BE1017509A3 - Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast. - Google Patents

Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast. Download PDF

Info

Publication number
BE1017509A3
BE1017509A3 BE2007/0121A BE200700121A BE1017509A3 BE 1017509 A3 BE1017509 A3 BE 1017509A3 BE 2007/0121 A BE2007/0121 A BE 2007/0121A BE 200700121 A BE200700121 A BE 200700121A BE 1017509 A3 BE1017509 A3 BE 1017509A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
animals
space
pigs
feeding
lying
Prior art date
Application number
BE2007/0121A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Geirnaert Luc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Geirnaert Luc filed Critical Geirnaert Luc
Priority to BE2007/0121A priority Critical patent/BE1017509A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1017509A3 publication Critical patent/BE1017509A3/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • A01K1/0209Feeding pens for pigs or cattle

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
  • Fodder In General (AREA)
  • Feed For Specific Animals (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het vetmesten van dieren, waarbij de dieren worden ondergebracht in een stal (1) met minstens drie gescheiden ruimtes, meer bepaald een ligruimte (5), een voederruimte (6) en een loopgang (7), waarbij de dieren worden ondergebracht in de ligruimte (5) met toegang tot de voederruimte (6), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder bestaat in het na verloop van tijd in twee groepen verdelen van de dieren op basis van hun massa, waarbij de dieren met een massa die groter is dan een bepaalde waarde, worden ondergebracht in de loopgang (7) en hierin verder worden vetgemest tot ze slachtrijp zijn, terwijl de overblijvende dieren in de lig- (5) en voederruimte (6) verder vetgemest worden.

Description

Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vetmesten van dieren en in het bijzonder van varkens.
Het is bekend varkens vet te mesten in een stal waarbij de varkens worden ondergebracht in een ligruimte met toegang tot een voederruimte. Toegang tot de stal en de lig- en voederruimte is mogelijk langs een loopgang.
De varkens kunnen onbeperkt eten en drinken tot ze een gewenste massa hebben bereikt en slachtrijp zijn. Wanneer de eerste varkens slachtrijp zijn worden de voederbakken gedurende enkele uren afgesloten, waarna de slachtrijpe varkens in nuchtere toestand kunnen worden afgevoerd naar het slachthuis.
Een nadeel van de bekende werkwijze is dat de varkens steeds samenblijven totdat de eerste varkens slachtrijp zijn.
Hierdoor zal vooral tijdens de laatste weken voordat een eerste lichting varkens wordt afgevoerd, de stal zeer dicht bevolkt zijn hetgeen nadelig is voor het welzijn van de dieren.
Het bouwen van grotere stalplaatsen zou hiervoor een oplossing kunnen bieden, maar is financieel nadelig aangezien de bouwkost van de stal in dat geval hoger ligt dan bij kleinere stallen, bovendien dient in dat geval ook een grotere ruimte te worden verwarmd met een meerkost tot gevolg.
De huidige uitvinding heeft tot doel een oplossing te bieden voor de voornoemde en andere nadelen.
Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het vetmesten van dieren, waarbij de dieren worden ondergebracht in een stal met minstens drie gescheiden ruimtes, meer bepaald een ligruimte, een voederruimte en een loopgang, waarbij de dieren worden ondergebracht in de ligruimte met toegang tot de voederruimte, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder bestaat in het na verloop van tijd in twee groepen verdelen van de dieren op basis van hun massa, waarbij de dieren met een massa die groter is dan een bepaalde waarde worden ondergebracht in de loopgang en hierin verder worden vetgemest tot ze slachtrijp zijn, terwijl de overblijvende dieren in de lig- en voederruimte verder vetgemest worden.
Een voordeel van de huidige werkwijze is dat de ruimte van de loopgang nuttig wordt gebruikt tijdens het vetmesten van de varkens, zodat de varkens over een grotere oppervlakte kunnen worden gespreid en het dierenwelzijn wordt bevorderd, zonder de bouwkost of de verwarmingskost van de stal te doen stijgen.
Bij voorkeur worden de slachtrijpe dieren afgevoerd en worden, vervolgens, de overblijvende dieren in twee groepen verdeeld op basis van hun massa, waarbij de dieren die slachtrijp zijn, worden ondergebracht in de loopgang zonder toegang tot voeder, terwijl de overblijvende dieren in de lig- en voederruimte verder vetgemest worden.
In deze tweede fase doet de loopgang dienst als wachtruimte voor de vetgemeste dieren, waarbij de voederbakken kunnen worden afgesloten of geledigd, zodat deze dieren nuchter zijn wanneer ze worden afgevoerd naar het slachthuis. Enkele dagen later kan dan opnieuw een scheiding worden gemaakt tussen slachtrijpe dieren en dieren die nog verder dienen te worden vetgemest, waarbij de slachtrijpe dieren in de loopgang worden ondergebracht alvorens te worden afgevoerd.
De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een stal die kan worden toegepast bij het vetmesten van de dieren met de hierboven beschreven werkwijze, welke stal is onderverdeeld in minstens één ligruimte, minstens één voederruimte met voederbakken en minstens één loopgang die onderling worden gescheiden door wanden, waarbij in de loopgang voederbakken zijn voorzien.
Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen worden hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende werkwijze en enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een stal volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande figuren, waarin:
Figuur 1 een grondplan weergeeft van een stal volgens de uitvinding;
Figuur 2 een variant weergeeft van figuur 1; Figuur 3 op kleinere schaal een andere variant weergeeft van figuur 1.
In figuur 1 is een grondplan van een stal 1 volgens de uitvinding weergegeven die een buitenmuur 2 bevat die de stalruimte definieert, waarbij de stalruimte door middel van wanden 3-4 is onderverdeeld in, in dit geval, drie ruimten 5 tot 7.
Deze ruimten zijn een ligruimte 5, een voederruimte 6 en een loopgang 7. De voederruimte 6 is bij voorkeur onderverdeeld in twee compartimenten 6A en 6B die elk grenzen aan de ligruimte 5 en waarvan er minstens één grenst aan de loopgang 7.
In elk van de compartimenten 6A-6B is een voederbak 8A-8B en een waterbak 9 voorzien. De scheiding tussen beide compartimenten 6A en 6B bestaat uit een wand 10 met een deur 11.
In de wand 3 tussen de compartimenten 6A-6B van voederruimte en de ligruimte 5 zijn poortjes 12A-12B aangebracht. Bij voorkeur is tussen de ligruimte 5 en beide compartimenten 6A-6B van de voederruimte 6 ook een sas 13 voorzien met een ingang 14, voorzien van een éénrichtingsdeur (van de ligruimte 5 naar de voederruimte 6), vanuit de ligruimte 5 en twee uitgangen 15A-15B die elk met een verschillend compartiment 6A-6B van de voederruimte in verbinding staan.
In het sas 13 is bij voorkeur een inrichting 16 voorzien voor het wegen van dieren, zoals bijvoorbeeld een weegschaal die is ingewerkt in de bodem van het sas 13. Deze weegschaal staat bij voorkeur in verbinding met een computer of dergelijke die niet in de figuren is weergegeven en toelaat de gemeten waarden op te slaan en te verwerken.
In het gedeelte van de wand 4, tussen het compartimenten 6B en de loopgang 7 is een deur 17 voorzien. Ook tussen de ligruimte 5 en de loopgang 7 kan een deur 17 worden voorzien.
Volgens de uitvinding is in de loopgang 7 minstens één voederbak 18 en een drinkbak 19 voorzien.
Ook in de ligruimte 5 zijn bij voorkeur één of meer drinkbakken 20 aangebracht.
De werkwijze voor het vetmesten van dieren en in het bijzonder varkens in de hierboven beschreven stal 1 is eenvoudig en als volgt.
In een eerste fase worden vet te mesten biggen in de ligruimte 5 geplaatst met vrije toegang tot de voederruimte 6. De voornoemde poortjes 12A-12B gaan hierbij enkel open in één richting van de voederruimte 6 naar de ligruimte 5, zodat de varkens enkel via het sas 13 van de ligruimte 5 naar de voederruimte 6 kunnen.
Bij elke doorgang door het sas 13, dat slechts voor één varken tegelijk toegankelijk is, wordt de massa van het betreffende varken bepaald, zodat op basis van de gemeten massa's de massaverdeling van de varkens kan worden gevolgd.
In deze eerste fase zijn beide uitgangen 15A-15B van het sas 13 alternerend, en onafhankelijk van de massa van het varken, open en is tevens de deur 11 open, zodat de varkens steeds vrije toegang hebben tot beide compartimenten 6A-6B van de voederruimte.
Wanneer de biggen worden opgehokt met een massa van zo'n 25 kg zullen zij na ongeveer 12 weken bij het voornoemd regime een gemiddelde massa van om en bij de 80 kg bereiken.
Aangezien de varkens in de eerste fase zijn gegroeid en bijgekomen is het duidelijk dat zij behoefte krijgen aan meer bewegingsruimte om hun verdere groei en massatoename tot ongeveer 115 kg vlot te laten verlopen. Tijdens de eerste fase wordt de deur 17 tussen het compartiment 6B en de loopgang 7 steeds gesloten, terwijl de deur 11 tussen beide compartimenten 6A-6B van de voederruimte open is.
Hiertoe worden in een volgende fase de poortjes 12B tussen het compartiment 6B van de voederruimte en de ligruimte 5 gesloten, evenals de deur 11 tussen beide voedercompartimenten 6A en 6B. De deur 17 tussen het compartiment 6B en de loopgang 7 wordt geopend.
De uitgangen 15A en 15B van het sas 13 worden beurtelings geopend in functie van de massa van het varken dat zich in het sas 13 bevindt.
Op basis van de geregistreerde massa's van de verschillende varkens, wordt een massa bepaald die bijvoorbeeld lager is dan de massa van de 10% tot 20% zwaarste varkens en groter is dan de massa van de andere varkens.
Wanneer het varken dat in het sas aanwezig is, groter is dan de bepaalde massa, wordt de uitgang 15B geopend, waardoor dit varken via het compartiment 6B naar de loopgang 7 wordt geleid. In het geval de massa van het varken kleiner is dan de voornoemde bepaalde waarde, wordt het varken via het sas 13 naar het compartiment 6A geleid, van waaruit dit varken doorheen de poortjes 12A terug naar de ligruimte 5 kan.
Dit scheiden van de varkens wordt gedurende ongeveer acht uren uitgevoerd of tot wanneer een gewenst aantal varkens naar de loopgang 7 is afgeleid.
Vervolgens worden alle varkens in het compartiment 6B naar de loopgang 7 gedreven en wordt de deur 17 tussen de loopgang 7 en het compartiment 6B gesloten, waarna beide uitgangen 15A-15B van het sas 13 terug worden geopend evenals de poortjes 12B.
In de derde fase worden de zwaarste varkens verder vetgemest in de loopgang 7, waartoe de voederbakken 18 en de drinkbak 19 worden gevuld. De varkens in de ligruimte 5 blijven een vrije toegang behouden tot de voederbakken in de voederruimte 6 en worden tevens verder vetgemest.
Wanneer de varkens in de loopgang 7 na ongeveer 15 weken een streefmassa van ongeveer 115 kg hebben bereikt, worden de voederbakken 18 in de loopgang 7 afgesloten, waarna zo'n acht uur later, deze varkens in een nuchtere toestand kunnen worden afgevoerd naar een slachthuis.
Eens de varkens uit de loopgang zijn verwijderd, worden bijvoorbeeld wekelijks de zwaarste varkens uit de lig-en voederruimte 5 en 6 naar de loopgang 7 geleid. Hiertoe kan een zelfde werkwijze worden toegepast als hierboven beschreven voor het afscheiden van de zwaarste varkens. De voederbakken in de loopgang 7 en de voederbakken 8B in de ruimte 6B, tijdens het scheiden van twee groepen, worden in deze fase niet meer gevuld, waarbij de loopgang 7 dienst doet als wachtruimte voor de varkens alvorens ze in nuchtere toestand af te voeren naar het slachthuis.
Wanneer uiteindelijk de laatste varkens uit de stal 1 zijn afgevoerd, kan de stal worden gereinigd, ontsmet en opnieuw verwarmd zodat een nieuwe lading biggen kan worden vetgemest.
Opgemerkt wordt dat de uitgangen 15A-15B van het sas 13 bij voorkeur elektronisch kunnen worden aangestuurd met behulp van de voornoemde computer die is gekoppeld aan de weegschaal, zodat het scheiden van de varkens in twee groepen kan worden geautomatiseerd. Volgens een eerste voorbeeld hebben de ligruimte 5 en de voederruimte 6 een gezamenlijk grondoppervlak van ongeveer 180 m2, terwijl de loopgang 36m2 groot is. In dit geval kunnen in de stal zo'n 300 biggen met een startmassa van 25 kg gezamenlijk worden vetgemest.
Na gemiddeld twaalf weken zullen deze vetgemeste biggen varkens zijn met een gemiddelde massa van 80 kg, waarna bijvoorbeeld de 50 zwaarste varkens worden afgeleid naar de loopgang 7. Deze varkens hebben vanaf dat ogenblik een leefruimte van ongeveer 0,72 m2 per varken en zullen gedurende ongeveer drie weken verder worden vetgemest in de loopgang 7 tot wanneer ze een streefmassa van 115 kg hebben bereikt en kunnen worden afgevoerd naar het slachthuis.
Vervolgens wordt de loopgang 7 wekelijks gebruikt voor het afscheiden van de overblijvende varkens die het streefgewicht hebben bereikt. Hierbij worden de voederbakken afgesloten of leeg gehouden, zodat de loopgang 7 functie doet als wachtruimte waarin de slachtrijpe varkens nuchter worden alvorens te worden afgevoerd naar het slachthuis.
Na gemiddeld twintig weken zullen de laatste varkens de voornoemde streefmassa hebben bereikt en kan een nieuwe cyclus worden ingeleid.
In figuur 2 is een variant weergegeven van een stal 1 volgens de uitvinding, waarbij de stal is onderverdeeld in twee afdelingen 21A-21B met elk een ligruimte 5, een voederruimte 6 en een loopgang 7. De opbouw van de verschillende ruimtes 5-7 is hierbij analoog aan de uitvoering weergegeven in figuur 1, met die uitzondering dat in beide afdelingen een bijkomende afzonderingsruimte 22 is voorzien waarin zieke varkens kunnen worden afgezonderd.
Het is duidelijk dat in deze variant van een stal, twee groepen varkens onafhankelijk van elkaar kunnen worden vetgemest.
In figuur 3 is een andere variant weergegeven die bestaat uit twee afdelingen 21A en 21B die telkens drie hokken 23-25 bevatten. Elk hok 23-25 bevat minstens één ligruimte 5, één voederruimte 6 en bij voorkeur één afzonderingsruimte 22.
Volgens de uitvinding bevat de stal 1 tevens een loopgang 7 die analoog is aan de loopgang 7 in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.
De oppervlakte van de hokken 23 tot 25 neemt in dit geval stapsgewijs toe, waarbij het hok 23 dat dienst doet als ontvangsthok het kleinste is, het daaraan aangrenzende hok 24 groter is dan het ontvangsthok 23 doch kleiner dan het hok 25 dat aan de loopgang 7 grenst.
De voederruimten 6 van het hok 25 zijn analoog aan deze van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, terwijl de voederruimten 6 van de andere hokken 23 en 24 niet zijn gecompartimenteerd. Het voornoemd sas 13 is in deze hokken 23 en 24 vervangen door een doorgang 26. In deze doorgang 26 kan eventueel een inrichting 16 zijn voorzien voor het wegen van de dieren en kunnen, indien gewenst, middelen worden aangebracht die toelaten de dieren enkel in een richting van de ligruimte 5 naar de voederruimte 6 door te laten.
De inrichtingen 16 voor het wegen van de dieren in deze doorgangen 26 zijn bij voorkeur gekoppeld aan de voornoemde computer.
Tussen de voederruimte 6 van een hok 23-24 en de afzonderingsruimte 22 van een aangrenzend hok 24-25, is telkens een deur 27 voorzien, in overeenstemming met de deur 17 tussen het compartiment 6B in de voederruimte van het hok 25 en de loopgang 7.
Het vetmesten van dieren in deze stal 1 gebeurt door biggen met een startmassa van 25 kg onder te brengen in het kleinste hok 23, met vrije toegang tot de betreffende voederruimte 6.
Wanneer deze massa van de biggen of varkens ongeveer 50 kg bedraagt, dit is gemiddeld na zes weken, worden de poortjes 12 tussen de voederruimte 6 en de ligruimte 5 afgesloten, terwijl de deur met doorgang 26 open blijft in de richting van ruimte 6. De deur 27 naar de af zonder ingsruimte 22 van het tweede hok 24 evenals een deur 28 van deze afzonderingsruimte 22 naar de ligruimte 5 van het tweede hok, worden geopend.
Het is duidelijk dat wanneer het wenselijk is de massa van de dieren te kunnen registreren, hiertoe in de doorgang 26 een inrichting 16 voor het wegen van de dieren kan worden voorzien.
Door het licht in het tweede hok 24 aan te steken en het licht in het kleinste hok 23 te doven, worden de varkens aldus naar het tweede hok 24 geleid, waar ze, na het sluiten van de deur naar de af zonder ingsruimte 22 op analoge wijze verder worden vetgemest tot een gemiddelde massa van 80 kg, hetgeen de varkens normaal bereiken na een totale vetmestperiode van ongeveer 12 weken.
Vervolgens worden de varkens naar het laatste hok 25 geleid, waarbij de varkens worden gescheiden in twee groepen volgens het principe dat is beschreven met verwijzing naar figuur 1.
Aldus worden de zwaarste varkens in de loopgang 7 vetgemest terwijl de lichtere varkens in het aangrenzend hok 25 verder worden vetgemest.
Doordat de oppervlakte van de hokken 23-25 toeneemt, krijgen de varkens bij het groeien en verdikken ook steeds meer ruimte, hetgeen het dierenwelzijn en hun groei bevordert.
Het is duidelijk dat nadat het kleinste hok 23 vrij is, dit hok kan worden gereinigd, ontsmet en verwarmd tot op een gewenste temperatuur, waarna een nieuwe vetmestcyclus kan worden gestart, terwijl de vorige lading varkens verder wordt vetgemest in het aangrenzende hok 24.
De stal volgens figuur 3 biedt het voordeel dat de ruimte in de stal zeer efficiënt kan worden aangewend, waarbij een ruimte bij goed gebruik nooit langer dan één week leeg staat.
Opgemerkt wordt dat de loopgang 7 zich ook tussen beide afdelingen 21A en 21B kan uitstrekken en dat de af zonder ingsruimten 22 niet noodzakelijk tussen de voederruimten 6 van twee aangrenzende hokken dienen te zijn gelegen.
In dit laatste geval is het eveneens mogelijk de varkens vanuit de voederruimte van één hok naar de voederruimte van een aangrenzend hok te leiden of te drijven.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een werkwijze en stal volgens de uitvinding voor het vetmesten van dieren, kan volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het vetmesten van dieren, waarbij de dieren worden ondergebracht in een stal (1) met minstens drie gescheiden ruimtes, meer bepaald een ligruimte (5), een voederruimte (6) en een loopgang (7), waarbij de dieren worden ondergebracht in de ligruimte (5) met toegang tot de voederruimte (6), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder bestaat in het na verloop van tijd in twee groepen verdelen van de dieren op basis van hun massa, waarbij de dieren met een massa die groter is dan een bepaalde waarde, worden ondergebracht in de loopgang (7) en hierin verder worden vetgemest tot ze slachtrijp zijn, terwijl de overblijvende dieren in de lig- (5) en voederruimte (6) verder vetgemest worden.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de slachtrijpe dieren worden af gevoerd en dat, vervolgens, de overblijvende dieren in twee groepen worden verdeeld op basis van hun massa, waarbij de dieren die slachtrijp zijn worden ondergebracht in de loopgang (7) zonder toegang tot voeder, terwijl de overblijvende dieren in de lig- (5) en voederruimte (6) verder vetgemest worden.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde dieren varkens zijn.
4. Stal voor het vetmesten van dieren, die is onderverdeeld in minstens één ligruimte (5), minstens één voederruimte (6) met voederbakken (8A-8B) en minstens één loopgang (7) die onderling worden gescheiden door wanden (3-4), daardoor gekenmerkt dat in de loopgang (7) voederbakken (18) zijn voorzien.
5. Stal volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde voederruimte (6) is onderverdeeld in twee compartimenten (6A-6B) waarin telkens een voederbak (8A-8B) is voorzien en die onderling gescheiden zijn door een wand (10).
6. Stal volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat ze een sas (13) bevat met een ingang (14) die in verbinding staat met de ligruimte (5) en met twee uitgangen (15A-15B) die elk in verbinding staan met een van de compartimenten (6A-6B).
7. Stal volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat in het sas (13) een inrichting (16) is voorzien voor het wegen van de dieren.
8 .- Stal volgens conclusies 6 en 7, daardoor gekenmerkt dat het sas deuren bevat en een sturing die toelaat om op basis van de met de weeginrichting gewogen massa de uitgangen (15A-15B) van het sas te openen en te sluiten.
9.- Stal volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat ze één loopgang (7) en meerdere hokken (23-24-25) bevat waarvan er minstens één aan de loopgang (7) grenst en waarbij de verschillende hokken (23-24-25) elk een ligruimte (7) en een voederruimte (6) bezitten.
BE2007/0121A 2007-03-19 2007-03-19 Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast. BE1017509A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2007/0121A BE1017509A3 (nl) 2007-03-19 2007-03-19 Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2007/0121A BE1017509A3 (nl) 2007-03-19 2007-03-19 Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast.
BE200700121 2007-03-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1017509A3 true BE1017509A3 (nl) 2008-11-04

Family

ID=38659237

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2007/0121A BE1017509A3 (nl) 2007-03-19 2007-03-19 Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1017509A3 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP4011201A1 (de) * 2020-12-09 2022-06-15 Werner Hagmüller Stall

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3313671A1 (de) * 1983-04-15 1984-11-08 Adolf 3051 Hagenburg Behnsen Ring-schweinestall
US6526919B1 (en) * 2001-09-28 2003-03-04 Paul Schick Self-sorting hog facility and method
US20060260561A1 (en) * 2005-05-18 2006-11-23 Jonathan Kleinsasser Hog production management by weight

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3313671A1 (de) * 1983-04-15 1984-11-08 Adolf 3051 Hagenburg Behnsen Ring-schweinestall
US6526919B1 (en) * 2001-09-28 2003-03-04 Paul Schick Self-sorting hog facility and method
US20060260561A1 (en) * 2005-05-18 2006-11-23 Jonathan Kleinsasser Hog production management by weight

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP4011201A1 (de) * 2020-12-09 2022-06-15 Werner Hagmüller Stall

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Karcher et al. Overview of commercial poultry production systems and their main welfare challenges
Appleby et al. Development of furnished cages for laying hens
Sumpter et al. From nonlinearity to optimality: pheromone trail foraging by ants
Heller et al. Optimal foraging of sticklebacks on swarming prey
US8602837B1 (en) Method and apparatus for improving the utilization of solitary bees for pollination of crops
Campbell et al. Laying hen movement in a commercial aviary: Enclosure to floor and back again
US6837189B2 (en) Hog facility management system and method
Kettlewell et al. A review of broiler chicken catching and transport systems
US20130305994A1 (en) Device, system and method for livestock feeding
ES2850775T3 (es) Dispositivo, planta y método para el aprovechamiento de residuos en ganadería
CA2232165A1 (en) Animal husbandry containment apparatus
EFSA Panel on Animal Health and Animal Welfare (AHAW) et al. Welfare of laying hens on farm
EFSA AHAW Panel (EFSA Panel on Animal Health and Welfare) et al. Welfare of broilers on farm
BE1000327A4 (nl) Inrichting voor het op afroep voederen van varkens.
CN107787877A (zh) 用于家禽管理和/或饲养的活动装置以及饲养和/或管理家禽的方法
Lemanski et al. The effect of individual learning on collective foraging in honey bees in differently structured landscapes
Noël et al. Effects of competitor-to-resource ratio on aggression and size variation within groups of convict cichlids
HU186100B (en) Broiler-chicken raising unit
BE1017509A3 (nl) Werkwijze voor het vetmesten van dieren en stal daarbij toegepast.
Schmid-Hempel Do honeybees get tired? The effect of load weight on patch departure
Hunniford et al. Nest alternatives: Adding a wire partition to the scratch area affects nest use and nesting behaviour of laying hens in furnished cages
KR101699535B1 (ko) 새끼오리 및 병아리 사육용 직립식 케이지
NL2005203C2 (nl) Werkwijze voor het voeden van biggen.
EP1711050B1 (en) Method for holding poikilothermic poultry, and device for holding poikilothermic poultry
CA2314567A1 (en) Method of raising rabbits and apparatus for implementing the same

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20120331