BE1019109A5

BE1019109A5 - Strijkinrichting met warmterecuperatie.

Info

Publication number: BE1019109A5
Application number: BE2009/0788A
Authority: BE
Original assignee: Lapauw Internat Nv
Priority date: 2009-12-14
Filing date: 2009-12-14
Publication date: 2012-03-06
Also published as: EP2531641A1; EP2531641B1; WO2011072825A1; DK2531641T3; ES2533347T3

Abstract

De uitvinding betreft enerzijds een strijkinrichting met warmterecuperatiemiddelen voor het opnemen van warmte afgegeven door één of meerdere elementen van de strijkinrichting tijdens het strijkproces, waarvan minstens een deel van de opgenomen warmte terug wordt afgegeven aan het ongestreken linnen bij het binnengaan in de strijkinrichting. De uitvinding betreft anderzijds een strijkinrichting met warmterecuperatiemiddelen voor het minstens gedeeltelijk opgenomen van warmte afgegeven door het gestreken linnen bij het verlaten van de strijkinrichting en terug afgeven van deze warmte aan het ongestreken linnen bij het binnengaan in de strijkinrichting. De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het recupereren van warmte van de strijkinrichting voor het voorverwarmen van het ongestreken linnen.

Description

STRIJKINRICHTING MET WARMTERECUPERATIE

De uitvinding betreft een strijkinrichting met warmterecuperatiemiddelen voor het opnemen van warmte afgegeven door één of meerdere elementen van de strijkinrichting tijdens het strijkproces, waarvan minstens een deel van de opgenomen warmte terug wordt afgegeven aan het ongestreken linnen bij het binnengaan in de strijkinrichting.

De uitvinding betreft verder een strijkinrichting met warmterecuperatiemiddelen voor het minstens gedeeltelijk opnemen van warmte afgegeven door het gestreken linnen bij het verlaten van de strijkinrichting.

Tot op heden zijn er verschillende manieren gekend voor het recuperen van warmte van een strijkinrichting. GB2102842A, DE468074 en DE 3128520A1 beschrijven strijkinrichtingen waarbij warmte van één of meerdere strijkrollen wordt afgeleid naar de strijkrol zelf of naar een voor-droog inrichting.

Een ander voorbeeld betreft de “Aircup” van de Aanvragers zoals voorgesteld in figuur 1. De kuip (1) van de strijkrol (2) wordt opgewarmd tot ±180°C door een gasbrander (3) op olie. De rookgassen (4) van de gasbrander worden afgevoerd naar een warmtewisselaar (5). De stoom (6) gevormd door het strijken van het vochtige linnen op de strijkrol wordt centraal van de strijkrol afgezogen en eveneens afgevoerd naar de warmtewisselaar (5). Vochtige lucht (±130°C) wordt afgevoerd via een apart kanaal (7). De warmtewisselaar (5) recupereert op die manier de restwarmte van de rookgassen (4) (±240°C) en de stoom (6) (±110°C) voor het verwarmen van aangevoerde verse lucht (8) van ±25°C naar ±80°C. Deze verwarmde lucht (9) wordt als extra warmte ingebracht in de strijkrol (2) voor het verder opwarmen van het te strijken linnen.

Een nadeel hierbij is echter dat een deel van de gerecupereerde warmte verloren gaat in de vorm van vochtige lucht van ±130°C via het afvoerkanaal (7).

Het te strijken linnen wordt eerst gewassen, wat een restvochtigheid van ongeveer 50% nalaat. Tijdens het strijken moet deze restvochtigheid verwijderd worden. Daarvoor moet het linnen opgewarmd worden tot min. ±160°C. Op het einde van de strijkweg, bij het verlaten van de (laatste) strijkrol is het linnen droog en bedraagt zijn temperatuur bij voldroog ±140°C à 150°C.

Het linnen koelt nadien af in de strijkruimte van het gebouw, waardoor de omgevingstemperatuur binnenin het gebouw stijgt. Een ander nadeel hierbij is dat deze warmte volledig verloren gaat.

De temperatuur van het linnen na het wassen en bij het invoeren in de strijkinrichting is ±20°C. Het is gekend om het linnen op een hogere temperatuur in de strijkinrichting binnen te brengen via een behandeling in de wasinrichting waarbij de laatste spoeling van het linnen gebeurt op hogere temperatuur (±40°C). Nadeel is echter dat extra warmte moet gegenereerd worden in de wasinrichting om deze hogere temperatuur te bereiken.

Een doel van de uitvinding is bijgevolg te voorzien in een eenvoudige, kostengunstige en tijdsbesparende werkwijze om het ongestreken linnen op een hogere temperatuur binnen te brengen in de strijkinrichting.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een strijkinrichting (20) die een strijkeenheid voor het strijken van linnen (23) omvat, waarbij ongestreken linnen wordt ingevoerd aan een invoerkant (21 ) en gestreken linnen de strijkeenheid verlaat aan een uitvoerkant (22), en één of meerdere warmterecuperatiemiddelen (25b, 24b, 30, 32) voor het minstens gedeeltelijk opnemen en afvoeren van warmte afgegeven door één of meerdere elementen (25b, 24b, 24a) van de strijkinrichting (20) tijdens het strijkproces, waarbij één of meerdere warmterecuperatiemiddelen (25a) aangepast zijn om de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk af te geven aan het ongestreken linnen aan de invoerkant (21), met het kenmerk dat genoemde één of meerdere warmterecuperatiemiddelen (25a en 25b) een warmtewisselaarsysteem (25b) omvatten aan de uitvoerkant (22), waarbij genoemd warmtewisselaarsysteem (25b) zo is uitgevoerd dat dit tijdens de werking van de strijkinrichting de warmte die afgegeven wordt door het gestreken linnen (23) minstens gedeeltelijk opneemt en de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk terug afgeeft aan het warmtewisselaarsysteem (25a) aan de invoerkant (21).

Hoe warmer het linnen heeft bij de invoer in de strijkinrichting, hoe sneller het strijken/drogen kan gebeuren. Een voordeel hierbij is dat met een minder vermogen dezelfde productie kan geëvenaard worden.

Dit doel van de uitvinding wordt verder bereikt door te voorzien dat één of meerdere warmterecuperatiemiddelen een warmtewisselaarsysteem (25 a) omvatten aan de invoerkant (21), waarbij dit warmtewisselaarsysteem (25a) zo is uitgevoerd dat de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk afgegeven wordt aan het ongestreken linnen aan de invoerkant (21).

In een specifieke uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding omvat het warmtewisselaarsysteem (25a) aan de invoerkant (21) één of meerdere draaibaar opgestelde rollen (26a) waarrond het te strijken linnen (23) aanligt en wordt meegevoerd, waarbij deze rollen zo zijn uitgevoerd dat ze de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk afgeven aan het ongestreken linnen (23) aan de invoerkant (21).

In een meer specifieke uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding zijn deze rollen (26a) aan de zijde tegenovergesteld aan de zijde waartegen het linnen (23) aanligt, voorzien van één of meerdere met vloeistof gevulde kamers (28a), waarbij de vloeistof tijdens de werking van de strijkinrichting de warmte die ontstaat tijdens het strijkproces minstens gedeeltelijk opneemt en de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk terug afgeeft aan het linnen (23).

In zijn meest voordelige uitvoeringsvorm wordt het contact van het linnen en de rollen geoptimaliseerd voor een maximale warmteafgave. Dit wordt bereikt door een verwarmde vloeistof, stoom of rookgassen te dwingen om een maximale weg af te leggen in contact met het linnen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van vloeistofkamers of schotten.

Het is bijgevolg ook een doel van de uitvinding te voorzien in een eenvoudige, kostengunstige en tijdsbesparende werkwijze voor het recupereren van de warmte van het gestreken linnen.

In een specifieke uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding omvat het warmtewisselaarsysteem aan de uitvoerkant (22) één of meerdere draaibaar opgestelde rollen (26b) waarrond het gestreken linnen (23) aanligt en wordt meegevoerd, waarbij deze rollen (26b) zo zijn uitgevoerd dat deze de warmte die afgegeven wordt door het gestreken linnen (23) minstens gedeeltelijk opnemen.

In een meer specifieke uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding zijn deze rollen (26b) aan de zijde tegenovergesteld aan de zijde waartegen het linnen (23) aanligt, voorzien zijn van één of meerdere met vloeistof gevulde kamers, waarbij de vloeistof tijdens de werking van de strijkinrichting de warmte die afgegeven wordt door het gestreken linnen (23) minstens gedeeltelijk opneemt.

Het warmterecuperatiesysteem volgens de uitvinding omvat een afvoer/aanvoer-systeem voor het vervoeren van de warmte gerecupereerd tijdens het strijkproces naar de invoerkant van de strijkinrichting. Warmte kan gerecupereerd worden in de vorm van vloeistof (bijv. water, olie) of rookgassen (bijv. verbrandingsgassen, stoom). Warmte kan gerecupereerd worden van de afkoelrol (26b), de strijkrollen (24b en 24a) of eender welk element van de strijkinrichting dat warmte afgeeft.

In één uitvoeringsvorm omvat het warmterecuperatiesysteem een buizensysteem voor het vervoeren van vloeistoffen. In een andere uitvoeringsvorm omvat het warmterecuperatiesysteem een schoorsteensysteem van afvoerkanalen voor het vervoeren van rookgassen.

In een specifieke uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding zijn de rollen (26b) aan de uitvoerkant verbonden met de rollen (26a) aan de invoerkant door middel van een buizensysteem (29a en 29b) dat een pompsysteem (30) omvat voor het circuleren van de vloeistof tussen de rollen (26a en 26b) aan de uitvoerkant (22) en invoerkant (21), zodat de opgenomen warmte aan de uitvoerkant (22) minstens gedeeltelijk afgegeven wordt aan het warmtewisselaarsysteem (25a) aan de invoerkant (21). Het buizensysteem is bij voorkeur geïsoleerd.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding omvatten de warmtewisselaarssystemen (25a en 25b) drukmiddelen (27a, 27b en 27c) die tijdens de draaibeweging van de rollen (26a en 26b) het aanliggende linnen (23) aandrukken tegen deze rollen.

In een mogelijke uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding omvatten de drukmiddelen één of meerdere banden (27a, 27b en 27c) die minstens gedeeltelijk rond het oppervlak van de rollen (26a en 26b) zijn opgesteld, waarbij deze banden tijdens de draaibeweging van de rollen meedraaien met deze rollen en het linnen (23) tegen de draaiende rollen aandrukken.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding zijn de warmtewisselaarsystemen (25a en 25b) aan de invoer- en uitvoerkant identiek uitgevoerd .

In een eerste bijzondere uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding omvat de strijkinrichting (20) één of meerdere strijkrollen (2, 24a en 24b) met een verwarmde kuip of verwarmde rol (1) voor het strijken van het linnen (23), en zijn de warmterecuperatiemiddelen (5, 25a en 25b) voorzien om warmte te recupereren die wordt vrijgegeven door deze verwarmde kuip of verwarmde rol tijdens het strijkproces.

In een meest voordelige uitvoeringsvorm wordt de warmte, minstens de restwarmte, van één of meerdere warmtebronnen in de strijkinrichting minstens gedeeltelijk gerecupereerd voor het voorverwarmen van het linnen door middel van de warmtewisselaar aan de invoerkant.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding omvat de strijkinrichting (20) één of meerdere afvoerkanalen (29b, 32) voor het afvoeren van de warmte die ontstaat tijdens het strijkproces, en zijn de warmterecuperatiemiddelen (25a, 25b, 24a, 24b) voorzien zijn om deze warmte te recupereren.

Ingeval rookgassen de warmte afvoeren kunnen de afvoerkanalen (32) voorzien zijn van schotten zodat de rookgassen gedwongen worden om een optimale weg af te leggen om de warmte van de rookgassen maximaal af te geven aan de rol, zoals voorgesteld in figuur 4 bijvoorbeeld.

In een mogelijke uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding wordt de strijkinrichting opgewarmd door middel van gas, diesel, kerosine, electriciteit, olie, vloeistof of stoom.

De uitvinding voorziet verder in een werkwijze voor het recupereren van warmte van een strijkinrichting (20) voor het voorverwarmen van linnen (23), waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: minstens gedeeltelijk recuperen van warmte van het gestreken linnen aan de uitvoerkant (26b) van de strijkinrichting via eerste warmterecuperatiemiddelen (25b), afvoeren van deze warmte naar de invoerkant (21 ), minstens gedeeltelijk afgeven van deze warmte aan het ongestreken linnen aan de invoerkant via tweede warmterecuperatiemiddelen (25a).

In een specifieke uitvoeringsvorm van de werkwijze, omvatten de eerste warmterecuperatiemiddelen (25b) één of meerdere rollen (26b) waarover het gestreken linnen de strijkinrichting verlaat, en de tweede warmterecuperatiemiddelen (25a) één of meerdere rollen (26a) waarover het ongestreken linnen de strijkinrichting wordt ingevoerd.

In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de volgende stappen: minstens gedeeltelijk recuperen van negative warmte (afkoeling) van het ongestreken linnen aan de invoerkant (21) via de genoemde tweede warmterecuperatiemiddelen (25a), - afvoeren van deze negatieve warmte naar de uitvoerkant (22), minstens gedeeltelijk afgeven van deze negatieve warmte aan het gestreken linnen via de genoemde eerste warmterecuperatiemiddelen (25b).

Hierbij zouden de warmterecuperatiemiddelen van de uitvinding in een alternatieve uitvoeringsvorm dus niet enkel gebruikt kunnen worden voor het opwarmen van het ongestreken linnen aan de invoerkant, maar evenzeer voor het afkoelen van het gestreken linnen aan de uitvoerkant.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende strijkinrichting volgens de uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkend voorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in figuur 1 een bestaand warmterecuperatieproces van een strijkinrichting wordt voorgesteld; figuur 2 een uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding wordt voorgesteld; figuur 3 een andere uitvoeringsvorm van een strijkinrichting volgens de uitvinding wordt voorgesteld; figuur 4 een uitvoeringsvorm van een afvoerkanaal (schoorsteen) wordt voorgesteld met spiraalvormige verspreiding van de rookgassen.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een strijkinrichting (20) volgens de uitvinding, zoals is voorgesteld in figuur 2, bestaat uit een invoerkant (21) voor het inbrengen van het ongestreken linnen en een uitvoerkant (22) waar het gestreken linnen de strijkeenheid verlaat. De grijze lijn geeft het linnen (23) weer doorheen de strijkinrichting (20), die in deze uitvoeringsvorm twee strijkrollen (24a en 24b) omvat.

Aan de invoerkant (21) van de strijkinrichting (20) is een warmtewisselaar (25a) opgesteld in de vorm vàn een draaibare rol (26a) waarrond het te strijken linnen (23) aanligt en wordt meegevoerd, en een bandensysteem (27a) dat het linnen (23) aandrukt tegen de rol (26a) over een maximale oppervlakte van de rol.

In een andere uitvoeringsvorm kan het warmtewisselaarsysteem twee of meerdere draaibaar opgestelde rollen (26a) bevatten. De één of meerdere rollen (26a) worden ook voorverwarmingsrollen genoemd.

Aan de uitvoerkant (22) van de strijkinrichting (20) is een bij voorkeur identieke warmtewisselaar (25b) opgesteld in de vorm van een draaibare rol (26b) waarrond het te strijken linnen (23) aanligt en wordt meegevoerd, en een bandensysteem (27b) dat het linnen (23) aandrukt tegen de rol (26b) over een maximale oppervlakte van de rol. De één of meerdere rollen (26b) worden ook afkoelingsrollen genoemd.

Het bandensysteem (27b) is verbonden (27c) met het bandensysteem (27a) en met de strijkrollen (24a en 24b), zodat de rollen (26a en 26b) worden aangedreven door de strijkrollen (24a en 24b).

Het bandensysteem drukt het linnen (23) tegen de rollen (26a en 26b) en zorgt voor een optimale overdracht van warmte naar/van het linnen (23). De banden vermijden dat er zich lucht vormt tussen het linnen en de rollen (26a en 26b) en aldus afkoeling ontstaat bij de warmteoverdracht. De banden zijn bij voorkeur gemaakt van polyester/nomex.

De dubbelwandige rollen (26a en 26b) zijn voorzien van meerdere met vloeistof gevulde kamers (28a en 28b) verspreid over het oppervlak van de rollen. Een buizensysteem (29a en 29b) en een pompsysteem (30) zorgen voor het circuleren van vloeistof tussen de rollen (26a en 26b). De vloeistof neemt warmte op van het gestreken linnen aan de uitvoerkant via de met vloeistof gevulde kamers (28b) van de rol (26b), waarna de verwarmde vloeistof doorheen het buizensysteem (29b) gepompt wordt naar de rol (26a) aan de invoerkant. Daar geeft de vloeistof zijn warmte minstens gedeeltelijk af aan het ongestreken linnen via de met vloeistof gevulde kamers (28a) van de rol (26a). De enigszins afgekoelde vloeistof wordt dan teruggepompt via het buizensysteem (29a) naar de rol (26b) aan de uitvoerkant. Op die manier gaat slechts een minimale warmte verloren in het buizensysteem (29a en 29b).

Het linnen (23) gaat de strijkinrichting (20) binnen bij een temperatuur van ±20°C. Het linnen wordt in de rol (26a) opgewarmd tot ±50°C door olie met een temperatuur van ±70°C opgewarmd aan de uitvoerkant en opgepompt naar de invoerkant. Afgekoelde olie van ±50°C wordt teruggepompt naar de uitvoerkant en kan daar gebruikt worden om het gestreken linnen af te koelen. Na het verlaten van de strijkrollen heeft het linnen een temperatuur van ±140°C. In de warmtewisselaar (25b) aan de uitvoerkant wordt warmte onttrokken aan het linnen, dat nadien de rol (26b) verlaat met een temperatuur van ±70°C.

Het aandeel warmte dat op die manier aan de invoerkant (21) van de strijkinrichting (20) aan het linnen (23) kan worden afgegeven is 5% van de totale warmte vereist aan de invoer.

Geschikte vloeistoffen hebben bij voorkeur goede warmtegeleidende eigenschappen, zoals bijvoorbeeld water en thermische olie.

De dubbelwandige rollen (26a en 26b) zijn bij voorkeur gemaakt uit materialen met een goede warmtegeleiding, zoals daar zijn o.a. koper, ijzer en staal. Een laagje paraffine bevordert een goede warmtegeleiding. De dubbele wand is bij voorkeur een lasergelaste plaat met een vlakke (dikkere) buitenplaat en een (dunnere) binnenplaat. In een bepaalde uitvoeringsvorm zijn de vloeistofkamers ongeveer 200mm breed en is de rol ingedeeld in 4 kamers.

Figuur 3 stelt een meest voordelige uitvoeringsvorm van een strijkinrichting (20) volgens de uitvinding voor, waarbij de verbrande gassen, vrijgekomen door de opwarming van één of meerdere strijkrollen (24b en/of 24a - niet op figuur voorgesteld) en met een temperatuur van ±240°C, worden afgevoerd via een afvoerkanaal of schoorsteen (32) naar de rol aan.de invoerkant (21) om daar warmte af te geven voor het voorverwarmen van het linnen. De afgekoelde rookgassen worden dan afgevoerd via een schouwsysteem (31). De temperatuur van de rookgassen is daar ±100 tot 120°C.

Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een afvoerkanaal voor rookgassen (ook schoorsteen genoemd), waarbij het afvoerkanaal inwendig voorzien is van spiraalvormige schotten (41) die de rookgassen dwingen om een optimale weg af te leggen opdat de warmte van de rookgassen optimaal zou worden afgegeven aan de strijkrol.

De strijkinrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast op alle types strijkmachines. De strijkeenheid kan uitgevoerd zijn met één of meerdere strijkrollen (24a en 24b), ongeacht de grootte van de strijkrol, en één of meerdere rollen (26a en 26b).

Claims

1. Strijkinrichting (20), omvattende een strijkeenheid voor het strijken van linnen (23), waarbij ongestreken linnen wordt ingevoerd aan een invoerkant (21) en gestreken linnen de strijkeenheid verlaat aan een uitvoerkant (22), en omvattende één of meerdere warmterecuperatiemiddelen (25b, 24b, 30, 32) voor het minstens gedeeltelijk opnemen van warmte afgegeven door één of meerdere elementen (26b, 24b, 24a) van de strijkinrichting tijdens het strijkproces, waarbij één of meerdere warmterecuperatiemiddelen (25a) aangepast zijn om de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk af te geven aan het ongestreken linnen aan de invoerkant (21), met het kenmerk dat genoemde één of meerdere warmterecuperatiemiddelen een warmtewisselaarsysteem (25b) omvatten aan de uitvoerkant (22), waarbij genoemd warmtewisselaarsysteem (25b) zo is uitgevoerd dat dit tijdens de werking van de strijkinrichting de warmte die afgegeven wordt door het gestreken linnen (23) minstens gedeeltelijk opneemt en de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk terug afgeeft aan het warmtewisselaarsysteem (25a) aan de invoerkant (21).

2. Strijkinrichting (20) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat genoemd warmtewisselaarsysteem (25b) aan de uitvoerkant (22) één of meerdere draaibaar opgestelde rollen (26b) omvat waarrond het gestreken linnen (23) aanligt en wordt meegevoerd, waarbij genoemde rollen (26b) zo zijn uitgevoerd dat deze de warmte die afgegeven wordt door het gestreken linnen (23) minstens gedeeltelijk opnemen.

3. Strijkinrichting (20) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat genoemde rollen (26b) aan de zijde tegenovergesteld aan de zijde waartegen genoemd linnen (23) aanligt, voorzien zijn van één of meerdere met vloeistof gevulde kamers, waarbij de vloeistof tijdens de werking van de strijkinrichting de warmte die afgegeven wordt door het gestreken linnen (23) minstens gedeeltelijk opneemt.

4. Strijkinrichting (20) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat genoemd warmtewisselaarsysteem (25a) aan de invoerkant één of meerdere draaibaar opgestelde rollen (26a) omvat waarrond het te strijken linnen (23) aanligt en wordt meegevoerd, waarbij genoemde rollen zo zijn uitgevoerd dat ze de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk afgeven aan genoemd linnen (23).

5. Strijkinrichting (20) volgens voorgaande conclusie, met het kenmerk dat genoemde rollen (26a) aan de zijde tegenovergesteld aan de zijde waartegen genoemd linnen (23) aanligt, voorzien zijn van één of meerdere met vloeistof gevulde kamers (28a), waarbij de vloeistof tijdens de werking van de strijkinrichting de warmte die ontstaat tijdens het strijkproces minstens gedeeltelijk opneemt en de opgenomen warmte minstens gedeeltelijk terug afgeeft aan genoemd linnen (23).

6. Strijkinrichting (20) volgens conclusies 2 tot en met 5, met het kenmerk dat genoemde rollen (26b) aan de uitvoerkant verbonden zijn met genoemde rollen (26a) aan de invoerkant door middel van een buizensysteem (29a en 29b) dat een pompsysteem (30) omvat voor het circuleren van genoemde vloeistof tussen genoemde rollen (26a en 26b) aan de uitvoerkant (22) en invoerkant (21), zodat de opgenomen warmte aan de uitvoerkant (22) minstens gedeeltelijk afgegeven wordt aan het warmtewisselaarsysteem (25a) aan de invoerkant (21).

7. Strijkinrichting (20) volgens één van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk dat genoemde warmtewisselaarssystemen (25a en 25b) drukmiddelen (27a, 27b en 27c) omvatten die tijdens de draaibeweging van genoemde rollen (26a en 26b) het tegen de rollen aanliggende linnen (23) aandrukken tegen de rollen.

8. Strijkinrichting (20) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de genoemde drukmiddelen één of meerdere banden (27a, 27b en 27c) omvatten die minstens gedeeltelijk rond het oppervlak van de genoemde rollen (26a en 26b) zijn opgesteld, waarbij deze banden tijdens de draaibeweging van genoemde rollen meedraaien met genoemde rollen en genoemde linnen (23) tegen de draaiende rollen aandrukken.

9. Strijkinrichting (20) volgens één van de conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk dat genoemde warmtewisselaarsystemen (25a en 25b) identiek zijn uitgevoerd.

10. Strijkinrichting (20) volgens één van de conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk dat de strijkinrichting (20) één of meerdere strijkrollen (2, 24a en 24b) voorzien van een verwarmde kuip of verwarmde rol (1) omvat voor het strijken van genoemd linnen (23), en dat genoemde warmterecuperatiemiddelen (5, 25a en 25b) voorzien zijn om warmte te recupereren die wordt vrijgegeven door genoemde verwarmde kuip of rol tijdens het strijkproces.

11. Strijkinrichting (20) volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerk dat de strijkinrichting (20) één of meerdere afvoerkanalen (29b, 32) omvat voor het afvoeren van de warmte die ontstaat tijdens het strijkproces, en dat genoemde warmterecuperatiemiddelen (25a, 25b, 24a, 24b) voorzien zijn om deze warmte te recupereren.

12. Werkwijze voor het recupereren van warmte van een strijkinrichting (20) voor het voorverwarmen van linnen (23), met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stappen omvat: minstens gedeeltelijk recuperen van warmte van het gestreken linnen aan de uitvoerkant (26b) van de strijkinrichting via eerste warmterecuperatiemiddelen (25b), - afVoeren van deze warmte naar de invoerkant (21), - minstens gedeeltelijk afgeven van deze warmte aan het ongestreken linnen aan de invoerkant via tweede warmterecuperatiemiddelen (25a).

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de eerste warmterecuperatiemiddelen (25b) één of meerdere rollen (26b) omvat waarover het gestreken linnen de strijkinrichting verlaat, en de tweede warmterecuperatiemiddelen (25a) één of meerdere rollen (26a) omvat waarover het ongestreken linnen de strijkinrichting wordt ingevoerd.