BE1018753A3

BE1018753A3 - Laminaatpaneel en werkwijzen voor het vervaardigen van laminaatpanelen.

Info

Publication number: BE1018753A3
Application number: BE2009/0300A
Authority: BE
Original assignee: Flooring Ind Ltd Sarl
Priority date: 2009-05-11
Filing date: 2009-05-11
Publication date: 2011-08-02
Also published as: EP2251193A1; US20110117325A1

Abstract

Laminaatpaneel van het type dat een substraat (2) en een daarop aangebrachte kunststoflaag(5) met een gedrukt decor (4) vertoont, waarbij voornoemde kunststoflaag (5) aan het oppervlak (20) een zone (22-22A) van verlaagde glansgraad vertoont, daardoor gekenmerkt dat voornoemde zone (22-22A) op zich een microstructuur vertoont van uniform verdeelde uitsparingen(21) en/of uitstulpingen. De uitvinding heeft eveneens betrekking op werkwijzen en perselementen die geschikt zijn voor het vervaardigen van dergeijke laminaatplanelen.

Description

Laminaatpaneel en werkwijzen voor het vervaardigen van laminaatpanelen.

Deze uitvinding heeft betrekking op laminaatpanelen, alsmede op werkwijzen voor het vervaardigen van laminaatpanelen.

Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op laminaatpanelen die van het type zijn dat een substraat en een daarop aangebrachte kunststoflaag met een gedrukt decor vertoont. Hierbij vormt de voornoemde kunststoflaag een decoratieve toplaag op het voornoemde substraat. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om vloerpanelen die hoofdzakelijk bestaan uit een substraat, bijvoorbeeld een MDF of HDF (Medium of High Density Fiberboard) paneel en een hierop aangebrachte laminaattoplaag.

In het bijzonder betreft de uitvinding laminaatpanelen diet een gedrukt-deeor vertonen met een zich hierboven uitstrekkende doorzichtige of doorschijnende kunststoflaag. Het is bekend dat dergelijk decor, af dan! niet "hiïts lüssènkórnst van: grondlagen, rechtstreeks op het substraat kan zijn gedrukt. Het decor kan evenwel ook zijn voorzien op een materiaalvel, zoals een papiervel, dat in de voornoemde toplaag is opgenomen. De doorzichtige of doorschijhéhdé: kühststoflaag vormt eeh beschermlaag boven het gedrukte decor en kan bijvoorbeeld sleetbestehdige partikels zoals aluminiumoxide bevatten. Het is niet uitgesloten dat deze beschermlaag eveneens een materiaalvel, zoals een papiervel, bevat: Dergelijk làminaatvloerpaneel kan bijvoorbeeld volgens een DPL (Direct Pressure Laminate) of HPL (High Pressure Laminate) techniek zijn vervaardigd. In het geval van eén DPL techniek worden één of meerdere van hars voorziene materiaalvellen samen met het substraat in een persinrichting gebracht waar zij aan de hând Van een perselement én onder inwerking van verhoogde druk en tèmpëfatdür^‘zoV^'b'fräeFiing^ais^Wi^^ef§übsiraati!Wdfdén verbonden. Deze bindingen worden vèrkrégen doof; üithafding van het voórnóemde hars en er is dus geen nood aan eeh afzbndëfÜjké1 kléëf- óhijHilai^Pm'dëlÖpléig aah hét substraat te bevestigen. In het geval Vah éëh HPL' tèchniék' wórdt'dè^topléag" afzonderlijk gevormd op basis van twee of meer van hars voorziene inatériaalvellen, alvorens de aldus verkregen toplaag op het substraat wordt aahgebracht, bijvoorbeeld door deze bp het substraat te bevestigenrtiiddëls een Afzónderlijke lijmlaag. : 1 "

Het is verder bekend, bijvoorbeeld uit het WO 01/96689, dat aan het oppervlak of de sierzijde van dergelijke beklede panelen, met andere woorden aan het oppervlak van de kunststoflaag, een reliëf van ingedrukte gedeelten kan worden gevormd, waarmede bijvoorbeeld de natuurlijke structuur van het in voornoemd decor weergegeven motief kan worden geïmiteerd. Zo bijvoorbeeld kan, in het geval het decor een houtmotief weergeeft, worden gewerkt met een reliëf dat een houtstructuur imiteert. Dergelijke houtstructuur kan eventueel in overeenstemming zijn met het onderliggend decor, waarmede dan zogenaamde indrukkingen in register met het gedrukte decor worden bekomen. Het is ook bekend, bijvoorbeeld uit het WO 2006/063803, aan het oppervlak zones van verschillende glansgraad te realiseren, die al dan niet overeenstemmen met het zich daaronder bevindende decor, meer special houtmotief.

Voor het realiseren van ingedrukte gedeeltëh äan de sierzijde worden zoals gekend van reliëf voorziene perselementen aangewend. Vóór de vervaardiging van dérgelijke perselemenfen zijn verschillende technieken gekénd; Zo bijvoorbeeld is hét uit het WO 2006/066776 bekend etsbewerkingen ën/of fréësbewérkïngen toe te passen, en is het uit het WO 2006/090287 bekend ïaserbewerkïngen toe te passen. Nadat de perselementen zijn gestructureerd wbrdën zij gebruikelijk nö^ voorzien van een harde bekledingslaag, zoals van een chroomlaag of een andére laag zoals die op zich bekend is uit het WO 2008/120058 of het EP Ï417 090. De perselementen die aan de hand van dergelijke methodes worden bekorfien laten nog te wensen over, vooral voor wat betreft de fijnheid van het bekomen1 reliëf én dé wijze waarop die in het kunststofoppervlak van het laminaatpaneel gëkopieerd kan worden.

Uit het WO 2004/067292 is het gekend aan de hand van etsbewerkingen perselementen te realiseren met grotere reliëfgedeelten die minstens twee zones vertonen met èen daartussen liggend Ovërgangsfëliëfi waarbij dit ovérgangsfèliëf fijner en minder diep is uitgevoerd dan het reliëf van de betreffénde zones. Het aldus van reliëf voorziene perselémënt wórdt bekléed mét één chroomlaag. Het verkregen perselement wordt aangewend voor het realiseren van een structuur in een uit MDF of HDF bestaand deurpaneel. De ontstane structuur betreft een structuur van houtporen en/of houtnerven die rechtstreeks in het voornoemde MDF of HDF materiaal is aangebracht. Deze techniek laat niet toe verschillende glansgraden te vormen. Bovendien laat ook hier de fijnheid vâri Wét moigélijks té békofnën rèliëfnog té wensën over.' ; v; !.·-·!!

Uit het US 2008/022626 is het inmiddels bekend aan het oppervlak van een vloerbekleding een hoekafhankelijk optisch effect te verwezenlijken, waarbij de waargenomen afbeelding op het vloeroppervlak afhangt van de hoek waaronder dit oppervlak wordt waargenomen. Het betreft hier steeds een hoekafhankelijke weergave van informatie over een zeer groot gedeelte van het vloeroppervlak, waardoor gewerkt met worden met een relatief grove structuur. Bovendien bevindt de structuur zich onder een eventuele beschermlaag, waardoor het optisch effect kan worden bezoedeld.

De huidige uitvinding beoogt een laminaatpaneel met een alternatief reliëf dat volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de uitvinding voordelen kan bieden ten opzichte van de stand van de techniek.

Hiertoe betreft de huidige uitvinding volgens haar èerste onafhankelijke aspect een laminaatpaneel van het type dat een substraat en een daarop aangebrachte kunststoflaag met een gedrukt decor vertoont, waarbij voornoemde kunststoflaag aan het oppervlak een zone van verlaagde glansgfaad vertoont, met als kenmerk dat voornoemde zone op zich een microstructuur vertoont van, bij voorkeur uniform verdeelde, uitsparingen en/of uitstulpingen. Het inzicht dat aan de hand van dergelijke microstructuur de glansgraad van een zone kan worden bepaald, leidt tot nieuwe en/of vlottere imitatiemogelijkheden. De uitvinder heeft ook ingezien dat door een variatie van de diepte, dichtheid en/of vorm van de uitsparingen en/of uitstulpingen de glansgraad kan worden gekozen. Op deze manier kan het laminaatpaneel van de uitvinding op een meer betrouwbare en herhaalbare wijze worden geproduceerd.

Het begrip “microstructuur” houdt op zich geen beperkingen in voor wat betreft de afmetingen van voornoemde uitsparingen en/of uitstulpingen, maar wordt gedefinieerd als een structuur die ervoor zorgt dat de betreffende zone door de gebruiker van het laminaatpaneel globaal wordt waargenomen als een zone met een verlaagde glansgraad. Bij voorkeur zijn de maximale hoogteverschillen in de betreffende zone kleiner dan 50 pm, en beter nog kleiner dan 20 pm.

Voornoemde microstructuur kan op verschillende wijzen zijn uitgevoerd.

Volgens een eerste mogelijkheid omvat voornoemde microstructuur minstens puntsgewijs uitgevoerde uitsparingen en/of uitstulpingen. Aan de hand van dergelijke microstructuur kan een glansgraad worden gerealiseerd die onafhankelijk of nagenoeg onafhankelijk is van de hoek of richting waaronder het laminaatoppervlak wordt waargenomen. Bij voorkeur vertonen voornoemde puntsgewijs uitgevoerde uitsparingen en/of uitstulpingen de eigenschap dat de straal van hun omschreven cirkel aan de basis van de uitstulping, respectievelijk aan de rand van de uitsparing, groter is dan de hoogte, respectievelijk diepte ervan. Op deze manier wordt een relatief ondiepe microstructuur bekomen waartussen geen of weinig vuil kan vasthechten. Bovendien kan bij een dergelijke geometrie meer invloed van de wanden van de uitsparingen en/of uitstulpingen op de uiteindelijke glansgraad worden verwacht. Door de dichtheid en/of de diepte of de grootte van de puntsgewijs uitgevoerde uitsparingen en/of uitstulpingen te variëren kan de glansgraad worden gekozen. De uniformiteit van de puntsgewijs uitgevoerde uitstulpingen en/of uitsparingen uit zich bij voorkeur in het feit dat hun geometrische zwaartepunten regelmatig of nagenoeg regelmatig zijn verdeeld. Bij voorkeur bevinden deze geometrische zwaartepunten zich op lijnen die équidistant en/of evenwijdig zijn. Bij voorkeur bevinden zij zich op rechte lijnen. Bij voorkeur vertonen de puntsgewijs uitgevoerde uitsparingen en/of uitstulpingen cirkelvormige doorsneden. Het is echter niet uitgesloten dat polygone of andere, bij voorkeur convexe doorsneden worden aangewend.

Volgens een tweede mogelijkheid omvat voornoemde microstructuur minstens lijnvormig uitgevoerde uitsparingen en/of uitstulpingen. Aan de hand van dergelijke microstructuur kan een glansgraad worden gerealiseerd die afhankelijk is van de hoek of de richting waaronder het laminaatoppervlak wordt waargenomen. Wanneer dit oppervlak in de richting van voornoemde lijnen wordt waargenomen kan een hogere glansgraad worden waargenomen dan wanneer dit oppervlak dwars op deze lijnen wordt waargenomen. Het is niet noodzakelijk dat aan de hand van deze tweede mogelijkheid een hoek- of richtingsafhankelijk effect wordt bereikt. Lijnvormige uitsparingen en/of uitstulpingen kunnen ook worden aangewend voor het bekomen van een hoekonafhankelijke verlaagde glansgraad. Bij voorkeur vertonen voornoemde lijnsgewijs uitgevoerde uitsparingen en/of uitstulpingen de eigenschap dat de breedte aan de basis van de uitstulping, respectievelijk aan de rand van de uitsparing, groter is dan de hoogte, respectievelijk diepte ervan. Op deze manier wordt een relatief ondiepe microstructuur bekomen waartussen geen of weinig vuil kan vasthechten. Bovendien kan bij een dergelijke geometrie meer invloed van de wanden van de uitsparingen en/of uitstulpingen op de uiteindelijke glansgraad worden verwacht. Door de dichtheid en/of de oriëntatie en/of de diepte of de grootte van de lijnsgewijs uitgevoerde uitsparingen en/of uitstulpingen te variëren kan de glansgraad worden gekozen. De uniformiteit van de lijnvormig uitgevoerde uitstulpingen en/of uitsparingen uit zich bij voorkeur in het feit dat zij équidistant zijn uitgevoerd en/of evenwijdig zijn. Bij voorkeur betreft het volgens deze tweede mogelijkheid uitsparingen en/of uitstulpingen die in rechte lijn zijn uitgevoerd.

Volgens een derde mogelijkheid vertoont voornoemde microstructuur minstens een wafelstructuur. Dergelijke wafelstructuur kan bekomen worden door minstens twee dwars op elkaar georiënteerde microstructuren van voornoemde tweede mogelijkheid te superponeren.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm maakt voórnoémde zone déél uit van een groter reliëfgedeelte dat meerdere van dergelijke zones omvat, waarbij deze zones al dan niet allen volgens dezelfde bovenstaande mogelijkheid hiervoor zijn gerealiseerd. Bij voorkeur verschilt voornoemde zone van een andere zone uit hetzelfde grotere reliëfgedeelte minstens doordat de uitsparingen en de uitstulpingen van hun respectievelijke microstructuren een andere dichtheid, diepte en/of oriëntatie vertonen. Op deze manier kunnen bijzondere effecten worden gerealiseerd, waarbij bijvoorbeeld de glansgraad van het betreffende reliëfgedeelte of de zone die deze glansgraad vertoont, afhangt van de hoek of richting waaronder het oppervlak wordt waargenomen. Bij voorkeur sluit voornoemde zone via een overgangsreliëf aan met voornoemde andere zone van het voornoemde grotere reliëfgedeelte, waarbij de uitsparingen en de uitstulpingen die de microstructuur van het voornoemde overgangsreliëf vormen een tussenliggende dichtheid, diepte en/of oriëntatie bezitten in vergelijking met voornoemde aansluitende zones. Op deze manier kunnen meer natuurlijke overgangen worden bereikt tussen de verschillende zones, waarbij een eventueel hoek- of richtingsafhankelijk optisch effect over een bepaalde hoek een continue of quasi continue verandering kan vertonen, bijvoorbeeld een verandering van glansgraad of een verandering van de plaats waar zich dergelijke glansgraad voordoet. - =

Zoals boven reeds vermeld, is het laminaatpaneel van de uitvinding volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm daardoor gekenmerkt dat de voornoemde zone aanleiding geeft tot een hoek- of richtingsafhankelijk optisch effect. De wijze waarop dergelijk effect kan worden bereikt is niet beperkt tot bovenstaande voorbeelden hiervan. Bij voorkeur bestaat het voornoemde hoek- of richtingsafhankelijk optisch effect erin dat de glansgraad van voornoemde zone afhangt van de hoek waaronder het oppervlak van de kunststoflaag wordt waargenomen. Volgens een bijzondere mogelijkheid voor het vormen van dergelijke optische effecten geeft de microstructuur aanleiding tot een interferentiepatroon, bijvoorbeeld een moiré interferentiepatroon. Dergelijk moiré interferentiepatroon kan bijvoorbeeld worden bereikt, wanneer gebruikt gemaakt wordt van een microstructuur uitgevoerd volgens voornoemde derde mogelijkheid daarvoor, waarbij minstens één van de gesuperponeerde microstructuren elk op zich al aanleiding geeft tot een hoek- of richtingsafhankelijk optisch effect, doordat de schijnbare afstand tussen de lijnvormige uitstulpingen en/of uitsparingen van deze microstructuur hoek-of richtingsafhéhRéiijk is.

Het gedrukte decor van het laminaatpaneel van de uitvinding kan bijvoorbeeld een houtmotief omvatten. Bij voorkeur valt de voornoemde zone, of het reliëfgedeelte dat deze zone omvat samen met een in het gedrukte decor afgebeelde houtkarakteristiek. De uitvinding is met name zeer interessant wanneer zij wordt toegepast voor het imiteren van zogenaamde houtspiegels (Engels: silver grain). Deze houtkarakteristieken worden gevormd door het doorsnijden van een houtstructuur die uitwaaiert van in het centrum van de boomstam naar de bast, en dit dwars op de jaarringen. Deze houtstructuur wordt ook wel houtstraal of houtstraalcellen genoemd (Engels: medullary ray). Dergelijke structuur is bijvoorbeeld heel prominent aanwezig bij eik, beuk of esdoorn en kan een hoekafhankélijk glanzend effect bezitten. Bij de imitatie van dergelijke houtspiegel wordt bij voorkeur gewerkt met een groter reliëfgedeelte bestaande uit meerdere van voornoemde zones en/of overgangsreliëfen, waarbij dit reliëfgedeelte dan samenvalt of nagenoeg samenvalt met een in het gedrukte decor afgebeelde houtspiegel. Bij voorkeur wordt door het samenspel van de verschillende zones uit het grotere reliëfgedeelte een hoekafhankelijke glansgraad bereikt. De uitvinding is ook interessant voor het imiteren van dieper liggende houtgedeelten, zoals weggeschraapte gedeelten, verweerde gedeelten of houtnoten. Door het verwezenlijken van een zone met verlaagde glansgraad die samenvalt met een afbeelding van dergelijke gedeelten in het gedrukt decor kan een optische illusie van diepte worden gecreëerd, ook al bevindt het oppervlak van deze gedeelten zich niet of slechts een weinig lager dan het globale oppervlak van het laminaatpaneel.

Volgens een ander voorbeeld kan het gedrukte decor van het laminaatpaneel van de uitvinding een steenmotief weergeven. Bij voorkeur valt de voornoemde zone, of het reliëfgedeelte dat deze zone omvat samen met een in het gedrukte decor afgebeelde steenkarakteristiek. De uitvinding is met name bijzonder interessant voor het imiteren van schilferende gesteenten, zoals leisteen. Hierbij kunnen zones of reliëfgedeelten van verlaagde glansgraad worden aangewend om verschillende schilfers of oppervlakteniveaus te imiteren. Zoals hoger uiteengezet laten de verschillende mogelijkheden voor het realiseren van dergelijke zones toe dat de glansgraad kan worden gevarieerd naargelang de dichtheid, oriëntatie en/of diepte van de uitsparingen en/of uitstulpingen die de microstructuur van de betreffende zones vormen. De uitvinding kan bijvoorbeeld toepassing vinden bij panelen gelijkaardig aan die van het US 2006/144004.

Volgens een tweede onafhankelijk aspect beoogt de uitvinding nog een werkwijze die onder andere bijzonder geschikt is voor het vervaardigen van de laminaatpanelen van het eerste aspect. Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van laminaatpanelen van het type dat een substraat en een daarop aangebrachte kunststoflaag met een gedrukt decor vertoont, waarbij de werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - de stap van het vervaardigen van een perselement dat voorzien is van een reliëf; - het vormen van de voornoemde laminaatpanelen, waarbij voornoemd perselement minstens wordt aangewend voor het, door middel van het voornoemde reliëf, verwezenlijken van indrukkingen in het oppervlak van voornoemde laminaatpanelen; met als kenmerk dat bij het vervaardigen van het perselement op één of meerdere zones een bewerking door middel van een laserstraal of elektronenstraal wordt uitgevoerd, zodanig dat ter plaatse van deze zones een verlaagde glansgraad wordt bereikt. Het is duidelijk dat volgens de uitvinding de voornoemde laserstraal- en/of elektronenstraalbewerking minstens gedeeltelijk en bij voorkeur hoofdzakelijk of volledig verantwoordelijk is voor de bekomen glansgraad. Verder is het duidelijk dat de betreffende zone niet noodzakelijk een hoge glansgraad, doch ook een verlaagde glansgraad kan vertonen.

De voornoemde bewerkingen door middel van laserstraal en/of elektronenstraal zijn bijzonder voordelig daar zij in staat zijn op nauwkeurige wijze bijzonder kleine hoeveelheden materiaal te verwijderen. Dit is mede het gevolg van het feit dat er geen mechanisch contact vereist is voor deze bewerking, doch louter een interactie tussen licht en/of elektronen met het materiaal van de persplaat. In het geval van een laserstraal wordt bij voorkeur een microstructuur gerealiseerd die voldoet aan de kenmerken van de in verband met het eerste aspect vermelde tweede en/of derde mogelijkheid hiervoor, terwijl in het geval van een elektronenstraal bij voorkeur een microstructuur wordt gerealiseerd die voldoet aan de kenmerken van de in verband met het eerste aspect vermelde eerste mogelijkheid hiervoor. In het geval van een elektronenstraal kan bijvoorbeeld gewerkt worden met een techniek analoog aan de EBT techniek (Electron Beam Texturing), waarbij aan de hand van een elektronenstraal kratertjes in het persplaatoppervlak worden gerealiseerd die de ruwheid en de glansgraad van het uiteindelijke oppervlak bepalen. In het geval van een laserstraal wordt bij voorkeur gewerkt met een zogenaamde markeerbewerking, waarbij met de laserstraal materiaal wordt weggenomen. Bij voorkeur wordt een Nd-YAG laser aangewend.

De werkwijze van het tweede aspect wordt bij voorkeur aangewend voor het vervaardigen van een laminaatpaneel met de kenmerken van het eerste aspect of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan, waarbij de aldaar genoemde microstructuren van uitsparingen en/of uitstulpingen gerealiseerd worden door aan het oppervlak van het laminaatpaneel indrukkingen te vormën aan dé hand van voornoemde met laserstraal of elektronenstraal bewerkte zones van het perselement.

Volgens een bijzondere voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het voornoemde perselement alvorens te worden bewerkt met voornoemde laserstraal of elektronenstraal van een chroomlaag of een andere harde bekledingslaag voorzien. Zo bijvoorbeeld kan worden geopteerd voor een bekledingslaag van het type dat op zich bekend is uit het WO 2008/120058. Laserstralen of elektronenstralen laten zonder problemen een bewerking van harde materialen zoals keramiek of chroom toe. Het feit dat de bewerking aan de hand van de laserstraal en/of de elektronënstraal na het aanbrengen van dergelijke bekledingslaag kan geschieden, levert vele voordelen op. Zo bijvoorbeeld is het mogelijk zeer fijne microstructuren te realiseren zonder risico dat een later aan te brengen bekledingslaag deze geheel of volledig doet verdwijnen. Het is uiteraard niet uitgesloten dat de met de laser- of elektronenstraal bewerkte bekledingslaag nog verder zou worden bekleed met een extra laag.

Volgens voornoemde bijzondere voorkeurdragende uitvoeringsvorm blijft de microstructuur die door de laserstraal of elektronenstraal wordt aangebracht bij voorkeur in diepte beperkt tot de dikte van voornoemde chroomlaag of andere bekledingslaag. Op deze manier blijft de volledige betreffende zijde van het perselement beschermt door de chroomlaag of andere bekledingslaag, en is de volledige microstructuur op zich sleetbestendig uitgevoerd. Bij voorkeur vertoont de voornoemde chroomlaag of andere bekledingslaag een dikte van minder dan 50 pm, en beter nog van 20 pm of minder.

Bij voorkeur wordt hef voornoemde perselement, alvorens te worden bewerkt met voornoemde laserstraal of elektronenstraal, gestructureerd aan de hand van één of meerdere etsbewerkingen en/of verspanende bewerkingen aan de hand van een mechanisch werktuig, zoals een roterend freeswerktuig. Wanneer zowel een etsbewerking als een mechanische verspanende bewerking wordt toegepast, wordt de etsbewerking bij voorkeur eerder uitgevoerd dan de mechanische verspanende bewerking. Bij voorkeur worden dergelijke etsbewerkingen en/of mechanische verspanende bewerkingen uitgevoerd op het perselement terwijl dit perselement vrij is van bekledingslagen, zoals chroomlagen of andere harde bekledingslagen. Zoals duidelijk blijkt uit voornoemde voorkeurdragende uitvoeringsvorm, kan na het uitvoeren van deze etsbewerkingen en/of mechanische verspanende bewerking wel overgegaan worden tot chromeren of het aanbrengen van een andere bekleding, alvorens, volgens de uitvinding, de bewerking door middel van een laserstraal en/of elektronenstraal wordt uitgevoerd. Voor de voornoemde etsbewerking kan een chemische of elektrochemische etsbewerking worden toegepast.

De voornoemde bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft ook voordelen wanneer andere bewerkingen dan de voorheen genoemde laserstraal- of elektronenstraalbewerkingen op de bekledingslaag worden uitgevoerd. Het is namelijk bijzonder interessant dat het resultaat van dergelijke bewerkingen hoofdzakelijk of volledig behouden blijft in een uiteindelijk met de bekledingslaag voorzien gestructureerd perselement. Daarom betreft de uitvinding volgens een onafhankelijk derde aspect nog een werkwijze voor het vervaardigen van laminaatpanelen van het type dat een substraat en een daarop aangebrachte kunststoflaag met een gedrukt decor vertoont, waarbij de werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - de stap van het vervaardigen van een perselement met een reliëf; - het vormen van de voornoemde laminaatpanelen, waarbij voornoemd perselement minstens wordt aangewend voor het, door middel van het voornoemde reliëf, verwezenlijken van indrukkingen in het oppervlak van voornoemde laminaatpanelen; met als kenmerk dat bij het vervaardigen van het perselement een chroomlaag of andere harde bekledingslaag wordt opgebracht en dat deze harde laag vervolgens nog lokaal wordt bewerkt. Met een “lokale bewerking” wordt een bewerking bedoeld die slechts een gedeelte van het oppervlak van het perselement behandeld. Bij voorkeur is de lokale bewerking beperkt tot minder dan de helft van het oppervlak van het perselement, en beter nog tot minder dan 20 percent van dit oppervlak. Als lokale bewerking kunnen uiteraard de bovengenoemde laserstraal- of elektronenstraalbewerkingen worden toegepast. Het is ook mogelijk technieken zoals zandstralen, shotpeening of dergelijke toe te passen. Bij voorkeur betreft het een materiaalwegnemende techniek en/of een techniek waarbij geen mechanisch contact met het oppervlak van het perselement is vereist. Het is niet uitgesloten dat gewerkt wordt met een materiaaltoevoegende techniek, zoals een techniek waarbij op elektrochemische wijze lokaal materiaal wordt opgebracht.

Bij voorkeur wordt bij de werkwijzen van de uitvinding gewerkt met vlakke perselementen, namelijk met zogenaamde persplaten of persblekken. Het is echter niet uitgesloten dat zou worden gewerkt met persbanden of perswalsen. Bij voorkeur vertoont het perselement van de uitvinding een persoppervlak dat groter is dan 0,8 m2, en beter nog groter is dan 5 m2. Het is duidelijk dat aan de hand van de werkwijzen van de uitvinding in eerste instantie grotere laminaatplaten kunnen worden vervaardigd, waaruit nadien door opdeling, bijvoorbeeld middels zagen, kleinere laminaatpanelen worden bekomen. Het voornoemde persëlement vertoont bij voorkeur een persoppervlak dat overeenstemt met het oppervlak van één of meerdere van de uiteindelijke laminaatpanelen. Bij voorkeur stemt het oppervlak van het perselement overeen met het oppervlak van minstens drie van dergelijke laminaatpanelen.

Bij voorkeur wordt bij de werkwijzen van de uitvinding de DPL techniek toegepast, waarbij dan bij voorkeur het voornoemde gedrukt motief op een dragervel, zoals een papiervel is aangebracht. Als kunststof wordt bij voorkeur melaminegebaseerd hars toegepast. Er kan al dan niet gebruik gemaakt worden van een afzonderlijke beschermlaag, eveneens op basis van een dragervel of papiervel dat van melamine is voorzien.

Het is duidelijk dat de uitvinding eveneens op onafhankelijke wijze betrekking heeft op perselementen die kunnen worden aangewend in de werkwijzen van het tweede en/of het derde aspect. Voor enkele specifieke voorbeelden van dergelijke perselementen wordt verwezen naar de beschrijving van de respectievelijke aspecten. Volgens een bijzondere voorkeurdragende uitvoeringsvorm van dergelijk perselement, vertoont dit perselement de kenmerken dat het perselement hoofdzakelijk bestaat uit een bij voorkeur plaatvormig element, bij voorkeur op basis van een staallegering of op basis van een koperlegering, zoals op basis van messing, waarbij aan de perszijde een bekledingslaâg, bij voorkeur een chroomlaag, op het perselement is aangebracht en waarbij voornoemde chroomlaag één of meerdere zones vèrtoont met een microstructuur van uitsparingen en/of uitstulpingen, waarbij deze microstructuur beperkt is tot de dikte van de voornoemde bekledingslaag. Bij voorkeur is het onderliggend gedeelte van het eigenlijke element ter plaatse van de betreffende zone vlak uitgevoerd. In combinatie met dergelijke microstructuur is het mógelijk dat het perselement aan zijn perszijde verder nog voorzien is van reliëfgedeelten die ook in het onderliggend gedeelte van het persélemënt terug te vinden zijn.

Waar in het bovenstaande sprake is van zones met eén verlaagde glansgraad, wordt bedoeld dat de betreffende zone in vergelijking met omliggende gedeelten van de sierzijde van het laminaatpaneel bij voorkeur èen glansgraad vertonén die minstens 1 punt lager is, en bij voorkeur minstens 3 punten lager is. Het is duidelijk dat volgens bepaalde voorkeurdragende uitvoeringsvormen dit verschil in glansgraad kan variëren naargelang de hoek of de richting waaronder het oppervlak wordt waargenomen, en dat dit verschil zelfs kan verdwijnen. Bij voorkeur vertonen de zones met verlaagde glansgraad een glansgraad van 10, of zelfs beter minder dan 10, terwijl de omliggende gedeelten van de sierzijde een glansgraad van meer dan 10, of zelfs beter van meer dan 20 vertonen. Dit alles gemeten volgens DIN 67530.

Wanneer de glansgraad op de persplaat gemeten wordt, komt met een glanzende zone bij voorkeur een glansgraad van meer dan 40, en beter nog van meer dan 100 overeen, en met een matte zone een glansgraad van minder dan 40, eveneens gemeten volgens DIN 67530.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een laminaatpaneel weergeeft met de kenmerken van de uitvinding; figuur 2 op grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeeft volgens de in figuur 1 weergegeven lijn ll-ll; figuur 3 op grotere schaal een zicht weergeeft op het gebied dat in figuur 1 met F3 is aangeduid; figuur 4 op nog grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeeft volgens de in figuur 3 weergegeven lijn IV-IV; figuur 5 schematisch een stap weergeeft in een werkwijze met de kenmerken van de uitvinding; figuren 6 tot 9 nog enkele stappen weergeeft in een werkwijze volgens de uitvinding; en figuren 10 en 11 varianten weergeven in een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 3.

Figuur 1 geeft een laminaatpaneel 1 weer, meer speciaal een vloerpaneel met de kenmerken van de uitvinding. Hiertoe betreft het een laminaatpaneel 1 van het type dat, zoals figuur 2 duidelijk weergeeft, minstens een substraat 2 en een op dit substraat 2 aanwezige toplaag 3 omvat. De toplaag 3 omvat, zoals figuur 2 schematisch weergeeft, een gedrukt decor 4 en een zich op dit decor 4 bevindende kunststoflaag 5. Bovendien is aan de onderzijde van het laminaatpaneel 1 een tegenlaag 6 aangebracht, die eveneens synthetisch materiaal of kunststof 7 bevat.

In voorliggend geval is het vloerpaneel 1 aan minstens twee tegenovereenliggende zijden 8-9 voorzien van koppelmiddelen 10 die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen 1 aan elkaar kunnen worden gekoppeld zodanig dat in de gekoppelde toestand een verbinding tussen deze vloerpanelen 1 ontstaat zowel in een verticale richting V1 loodrecht op het vlak van de gekoppelde vloerpanelen 1, als in een horizontale richting H1 loodrecht op de betreffende gekoppelde zijden 8-9. Het betreft hier koppelmiddelen 10 die in het vloerpaneel 1 geïntegreerd zijn. In dit geval zijn zij zelfs eendelig met het vloerpaneel 1, meer bepaald eendelig met het voornoemde substraat 2, uitgevoerd. Dergelijke koppelmiddelen 10 kunnen uiteraard ook aan de korte zijden 11-12 van het vloerpaneel 1 aanwezig zijn. De hier weergegeven koppelmiddelen 10 bestaan hoofdzakelijk uit een tand- en groefverbinding, waarbij de tand 13 en de groef 14 voorzien zijn van vergrendelingselementen 15 die in de gekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelen 1 voornoemde verbinding in horizontale richting H1 tot stand brengen.

Zoals weergegeven met de streeplijnen rechts op figuur 2 laten de hier weergegeven koppelmiddelen 10 een verbinding toe aan de hand van een hoofdzakelijk horizontale schuifbeweging T van de te koppelen vloerpanelen 1 naar elkaar toe, zowel als aan de hand van een wentelbeweging W rond de bovenranden 16 van de te koppelen vloerpanelen 1. Opgemerkt wordt dat de hier weergegeven koppelmiddelen op zich bekend zijn uit het WO 97/47834. Het is niet uitgesloten dat koppelmiddelen 10 worden aangewend die slechts één van beide voornoemde koppelingswijzen toelaten en/of koppelmiddelen 10 worden toegepast die minstens of enkel een koppeling aan de hand van een neerwaartse beweging toelaten, ook wel ‘pushlock’ genaamd. Voor voorbeelden van koppelmiddelen die een koppeling aan de hand van een neerwaartse beweging toelaten wordt verwezen naar het WO 01/02669 en het WO 03/016654.

Als substraat 2 wordt bij voorkeur een houtgebaseerd substraat toegepast, zoals MDF of HDF (Medium Density Fiberboard of High Density Fiberboard). Andere substraten 2, zoals substraten die hoofdzakelijk uit kunststof bestaan, zijn uiteraard niet uitgesloten.

Figuur 1 geeft duidelijk weer dat het gedrukte decor 4 van het vloerpaneel 1 een houtpatroon 17 vertoont, waarbij dit patroon 17 onder andere houtporen 18 en houtspiegels 19 weergeeft.

Figuur 3 geeft weer dat het vloerpaneel 1 van het voorbeeld aan het oppervlak 20 van voornoemde kunststoflaag 5 is voorzien van een structuur van uitsparingen 18A in de vorm van houtporen, die de houtnerven weergegeven in het gedrukte decor 4 volgen.

Conform het eerste aspect van de uitvinding vertoont de kunststoflaag 5 aan het oppervlak 20 minstens een zone 22 van verlaagde glansgraad. In dit geval maakt deze zone 22 deel uit van een groter reliëfgedeelte 23 dat meerdere, in dit geval drie, van dergelijke zones 22-22A omvat. Volgens de uitvinding vertoont de betreffende zone 22 een microstructuur van uniform verdeelde uitsparingen 21, welke in dit geval lijnvormig zijn uitgevoerd.

Figuur 3 vormt eveneens een voorbeeld van een reliëfgedeelte 23 die twee zones 22 omvat waarvan de respectievelijke microstructüren van elkaar verschillen doordat zij minstens een verschillende oriëntatië bezitten. Aan de hand van deze techniek kan een hoek- of richtingsafhankelijk optisch effect worden bereikt, waarbij de glansgraad varieert naargelang de hoek of de richting waaronder het laminaatoppervlak 20 wordt waargenomen.

Het reliëfgedeelte 23 van figuur 3 imiteert een houtspiegel 19 en stemt overeen met een zich in het gedrukte motief 4 bevindende afbeelding van een dergelijke houtspiegel 19.

Figuur 4 toont in doorsnede doorheen de toplaag 3 van het laminaatpaneel 1 dat deze microstructuur bij voorkeur beperkt blijft in de bovenste kunststoflaag 5A van het laminaatpaneel 1. In het voorbeeld betreft het een klassiek opgebouwd DPL laminaatpaneel 1, dat een van hars of kunststof 7 voorzien decorvel of decorpapier 24 met een zich daarboven bevindend eveneens van hars 7 voorzien overlaypapier 25 omvat. Voornoemde bedrukking of gedrukt decor 4 is aangebracht op het decorpapier 24. Volgens niet weergegeven uitvoeringsvormen kunnen extra papierlagen worden aangewend, bijvoorbeeld onder het decorpapier, 24 of kunnen één of beide papierlagen 24-25 worden weggelaten! Zo bijvoorbeeld kan een vloerpaneel 1 zonder dragervellen of papiervellen in de toplaag 3 worden gevormd door de bedrukking of het gedrukte decor 4, eventueel mits tussenkomst van één of meerdere grondlagen, rechtstreeks op het substraat 2 te drukken en daarboven een papierloze kunststoflaag 5 aan te brengen. Bij voorkeur wordt vôlgèns de uitvinding, onafhankelijk van het aantal aangewende dragervellen in de toplaag 3, gewerkt met een thermohardend hars, zoals een melaminegebaseerd hars, bijvoorbeeld melamineformaldehydehars. Bij voorkeur wordt ook de binding tussen de toplaag 3 en het substraat 2 verkregen aan de hand van een thermohardend hars, bij voorkeur aan de hand van het thermohardend hars dat oorspronkelijk op het voornoemde decorpapier 24 was voorzien.

Zoals weergegeven, blijft de betreffende microstructuur bij voorkeur in diepte D1 beperkt zodat de diepste dalen van deze microstructuur zich nog steeds boven het bovenste dragervel 24-25 bevinden, in dit geval boven de overlay 25. In het geval geen enkel dragervel aanwezig is, blijft de betreffende microstructuur bij voorkeur in diepte beperkt tot boven de bedrukking van het gedrukte decor 4.

Zoals weergegeven, blijft de betreffende microstructuur bij voorkeur met het merendeel van zijn hoogste pieken onder het globale oppervlak van het omliggend laminaatoppervlak 20 of valt hier mee samèn. Op deze manier wordt bereikt dat de microstructuur van de betreffende zone 22-22A of reliëfgedeelte 23 minder onderhevig is aan sleet, vermits zij praktisch niet direct belast worden door het belopen van de vloerbekleding. De grootte van de afzonderlijke zones 22-22A of de afzonderlijke reliëfgedeelten 23 die volgens de uitvinding van een microstructuur zijn voorzien is bij voorkeur beperkt tot een maximum van 10 cm2, of beter nog tot een maximum van 2 cm2.

Bij voorkeur bevinden zich in voornoemde bovenste harslaag 5A harde partikels zoals aluminiumoxidepartikels. Dergelijke partikels zijn hier niet weergegeven. Bij voorkeur gaat het om partikels met een gemiddelde korrelgrootte van minder dan 50pm, en beter nog van minder dan 30pm. Bij voorkeur wordt gewerkt met platte korundpartikels. Op deze manier kan een verhoogde krasvastheid van het laminaatoppervlak worden bekomen en kan voörnoemde microstructuur slijtvast worden uitgevoerd.

Figuur 5 geeft bij wijze van voorbeeld schematisch een stap weer uit een werkwijze met de kenmerken van het tweede en het derde aspect van de uitvinding. Het betreft hier meer speciaal de stap van het vormen van de laminaatpanelen 1, in dit geval aan de hand van de hoger nog genoemde DPL techniek. Hiertoe worden minstens het substraat 2 of een plaat die dit substraat 2 bevat, het decorpapier 24 en de overlay 25 of beschermlaag in een persinrichting 26 gebracht alwaar zij met behulp van een perselement 27 worden geconsolideerd. In het weergegeven geval bevat de stapel aan de onderzijde ook nog een zogeheten tegenlaag 6 of balanceerlaag die bedoeld is tegen de onderzijde van het substraat 2 te worden aangebracht en, in dit geval eveneens hoofdzakelijk bestaat uit een van kunststof 7 of hars voorzien materiaalvel, zoals een papiervel.

Het perselement 27, in dit geval een hoofdzakelijk vlakke persplaat of persblek, is aan zijn oppervlak of perszijde 28 voorzien is van een reliëf 29. Bij de stap van het vormen van de laminaatpanelen 1 wordt het voornoemde perselement 27 aangewend voor het door middel van het reliëf 29 verwezenlijken van indrukkingen in de sierzijde van de laminaatpanelen 1, of meer speciaal in de sierzijde van platen waaruit dergelijke laminaatpanelen 1 kunnen worden verkregen. Het reliëf 29 van het perselement 27 omvat hierbij minstens een zone 30 van verlaagde glansgraad.

Figuren 6 tot en met 9 geven weer hoe een dergelijk perselement 27 kan worden vervaardigd. Figuur 6 geeft weer dat een etsbewerking kan worden uitgevoerd. Hiertoe wordt een masker 31 op het perselement 27 aangebracht, waarbij dit masker 31 onderliggende gedeelten van het perselement 27 beschermt tegen de erosieve etsbewerking.

Figuur 7 geeft het resultaat van een dergelijke etsbewerking weer. Eventueel kunnen meerdere etsbewerkingen worden uitgevoerd na elkaar, zodanig dat meerdere niveauverschillen worden bereikt. Voor voorbeelden van dergelijke meervoudige etsbewerkingen wordt verwezen naar het US 2006/144004.

In combinatie met of in de plaats van een etsbewerking kan ook een verspanende bewerking worden uitgevoerd aan de hand van een mechanisch werktuig. Dergelijke bewerking is hier niet weergegeven. Voor voorbeelden van dergelijke verspanende bewerking wordt verwezen naar het WO 2006/066776.

Figuur 8 geeft hetzelfde perselement 27 weer nadat dit perselement 27 van een harde bekledingslaag 32, zoals van een chroomlaag is voorzien. Eventueel kan dergelijke chroomlaag worden gepolijst. De dikte D2 van de harde bekledingslaag 32 is bij voorkeur beperkt tot een maximum van 30 pm, en beter nog tot maximaal 20 pm.

Figuur 9 geeft weer dat bij het vervaardigen van het perselement 27 op één of meerdere zones 30 een bewerking door middel van een laserstraal 33 wordt uitgevoerd, zodanig dat ter plaatse van de betreffende zone 30 een verlaagde glansgraad wordt bereikt. Hiertoe wordt, in het voorbeeld, aan de hand van de laserstraal 33 een microstructuur van uitsparingen 34 gerealiseerd lokaal in de harde bekledingslaag 32. Zo bijvoorbeeld kan hiervoor de techniek van het lasermarkeren of lasergraveren worden toegepast. Wanneer gebruik gemaakt wordt van een laserstraal of ander straalvormig medium, kan deze aan de hand van een portaalmachine (Engels: Gantry type machine) over het perselement 27 worden bewogen in de twee richtingen van het vlak bepaald door dit perselement 27, waarbij eventueel ook èen beweging in een richting loodrecht op het voornoemde vlak mogelijk is. Deze loodrechte beweging kan gewenst zijn voor het instellen van de focusseerafstand van een laserstraal en/of wanneer het të bewerken përselement reeds van een grovere structuur is voorzien, bijvoorbeeld van een geëtste of gefreesde structuur.

Het is duidelijk dat de bekomen persplaat 27 van figuur 9 kan wordèn toegepast voor het vervaardigen van laminaatpanelen 1 zoals weergegeven in figuur 4, volgens de methode van figuur 5, waarbij dan de aldaar genoemde microstructuren van uitsparingen 21 gerealiseerd worden door aan het oppervlak 20 van het laminaatpaneel 1 indrukkingen te vormen aan de hand van voornoemde met laserstraal bewerkte zones 30 van het perselement 27:

Er wordt opgemerkt dat, zoals weergegeven in figuur 9, bij het vervaardigën van het perselement 27 een chroomlaag 32 kan worden opgebracht en dat deze laag 32 vervolgens nog lokaal wordt bewerkt, zoals in dit geval· door middel vän voornoemde bewerking door middel van een laserstraal 33. Het is duidelijk dat de werkwijze zoals weergegeven in de figuren 5 tot en met 9 dan ook een illustratie vormt van het in de inleiding vermelde derde aspect van de uitvinding. Vérder is het duidelijk dat het in deze figuren weergegeven perselemeht 27 tevens öp onafhankelijke wijze voorwerp van de huidige uitvinding uitmaakt.

Figuur 10 geeft een variante weer voor de in het eerste aspect genoemde zones 22 van verlaagde glansgraad. Bij de hier weergegeven zone 22 zijn de uniform verdeelde uitsparingen 21 volgens de aldaar genoemde eerste mogelijkheid hiervoor uitgevoerd. Hiertoe omvat de betreffende microstructuur puntsgewijs uitgevoerde uitsparingen 21. Hiermede wordt bedoeld dat de betreffende microstructuur kraters van beperkte diameter, bij voorkeur met een diameter kleiner dan 50 pm en beter nog kleiner dan 20 pm, omvat.

Figuur 11 geeft nog een variante weer van dergelijke zones 22-22A, waarbij terug een microstructuur is toegepast die puntsgewijs uitgevoerde uitsparingen 21 omvat, doch waarbij meerdere van dergelijke zones 22-22A een reliëfgedeelte 23 vormen. Hierbij zijn in dit geval drie zones 22-22A toegepast die onderling van elkaar verschillen doordat hun respectievelijke uitsparingen 21 een andere dichtheid vertonen. Het hier weergegeven reliëfgedeelte 23 omvat twee zones 22 die via een overgangsreliëf 22A, in dit geval een tussenliggende zone 22A van voornoemde drie zones, met elkaar aansluiten. Hierbij bezitten de uitsparingen 21 die de microstructuur van het voornoemde overgangsreliëf 22A vormen een tussenliggende dichtheid in vergelijking met voornoemde twee zones 22. Op deze manier wordt een dégradé (Engels: half tone) gerealiseerd. Dergelijke dégradé kan ook worden bereikt met zones van verschillende diepte en/of oriëntatie, doch dit is hier niet weergegeven. Aan de hand van dergelijke dégradés kunnen bijzonder levendige structuren of glanseffecten worden gerealiseerd, die eventueel aanleiding kunnen geven tot hoek- of richtingsafhankelijke optische effecten en/of tot een geleidelijke overgang tussen matte en minder matte of zelfs glanzende gedeelten van het laminaatoppervlak 20. Er wordt opgemerkt dat de contouren van de zones 22-22A in het huidig voorbeeld hoofdzakelijk gelijkvormig zijn uitgevoerd, waarbij deze contouren bovendien in dit geval op onderling gelijke afstanden van elkaar verwijderd zijn.

Er wordt opgemerkt dat de laminaatpanelen 1 van de huidige uitvinding bij voorkeur vloerpanelen betreffen, die, zoals in de voorbeelden, bij voorkeur van het type zijn dat lijmloos kan worden geïnstalleerd. Lijmloos installeerbare vloerpanelen zijn op zich bekend bijvoorbeeld uit het WO 97/47834. De betreffende techniek kan echter ook worden aangewend voor het vervaardigen van meubelpanelen, wandpanelen, plafondpanelen en dergelijke meer.

Als substraat 2 kan volgens de uitvinding eender welk materiaal worden toegepast. Zo bijvoorbeeld kan een houtgebaseerd plaatmateriaal, zoals spaanplaat, MDF of HDF (Medium Density Fiberboard of High Density Fiberboard) of multiplex worden aangewend.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijzen en laminaatpanelen kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims

1. Laminaatpaneel van het type dat een substraat (2) en een daarop aangebrachte kunststoflaag (5) met een gedrukt decor (4) vertoont, waarbij voornoemde kunststoflaag (5) aan het oppervlak (20) een zone (22-22A) van verlaagde glansgraad vertoont, daardoor gekenmerkt dat voornoemde zone (22-22A) op zich een microstructuur vertoont van uniform verdeelde uitsparingen (21) en/of uitstulpingen.

2. Laminaatpaneel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat voornoemde microstructuur minstens puntsgewijs uitgevoerde uitsparingen (21) en/of uitstulpingen omvat.

3. Laminaatpaneel volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat voornoemde microstructuur minstens lijnvormig uitgevoerde uitsparingen (21) en/of uitstulpingen omvat.

4. Laminaatpaneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde microstructuur minstens één wafelstructuur vertoont.

5. Laminaatpaneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde zone (22-22A) deel uitmaakt van eèn groter rèliëfgedeelte (23) dat meerdere van dergelijke zones (22-22A) omvat.

6. Laminaatpaneel volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat voornoemde zone (22) van een andere zone (22) uit hetzelfde grotere reliëfgedeelte (23) verschilt doordat de uitsparingen (21) en de uitstulpingen van hun respectievelijke microstructuren een andere dichtheid, diepte en/of oriëntatie vertonen.

7. Laminaatpaneel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat voórnoemde zone (22) via een overgangsreliëf (22A) aansluit met voornoèmde andere zone (22) van het voornoemde grotere reliëfgedeelte (23), waarbij de uitsparingen (21) en de uitstulpingen die de microstructuur van het voornoemde overgangsreliëf (22A) vormen een tussenliggende dichtheid, diepte en/of oriëntatie bezitten in vergelijking met voornoemde aansluitende zones (22).

8. Laminaatpaneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde zone (22-22A) aanleiding geeft tot een hoekafhankelijk optisch effect.

9. Laminaatpaneel volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde hoekafhankelijk optisch effect erin bestaat dat de glansgraad van voornoemde zone (22-22A) afhangt van de hoek waaronder het oppervlak (20) van de kunststoflaag (5) wordt waargenomen.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van laminaatpanelen van het type dat een substraat (2) en een daarop aangebrachte kunststoflaag (5) met een gedrukt decor (4) vertoont, waarbij de werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - de stap van het vervaardigen van een perselement (27) dat voorzien is van een reliëf; - het vormen van de voornoemde laminaatpanelen (1), waarbij voornoemd perselement (27) minstens wordt aangewend voor het, door middel van het voornoemde reliëf, verwezenlijken van indrukkingen in het oppervlak (20) van voornoemde laminaatpanelen (1); daardoor gekenmerkt dat bij het vervaardigen van het perselement (27) op één of meerdere zones (30) een bewerking door middel van een laserstraal (33) of elektronenstraal wordt uitgevoerd, zodanig dat ter plaatse van deze zones (30) een verlaagde glansgraad wordt bereikt.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bewerking een markeerbewerking betreft.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat zij wordt aangewend voor het vervaardigen van een laminaatpaneel (1) met de kenmerken van één van de conclusies 1 tot 9, waarbij de aldaar genoemde microstructuren van uitsparingen (21) en/of uitstulpingen gerealiseerd worden door aan het oppervlak (20) van het laminaatpaneel (1) indrukkingen te vormen aan de hand van voornoemde met laserstraal (33) of elektronenstraal bewerkte zones (30) van het perselement.

13. Werkwijze volgens één van de conclusies 10 tot 12, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde perselement (27) alvorens te worden bewerkt met voornoemde laserstraal (33) of elektronenstraal van een chroomlaag (32) of een andere harde bekledingslaag wordt voorzien.

14. Werkwijze volgens één van de conclusies 10 tot 13, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde perselement (27) alvorens te worden bewerkt met voornoemde laserstraal (33) of elektronenstraal wordt gestructureerd aan de hand van één of meerdere etsbewerkingen en/of verspanende bewerkingen aan de hand van een mechanisch werktuig.

15. Werkwijze voor het vervaardigen van laminaatpanelen van het type dat een substraat (2) en een daarop aangebrachte kunststoflaag (5) met een gedrukt decor (4) vertoont, waarbij de werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - de stap van het vervaardigen van een perselement (27) met een reliëf; - het vormen van de voornoemde laminaatpanelen (1), waarbij voornoemd perselement (27) minstens wordt aangewend voor het, door middel van het voornoemde reliëf, verwezenlijken van indrukkingen in het oppervlak (20) van voornoemde laminaatpanelen (1); daardoor gekenmerkt dat bij het vervaardigen van het perselement (27) een chroomlaag (32) of andere harde bekledingslaag wordt opgebracht en dat deze harde laag (32) vervolgens nog lokaal wordt bewerkt.