gedeelte 33 is tevens gearceerd weergegeven, doch uitsluitend om aan te duiden dat dit doorgesneden is, zonder dat dit hoeft te betekenen dat ook dit gedeelte 33 in al dan niet andere kleur is uitgevoerd.
De bovenvermelde uitvoeringsvorm van de herkenningsmiddelen komt in het bijzonder tot haar recht bij zulk afzonderlijk vergrendelelement zoals in voomoemde voorbeelden. In deze voorbeelden is het, in het bijzonder bij de typisch geringe dimensies, doorgaans in de orde van één à enkele mm, van het vergrendelelement 28, met name niet evident het bevestigingsgedeelte 32 van het blokkeerlichaam 31 te onderscheiden louter aan de hand van visueel waarneembare geometrische vormverschillen tussen beiden.
Voomoemde herkenningsmiddelen laten toe het bevestigingsgedeelte 32 en het blokkeerlichaam 31 van elkaar te onderscheiden aan de hand van een kleurverschil, dat, in het bijzonder bij de typisch geringe dimensies van het vergrendelelement 28, eenvoudiger visueel waar te nemen is dan geometrische vormverschillen. Zo wordt de kans vergroot dat het vergrendelelement 28 volgens een juiste oriëntatie, met name met het bevestigingsgedeelte 32, in de daarvoor voorziene uitsparing 30 wordt geplaatst.
In de voorbeelden zijn het bevestigingsgedeelte 32 en het blokkeerlichaam 31 in hun totaliteit uitgevoerd in respectievelijk de eerste kleur Cl en de tweede kleur C2. Dit wordt geïllustreerd in figuur 9, waar het afzonderlijk vergrendelelement 28 op grotere schaal wordt weergegeven.
De zone van het schamiergedeelte 33 wordt in de voorbeelden uit een meer flexibel materiaal vervaardigd dan de zone van het bevestigingsgedeelte 32 en het blokkeerlichaam 31.
Opgemerkt wordt dat de koppeldelen 8-9 in wezen ook als een tand- en groefkoppeling kunnen worden aanzien, waarbij het vergrendeldeel 26 als een tand fungeert, terwijl de groef waarin deze tand plaatsneemt gedefinieerd is door het vergrendeldeel 27 dat als bovenste lip fungeert, en het eerste haakvormige gedeelte 18 dat als onderste lip fungeert.
Opgemerkt wordt dat de ruimte tussen het verticaal actieve vergrendeldeel 27 en het horizontaal actieve vergrendelelement 21, welke ook met opening H is aangeduid, als een vrouwelijk deel fungeert, terwijl het vergrendelelement 24 als een mannelijk deel is uitgevoerd dat in het vrouwelijk deel past.
Het paneel 1 uit de voorbeelden is hoofdzakelijk gevormd op basis van zacht Polyvinylchloride (pvc). Meer specifiek bevat het een substraat dat op basis van zacht pvc is verwezenlijkt, welk substraat in de figuren met referentie 34 is aangeduid. In deze figuren is dit substraat schematisch als één laag afgebeeld. In de werkelijkheid kan dit zowel één laag zijn, als meerdere lagen, waarbij niet alle uit pvc hoeven te bestaan. Op het substraat is normalerwijze een toplaag 35 aangebracht, die in de figuren ook door slechts één laag is weergegeven, doch in werkelijkheid ook uit meerdere lagen kan bestaan. De toplaag 35 heeft minstens tot doel een decoratieve bovenzijde 36 aan het paneel 1 te verschaffen, bij voorkeur in de vorm van een gedrukt decor en, minstens in het geval van een vloerpaneel, er voor te zorgen dat een slijtvast oppervlak wordt geboden.
Zoals aangeduid in figuur 7 vertonen de panelen een totale dikte T. De dikte T heeft bij voorkeur een waarde gelegen tussen 2 en 6 mm. In bijzonder een praktische uitvoering zal deze tussen 2 en 5 mm gelegen zijn, of nog tussen 2 en 4 mm. Het is met name bij zulke vloerpanelen dat de dimensies van het afzonderlijk vergrendelelement zeer gering zijn (orde mm), en het bepalen van de oriëntatie waarmee het vergrendelelement 28 in de uitsparing 30 moet worden aangebracht op basis van visueel waarneembare geometrisch vormverschillen niet evident is. De herkenningsmiddelen laten toe dat voomoemde oriëntatie kan worden bepaald aan de hand van een kleurverschil, dat bij zulke zeer geringe dimensies eenvoudiger visueel waar te nemen is. Bijgevolg kan de kans op het foutief aanbrengen van het vergrendelelement 28 bij zulke vloerpanelen 1, hetzij machinaal, hetzij manueel, worden verkleind.
Opgemerkt wordt dat de voomoemde koppeldelen, zowel 6-7 als 8-9, zoals weergegeven, met uitzondering van het voomoemde afzonderlijk vergrendelelement, bij voorkeur eendelig uit het materiaal van het eigenlijke paneel 1 zijn gevormd, meer speciaal uit het substraatmateriaal. Als een gevolg hiervan bestaan de koppeldelen op zich ook hoofdzakelijk uit zacht pvc. Opgemerkt wordt dat deze gedeelten van de koppeldelen 6-7 en 8-9 bij voorkeur gevormd zijn door middel van een machinale bewerking, meer speciaal freesbewerkingen. Freestechnieken die toelaten om vergrendelende koppeldelen aan de randen van de panelen aan te brengen zijn onder meer bekend uit WO 97/47834. Mits de keuze van gepaste frezen en een geschikte instelling hiervan kunnen dan ook geschikte profileringen, bijvoorbeeld zoals in de figuren zijn weergegeven, worden gerealiseerd.
In figuren 10 en 11 is schematisch weergegeven hoe de panelen 1 kunnen worden geïnstalleerd. Teneinde de werkwijze uiteen te zetten zijn een aantal van de panelen 1 extra onderscheidend nogmaals met referenties 1 A, 1B en IC aangeduid. De panelen 1 worden rij per rij gelegd en aan elkaar gekoppeld. Om te bekomen dat de panelen 1-1A-1B-1C zowel aan de randen 2-3 als 4-5 worden gekoppeld, omvat de werkwijze minstens volgende stappen: - het installeren van een eerste paneel IA dat bedoeld is deel uit te maken van een eerste rij van panelen; - het koppelen van een tweede paneel 1B aan voomoemd eerste paneel IA, zulks aan eerste randen 2-3, waarbij dit tweede paneel 1B bedoeld is deel uit te maken van een tweede rij, volgend op voomoemde eerste rij van panelen; - het in de tweede rij koppelen van een derde paneel IC zowel aan het voornoemde tweede paneel 1B, als aan het eerste paneel IA, waarbij het derde paneel IC aan het eerste paneel IA wordt gekoppeld door middel van een wentelbeweging waarbij het derde paneel IC vanuit een opwaarts gewentelde positie in hoofdzakelijk hetzelfde vlak als het eerste en tweede paneel wordt gebracht, terwijl als een gevolg van deze beweging en de daarbij gecreëerde neerwaartse beweging de haakvormige gedeelten 18-19 tussen het derde en tweede paneel in elkaar aangrijpen.
Het is duidelijk dat normalerwijze tussen het installeren van het eerste paneel IA en het daaraan koppelen van het tweede paneel 1B, eerst ook alle verdere panelen van de rij waarin het eerste paneel IA zich bevindt, worden gelegd. Het koppelen van het tweede paneel 1B aan het eerste paneel IA gebeurt uiteraard ook door het paneel 1B bij zijn rand 2 via een wentelbeweging W zoals weergegeven in figuur 4 aan de rand 3 van het eerste paneel IA, en eventuele andere panelen uit de rij van het paneel IA, te verbinden.
Bij het verbinden van het paneel IC aan het paneel IA wordt eveneens een wentelbeweging W zoals in figuur 4 toegepast. Hierbij vindt aan de korte randen 4-5 een neerwaartse beweging M plaats, waardoor de koppeldelen 8 en 9 in elkaar gevoegd worden.
Met deze neerwaartse beweging M wordt in zeer brede zin elke vorm van beweging bedoeld waarbij, in een doorsnede zoals in figuren 5 tot 7 gezien, het ene paneel vanuit een hogere positie ten opzichte van het andere naar beneden gelaten wordt. Deze beweging M hoeft niet noodzakelijk een rechtlijnige beweging te zijn en tijdens deze beweging kunnen zich tijdelijk vervormingen in de panelen en meer speciaal in de haakvormige gedeelten 18 en 19 voordoen.
Theoretisch kan gewerkt worden met een in doorsnede gezien rechtlijnige of nagenoeg rechtlijnige neerwaartse beweging M, om een paneel IC in een paneel 1B te voegen, hetgeen betekent dat het rechtse paneel in figuur 6, gezien in doorsnede, eenvoudig recht naar beneden gedrukt wordt tot in de positie van figuur 7.
Er wordt nog opgemerkt dat de voorbeelden uit de figuren ook weergeven dat de voornoemde lip 20 van het onderste haakvormige gedeelte 18 van het midden van het vloerpaneel 1 naar het vrije uiteinde van deze lip toe in dikte afiieemt, althans toch minstens over een gedeelte van deze lip 20. In het voorbeeld is deze eigenschap bekomen doordat de bovenzijde van de lip 20 trapsgewijs naar beneden verloopt en aldus een dieper gelegen gedeelte 39 van deze lip 20 wordt gevormd, in dit geval vlak voor het naar boven gericht vergrendelgedeelte 21.
In figuur 12 zijn duidelijkheidshalve nogmaals de randen 2-3 weergegeven in een volledig gekoppelde toestand.
In figuur 13 is een variante weergegeven waarbij het afzonderlijke vergrendelelement 28 in het bovenste haakvormige gedeelte 19 is gemonteerd. Het wentelbaar blokkeerlichaam 31 is dan met zijn vrije uiteinde naar boven gericht.
Figuur 14 geeft nog een variante weer waarbij de vergrendelelementen 21 en 24 zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen aan de betreffende randen zowel via een neerwaartse beweging M als een schuif- en snapbeweging S in elkaar kunnen worden gevoegd. Hiertoe is het vergrendelelement 21 relatief laag uitgevoerd en tevens voorzien van een oploopvlak 47. Eventueel is ook een samenvoegen door een wentelbeweging W1 mogelijk.
Alhoewel bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van afzonderlijke vergrendelelementen van het type dat een wentelbaar blokkeerlichaam 31 bezit, is het niet uitgesloten om andere vormen van afzonderlijke vergrendelelementen aan te wenden. Zo bijvoorbeeld kan zoals schematisch is afgebeeld in figuur 15 gebruik worden gemaakt van een vergrendelelement 28 in de vorm van een verplaatsbare, meer speciaal verschuifbare tand 48.
In het voorbeeld betreft het een tand in de vorm van een strip die in het vlak van het paneel banaanvormig gebogen is, en dus in het midden uit de betreffende uitsparing 49 uitsteekt, bijvoorbeeld zoals bekend uit W02006/043893. Tijdens het samenvoegen van de panelen wordt het middengedeelte van de tand elastisch naar binnen gebogen, tot de uitsparing 41 voor de tand komt en de tand terug naar buiten veert, waardoor de gekoppelde toestand ontstaat.
In het kader van de huidige uitvinding kan zulke tand 48 dan ook herkenningsmiddelen bevatten, die bij voorkeur verkregen worden door toepassen van een kleurverschil tussen een onderste gedeelte 50 van de tand 48, dat is uitgevoerd in een eerste kleur Cl, en een bovenste gedeelte 51 van de tand 48, dat is uitgevoerd in een tweede kleur C2. Dit kleurverschil wordt in figuur 15 geïllustreerd door het gebruik twee verschillende arceerpatronen, met name een eerste patroon voor het onderste gedeelte 50 en een tweede patroon voor het bovenste gedeelte 51. Met het onderste gedeelte 50 wordt het gedeelte van de tand 48 bedoeld dat zich onder het horizontaal vlak door de distale rand, aangegeven door een stippellijn S in figuur 15, bevindt. Het bovenste gedeelte 51 is het gedeelte van de tand 48 dat zich boven voomoemd horizontaal vlak bevindt.
De bovenvermelde uitvoeringsvorm van de herkenningsmiddelen komt in het bijzonder tot haar recht bij zulke tand 48 zoals in figuur 15. Bij zulke tand is het, in het bijzonder bij de typisch geringe dimensies (orde mm) van de tand 48, met name niet evident het onderste gedeelte 50 van het bovenste gedeelte 51 te onderscheiden louter aan de hand van visueel waarneembare geometrische vormverschillen tussen beiden.
Voornoemde herkenningsmiddelen laten toe het onderste gedeelte 50 en het bovenste gedeelte 51 van elkaar te onderscheiden aan de hand van een kleurverschil, dat, in het bijzonder bij de typisch geringe dimensies van de tand 48, eenvoudiger visueel waar te nemen is dan geometrische vormverschillen. Zo wordt de kans vergroot dat de tand 48 volgens een juiste oriëntatie, en niet ondersteboven, in de daarvoor voorziene uitsparing 49 wordt geplaatst.
In voomoemd voorbeeld zijn het onderste gedeelte 50 en het bovenste gedeelte 51 in hun totaliteit uitgevoerd in respectievelijk de eerste kleur Cl en de tweede kleur C2.
Het is duidelijk dat, bij het gebruik van een verplaatsbare tand, de uitvinding niet tot zulke gebogen tand beperkt is. Zo bijvoorbeeld kan ook gebruik worden gemaakt van een tand waarachter, al dan niet eraan vast, een verend element aanwezig is, dat toelaat dat de tand tijdens het koppelen tegen een elastische kracht in naar binnen kan worden verplaatst. Volgens een andere mogelijkheid zal gebruik worden gemaakt van een tand die naar buiten verplaatst wordt als een gevolg van het leggen van een volgende rij panelen.
Opgemerkt wordt dat zulke verplaatsbare tand volgens een niet weergegeven variante ook aan het vergrendeldeel 19 aanwezig kan zijn.
Volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding wordt een afzonderlijk vergrendelelement uit metaal aangewend, bij voorkeur in de vorm van een metalen strip en/of tand. Het voordeel van het gebruik van metaal is dat zelfs met een zeer dunne strip een stevige verbinding kan worden gerealiseerd, alsook nog voldoende elastische kracht via de strip kan worden gegenereerd. De metalen uitvoeringsvorm is vooral nuttig in combinatie met een tand zoals afgebeeld in figuur 15, daar dan gezien in de hoogte een zeer dunne en platte, bijvoorbeeld banaanvormig gebogen, tand kan worden aangewend, bijvoorbeeld een tand die zich in de hoogte slechts over 1 mm of minder uitstrekt.
Er wordt nog opgemerkt dat ook aan het eerste paar randen 2-3 koppeldelen 6-7 van eender welke vorm kunnen worden toegepast. Figuur 16 geeft bij wijze van voorbeeld een variante weer met een meer hoekige vorm van de tand en groef: Figuren 17 en 18 geven nog een andere variante weer, met een meer ranke tand waaronder zich in gekoppelde toestand een spatie uitstrekt.
Een belangrijke variant van het afzonderlijk vergrendelelement 28 volgens de huidige uitvinding wordt geïllustreerd in figuur 19. Het afzonderlijk vergrendelelement 28 bevat in dit voorbeeld herkenningsmiddelen die worden gevormd door een bedrukking 52 op het bevestigingsgedeelte 32, dat is uitgevoerd in een kleur Cl. Hierbij is de kleur Cl verschillend van de kleur waaruit het bevestigingsgedeelte 31 zelf is uitgevoerd, en verschillend van de kleur waaruit het blokkeerlichaam 31, die in dit voorbeeld geen bedrukking bevat, is uitgevoerd. Zo kan op evidente wijze het bevestigingsgedeelte 32 worden onderscheiden van het blokkeerlichaam 31. In dit voorbeeld bestaat de bedrukking uit drukinkt met een kleur Cl die in de vorm van een strook is aangebracht over de volledige lengte van het vergrendelelement 28. Het is duidelijk dat de bedrukking niet tot deze vorm beperkt is en nog dat de bedrukking niet over de volledige lengte van het vergrendelelement dient te worden aangebracht.
Het ligt voor de hand om in een alternatieve uitvoeringsvorm de bedrukking toe te passen op het blokkeerlichaam 31 in plaats van op het bevestigingsgedeelte 32. Tevens kan in nog een alternatieve uitvoeringsvorm een bedrukking worden toegepast op zowel het bevestigingsgedeelte 32 als het blokkeerlichaam 31, waarbij er een kleurverschil is tussen beide bedrukkingen.
Nog een belangrijke variant van het afzonderlijk vergrendelelement 28 volgens huidige uitvinding wordt geïllustreerd in figuur 20. In dit voorbeeld bevat het afzonderlijk vergrendelelement 28 herkenningsmiddelen die worden gevormd door een kem 53 van het bevestigingsgedeelte 32, die is uitgevoerd in een kleur Cl. Hierbij is de kleur Cl verschillend van de kleur waaruit het overige gedeelte van het bevestigingsgedeelte 31 is uitgevoerd, en verschillend van de kleur waaruit het blokkeerlichaam 31 is uitgevoerd. Zo kan op evidente wijze het bevestigingsgedeelte 32 worden onderscheiden van het blokkeerlichaam 31 aan de hand van het kleurverschil.
Het ligt voor de hand dat in een alternatieve uitvoeringsvorm de herkenningsmiddelen worden gevormd door een kem in het blokkeerlichaam 31, die is uitgevoerd in een kleur die verschillend is van de kleur van het overige gedeelte van het blokkeerlichaam 31 en verschillend is van de kleur van het bevestigingsgedeelte 32. Tevens kunnen in nog een alternatieve uitvoeringsvorm de herkenningsmiddelen worden gevormd door zowel een gekleurde kem in het bevestigingsgedeelte 32 als een gekleurde kem in het blokkeerlichaam 31, waarbij er een kleurverschil is tussen beide kernen.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke vloerpanelen, vloerbekledingen, werkwijzen voor het vervaardigen ervan, en afzonderlijke vergrendelelementen voor het koppelen ervan kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.
Uit bovenstaande is duidelijk dat de uitvinding, en in het bijzonder het afzonderlijk vergrendelelement volgens de uitvinding, kan worden toegepast in verschillende vloerpanelen, onder andere in laminaatpanelen, geprefabriceerde vloerpanelen, zoals het zogenaamde “engineered wood”, massieve parketpanelen, fineerparket, alsook vloerpanelen met eender welke toplaag, zoals vinyl, linoleum, metaal en dergelijke.
Er wordt opgemerkt dat de kern van zulk vloerpaneel niet noodzakelijk dient te bestaan uit hout of een op hout gebaseerd materiaal en in principe kan bestaan uit eender welk materiaal, dus ook bijvoorbeeld een synthetisch materiaal of een vezel- of deeltjes-gevuld synthetisch materiaal zoals WPC (Wood Plastic Composite).

Claims (31)

  1. Conclusies.
    1. - Vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding, waarbij het vloerpaneel (1) aan minstens één paar tegenoverliggende randen (4-5) koppeldelen (8-9) bevat die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (8-9) zowel een vergrendeling in een eerste richting (V) loodrecht op het vlak van de vloerpanelen (1) alsook in een tweede richting (H) loodrecht op de betreffende rand (4-5) en in het vlak van de vloerpanelen (1) bewerkstelligen, waarbij minstens één van de voornoemde koppeldelen (9) een afzonderlijk vergrendelelement (28) omvat dat bij gekoppelde toestand voorziet in minstens een vergrendeling in de voomoemde eerste richting (V), waarbij het afzonderlijk vergrendelelement (28) is uitgevoerd als een inzetstuk, bij voorkeur in de vorm van een strip, waarbij dit inzetstuk aanwezig is in een daarvoor voorziene uitsparing (30) in één van de voomoemde randen van het vloerpaneel (1), en waarbij dit afzonderlijk vergrendelelement minstens een bevestigingsgedeelte (32) bevat waarmee het in voomoemde uitsparing (30) kan worden aangebracht, alsook een gedeelte bevat dat beweegbaar, in het bijzonder zijdelings beweegbaar, is en zodoende met een vergrendelgedeelte (26) aan een aangrenzend gelijkaardig vloerpaneel kan samenwerken, daardoor gekenmerkt dat het afzonderlijk vergrendelelement (28), en/of minstens een oorspronkelijk daarmee in verbinding staand gedeelte, herkenningsmiddelen bevat die toelaten de oriëntatie waarmee het afzonderlijk vergrendelelement (28) in de daarvoor voorziene uitsparing (30) moet worden aangebracht te bepalen aan de hand van een kleurverschil en/of aan de hand van merktekens, meer speciaal opgedrukte merktekens.
  2. 2. - Vloerpaneel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de herkenningsmiddelen toelaten de oriëntatie waarmee het afzonderlijk vergrendelelement (28) in de voomoemde uitsparing (30) moet worden aangebracht te bepalen aan de hand van een kleurverschil tussen het bevestigingsgedeelte (32) en het beweegbare gedeelte.
  3. 3. - Vloerpaneel volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de herkenningsmiddelen gevormd worden door minstens een materiaalgedeelte van het bevestigingsgedeelte (32) of een bedrukking op het bevestigingsgedeelte (32), dat, respectievelijk die, is uitgevoerd in een eerste kleur, en minstens een materiaalgedeelte van het beweegbare gedeelte of een bedrukking op het beweegbare gedeelte, dat, respectievelijk die, is uitgevoerd in een tweede kleur, waarbij er een kleurverschil is tussen de eerste en tweede kleur.
  4. 4. - Vloerpaneel volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het bevestigingsgedeelte (32) en het beweegbare gedeelte in hun totaliteit, of hoofdzakelijk in hun totaliteit, zijn uitgevoerd in respectievelijk een eerste en tweede kleur.
  5. 5. - Vloerpaneel volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het voomoemde materiaalgedeelte van het bevestigingsgedeelte (32) en/of het voomoemde materiaalgedeelte van het beweegbare gedeelte respectievelijk een kem vormt in het bevestigingsgedeelte (32) en/of het beweegbare gedeelte.
  6. 6. - Vloerpaneel volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het afzonderlijk vergrendelelement (28) is vervaardigd uit synthetisch materiaal.
  7. 7. - Vloerpaneel volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voomoemde beweegbare gedeelte elastisch beweegbaar is, zodanig dat dit gedeelte tijdens het koppelen van twee van dergelijke vloerpanelen (1), tegen een elastische kracht in, opzij wordt bewogen om daarna in een vergrendelende positie terug te komen.
  8. 8. - Vloerpaneel volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voomoemde beweegbare gedeelte hoofdzakelijk bestaat uit een wentelbaar blokkeerlichaam (31), waarbij het blokkeerlichaam (31) via een schamiergedeelte (33) met het bevestigingsgedeelte (32) is verbonden.
  9. 9. - Vloerpaneel volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het afzonderlijk vergrendelelement (28) hoofdzakelijk bestaat uit een gecoëxtrudeerde strip die, gezien in dwarsdoorsnede, zones van materiaal van verschillende kleuren vertoont, verkregen via de coëxtrusie, welke als herkenningsmiddelen fungeren, en die bij voorkeur worden gevormd door het bevestigingsgedeelte (32) dat in een eerste kleur is vervaardigd en het beweegbare gedeelte dat in een tweede kleur is vervaardigd.
  10. 10. - Vloerpaneel volgens één der voorgaande conclusies daardoor gekenmerkt dat het afzonderlijk vergrendelelement (28) hoofdzakelijk bestaat uit een gecoëxtrudeerde strip die, gezien in dwarsdoorsnede, zones van materiaal met verschillende flexibiliteit vertoont.
  11. 11. - Vloerpaneel volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het beweegbare gedeelte hoofdzakelijk bestaat uit een wentelbaar blokkeerlichaam (31), waarbij het blokkeerlichaam (31) via een schamiergedeelte (33) met het bevestigingsgedeelte (32) is verbonden, en waarbij het scharniergedeelte (33) uit een meer flexibel materiaal is vervaardigd dan het beweegbare gedeelte.
  12. 12. - Vloerpaneel volgens één der voorgaande conclusies daardoor gekenmerkt dat het afzonderlijk vergrendelelement (28) in een uitsparing (30) is aangebracht, waarbij middelen zijn voorzien die het vergrendelelement (28) in de uitsparing (30) vasthouden, waarbij deze middelen bij voorkeur gevormd worden door één of meerdere van volgende mogelijkheden: een klempassing van een gedeelte van het vergrendelelement in de uitsparing, een lijmverbinding of dergelijke, een mechanische vergrendeling tussen een gedeelte van het vergrendelelement en de wand (38) van de uitsparing (30).
  13. 13. - Vloerpaneel volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (8-9) van het type zijn dat toelaat om twee van dergelijke vloerpanelen door middel van een neerwaartse beweging (M) van één vloerpaneel (1) ten opzichte van het andere aan elkaar te koppelen.
  14. 14. - Vloerpaneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voomoemde koppeldelen achter elkaar hakende vergrendeldelen (18-19) bevatten, respectievelijk in de vorm een naar boven gericht vergrendeldeel (21) dat aan een eerste lip aan een eerste van voomoemde twee randen is aangebracht en een naar onderen gericht vergrendeldeel (24) dat aan een tweede lip aan de tweede van voomoemde twee randen is aangebracht, waarbij deze achter elkaar hakende vergrendeldelen (18-19) een vergrendeling in de voomoemde tweede of horizontale richting (H) bewerkstelligen.
  15. 15. - Vloerpaneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel rechthoekig is, hetzij langwerpig rechthoekig, hetzij vierkant; waarbij het voomoemde paar tegenoverliggende randen (4-5) een eerste paar randen vormt, terwijl de overige twee tegenoverliggende randen (2-3) een tweede paar randen vormt; waarbij aan het tweede paar randen van het vloerpaneel (1) koppeldelen (6-7) zijn voorzien van het type dat toelaat dat twee van dergelijke vloerpanelen (1) langsheen de betreffende randen door middel van een wentelbeweging (W) met elkaar gekoppeld kunnen worden, waarbij deze koppeldelen in een verticale en een horizontale vergrendeling voorzien en bij voorkeur eendelig met het vloerpaneel (1) zijn uitgevoerd.
  16. 16. - Vloerpaneel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de herkenningsmiddelen toelaten de oriëntatie waarmee het afzonderlijk vergrendelelement (28) in de voornoemde uitsparing moet worden aangebracht te bepalen aan de hand van een kleurverschil tussen een onderste gedeelte en een bovenste gedeelte van het afzonderlijk vergrendelelement (28).
  17. 17. - Vloerpaneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel (1) een dikte (Tl) vertoont van 2 millimeter à 6 millimeter en meer speciaal nog van 2 millimeter à 5 millimeter, en in het bijzonder van 2 millimeter à 4 millimeter.
  18. 18. - Vloerpaneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vloerpaneel (1) één of meer van volgende eigenschappen vertoont: - dat het vloerpaneel (1) hoofdzakelijk bestaat uit kunststof, die bij voorkeur van het zachte of soepele type is; - dat het vloerpaneel (1) een vinyl paneel is, meer speciaal een zogenaamde vinyl tegel, en in het bijzonder een paneel van het zogenaamde LVT-type (“Luxury Vinyl Tile”) of VCT-type (“Vinyl Composite Tile”, ook wel “Vinyl Composition Tile genoemd”), of een kunststofpaneel is, al dan niet uit een andere kunststof, dat met een vinyl paneel vergelijkbaar is; - dat het vloerpaneel (1), of althans minstens een substraat (34) van het vloerpaneel (1), hoofdzakelijk is opgebouwd uit een thermoplastisch materiaal, bij voorkeur uit een zacht thermoplastisch materiaal; - dat het vloerpaneel (1), of althans minstens een substraat (34) van het vloerpaneel (1), hoofdzakelijk is opgebouwd uit een materiaal geselecteerd uit volgende materialen: Polyvinylchloride, meer speciaal uit zacht Polyvinylchloride, polyurethaan, meer speciaal uit zacht polyurethaan of polyisocyanuraat, meer speciaal uit zacht polyisocyanuraat. - dat het vloerpaneel (1) hoofdzakelijk is samengesteld uit hout of houtgebaseerde materialen; - dat het vloerpaneel (1) bestaat uit een massief parketpaneel of een samengesteld parketpaneel dat ook wel “engineered wood” paneel wordt genoemd; - dat het vloerpaneel (1) bestaat uit een laminaatpaneel, in het bijzonder DPL (Direct Pressure Laminate); - dat het vloerpaneel (1) is opgebouwd uit vezel- of deeltjes-gevuld synthetisch materiaal, en bij voorkeur zogenaamd WPC (Wood Plastic Composite).
  19. 19.- Paneel dat de kenmerken volgens één van de voorgaande conclusies vertoont, waarbij dit paneel in de plaats van een vloerpaneel een paneel is dat bedoeld is voor het vormen van een bekleding anders dan een vloerbekleding.
  20. 20. - Bekleding, meer speciaal een vloerbekleding, daardoor gekenmerkt dat ze gevormd is uit panelen, meer speciaal vloerpanelen volgens één van voorgaande conclusies.
  21. 21. - Afzonderlijk vergrendelelement voor het koppelen van panelen, meer speciaal vloerpanelen, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement (28) is uitgevoerd zoals beschreven in voorgaande conclusies.
  22. 22. - Afzonderlijk vergrendelelement volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat het afzonderlijk vergrendelelement (28) hoofdzakelijk bestaat uit een strip, waarbij deze strip is afgesneden van een continue stripband die als het ware een verlengde versie vormt van het afzonderlijk vergrendelelement (28).
  23. 23. - Afzonderlijk vergrendelelement volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat de continue stripband, in plaats van het afzonderlijk vergrendelelement (28), voomoemde herkenningsmiddelen bevat op één of meerdere locaties langs de continue stripband, dus niet noodzakelijk ter plaatse van ieder eruit af te snijden vergrendelelement.
  24. 24. - Afzonderlijk vergrendelelement volgens conclusie 23, daardoor gekenmerkt dat de continue stripband de herkenningsmiddelen bevat op minstens één van zijn uiteinden.
  25. 25. - Afzonderlijk vergrendelelement volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat het afzonderlijk vergrendelelement (28) deel uitmaakt van een set van een welbepaald aantal aan elkaar bevestigde en voorgevormde vergrendelelementen, bij voorkeur in de vorm van een spuitgietstuk.
  26. 26. - Afzonderlijk vergrendelelement volgens conclusie 25, daardoor gekenmerkt dat ten minste één vergrendelelement (28) uit voomoemde set, in de plaats van elk vergrendelelement, voomoemde herkenningsmiddelen bevat, of dat in de plaats daarvan een hulpdeel van de set van dergelijke herkenningsmiddelen is voorzien.
  27. 27. - Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, meer speciaal vloerpanelen, zoals beschreven volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij deze werkwijze minstens volgende stappen omvat: - het vormen van het paneel, meer speciaal het vloerpaneel; - het aanbrengen van profileringen ter hoogte van één of meerdere randen van het paneel, meer speciaal het vloerpaneel; - het aanbrengen van een vergrendelelement in de daarvoor voorziene uitsparing van het paneel, meer speciaal het vloerpaneel, bij voorkeur fabrieksmatig, vanuit een magazijn van één of meerdere vergrendelelementen door middel van een geleidingssysteem, waarbij dit vergrendelelement eventueel in de uitsparing wordt bevestigd door middel van een lijmverbinding of dergelijke.
  28. 28. - Werkwijze volgens conclusie 27, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, vóór of na het aanbrengen ervan in de daarvoor voorziene uitsparing, wordt afgesneden van een continue stripband die een verlengde versie vormt van het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip.
  29. 29. - Werkwijze volgens conclusie 28, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, wordt afgesneden van een continue stripband die een verlengde versie vormt van het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, waarbij de continue stripband, in plaats van het vergrendelelement, meer speciaal in de vorm van een strip, voomoemde herkenningsmiddelen bevat op één of meerdere locaties langs de continue stripband.
  30. 30. - Werkwijze volgens conclusie 27, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement, vóór het aanbrengen in de daarvoor voorziene uitsparing, wordt verwijderd uit een set waarin een welbepaald aantal vergrendelelementen zijn bevestigd volgens eenzelfde oriëntatie.
  31. 31. - Werkwijze volgens conclusie 30, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement wordt verwijderd uit voomoemde set, waarbij ten minste één vergrendelelement uit de set, in plaats van elk vergrendelelement uit de set, voomoemde herkenningsmiddelen bevat.
BE2014/0410A 2014-05-28 2014-05-28 Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen,werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement. BE1021943B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0410A BE1021943B1 (nl) 2014-05-28 2014-05-28 Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen,werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0410A BE1021943B1 (nl) 2014-05-28 2014-05-28 Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen,werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021943B1 true BE1021943B1 (nl) 2016-01-27

Family

ID=51302591

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/0410A BE1021943B1 (nl) 2014-05-28 2014-05-28 Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen,werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1021943B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20060101769A1 (en) * 2004-10-22 2006-05-18 Valinge Aluminium Ab Mechanical locking system for floor panels
DE102009041297A1 (de) * 2009-09-15 2011-03-24 Guido Schulte Belag aus mechanisch miteinander verbindbaren Elementen und ein Verfahren zur Herstellung von Elementen
US20110271632A1 (en) * 2009-01-16 2011-11-10 Mark Cappelle Floor panel
WO2013025164A1 (en) * 2011-08-15 2013-02-21 Välinge Flooring Technology AB Mechanical locking system for floor panels

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20060101769A1 (en) * 2004-10-22 2006-05-18 Valinge Aluminium Ab Mechanical locking system for floor panels
US20110271632A1 (en) * 2009-01-16 2011-11-10 Mark Cappelle Floor panel
DE102009041297A1 (de) * 2009-09-15 2011-03-24 Guido Schulte Belag aus mechanisch miteinander verbindbaren Elementen und ein Verfahren zur Herstellung von Elementen
WO2013025164A1 (en) * 2011-08-15 2013-02-21 Välinge Flooring Technology AB Mechanical locking system for floor panels

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10612249B2 (en) Floor panel for forming a floor covering, floor covering formed from such floor panels and method for manufacturing such floor panels
BE1020433A3 (nl) Paneel.
US9556620B2 (en) Floor panel for forming a floor covering, floor covering formed of such floor panels, and method for manufacturing such floor panels
US7454875B2 (en) Mechanical locking system for floor panels
JP4938031B2 (ja) 耐水性フロアボード組及びフローリング
JP2021038654A (ja) フロアパネル用機械式係止システム
BE1021833B1 (nl) Paneel
CN102695838A (zh) 地板镶板的机械锁定***
KR20150086489A (ko) 바닥 패널을 위한 기계적 잠금 시스템
PT1642751E (pt) Revestimento de pavimentos
KR20150133257A (ko) 기계적 록킹 시스템이 제공되는 바닥판 및 이러한 록킹 시스템의 제조 방법
CN104379852A (zh) 浮隔地板***、地板镶板及其安装方法
CN105658883A (zh) 用于地板镶板的机械锁定***
KR20140053262A (ko) 플로어 패널용 기계적 잠금 시스템
US20060260242A1 (en) Method of manufacturing a floor panel
EP2642044A2 (en) Floor panel and method for manufacturing floor panels.
PT1683929E (pt) Método para a produção de um painel, em particular um painel de piso, e um painel, em particular um painel de piso
BE1021943B1 (nl) Vloerpaneel, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen,werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen en daarbij aangewend vergrendelelement.
BE1021392B1 (nl) Vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding, vloerbekleding gevormd uit dergelijke vloerpanelen en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen
CN112012428A (zh) 一种设置有机械锁定***的塑胶地板

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20160127

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170531