BE1020433A3

BE1020433A3 - Paneel.

Info

Publication number: BE1020433A3
Application number: BE2012/0007A
Authority: BE
Original assignee: Flooring Ind Ltd Sarl
Priority date: 2012-01-05
Filing date: 2012-01-05
Publication date: 2013-10-01
Also published as: WO2013102803A3; CN104040093A; CN104040093B; KR102130859B1; ES2638651T3; KR20140109459A; BE1020508A3; KR20140109458A; PL2800849T3; RU2602459C2; CN104040092A; BR112014016541A8; BR112014016419A8; EP2800849A2; EP2800847A2; EP2800847B1; RU2014132176A; US9476207B2; US9290950B2; BR112014016419B1

Description

Paneel

Deze uitvinding heeft betrekking op een paneel, zoals bijvoorbeeld op een vloerpaneel, een plafondpaneel, een wandpaneel of dergelijke meer.

Meer speciaal heeft zij betrekking op een paneel dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden koppeldelen bevat, respectievelijk in de vorm van een mannelijk koppeldeel en een vrouwelijk koppeldeel die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan voornoemde zijden met elkaar kunnen worden verbonden, of met andere woorden in een gekoppelde toestand kunnen worden gebracht, door één van deze panelen met het bijhorend mannelijk koppeldeel via een neerwaartse beweging in het vrouwelijk koppeldeel van het andere vloerpaneel aan te brengen, zodanig dat daarbij minstens een vergrendeling in horizontale richting wordt verkregen.

Koppelingen die toelaten dat twee panelen, zoals vloerpanelen, met elkaar kunnen gekoppeld worden door één vloerpaneel met een neerwaartse beweging in het andere te voegen, worden in de praktijk in twee soorten onderverdeeld, namelijk een eerste soort waarbij de koppeldelen uitsluitend in een horizontale vergrendeling voorzien, zonder dat een vergrendeling in verticale richting bestaat, en een tweede soort waarbij zowel in een horizontale als verticale vergrendeling wordt voorzien.

De koppelingen van het eerste soort zijn ook bekend als zogenaamde “drop-in” systemen. Vloerpanelen die aan twee tegenovereenliggende zijden hiermee zijn uitgerust, zijn ondermeer bekend uit CA 991.373 en JP 07-300979. Zoals uit deze octropidocumenten blijkt, worden dergelijke “drop-in” systemen dikwijls aan slechts een eerste paar tegenovereenliggende zijden van de vloerpanelen toegepast, terwijl dan aan het tweede paar tegenovereenliggende zijden koppeldelen worden toegepast die in de gekoppelde toestand van twee vloerpanelen zowel in een verticale als horizontale vergrendeling voorzien en die toelaten dat twee van dergelijk vloerpanelen door middel van een wentelbeweging aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Vloerpanelen met een dergelijke combinatie van koppeldelen bieden het voordeel dat zij gemakkelijk opeenvolgend in rijen kunnen worden geïnstalleerd, eenvoudig door elk nieuw te leggen vloerpaneel aan de vorige rij vloerpanelen te koppelen door middel van de wentelbeweging en bij het neerwentelen ervoor te zorgen dat zulk vloerpaneel gelijktijdig ook in een reeds gelegd vorig vloerpaneel van dezelfde rij aangrijpt. De installatie van zulk vloerpaneel vergt dan ook slechts een wentel- en neerlegbeweging, hetgeen een bijzonder gebruiksvriendelijke legtechniek is.

Een nadeel van vloerpanelen met dergelijke koppeldelen bestaat erin dat omwille van het feit dat geen vergrendeling in verticale richting voorhanden is, aan het bovenoppervlak hoogteverschillen tussen de gekoppelde vloerpanelen kunnen optreden. Zo bijvoorbeeld kunnen dergelijke vloerpanelen in een eerste of laatste rij van een vloerbedekking terug uit hun vlakke positie omhoog wentelen indien ze niet door een plint of dergelijke naar beneden worden vastgehouden. Zelfs wanneer zulke vloerpanelen aan slechts één paar zijden van een “drop-in”-systeem voorzien zijn, terwijl zij aan hun andere paar zijden zowel in horizontale als verticale richting vergrendeld zijn ten opzichte van aangrenzende vloerpanelen, kunnen hoogteverschillen tussen aangrenzende vloerpanelen ontstaan aan de zijden die met het “drop-in”-systeem gekoppeld zijn, onder meer wanneer twee aangrenzëndé vloerpanelen verschillend belast worden, of wanneer één vloerpaneel ten opzichte van het andere ietwat krom zou trekken en verbuigen.

Koppelingen van het voornoemde tweede soort, ook wel “push lock” systemen genoemd, verzoeken aan het voornoemd nadeel te verhelpen door tevens in een verticale vergrendeling te voorzien. Dergelijke zogenaamde “push lock” systemen kunnen in twee verschillende categorieën worden ingedeeld, namelijk eendelige uitvoeringen en uitvoeringen die een afzonderlijk vergrendelelement bevatten dat als een inzetstuk is uitgevoerd, dat al dan niet vast aan het eigenlijke voerpaneel bevestigd is.

Eendelige uitvoeringen zijn onder meer bekend uit de octrooidocumenten DE 29924454, DE 20008708, DE 20112474, DE 102004001363, DE 102004055951, EP 1.282.752 en EP 1.350.904. De bekende eendelige uitvoeringen hebben het nadeel dat zij vrij stroef werken en een degelijke samenvoeging van twee vloerpanelen niet steeds kan worden gewaarborgd.

Uitvoeringen die een afzonderlijk vergrendelelement bevatten, dat meehelpt aan een verticale en eventueel ook horizontale vergrendeling tussen twee gekoppelde vloerpanelen zijn onder meer bekend uit de octrooidocumenten DE 202007000310, DE 102004001363, DE 102005002297, EP 1.159.497, EP 1.415.056B1, EP 1.818.478, WO 2004/079130, WO 2005/054599, WO 2006/043893, WO 2006/104436, WO 2007/008139, WO 2007/079845, WO 2009/066153, WO 2010/082171 en SE 515324. Het gebruik van een afzonderlijk vergrendelelement biedt het voordeel dat het materiaal hiervan onafhankelijk is van het eigenlijke vloerpaneel en dus in functie van de toepassing optimaal kan worden gekozen. Zodoende kunnen zulke inzetstukken uit kunststof of metaal worden verwezenlijkt, waardoor relatief sterke, doch toch nog gemakkelijk beweegbare vergrendelgedeelten kunnen worden gerealiseerd die met een minimaal contactoppervlak relatief grote krachten kunnen opnemen.

De huidige uitvinding heeft betrekking op vloerpanelen die met een “push lock” systeem van de laatste categorie zijn uitgerust, met andere woorden die een al dan niet vast bevestigd, doch afzonderlijk gerealiseerd inzetstuk bevatten. De doelstelling van de uitvinding bestaat in een verdere optimalisatie van deze “push lock” systemen bij vloerpanelen.

De uitvinding heeft betrekking op panelen, en in het bijzonder op vloerpanelen, welke van het specifieke type zijn: - dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden koppeldelen bevat waarmee twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld; - waarbij deze koppeldelen een horizontaal actief vergrendelsysteem en een verticaal actief vergrendelsysteem vormen; - waarbij het horizontaal actief vergrendelsysteem een mannelijk deel en een vrouwelijk deel bezit, die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen aan voornoemde zijden met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze vloerpanelen met het bijhorend mannelijk deel via een neerwaartse beweging aan te brengen in het vrouwelijk deel van het andere vloerpaneel; - waarbij het verticaal actief vergrendelsysteem een vergrendelelement bevat, dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden is aangebracht; - waarbij dit vergrendelelement minstens een blokkeerlichaam, bij voorkeur een wentelbaar blokkeerlichaam, bevat; en - waarbij het blokkeerlichaam aan één uiteinde een aanslagvormend vergrendelgedeelte vormt, dat met een vergrendelgedeelte van een gelijkaardig gekoppeld vloerpaneel kan samenwerken.

Vloerpanelen van dit type zijn onder meer bekend uit de figuren 5-7, 8 en 9-11 van het voornoemde EP 1.415.056 B1. Het in de vorm van een inzetstuk uitgevoerd vergrendelgedeelte bestaat in deze bekende uitvoeringsvormen uit een kunststofstrip met een elastisch verbuigbare lip die bij zijn verbuiging als wentelbaar blokkeerlichaam fungeert. Deze bekende uitvoeringsvormen vertonen het voordeel dat met een relatief eenvoudige opbouw een zogenaamde “push-lock” verbinding kan worden gerealiseerd die over de volledige lengte van de kunststofstrip actief is. De praktijk heeft echter uitgewezen dat deze bekende uitvoering niet steeds vlot werkzaam is en toleranties in een gerealiseerde koppeling soms moeilijk onder controle zijn te houden.

Vloerpanelen van dit type zijn ook gekend uit het WO 2010/082171 en het WO 2009/066153, waarbij het wentelbaar blokkeerlichaam, in deze gevallen, tegenoverliggend aan het uiteinde dat het vergrendelgedeelte vormt een steungedeelte bevat dat tegen een tot het betreffend paneel behorend steunvlak, en meer speciaal in een zitting, verdraaibaar is. Doordat het blokkeerlichaam is voorzien van een steungedeelte dat tegen een steunvlak verdraaibaar is, en meer speciaal nog in een zitting verdraaibaar is, is de wentelbeweging van het blokkeerlichaam beter gedefinieerd dan in de uitvoeringsvormen van het voornoemde EP 1.415.056 B1. In deze uitvoeringsvormen is het wentelbaar blokkeerlichaam immers als een voortzetting van een een bevestigingsgedeelte uitgevoerd, waardoor de scharnierwerking in het materiaal van het inzetstuk gebeurt, en de precieze wentelbeweging moeilijk voorspelbaar is, wat tot een minder goede werking kan leiden. De in het WO 2010/082171 en het WO 2009/066153 geopenbaarde koppeldelen brengen echter moeilijkheden met zich mee wanneer deze geïntegreerd dienen te worden in specifieke panelen. Zo bijvoorbeeld is het moeilijk de koppeldelen toe te passen in panelen met beperkte dikte, bijvoorbeeld in panelen met een dikte van 12 millimeter of minder, en/of in laminaatpanelen.

De huidige uitvinding beoogt in de eerste plaats alternatieve panelen van het voornoemde specifieke type, die volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan verder verbeterd zijn ten opzichte van de voornoemde bekende uitvoeringen, waarbij deze verbeteringen bijvoorbeeld toelaten om een push-lock systeem van bovenvermeld type te integreren in minder dikke panelen.

Hiertoe heeft de uitvinding volgens een eerste aspect betrekking op een paneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden koppeldelen bevat waarmee twee van dergelijke panelen in een gekoppelde toestand kunnen worden gebracht; waarbij deze koppeldelen een horizontaal actief vergrendelsysteem en een verticaal actief vergrendelsysteem vormen; waarbij het horizontaal actief vergrendelsysteem een mannelijk deel en een vrouwelijk deel bezit, die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan voornoemde zijden met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze panelen met het bijhorend mannelijk deel via een neerwaartse beweging aan te brengen in het vrouwelijk deel van het andere paneel; waarbij het verticaal actief vergrendelsysteem een vergrendelelement bevat, dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden is aangebracht; waarbij dit vergrendelelement minstens een wentelbaar blokkeerlichaam bevat; en waarbij het blokkeerlichaam aan één uiteinde een aanslagvormend vergrendelgedeelte vormt, dat met een vergrendelgedeelte van een gelijkaardig gekoppeld paneel kan samenwerken, met als kenmerk dat het voornoemde wentelbaar blokkeerlichaam, wanneer het inzetstuk in de uitsparing is aangebracht, doch in de niet gekoppelde toestand, een oriëntatie inneemt die een hoek vormt van minder dan 50° of beter nog van minder dan 45° of van ongeveer 40° met het paneeloppervlak. De oriëntatie van het blokkeerlichaam, wanneer het inzetstük in de uitsparing is aangebracht doch in de niet-gekoppeldë toestand, wordt hierbij bepaald door een lijn die, enerzijds, gaat door het raakpunt van de horizontale raaklijn door het steungedeelte en, anderzijds, gaat door het centrale punt van het aanslagvormend vergrendelgedeelte. Hierbij wordt opgemerkt dat de positie van dit centrale punt in gekoppelde toestand wordt bepaald, terwijl de voornoemde lijn door dit punt en de ermee samenhangende oriëntatie op zich in de niet gekoppelde toestand wordt bepaald.

De, volgens dit eerste aspect, relatief vlakke oriëntatie van het wentelbaar blokkeerlichaam, brengt nieuwe mogelijkheden met zich mee en is met name interessant voor het ontwerp van compacte vergrendelingssystemen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk met een oriëntatie die slechts in beperkte mate afwijkt van het paneeloppervlak, een in vergelijking met de dikte van het paneel, relatief lang blokkeerlichaam toe te passen. De oriëntatie van minder dan 50° leidt tot een meer geleidelijke vergrendeling tijdens de neerwaartse beweging.

Bij voorkeur bevat het wentelbaar blokkeerlichaam, tegenoverliggend aan het uiteinde dat het vergrendelgedeelte vormt een steungedeelte dat tegen een tot het betreffend paneel behorend steunvlak, en meer speciaal in een zitting, verdraaibaar is

Bij voorkeur vertoont het paneel van de uitvinding een dikte van 12 millimeter of minder, of beter nog een dikte van 9,5 of 8 millimeter of minder. Bij voorkeur is de dikte evenwel meer dan 6 millimeter.

Bij voorkeur bedraagt de lengte van het blokkerlichaam, dit is de kortste afstand tussen het vergrendelgedeelte en het steungedeelte, meer dan 30 percent van de dikte van het paneel, of beter nog meer dan 35 percent van de dikte van het paneel.

Bij voorkeur betreft het paneel van de uitvinding een paneel dat hoofdzakelijk is opgebouwd uit een kernmateriaal en een decoratieve toplaag. Eventueel kan aan de zijde van het kernmateriaal tegenovergesteld aan de toplaag een tegenlaag worden toegepast. Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt voor het kernmateriaal een houtgebaseerd plaatmateriaal, zoals MDF of HDF (Medium Density Fiberboard of High Density Fiberboard) toegepast. Bij voorkeur bestaat de decoratieve toplaag hoofdzakelijk uit kunststof en/of papier, waarbij de decoratieve toplaag bij voorkeur een geprint motief omvat. Dergelijke panelen kunnen volgens verschillende mogelijkheden zijn opgebouwd. Hieronder worden enkele mogelijkheden nader toegelicht.

Volgens een eerste mogelijkheid betreft het paneel een laminaatpaneel van het type DPL of HPL (Direct Pressure Laminate of High Pressure Laminate), waarbij voor de decoratieve toplaag minstens gebruik gemaakt is van een bedrukte of gekleurde papierlaäg, waarop zich een transparante laag melaminehars bevindt. Eventueel kan dit melaminehars op zich nog een doorzichtige papierlaag en/of harde partikels insluiten. Volgens deze eerste mogelijkheid wordt bij voorkeur gewerkt met een kernmateriaal dat bestaat uit HDF of MDF en wordt aan de onderzijde van het kernmateriaal bij voorkeur een tegenlaag omvattende een papierlaag en melaminehars toegepast. Dergelijke tegenlaag biedt een balancerend effect voor eventuele restspanningen die in de toplaag aanwezig kunnen zijn. Volgens het DPL principe worden de samenstellende lagen en het kernmateriaal van dergelijk paneel in één persstap uitgehard en aan elkaar gehecht. Volgens het HPL principe worden de samenstellende lagen van de toplaag van dergelijk paneel uitgehard, vooraleer zij in een daaropvolgende stap op het kernmateriaal worden gehecht.

Volgens een tweede mogelijkheid betreft het paneel een direct gedrukt laminaat paneel, waarbij de decoratieve toplaag gevormd wordt minstens door het op het kernmateriaal uitvoeren van een bedrukking, al dan niet met tussenkomst van één of meerdere grondlagen, bijvoorbeeld aan de hand van offsetprint of een digitaal drukproces, zoals inktjetbedrukken. Voor het bekomen van enige slijtvastheid kan dergelijke bedrukking verder afgewerkt worden met één of meerdere doorzichtige laklagen of melaminelagen, zoals met één of meerdere UV uitgeharde of elektronenstraal uitgeharde laklagen. Dergelijke doorzichtige lagen kunnen verder nog harde partikels omvatten. Volgens deze tweede mogelijkheid wordt bij voorkeur gewerkt met een kernmateriaal dat bestaat uit HDF of MDF en wordt aan de onderzijde van het kernmateriaal bij voorkeur een tegenlaag toegepast, die bij voorkeur voor een dampdichte barrière zorgt, bijvoorbeeld door middel van een lak. Volgens deze tweede mogelijkheid kan een paneel worden aangeboden dat vrij is van papierlagen in de toplaag en eventueel ook in de tegenlaag.

Bij voorkeur is de decoratieve toplaag uitgevoerd met een dikte die kleiner is dan 1 millimeter, of zelfs kleiner dan 0,5 of 0,3 millimeter. Dit is gebruikelijk het geval bij de panelen van bovenstaande eerste en tweede mogelijkheid. Het is vooral bij zulke panelen dat de uitvinding tot haar recht komt. Door middel van het bijzondere blokkeerlichaam van de uitvinding kan namelijk een beter verticaal actief vergrendelingsysteem worden bekomen. Meer speciaal kan een gekoppelde toestand worden bereikt waarin tussen de naburige bovenranden van de gekoppelde panelen geen of nagenoeg geen hoogteverschillen bestaan. In elk geval is een eventueel hoogteverschil bij voorkeur beperkt tot een maximum van 0,2 millimeter of zelfs van 0,1 millimeter of minder, zodanig dat het kernmateriaal verborgen blijft. Het minimaliseren van hoogteverschillen is met name interessant bij dergelijke dunne toplagen, vermits zij bij gebruik relatief snel kunnen afslijten ten gevolge van herhaaldelijke impact op al te veel uitstekende bovenranden. Met name bij decoratieve toplagen die melamine of andere thermohardende of andere brosse transparante lagen omvatten, zoals bij lagen op basis van UV uitgeharde of elektronenstraal uitgeharde lak, is het vermijden van al te grote hoogteverschillen relevant.

Bij voorkeur vertonen twee aan elkaar gekoppelde panelen van de uitvinding aan de rand die het inventieve vergrendelsysteem van de uitvinding omvat, een decoratief oppervlak gevormd door een kleurenpatroon en/of een structuur, waarbij dit kleurenpatroon en/of deze structuur zich, minstens gedeeltelijk, continu uitstrekt van het ene paneel naar het andere paneel. De vergrendelsystemen van de uitvinding laten toe de rand zodanig kwalitatief te koppelen dat ook de aangrenzende gekoppelde paneelranden niet of nauwelijks interfereren met het kleurenpatroon en/of de structuur. Volgens een bijzonder voorbeeld hiervan betreft het kleurenpatroon en de structuur een imitatie van een cementvoeg of een andere voeg. Bij het koppelen van de betreffende randen ontstaat de illusie van een eendelige voeg die zich tussen de gekoppelde panelen uitstrekt. Volgens een ander voorbeeld, dat al dan niet met het voorgaande kan worden gecombineerd, betreft het de imitatie van een tegel, natuursteen of houtdeel. Bij het koppelen van de betreffende randen ontstaat de illusie van een eendelige tegel, steen of houtdeel die zich tussen de gekoppelde panelen uitstrekt. Volgens een combinatie van beide voorbeelden kan de illusie van eendelige voegen en bijvoorbeeld tegels worden bekomen die zich tussen de gekoppelde panelen uitstrekken.

Er wordt opgemerkt dat aan de gekoppelde randen eventueel een afschuining of andere afkanting kan worden voorzien volgens eender welke techniek.

Bij voorkeur neemt het voornoemde wentelbaar blokkeerlichaam in de gekoppelde toestand een oriëntatie in, waarbij dit blokkeerlichaam een hoek vormt met het paneeloppervlak, die groter is dan de hoek die gevormd wordt in de niet-gekoppelde toestand. Bij voorkeur bedraagt het verschil tussen beide hoeken minstens 5°, of zelfs meer dan 10°. Op deze manier wordt een opspaneffect bekomen tussen het vergrendelgedeelte van het blokkeerlichaam en het vergrendelgedeelte van het eraan gekoppelde paneel waarmee het blokkeerlichaam samenwerkt.

Bij voorkeur neemt het voornoemde wentèlbaar blokkeerlichaam in de gekoppelde toestand een oriëntatie in, waarbij dit blokkeerlichaam een hoek vormt met het paneeloppervlak van minder dan 90°, doch meer dan 50°.

Bij voorkeur is het blokkeerlichaam tussen het vergrendelgedeelte en het steungedeelte op zichzelf vrij van scharniergedeelten en buigsecties. Doordat het blokkeerlichaam vrij is van scharniergedeelten en buigsecties, worden eventuele invloeden hiervan op de vorm en lengte van het blokkeerlichaam uitgesloten en kan een vaste nuttige lengte van het blokkeerlichaam worden gewaarborgd, zodanig dat onder andere kleine productietoleranties kunnen worden gehandhaafd, die precieze koppelingen toelaten, zonder hoogteverschillen of nagenoeg zonder hoogteverschillen. In aansluiting hieraan geniet het dan ook de voorkeur dat het blokkeerlichaam als een star element is uitgevoerd. Bij voorkeur bestaat het blokkeerlichaam hoofdzakelijk uit harde PVC of een andere harde kunststof. In het geval van PVC wordt bij voorkeur gewerkt met zogenaamd gestabiliseerd PVC, of beter nog met PVC die Ca/Zn stabilisatoren omvat. Dergelijke gestabiliseerde kunststof levert een stabiel blokkeerlichaam, ook bij extreme klimaatomstandigheden.

Bij voorkeur vertoont het wentelbaar blokkeerlichaam, tegenoverliggend aan het uiteinde dat het vergrendelgedeelte vormt, een steungedeelte in de vorm van een vrij uiteinde dat minstens in verticale richting positief ondersteund is door een tot het paneel of vloerpaneel behorend steungedeelte. Doordat het steungedeelte als een vrij uiteinde is uitgevoerd, ondervindt het in zijn steungedeelte geen invloeden van aangrenzende materiaalgedeelten, hetgeen een vlotte scharnierbeweging van het blokkeerlichaam te goed komt. Met een vrij uiteinde wordt hoofdzakelijk bedoeld dat dit eenvoudig als een uitstekend been is uitgevoerd, waaraan verder geen delen vasthangen.

Bij voorkeur is het blokkeerlichaam wentelbaar rond een draaipunt, respectievelijk steunpunt, en bevat het vergrendelelement een aandrukgedeelte dat zijdelings op het blokkeerlichaam aangrijpt. Hierdoor kan met het aandrukelement een degelijke kracht tegen het wentelbaar blokkeerlichaam worden uitgeoefend. Bij voorkeur wordt voor het aandrukelement een elastische kunststof toegepast, zoals polyurethaan.

Zoals voornoemd bevat het blokkeerlichaam bij voorkeur een aandrukgedeelte dat zijdelings op het blokkeerlichaam inwerkt. Bij voorkeur vertoont het aandrukgedeelte één of meer van volgende eigenschappen: - dat het bestaat uit een elastisch materiaal; - dat het bestaat uit een elastisch materiaal dat op zich soepeler is dan het materiaal van het blokkeerlichaam, dat bij voorkeur door middel van coëxtrusie eendelig met het blokkeerlichaam is uitgevoerd; - dat het bestaat uit een knikbaar of buigbaar gedeelte; - dat het is voorzien van een bevestigingsgedeelte; - dat het is voorzien van een bevestigingsgedeelte in de vorm van een ingeklemd deel; - dat het is voorzien van een gedeelte waarmee het aan het paneel gelijmd is; - dat het gezien in dwarsdoorsnede bestaat uit een elastisch verbuigbaar been; - dat het is voorzien van één of meer elastische buigzones, die hetzij een verbinding tussen het eigenlijke aandrukgedeelte en het blokkeerlichaam, hetzij een verbinding tussen meerdere gedeelten van het aandrukgedeelte vormen.

Bij voorkeur bevat het verticaal actief vergrendelsysteem een opspansysteem dat gevormd is door een aan het uiteinde van het vergrendelgedeelte van het blokkeerlichaam gevormd nokoppervlak dat in gekoppelde toestand in een Spiewerking tegen hét tegenoverliggende vergrendelgedeelte van het gekoppeld vloerpaneel vóórziet. Door zulke configuratie zet het blokkeerlichaam zich in gekoppelde toestand steeds goed vast onder of op het vergrendelgedeelte van het ander vloerpaneel. Door kleine bewegingen die zich bij het belopen van de vloerpanelen voordoen, kruipt het blokkeerlichaam door het spie-effect verder onder of op het vergrendelgedeelte van het andere vloerpaneel waardoor nog een vastere koppeling ontstaat.

Volgens een bijzondere voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het eerste aspect bestaat het vergrendelelement uit een strip die in een uitsparing in het paneel is bevestigd. Hierbij zijn bij voorkeur bevestigingsvoorzieningen aanwezig die de strip in de uitsparing vasthouden. Dergelijke bevestigingsvoorzieningen kühnen bijvoorbeeld gevormd zijn op het voornoemde aandrukgedeelte, waartoe die aandrukgedeelte bij voorkeur is voorzien van een bevestigingsgedeelte in de vorm van een ingeklemd deel. Bij voorkeur strekt het voornoemde blokkeerlichaam in de gekoppelde toestand van twee van dergelijke panelen zich over een verticale afstand uit die kleiner is dan 1.4 keren, of beter nog kleiner is dan 1.3 keren de verticale afstand gedefinieerd door de voornoemde bevestigingsvoorzieningen of de voornoemde uitsparing. Bij voorkeur is de verticale afstand gedefinieerd door de voornoemde bevestigingsvoorzieningen of de voornoemde uitsparing kleiner dan de helft van de dikte van het betreffende paneel of kleiner dan de helft van de dikte van het eventuele kernmateriaal daarvan, of zelfs beter nog kleiner dan een derde van die dikte. In het geval van een ingeklemd deel van de strip, wordt de voornoemde verticale afstand bepaald door de grootste verticale afstand tussen de klemmende oppervlakken aan weerszijden van de strip.

Het is duidelijk dat bovenstaande voorkeuren op zich leiden tot een compact vergrendelingsysteem dat bijvoorbeeld uitermate geschikt is om te worden toegepast in relatief dunne panelen of in panelen met dunne toplagen. In het bijzonder is dergelijk systeem geschikt om te worden toegepast in panelen met een dikte van 12 millimeter of minder, of beter nog een dikte van 9,5 of 8 millimeter of minder en/of in panelen die hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit een kernmateriaal en een decoratieve toplaag, zoals diegene die in het kader van het eerste aspect zijn vernoemd.

Het is derhalve duidelijk dat de uitvinding, volgens een tweede aspect, op onafhankelijke wijze betrekking heeft op een paneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden koppeldelen bevat waarmee twee van dergelijke panelen in een gekoppelde toestand kunnen worden gebracht; waarbij deze koppeldelen een horizontaal actief vergrendelsysteem en een verticaal actief vergrendelsysteem vormen; waarbij het horizontaal actief vergrendelsysteem een mannelijk deel en een vrouwelijk deel bezit, die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan voornoemde zijden met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze panelen met het bijhorend mannelijk deel via een neerwaartse beweging aan te brengen in het vrouwelijk deel van het andere paneel; waarbij het verticaal actief vergrendelsysteem een vergrendelelement bevat, dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden is aangebracht; waarbij dit vergrendelelement minstens een naar beneden gericht blokkeerlichaam bevat; en waarbij het blokkeerlichaam aan het naar beneden gerichte uiteinde ervan een aanslagvormend vergrendelgedeelte vormt, dat met een vergrendelgedeelte van een gelijkaardig gekoppeld paneel kan samenwerken, waarbij het vergrendelelement bestaat uit een strip die in een uitsparing in het paneel is bevestigd en dat hierbij bevestigingsvoorzieningen aanwezig zijn die de strip in de uitsparing vasthouden, waarbij voornoemde bevestigingsvoorzieningen over een scharniergedeelte verbonden zijn met het voornoemd blokkeerlichaam, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde blokkeerlichaam in de gekoppelde toestand van twee van dergelijke panelen zich over een verticale afstand uitstrekt die kleiner is dan 1.4 keren de verticale afstand gedefinieerd door de voornoemde bevestigingsvoorzieningen. Bij voorkeur gaat het over een wentelbaar blokkeerlichaam. Bij voorkeur is de voornoemde verticale afstand gedefinieerd door het voornoemde blokkeerlichaam groter of gelijk aan de verticale afstand gedefinieerd door de . voornoemde bevestigingsvoorzieningen.

Bij voorkeur zijn de bevestigingsvoorzieningen minstens gevormd op een aandrukgedeelte van de strip, waartoe dit aandrukgedeelte bij voorkeur is voorzien van een bevestigingsgedeelte in de vorm van een, bijvoorbeeld in de uitsparing, ingeklemd deel. In dergelijk geval wordt de voornoemde verticale afstand bepaald door de grootste verticale afstand tussen de klemmende oppervlakken aan weerszijden van de strip.

Het is duidelijk dat het paneel van het eerste aspect verder ook de kenmerken van het eerste aspect van de uitvinding kan vertonen en/of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan.

Volgens een derde onafhankelijk aspect heeft de uitvinding nog betrekking op een paneel dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden koppeldelen bevat waarmee twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld; waarbij deze koppeldelen een horizontaal actief vergrendelsysteem en een verticaal actief vergrendelsysteem vormen; waarbij het horizontaal actief vergrendelsysteem een mannelijk deel en een vrouwelijk deel bezit, die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan voornoemde zijden met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze panelen met het bijhorend mannelijk deel via een neerwaartse beweging aan te brengen in het vrouwelijk deel van het andere paneel; en waarbij het verticaal actiëf vergrendelsysteem een vergrendelelement bevat, dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden is aangebracht; met als kenmerk dat het vergrendelelement bestaat uit een in een uitsparing aangebrachte gecoëxtrudeerde kunststofstrip die, in dwarsdoorsnede gezien, uit twee of meer zones is samengesteld die uit kunststoffen met verschillende eigenschappen bestaan, waarbij minstens één van deze kunststoffen gestabiliseerde PVC (Polyvinylchloride) betreft.

Het gebruik van een dergelijke gecoëxtrudeerde kunststofstrip biedt het voordeel dat de eigenschappen kunnen gekozen worden in afhankelijkheid van de functie die bepaalde onderdelen van zulke strip moeten uitoefenen. Gestabiliseerde Polyvinylchloride is ideaal geschikt om een star.gedeelte van het vergrendelelement te vormen, zoals bijvoorbeeld een blokkeerlichaam zoals beschreven aan de hand van het eerste aspect of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan.

In het kader van het derde aspect, kunnen bepaalde onderdelen die een drukkracht of spankracht moeten uitoefenen in een eerder elastische kunststof worden verwezenlijkt, terwijl onderdelen die onbeweeglijk krachten moeten opvangen dan weer beter uit een harde kunststof bestaan. Bij voorkeur wordt dan ook gebruik gemaakt van kunststoffen met een verschillende soepelheid, respectievelijk elasticiteit. Ook kunnen soepele kunststoffen worden toegepast om beweeglijke verbindingen te realiseren tussen verschillende onderdelen van de strip.

Het is duidelijk dat het derde aspect zich uitstrekt tot alle “push lock” systemen die gebruik maken van een afzonderlijk vergrendelelement dat in een uitsparing in de rand van een vloerpaneel is of wordt aangebracht, en niet uitsluitend beperkt is tot vergrendelelementen met een wentelbaar blokkeerlichaam.

Opgemerkt wordt dat het derde aspect zeer voordelig kan worden toegepast in combinatie met het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan

Verschillende voordelige ondergeschikte kenmerken worden verder nog aan de hand van de in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen beschreven. Al deze ondergeschikte kenmerken hoeven niet noodzakelijk in de onderlinge combinaties te moeten worden aangewend zoals zij in de figuren voorkomen, leder kenmerk kan op zich worden gecombineerd met het eerste, het tweede en/of het derde onafhankelijk aspect, dit in zoverre zulk ondergeschikt kenmerk niet in tegenstrijd is met de kenmerken van het betreffende onafhankelijk aspect zelf.

Opgemerkt wordt dat de huidige uitvinding bij voorkeur wordt aangewend bij uitvoeringen waarbij het als inzetstuk uitgevoerd vergrendelelement hoofdzakelijk, en beter nog uitsluitend, dienst doet als vergrendelelement dat assisteert in de verticale vergrendeling en dus niet in de horizontale vergrendeling. De horizontale vergrendeling gebeurt bij voorkeur uitsluitend door delen, zoals het voornoemde mannelijk deel en vrouwelijk deel, die uit het eigenlijke paneelmateriaal verwezenlijkt zijn, meer spéciaal machinaal daaruit gevormd zijn. Meer speciaal nog heeft de uitvinding bij voorkeur betrekking op uitvoeringen waarbij het inzetstuk afzonderlijk geproduceerd is en dan in een rand van een eigenlijk vloerpaneel is gemonteerd, al dan niet op een vaste wijze.

Verder wordt opgemerkt dat de vergrendelsystemen van de uitvinding bijzonder interessant zijn om te worden toegepast in panelen die een nuttig paneeloppervlak van meer dan 0.4 of meer dan 0.45 vierkante meter vertonen. Volgens een bijzondere mogelijkheid gaat het om panelen die een nuttig paneeloppervlak van ongeveer een halve vierkante meter vertonen. Het kan hierbij gaan om langwerpige panelen met een lengte van meer dan 2 meter, en een breedte van ongeveer 20 centimeter of meer, of om langwerpige panelen met een breedte van 40 centimeter of meer en een lengte van 1 meter of meer, of om vierkantige panelen met een zijde van 60 centimeter of meer. Aan de hand van de vergrendelsystemen van de uitvinding kan een bijzonder handige installatie worden bekomen voor deze minder handelbare grote panelen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende; uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande figuren, waarin: figuur 1 schematisch en in bovenaanzicht een vloerpaneel volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn ll-ll in figuur 1; figuur 3 in doorsnede twee vloerpanelen die volgens figuur 2 zijn uitgevoerd in gekoppelde toestand weergeeft; figuren 4 en 5 de vloerpanelen uit figuur 3 weergeven in twee verschillende stappen tijdens het samenvoegen; figuur 6 op een grotere schaal het in de uitvoeringsvorm van figuren 2 tot 5 aangewende vergrendelelement weergeeft; figuur 7 in perspectief weergeeft hoe de vloerpanelen van figuren 1 tot 5 aan elkaar kunnen worden gekoppeld; figuur 8 in dwarsdoorsnede een zicht weergeeft op het gebied dat op figuur 7 met F8 is aangeduid; figuren 9 tot 11 in zichten gelijkaardig aan de figuren 2, 3 en 6 een variante weergeven; figuur 12 op grotere schaal een zicht weergeeft op het gebied dat op figuur 10 met F12 is aangeduid; figuren 13 en 14 in een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 9 nog varianten weergeven; en figuur 15 twee vloerpanelen die volgens figuur 14 zijn uitgevoerd in gekoppelde toestand weergeeft.

Zoals weergegeven in figuren 1 tot 5 heeft de uitvinding betrekking op een vloerpaneel 1 dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden 2-3 koppeldelen 4-5 bevat waarmee twee van dergelijke vloerpanelen 1 aan elkaar kunnen worden gekoppeld.

Zoals uit de gekoppelde toestand van figuur 3 blijkt, omvatten deze koppeldelen 4-5 een horizontaal actief vergrendelsysteem 6 en een verticaal actief vergrèndelsysteem 7. Het horizontaal actief vergrendelsysteem 6 bevat een mannelijk deel 8 en een vrouwelijk deel 9, die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen 1 aan voornoemde zijden 2-3 met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze vloerpanelen 1 met het bijhorend mannelijk deel 8 via een neerwaartse beweging M aan te brengen in het vrouwelijk deel 9 van het andere vloerpaneel, welke beweging M door middel van twee verschillende posities in de figuren 4 en 5 is verduidelijkt.

Het mannelijk deel 8 wordt gevormd door een naar beneden gericht uiteinde van een haakvormig deel 10, terwijl het vrouwelijk deel 9 bestaat uit een zitting gevormd door middel van een naar boven gericht haakvormig deel 11.

Het verticaal actief vergrendelsysteem 7 bevat een vergrendelelement 12 dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden, in dit geval de zijde 2, is aangebracht, meer speciaal in een daartoe voorziene uitsparing 13. Ter verduidelijking is het vergrendelelement 12, of met andere woorden dus het inzetstuk, in afzonderlijke toestand in figuur 6 afgebeeld. Zoals in deze figuur zichtbaar is, is dit vergrendelelement 12 bij voorkeur als een strip uitgevoerd. Het is duidelijk dat deze strip zich bij voorkeur over de volledige of nagenoeg volledige lengte van de zijde 2, bijvoorbeeld minstens 85 percent daarvan, 2 uitstrekt. Volgens een andere mogelijkheid kunnen meerdere afzonderlijke strips de volledige of nagenoeg de volledige lengte van de zijde 2 overbruggen. Bij voorkeur is minstens centraal op de lengte van deze zijde 2 een strip aanwezig.

Bij voorkeur bestaat deze strip uit kunststof, doch het gebruik van andere materialen daartoe is niet uitgesloten. Verder geniet het de voorkeur dat de strip over zijn volledige lengte een continue doorsnede heeft, waardoor hij eenvoudig te vervaardigen eh/of aan te brengen is. Een dergelijke strip kan bijvoorbeeld met een extrusietechniek worden geproduceerd, en kan op de gewenste lengte worden afgekort. Dezelfde continue strip kan dus gebruikt worden voor panelen van verschillende afmetingen, bijvoorbeeld telkens afgekort op maat van de betreffende zijde waaraan de strip moet worden aangebracht. In het geval van een kunststofstrip wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van PVC, zoals bijvoorbeeld van gestabiliseerde harde PVC.

In het weergegeven voorbeeld is het vergrendelelement 12 minstens uit een wentelbaar blokkeerlichaam 14 en een aandrukgedeelte 15 samengesteld. Het blokkeerlichaam 14 bestaat, in de uitvoering van figuur 6, uit het volledige rechtopstaand deel, terwijl het aandrukgedeelte 15 gevormd wordt door het schuin weggericht deel.

Het uitwentelbaar uiteinde 16 van het blokkeerlichaam 14 fungeert als een aanslagvormend vergrendelgedeelte 17, dat met een vergrendelgedeelte 18 van een gelijkaardig gekoppeld vloerpaneel 1 kan samenwerken. Het vergrendelgedeelte 18 is hierbij bij voorkeur gevormd door een gedeelte dat een aanslagvbrmend vlak 19 definieert dat daartoe in de zijde 3 aanwezig is, en bij voorkeur machinaal in de kern van het vloerpaneel 1 is aangebracht. De werking van het verticaal actief vergrendelsysteem kan eenvoudig uit de figuren worden afgeleid, en berust op het principe dat, zoals in figuren 4 en 5 is weergegeven, het blokkeerlichaam 14 bij het neerlaten van het betreffend vloerpaneel door het contact met de rand van het andere vloerpaneel elastisch wordt ingeklapt, waarna, eens de vloerpanelen tot in eenzelfde vlak zijn gekomen, het blokkeerelement terug naar buiten wentelt om zich onder het vergrendelgedeelte 18 te plaatsen zodat de gekoppelde toestand van figuur 3 ontstaat.

Het wentelbaar blokkeerlichaam 14, tegenoverliggend aan het uiteinde 16 dat het vergrendelgedeelte 17 vormt, in het voorbeeld, een steungedeelte 20 dat tegen een tot het betreffend vloerpaneel 1 behorend steunvlak 21, en meer speciaal in een zitting 22, verdraaibaar is. Met het steungedeelte 20 wordt in de uitvoeringsvorm van figuren 2 tot 6 aldus het uiteinde 23 tegenoverliggend aan het vergrendelgedeelte 17, in dit geval het onderste uiteinde, van het blokkeerlichaam 14 bedoeld.

Verder is het blokkeerlichaam 14, in het voorbeeld, tussen het vergrendelgedeelte 17 en het steungedeelte 20, met andere woorden tussen zijn uiteinden 16 en 23, op zichzelf vrij van scharniergedeelten en buigsecties. Hiertoe is het blokkeerlichaam 14 dan ook relatief dik uitgevoerd, en vormt het bij voorkeur een star lichaam, waarmee bedoeld wordt dat het blokkeerlichaam 14 tussen zijn uiteinden geen merkbare vervormingen kan ondergaan wanneer hierop drukken worden uitgeoefend die zich gebruikelijk bij “push lock” koppelingen kunnen voordoen.

Verder is het steungedeelte 20 in de weergegeven uitvoeringsvorm als een vrij uiteinde uitgevoerd dat minstens in verticale richting positief ondersteund is door een tot het vloerpaneel 1 behorend steungedeelte 24, meer speciaal steunvlak 21.

Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 3, is het steungedeelte 20 van het blokkeerlichaam 14 bij voorkeur zelfs in twee richtingen ondersteund, althans toch minstens in een gekoppelde toestand van twee vloerpanelen 1, namelijk in verticale richting V, in dit geval dus naar onderen, alsmede in proximale richting P ten opzichte van het vloerpaneel 1, dit laatste door middel van de zijwand 25 van de zitting 22.

In het weergegeven voorbeeld van figuren 1 tot 5, bevat het vloerpaneel 1 ook een aanslagvormend deel 26 dat in een distale richting D ten opzichte van het vloerpaneel 1 een blokkering voor het steungedeelte 20, of dus voor het uiteinde 23 van het blokkeerlichaam 14, vormt. Hierdoor kan een degelijke zitting 22 worden gevormd waardoor het steungedeelte 20 aan drie zijden ingesloten zit. Op deze wijze kan de zitting als een vrij precies gedefinieerd scharnierpunt gaan functioneren.

In het algemeen kan gesteld worden dat het vergrendelelement 12 bij voorkeur bestaat uit een strip die in een uitsparing, in het weergegeven voorbeeld dus de uitsparing 13, in het vloerpaneel 1 is bevestigd en dat hierbij bevestigingsvoorzieningen aanwezig zijn die de strip in de uitsparing vasthouden. Meer speciaal geniet het de voorkeur dat de strip in de uitsparing is vastgeklikt en/of door vormgeving hierin ingesloten zit, welk principe ook in de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 5 is toegepast.

Opgemerkt wordt dat andere technieken voor het bevestigen of vasthouden van zulke strip in de uitsparing mogelijk zijn, bijvoorbeeld door vastkleven, inklemmen of dergelijke. Een aantal voorbeelden worden hierna nog beschreven.

Figuur 6 illustreert duidelijk dat het vloerpaneel van het voorbeeld de kenmerken van het eerste aspect vertoont doordat het blokkeerlichaam 14 in de niet gekoppelde toestand een oriëntatie inneemt die een hoek A van minder dan 50° met het paneeloppervlak vormt. Zoals hier is weergegeven wordt de voornoemde oriëntatie bepaald door een lijn 27 die, enerzijds, gaat door het raakpunt 28 van de horizontale raaklijn 29 door het steungedeelte 20 en, anderzijds, gaat door het centrale punt 30 van het aanslagvormend vergrendelgedeelte 17. Hierbij wordt opgemerkt dat de positie van dit centrale punt 30 in gekoppelde toestand, bijvoorbeeld in de toestand zoals weergegeven in figuur 3, wordt bepaald, terwijl de voornoemde lijn 27 door dit punt 30 en het raakpunt 28 en de ermee samenhangende oriëntatie en hoek A op zich in de niet gekoppelde toestand wordt bepaald.

In het geval van rechthoekige vloerpanelen, hetzij langwerpige of vierkante, is het duidelijk dat ook aan het tweede paar tegenovereenliggende zijden 31-32 koppeldelen kunnen worden voorzien, welke in gekoppelde toestand bij voorkeur ook zowel een horizontale als verticale vergrendeling opleveren. Deze koppeldelen aan het tweede paar zijden kunnen ook als een “push-lock” koppeling worden uitgevoerd, al dan niet in overeenstemming met de huidige uitvinding. Bij voorkeur evenwel zullen aan het tweede paar zijden 31-32 koppeldelen worden toegepast die een onderlinge koppeling toelaten door middel van een wentelbeweging W tussen twee te koppelen vloerpanelen 1 en/of door middel van een schuifbeweging die resulteert in een snapverbinding. Dergelijke koppeldelen zijn ruim bekend uit de stand van de techniek en bijvoorbeeld beschreven in WO 97/47834.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zullen aan het tweede paar zijden 31-32 koppeldelen 33-34 worden toegepast die minstens een verbinding door middel van een wentelbeweging W toelaten, daar dit toelaat dat de vloerpanelen 1 zoals geïllustreerd in figuren 7 en 8 op een eenvoudige wijze kunnen worden geïnstalleerd. Een nieuw te leggen vloerpaneel 1C kan dan immers bij zijn zijde 31 eenvoudig in de vorige rij vloerpanelen 1A worden ingewenteld, dit juist naast een vorig vloerpaneël 1B in dezelfde rij. Bij het neerwentelen grijpt het mannelijk deel van het nieuw te leggen vloerpaneel 1C dan ook automatisch aan in het vrouwelijk deel van het vorige vloerpaneel 1B, zonder dat nog een andere handeling moet worden uitgevoerd. In het geval van langwerpige vloerpanelen 1 geniet het dan ook de voorkeur dat de zogenaamde “push lock” verbinding zich dan aan de korte zijden 4-5 bevindt.

Figuur 1 geeft weer dat de strip zodanig over de lengte van de zijde 2 is aangebracht dat zij niet interfereert met de koppeldelen 33-34 van het tweede paar zijden 31-32. De strip strekt zich aldus slechts uit over een lengte die kleiner is dan de lengte van de zijde 2 van het decoratief nuttig oppervlak van het paneel 1.

Figuren 9 tot 11 geven een variante weer waarbij het verticaal actief vergrendelsysteem 7 een vergrendelelement 12 omvat dat in de vorm van éen inzetstuk aan de zijde 3 is aangebracht, meer speciaal in een daartoe in het vrouwelijk deel 9 voorziene uitsparing 13. Het inzetstuk omvat een naar beneden gericht blokkeerlichaam 14 dat kan samenwerken met een naar boven gericht aanslagvormend vlak 19 op het mannelijk deel 8. Figuur 11 geeft duidelijk weer dat de oriëntatie van het blokkeerlichaam 14 in de niet gekoppelde toestand een hoek A vertoont van minder dan 50° met het paneeloppervlak.

Figuur 11 geeft verder weer dat het inzetstuk zodanig is opgevat dat het ook de kenmerken van het in de inleiding genoemde derde aspect vertoont. Hiertoe bestaat het vergrendelelement 12 uit een in een uitsparing 13 aangebrachte gecoëxtrudeerde kunststofstrip 35 die, in dwarsdoorsnede gezien, zoals volgens in het zicht van figuur 11, uit twee of meer zones, in dit geval uit drie zones 36-37-38 is samengesteld die uit kunststoffen met verschillende eigenschappen bestaan, waarbij minstens één van deze kunststoffen gestabiliseerde PVC (Polyvinylchloride) betreft. In het voorbeeld wordt een eerste zone 36 gevormd door het wentelbaar blokkeerlichaam 14, een tweede zone 37 door het scharniergedeelte 39 en een derde zone 38 door het klemgedeelte 40. In dit geval is minstens het blokkeerlichaam 14 of de eerste zone 36 in een hardere en/of minder flexibele kunststof, bij voorkeur in de voornoemde gestabiliseerde PVC, uitgevoerd dan het scharniergedeelte 39 of de tweede zone 37. Deze tweede zonè 37 kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn in polyurethaan of een polyurethaangebaseerde kunststof zoals in polyisocyanuraat. De voornoemde derde zone 38 kan in dezelfde kunststof of in een gelijkaardige kunststof als voornoemde eerste zone 36 zijn uitgevoerd.

Het aandrukgedeelte 15 omvat dus bij voorkeur een elastisch materiaal en meer speciaal een materiaal dat op zich soepeler is dan het materiaal van het blokkeerlichaam 14. Bij voorkeur is dit ook kunststof en in de meest voorkeüfdragende uitvoeringsvorm is het aandrukgedeelte 15 door middel van coëxtrusie eendelig mét het blokkeerlichaam 14 uitgevoerd. In de figuren zijn de gecoëxtrudeerde materialen met een verschillende arcering weergegeven.

In het algemeen wordt opgemerkt dat een vergrendelelement 12 in doorsnede slechts geringe afmetingen kan hebben, aangezien dit in de rand van vloerpanelen moet worden geïntegreerd die in de praktijk een dikte vertonen die doorgaans minder dan 2 cm bedraagt, en in veel gevallen zelfs minder dan 1 cm is. De plaats die dan voor het vergrendelelement 12 beschikbaar is, is dikwijls dan ook slechts in de orde van grootte van 5 millimeter of minder. Wanneer bij dergelijke kleine afmetingen verschillende soepelheden in het vergrendelelement moeten worden ingebouwd, zijn de mogelijkheden dan ook beperkt indien men dit op een traditionele wijze wenst te verwezenlijken door met verschillende diktes te werken. Door nu volgens de uitvinding gebruik te maken van coëxtrusie ontstaat een grotere waaier van mogelijkheden om verschillende soepelheden, en dus ook een verschillende elasticiteit, in te bouwen afhankelijk van het beoogde effect.

De gecoëxtrudeerde materialen kunnen uit eenzelfde of gelijkaardig basismateriaal bestaan en bijvoorbeeld slechts van elkaar verschillen doordat aan het ene materiaal bepaalde componenten toegevoegd zijn, of bepaalde componenten in een grotere mate aanwezig zijn. In een praktische uitvoeringsvorm zal de volledige strip uit PVC bestaan, doch wordt het meer soepele gedeelte gevormd door PVC waaraan een grotere hoeveelheid weekmaker is toegevoegd.

Opgemerkt wordt dat, zoals weergegeven in de figuren, het vergrendelgedeelte 17 van het blokkeerlichaam 14 bij voorkeur in de vorm van een verbreed uiteinde van het blokkeerlichaam 14 is uitgevoerd, waardoor meer ruimte wordt geboden om het vergrendelgedeelte met een gewenst oppervlak te realiseren. Dergelijk oppervlak is bij voorkeur ontworpen zodanig dat bij het gebruik van de panelen of vloerpanelen het blokkeerlichaam 14 verder uit kan wentelen en een verticale vergrendeling blijft bestaan en zelfs een steeds intensere samenwerking tussen het vergrendelgedeelte 17 en het vergrendelgedeelte 18 van het tegenoverliggend paneel 1 ontstaat. Zo bijvoorbeeld kan met een zogenaamd nokoppervlak worden gewerkt, zoals omschreven in het WO 2009/066153.

Zoals weergegeven in de figuren, zijn het vergrendelelement 12 en de uitsparing 13 zodanig uitgevoerd, dat dit vergrendelelement 12 in de vrije niet-gekoppelde toestand van het betreffend vloerpaneel 1 met zijn vergrendelgedeelte 17 volledig buiten de uitsparing 13 zit.

Figuur 12 geeft weer dat het voorbeeld ook de kenmerken van het in de inleiding vermelde tweede aspect vertoont. Hiertoe bestaat het vergrendelelement 12 uit een strip 35 die in een uitsparing 13 in het paneel 1 is bevestigd, waarbij bevestigingsvoorzieningen aanwezig zijn die de strip 35 in de uitsparing 13 vasthouden. In dit geval zijn de bevestigingsvoorzieningen gevormd op het aandrukgedeelte 15, waarbij dit aandrukgedeelte is voorzien vän een bevestigingsgedeelte met een ingeklemd deel gevormd door het klemgedeelte 40 en het scharniergedeelte 39. De bevestigingsvoorziening betreft dus eigenlijk de inklemming van het bevestigingsgedeelte in de uitsparing 13. Op zich zijn de bevestigingsvoorzieningen over het scharniergedeelte 39 verbonden met het blokkeerlichaam 14. Hiermede wordt bedoeld dat het blokkeerlichaam 14, desondanks de bevestiging van de strip 35 in de uitsparing 13, een wentelbeweging kan uitvoeren voor het koppelen van twee van dergelijke panelen 1. In de gekoppelde toestand, zoals hier weergegeven, strekt het blokkeerlichaam 14 zich uit over een verticale afstand V1 die kleiner is dan 1,4 keer de verticale afstand V2 gedefinieerd door de voornöemde bevestigingsvoorzieningen. In dit geval wordt de afstand V2 gedefinieerd door de grootste verticale afstand tussen de klemmende oppervlakken 41-42 aan weerszijden van de strip 35. De afstand V2 is de verticale afstand gedefinieerd door het raakpunt 28 en het centrale punt 30 van het aanslagvormend vergrendelgedeelte 17. In het voorbeeld van figuur is de afstand V2 duidelijk groter dan de afstand V1.

Figuur 12 geeft verder weer dat het blokkeerlichaam 14 in gekoppelde toestand een oriëntatie inneemt die een hoek A1 die groter is dan de boven nog gedefinieerde hoek A. Het verschil bedraagt minstens 5°, en in dit geval zelfs meer dan 10 of 15°. Op deze manier wordt een sterk opspaneffect bekomen.

Bij voorkeur is de voornoemde hoek A1, zoals in het voorbeeld van figuur 12, kleiner dan 90®, en bij voorkeur ook kleiner dan 50°.

Figuur 13 geeft nog een variante weer daarbij het inzetstük u>t de figuren 9 tot 12 is aangiebracht in een uitsparing 13 uitgevoerd in het mannelijk deel 8. Hiertoe is het blokkeerlichaam 14 naar boven gericht. Figuur 13 vormt aldus een voorbeeld van het eerste en het derde aspect. Figuur 13 wijkt af van het tweede aspect enkel doordat het blokkeerlichaam naar boven is gericht in plaats van naar beneden. Het is immers duidelijk dat de voornoemde afstanden V1 en V2 hier ook de inventieve relatieve afmetingen van het tweede aspect vertonen.

Figuur 14 geeft nog een variante weer, gebaseerd op figuur 13, waarbij de strip 35 in een globaal schuin gerichte uitsparing 13 is aangebracht in het mannelijk deel 8. Op deze manier wordt een betere benutting van het aanwezige kernmateriaal 43 bereikt. Het is duidelijk dat van de horizontale afwijkende oriëntaties ook kunnen worden toegepast wanneer dergelijke strip 35 in het vrouwelijk deel 9 is aangebracht.

Figuur 15 geeft de gekoppelde toestand weer van twee vloerpanelen zoals in figuur 14. Hierbij blijkt nog eens dat de inventieve relatieve afmetingen V1 en V2 van het tweede aspect zijn toegepast, alhoewel het hier gaat over een naar boven gericht blokkeerlichaam 14.

Het is duidelijk dat de koppeling volgens de uitvinding in combinatie met eender welk vloerpaneel 1 kan worden toegepast, zoals in zogenaamd geprefabriceerd parket, meer speciaal in zogenaamd “engineered wood”. In dergelijk geval betreft het vloerpanelen die zijn opgebouwd uit een uit strips samengestelde kernmateriaal, een toplaag van hout, alsmede een tegenlaag van hout. De toplaag bestaat dan uit hout van een goede kwaliteit, welke als zichtbare sierlaag fungeert. De tegenlaag kan uit een goedkopere houtsoort bestaan. De strips bestaan bij voorkeur ook uit een goedkopere, bijvoorbeeld zachte, houtsoort. Wel geniet het de voorkeur dat aan de uiteinden van de vloerpanelen 1 strips uit een materiaal worden aangewend dat relatief stabiel is en geëigend is om de gewenste profielvormen hierin aan te brengen, bijvoorbeeld hierin te frezen. In een praktische uitvoeringsvorm bestaan deze strips uit MDF (Medium Density Fibreboard) of HDF (High Density Fibreboard). Het is duidelijk dat de uitvinding ook in combinatie met andere vormen van “engineered wood” kan worden toegepast, bijvoorbeeld waarbij de kern uit één doorlopende MDF/HDF-plaat bestaat of uit een multiplexplaat.

De figuren geven telkens de toepassing weer in panelen die hoofzakelijk bestaan uit een kernmateriaal 43 en en decoratieve toplaag 44. Meer specifiek betreft het in de voorbeelden een laminaatvloerpaneel, in dit geval een zogenaamd DPL (Direct Pressure Laminate), dat op bekende wijze is opgebouwd uit een kernmateriaal 43, bijvoorbeeld uit MDF of HDF, een toplaag 44 op basis van één of meer met hars geïmpregneerde lagen, bijvoorbeeld een bedrukte decorlaag 45 en een zogenaamde overlay 46, alsmede een tegenlaag 47 die tevens uit één of meer met hars geïmpregneerde lagen bestaat, waarbij het geheel onder druk en hitte geconsolideerd is.

Toepassingen in andere vloerpanelen 1 zijn uiteraard niet uitgesloten.

In het algemeen komt de uitvinding het best tot haar recht bij vloerpanelen 1, waarvan de totale dikte minder dan 1 centimeter bedraagt.

In het algemeen geniet het de voorkeur dat een vergrendelelement volgens de uitvinding in verticale richting in een stabiele ondersteuning voorziet, terwijl in horizontale richting, dus in wentelrichting, een soepele beweeglijkheid bewerkstelligd wordt. De aanwending van gecoëxtrudeerde delen helpt hieraan mee.

Er wordt nog opgemerkt dat de afstand V1 van figuur 12 ook overeenstemt met de verticale afstand gedefinieerd door de uitsparing 13. Deze afstand is bij voorkeur kleiner dan de helft van de dikte T1 van het paneel 1 en de dikte T2 van het kernmateriaal 43.

Figuren 6 en 11 geven ook duidelijk de lengte L van de blokkeerlichamen 14 van de respectieve vergrendelelementen 12. Bij voorkeur bedraagt deze lengte L, zoals in de voorbeelden, minstens 30 of 35 percent van de dikte T1 van het paneel of van de dikte T2 van het kernmateriaal 43. Een lengte van meer dan 50 percent van de dikte T1 of T2 is niet uitgesloten.

Er wordt nog opgemerkt dat, waar in het kader van de uitvinding sprake is van een verticale richting, zoals een vergrendeling in verticale richting, in feite gerefereerd wordt naar vloerpanelen. In het algemeen wordt hiermee de richting loodrecht op het vlak van de panelen bedoeld, onafhankelijk van het feit of het nu over vloerpanelen, plafondpanelen, wandpanelen of andere panelen handelt. Waar sprake is van een horizontale richting, zoals een vergrendeling in horizontale richting, wordt eveneens gerefereerd naar vloerpanelen. In het algemeen wordt hiermee de richting in het vlak van de panelen bedoeld en loodrecht op de betreffende rand van het paneel. Waar sprake is van een neerwaartse beweging, wordt in het algemeen een beweging bedoeld van het mannelijk koppeldeel naar het vrouwelijk koppeldeél in een richting die zich dwars op het vlak van de panelen uitstrekt. Dergelijke beweging aan één paar zijden wordt bij voorkeur bekomen zoals geïllustreerd in figuur 7, namelijk door het uitvoeren van een wentelbeweging W aan het tweede paar zijden.

Het is duidelijk dat met het nuttig oppervlak van een paneel het oppervlak wordt bedoeld dat zichtbaar of bruikbaar is in de uiteindelijke bekleding, die bestaat uit meerdere dergelijke aan elkaar gekoppelde panelen.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven én in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke panelen kunnen in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

1. Paneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden (2-3) koppeldelen (4-5) bevat waarmee twee van dergelijke panelen (1) in een gekoppelde toestand kunnen worden gebracht; waarbij deze koppeldelen (4-5) een horizontaal actief vergrendelsysteem (6) en een verticaal actief vergrendelsysteem (7) vormen; waarbij het horizontaal actief vergrendelsysteem (6) een mannelijk deel (8) en een vrouwelijk deel (9) bezit, die toelaten dat twee van dergelijke panelen (1) aan voornoemde zijden (2-3) met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze panelen (1) met het bijhorend mannelijk deel (8) via een neerwaartse beweging (M) aan te brengen in het vrouwelijk deel (9) van het andere paneel (1); waarbij het verticaal actief vergrendelsysteem (7) een vergrendelelement (12) bevat, dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden (2-3) is aangebracht; waarbij dit vergrendelelement (12) minstens een wentelbaar blokkeerlichaam (14) bevat; en waarbij het blokkeerlichaam (14) aan één uiteinde een aanslagvormend vergrendelgedeelte (17) vormt, dat met een vergrendelgedeelte (18) van een gelijkaardig gekoppeld paneel (1) kan samenwerken, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde wentelbaar blokkeerlichaam (14) in de niet gekoppelde toestand een oriëntatie inneemt die een hoek vormt van minder dan 50° met het paneeloppervlak.

2. Paneel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement (12) bestaat uit een strip die in een uitsparing (13) in het paneel (1) is bevestigd en dat hierbij bevestigingsvoorzieningen aanwezig zijn die de strip in de uitsparing (13) vasthouden.

3. Paneel volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde blokkeerlichaam (14) in de gekoppelde toestand van twee van dergëlijke panëlen zich over een verticale afstand uitstrekt die kleiner is dan 1,4 keren de verticale afstand gedefinieerd door de voornoemde bevestigingsvoorzieningen.

4. Paneel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden (2-3) koppeldelen (4-5) bevat waarmee twee van dergelijke panelen (1) in een gekoppelde toestand kunnen worden gebracht; waarbij deze koppeldelen (4-5) een horizontaal actief vergrendelsysteem (6) en een verticaal actief vergrendelsysteem (7) vormen; waarbij het horizontaal actief vergrendelsysteem (6) een mannelijk deel (8) en een vrouwelijk deel (9) bezit, die toelaten dat twee van dergelijke panelen (1) aan voornoemde zijden (2-3) met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze panelen (1) met het bijhorend mannelijk deel (8) via een neerwaartse beweging (M) aan te brengen in het vrouwelijk deel (9) van het andere paneel (1); waarbij het verticaal actief vergrendelsysteem (7) een vergrendelelement (12) bevat, dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden (2-3) is aangebracht; waarbij dit vergrendelelement (12) minstens een naar beneden gericht blokkeerlichaam (14) bevat; en waarbij het blokkeerlichaam (14) aan het naar beneden gerichte uiteinde ervan een aanslagvormend vergrendelgedeelte (17) vormt, dat met een vergrendelgedeelte (18) van een gelijkaardig gekoppeld paneel (1) kan samenwerken, waarbij het vergrendelelement (12) bestaat uit een strip die in een uitsparing (13) in het paneel (1) is bevestigd en dat hierbij bevestigingsvoorzieningen aanwezig zijn dié de strip in de uitsparing (13) vasthouden, waarbij voornoemde bevestigingsvoorzieningen over een scharniergedeelte verbonden zijn met het voornoemd blokkeerlichaam, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde blokkeerlichaam (14) in de gekoppelde toestand van twee van dergelijke panelen zich over een verticale afstand uitstrekt die kleiner is dan 1,4 keren de verticale afstand gedefinieerd door de voornoemde bevestigingsvoorzieningen.

5. Paneel volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verticale afstand gedefinieerd door het voornoemde blokkeerlichaam (14) groter is of gelijk aan de verticale afstand gedefinieerd door de voornoemde bevestigingsvoorzieningen.

6. Paneel volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat het vobrnoemde blokkeerlichaam (14) in de niet gekoppelde toestand een oriëntatie inneemt die een hoek vormt van minder dan 50° met het paneeloppervlak.

7. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde blokkeerlichaam (14), tegenoverliggend aan het uiteinde dat het vergrendelgedeelte (17) vormt een steungedeelte (20) bevat dat tegen een tot het betreffend paneel (1) behorend steunvlak (21), en meer speciaal in een zitting (22), verdraaibaar is.

8. Paneel volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het blokkeerlichaam (14) tussen het vergrendelgedeelte (17) en het steungedeelte (20) op zichzelf vrij is van scharniergedeelten en buigsecties.

9. Paneel volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat het blokkeerlichaam (14), tegenoverliggend aan het uiteinde dat het vergrendelgedeelte (17) vormt, een steungedeelte (20) in de vorm van een vrij uiteinde vertoont dat minstens in verticale richting (V) positief ondersteund is door een tot het paneel (1) behorend steungedeelte (24).

10. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het paneel een dikte vertoont van 12 millimeter of minder.

11. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het paneel (1) hoofdzakelijk is opgebouwd uit een kernmateriaal (43) en een decoratieve toplaag (44).

12. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor het kernmateriaal een houtgebaseerd plaatmateriaal is toegepast, en dat de decoratieve toplaag hoofdzakelijk uit kunststof en/of papier bestaat, waarbij de decoratieve toplaag een geprint motief omvat.

13. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het blokkeerlichaam (14) als een star lichaam is uitgevoerd.

14. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement (12) in een uitsparing (13) is aangebracht en dat het in de vrije niet-gekoppelde toestand met zijn vergrendelgedeelte (18) volledig buiten de uitsparing (13) zit.

15. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een aandrukgedeelte (15) bevat dat zijdelings op het blokkeerlichaam (14) inwerkt.

16. Paneel volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat het aandrukgedeelte (15) één of meer van volgende eigenschappen vertoont: - dat het bestaat uit een elastisch materiaal; - dat het bestaat uit een elastisch materiaal dat op zich soepeler is dan het materiaal van het blokkeerlichaam (14), dat bij voorkeur door middel van coëxtrusie eendelig met het blokkeerlichaam (14) is uitgevoerd; - dat het bestaat uit een knikbaar of buigbaar gedeelte; - dat het is voorzien van een bevestigingsgedeelte; - dat het is voorzien van een bevestigingsgedeelte in de vorm van een ingeklemd deel; - dat het is voorzien van een gedeelte waarmee het aan het paneel (1) gelijmd is; - dat het gezien in dwarsdoorsnede bestaat uit een elastisch verbuigbaar been; - dat het is voorzien van één of meer elastische buigzones, die hetzij een verbinding tussen het eigenlijke aandrukgedeelte (15) en het blokkeerlichaam (14) , hetzij een verbinding tussen meerdere gedeelten van het aandrukgedeelte (15) vormen.

17. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het inzetstuk bestaat uit een strip (35) uit kunststof.

18. Paneel volgens één van de conclusies 16 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement (12) bestaat uit een gecoëxtrudeerde kunststofstrip (35) met, volgens dwarsdoorsnede gezien, zones uit kunststof met verschillende eigenschappen, meer speciaal verschillende flexibiliteit.

19. Paneel volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde blokkeerlichaam hoofdzakelijk of volledig bestaat uit gestabiliseerde harde PVC, terwijl een andere zone hoofdzakelijk of volledig bestaat uit polyurethaan.

20. Pariëel, dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden (2-3) koppeldelen (4-5) bevat waarmee twee van dergelijke vloerpanelen (1) aan elkaar kunnen worden gekoppeld; waarbij deze koppeldelen (4-5) een horizontaal actief vergrendelsysteem (6) en een verticaal actief vergrendelsysteem (7) vormen; waarbij het horizontaal actief vergrendelsysteem (6) een mannelijk deel (8) en een vrouwelijk deel (9) bezit, die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen (1) aan voornoemde zijden (2-3) met elkaar kunnen worden verbonden door één van deze vloerpanelen (1) met het bijhorend mannelijk deel (8) via een neerwaartse beweging (M) aan te brengen in het vrouwelijk deel (9) van het andere paneel- (1); en waarbij het verticaal actief vergrendelsysteem (7) een vergrendelelement (12) bevat, dat in de vorm van een inzetstuk in één van de betreffende zijden (2-3) is aangebracht; daardoor gekenmerkt dat het vergrendelelement (12) bestaat uit een in een uitsparing (13) aangebrachte gecoëxtrudeerde kunststofstrip die, volgens dwarsdoorsnede gezien, uit twee of meer zones (36-37-38) is samengesteld die uit verschillende kunststoffen bestaan, waarbij minstens één van deze kunststoffen gestabiliseerde harde PVC betreft.