BE1017214A6 - Werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen en vloerpanelen volgens deze werkwijze verkregen. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het vervaadigen van vloerpanelen, van het type dat minstens een één- of meerdelig substraat (6) en een toplaag (8) op basis van kunststof bevat, en dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden (12) vertoont, waarbij de voornoemde geprofileerde randgebieden (12) minstens koppeldelen (13) omvatten en voornoemd susbstraat (6) minstens gedeeltelijk uit hout of houtgebaseerd materiaal bestaat, daardoor gekenmerkt dat ieder betreffend vloerpaneel (1) minstens gedeeltelijk door middel van een actieve stof (2) wordt behandeld en dat deze behandeling minstens wordt uitgevoerd door ieder betreffend vloerpaneel (1) aan de actieve stof (2) bloot te stellen terwijl deze actieve stof (2) zich in de gasvormige toestand bevindt.

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen en vloerpanelen volgens deze werkwijze verkregen.

i

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen, alsmede op vloerpanelen die volgens deze werkwijze zijn verkregen.

Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van vlöerpanelen die een één- of meerdelig substraat uit hout of houtgebaseerd materiaal en een toplaag op basis van kunststof bevatten.

In de eerste plaats is de uitvinding bedoeld om bij zogenaamde laminaatvloerpanelen te worden aangewend, waarvan de toplaag is samengesteld uit één of meer in hars gedrenkte dragervellen. Dergelijke laminaatvloerpanelen bevatten doorgaans een ééndelig substraat,? bijvoorbeeld uit MDF of HDF (Medium Density Fibreboard of High Density Fibreboard) en een gedrukt decor dat aan de bovenzijde het uitzicht bepaalt.

Zoals bekend kunnen laminaatvloerpanelen op verschillende wijzen worden vervaardigd. Volgens een eerste mogelijkheid kunnen zij met een DPL (Direct Pressure Laminate) techniek worden vervaardigd, waarbij dê voornoemde dragervellen samen met het substraat in een pers worden gebracht alwaar zij worden geconsolideerd onder de inwerking van hoge druk en temperatuur. Volgens een tweede mogelijkheid kunnen zij met een HPL (High Pressure Laminate) techniek worden vervaardigd, waarbij de voornoemde dragervellen eerst worden geconsolideerd tot een zogeheten compact laminaat dat daarna op het substraat wordt gelijmd. Aan de onderzijde van laminaatvloerpanelen wordt gebruikelijk een zogeheten tegenlaag of balanceerlaag toegepast welke, bij voorkeur eveneens is opgebouwd uit minstens één in hars gedrenkt, met andere woorden beharst, dragervel.

De uitvinding kan ook toepassing vinden bij vloerpanelen, al dan niet laminaatvloerpanelen, waarvan de kunststof toplaag op andere wijzen is bekomen dan door een in hars gedrenkt dragervel, bijvoorbeeld bij vloerpanelen met een toplaag die bekomen is door het aanbrengen van een folie, het opgedragen van een uit te harden substantie, zoals een vernis of dergelijke, of op eender welke andere wijze.

Zowel bij laminaatvloerpanelen als bij andere vloerpanelen kan het voornoemd decor gevormd zijn door een motief dat, hetzij rechtstreeks op het substraat mits eventuele tussenkomst van een primer, hetzij op één of meerdere van voornoemde dragervellen of op de voornoemde folie gedrukt is.

Meer speciaal nog houdt de uitvinding verband met vloerpanelen die bedoeld zijn om een zwevende vloerbedekking te vormen en die bij het leggen aan hun randen met elkaar kunnen worden gekoppeld, hetzij door middel van een klassieke tand- en groefverbihding, waarbij deze eventueel in elkaar worden gelijmd, hetzij door middel van mechanische koppeldelen, al dan niet ééndelig met het substraat uitgevoerd, die bijvoorbeeld zowel in horizontale als ^ in verticale richting in een onderlinge vergrendeling "jan de vloerpanelen voorzien, bijvoorbeeld zoals bescnreven in de internationale octrooiaanvragen WO 97/47834, WO 01/98603 en WO 2004/053258.

De huidige uitvinding beoogt, volgens een eerste aspect, een werkwijze waardoor vloerpanelen met een houten of houtgebaseerd substraat op een efficiënte en/of voordelige manier aan een behandeling kunnen worden onderworpen om de eigenschappen van de vloerpanelen te verbeteren. Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen, van het type dat minstens een één- of meerdelig substraat en een toplaag op basis van kunststof bevat, en dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden vertoont, waarbij de voornoemde geprofileerde randgebieden minstens koppeldelen omvatten en voornoemd substraat minstens gedeeltelijk uit hout of houtgebaseerd materiaal bestaat, met als kenmerk dat ieder betreffend vloerpaneel minstens gedeeltelijk door middel van een actieve stof wordt behandeld en dat deze behandeling minstens wordt uitgevoerd door ieder betreffend vloerpaneel aan de actieve stof bloot te stellen terwijl deze actieve stof zich in de gasvormige toestand bevindt. . .

Doordat de actieve stof zich tijdens het aanbrengen in de gasvormige toestand bevindt, worden verschillende voordelen verkregen. Zo bijvoorbeeld wordt een meer propere werkomgeving gecreëerd in vergelijking met werkwijzen waar de actieve stof zich bijvoorbeeld in de vloeibare toestand bevindt, zoals het geval kan zijn wanneer een vloeibare kleurstof, zoals een lak, wordt aangewend voor het inkleuren van een gedeelte van het vloerpaneel. Een ander voordeel bestaat erin dat zeer uniforme verdeling van de actieve stof over het te behandelen oppervlak kan worden verkregen, en dus ook een uniform eindresultaat. Een verder voordeel bestaat erin dat, dankzij de gasvormige toestand waarin de actieve stof wordt toegepast, deze actieve stof vlot kan doordringen tot op plaatsen die anders moeilijk bereikbaar zijn.

Bij voorkeur wordt de werkwijze aangewend om minstens door middel van de voornoemde! actieve stof de vochtbestendigheid van het vloerpaneel te verbeteren.

Bij voorkeur wordt ieder betreffend vloerpaneel minstens aan de voornoemde twee tegenovereenliggende zijden, bij voorkeur terwijl zij reeds van geprofileerde randgebieden zijn voorzien, * ....

blootgesteld aan de voornoemde actieve stof. Beter nog wordt het vloerpaneel aan alle zijden blootgesteld.

Bij voorkeur wórdt minstens een gedeelte van het voornoemde substraat blootgesteld aan de voornoemde actieve stof. Beter nog zijn de voornoemde koppeldelen ééndelig uitgevoerd met het voornoemde hout of houtgebaseerde materiaal van het substraat en worden minstens deze koppeldelen aan de voornoemde actieve stof blootgesteld.

De voornoemde actieve stof kan zodanig zijn gekozen dat het hout of het houtgebaseerd materiaal van het substraat er chemisch mee reageert. Hierbij gaat het bij voorkeur om een zogenaamde acetylatiereactie, waarbij waterstofatomen uit OH groepen van het voornoemde hout of houtgebaseerd materiaal, bijvoorbeeld uit OH groepen uit de celwand van de houtvezels, worden vervangen door acetylgroepen, of met andere woorden door C0CH3. Een dergelijke behandeling leidt tot een vloerpaneel dat beter bestand is tegen de indringing en/of inwerking van vocht, zodat dergelijke vloerpanelen ook in vochtige ruimten zoals badkamers en keukens kunnen worden gelegd. Een voorbeeld van een actieve stof die een dergelijke acetylatiereactie mogelijk maakt, is azijnzuuranhydride of (CH3C0)20. Dergelijke reactie levert azijnzuur als restproduct op, wat op zijn beurt, op bekende wijze, terug in azijnzuuranhydride kan worden omgezet.

Wanneer actieve stoffen worden aangewend waarbij een product wordt gecreëerd dat een ongewenste geur verspreidt, hetgeen kan voorkomen bij de aanwending van azijnzuuranhydride, is het duidelijk dat een al dan niet volledige ontgeuring kan worden doorgevoerd, dit op eender welke wijze.

Er wordt opgemerkt dat, alhoewel de acetylatiereactie van hout en houtvezels op zich bekend is, de toepassing ervan in een werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen met een toplaag op basis van kunststof op zich bijzondere voordelen oplevert. Zo bijvoorbeeld kan, door de aanwezigheid van de toplaag en een eventuele tegenlaag, de toepassing van de acetylatiereactie geconcentreerd worden op de geprofileerde randgebieden. Zo kan met een beperkte acetylatie toch een goede vochtbestendigheid van het vloerpaneel worden bereikt. Ook de toepassing van andere stoffen die actief zijn op het substraat kan door de aanwezigheid van de toplaag en een eventuele tegenlaag beperkt worden.

Het is eveneens bekend uit geacetyleerde houtvezels een gemodificeerde MDF of HDF plaat samen te stellen. Er wordt echter opgemerkt dat, tot op heden, dergelijke MDF/HDF platen uit geacyteleerde houtvezels nooit werden aangewend bij de fabricage van vloerpanelen, en zeker zulke acetylatiereactie nooit werd toegepast op reeds samengesteld houtgebaseerd materiaal, zoals MDF of HDF, en nog minder op reeds van een toplaag voorziene vloerpanelen. De uitvinders hebben echter verrassenderwijs vastgesteld dat een dergelijke toepassing bij reeds met een toplaag uit kunststof voorziene vloerpanelen een voldoende modificatie van bijvoorbeeld het MDF of HDF oplevert om de behandelde panelen onder andere in de voornoemde vochtige ruimten te kunnen aanwenden. Vastgesteld werd dat zelfs bij een reactie met een beperkte indringdiepte, bijvoorbeeld door de inwerking van de actieve stof uitsluitend via het oppervlak van dit hout of dit houtgebaseerd materiaal, reeds een degelijke bescherming tegen vocht en dus een goede vochtbestendigheid van de vloerpanelen wordt verkregen. De toplaag op basis van kunststof is immers aan de bovenzijde van het vloerpaneel voldoende ondoorlatend. Wanneer ook een bescherming gewenst is tegen opstijgend vocht, is het aan te raden hiervoor een tegenlaag, bij voorkeur eveneens op basis van kunststof, aan te wenden. Een dergelijke reactie met beperkte indringdiepte vraagt slechts een beperkte behandelingsduur, zodat de chemische reactie aan hoge productieritmes kan worden uitgevoerd.

Volgens een tweede onafhankelijk aspect betreft de huidige uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen van het bovenvermelde type, waarbij de voornoemde geprofileerde randgebieden minstens koppeldelen omvatten en voornoemd substraat minstens gedeeltelijk uit hout of houtgebaseerd materiaal bestaat, met als kenmerk dat het vloerpaneel, en bij voorkeur minstens een gedeelte van het voornoemde hout of houtgebaseerde materiaal, aan een chemische reactie wordt onderworpen.

Het inventief idee om het vloerpaneel aan een chemische reactie te onderwerpen, opent nieuwe mogelijkheden in de vervaardiging van vloerpahelen met een toplaag op basis van kunststof. Zo bijvoorbeeld kan de chemische reactie op een zodanige manier worden gekozen dat enkel bepaalde onderdelen van het vloerpaneel chemisch worden bewerkt. De werkwijze is vooral geschikt om minstens het hout of houtgebaseerd materiaal, meer speciaal aan de voornoemde twee tegenovereenliggende zijden van ieder betreffend vloerpaneel, bij voorkeur terwijl deze zijden reeds van geprofileerde randgebieden zijn voorzien, aan een behandeling te onderwerpen. Hierbij kunnen dan stoffen aangewend worden die, in functie van het beoogde eindeffect, de gewenste reacties veroorzaken. Ook kunnen de stoffen zodanig gekozen worden dat zij alleen met het hout of houtgebaseerd materiaal reageren en bijvoorbeeld niet met de uit kunststof bestaande toplaag. Wanneer de voornoemde koppeldelen ééndelig met het voornoemde hout of houtgebaseerde materiaal van het substraat zijn uitgevoerd, worden bij voorkeur minstens de koppeldelen aan de chemische reactie onderworpen.

Bij voorkeur wordt de werkwijze van het tweede aspect aangewend om minstens door middel van de voornoemde chemische reactie de vochtbestendigheid van het vloerpaneel te verbeteren, dit bij voorkeur door het hout of houtgebaseerd materiaal minstens nabij het oppervlak te modificeren.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm houdt de chemische reactie een acetylatiereactie in, bij voorkeur van minstens een gedeelte van het hout of houtgebaseerd materiaal van het substraat, waarvoor als actieve stof bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van azijnzuuranhydride. Hierbij kan deze actieve stof zich in de gasvormige toestand en/of in de vloeibare toestand bevinden. Zoals vermeld in verband met het eerste aspect van de uitvinding, draagt het de voorkeur de actieve stof in de gasvormige toestand aan te brengen.

De werkwijze van het tweede aspect kan bijvoorbeeld worden aangewend om, zoals hoger vermeld, de waterbestendigheid van een vloerpaneel met een substraat van MDF/HDF te verbeteren zodanig zelfs dat zulk vloerpaneel in vochtige ruimten kan worden toegepast.

Volgens een belangrijke uitvoeringsvorm wordt de werkwijze van het eerste en/of tweede aspect aangewend bij het vervaardigen van laminaatvloerpanelen. Hierbij gaat het bij voorkeur over laminaatvloerpanelen die met een DPL techniek zijn vervaardigd.

Het is uiteraard niet uitgesloten dat de werkwijze van het eerste en/of tweede aspect wordt aangewend bij laminaatvloerpanelen die met een HPL techniek of andere techniek zijn vervaardigd.

Volgens een derde onafhankelijk aspect heeft de huidige uitvinding ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen, die minstens de stappen bevat van het aanmaken van een substraat; het, uitgaande van dit substraat, vormen van een laminaatplaat ; ert het uit deze laminaatplaat vormen van een aantal vloerpanelen welke aan minstens twee tegenovereenliggende randen voorzien worden van koppeldelen; met als kenmerk dat het substraat wordt aangemaakt door houtdeeltjes, zoals vezels of partikels, te acetyleren en vervolgens uit deze vezels of partikels met behulp van een bindmiddel een plaat te vormen, meer speciaal een MDF-, HDF- of spaanplaat. Het is duidelijk dat aan de hand van een dergelijke werkwij ze eveneens een vloerpaneel kan wordt verkregen dat goede eigenschappen inzake vochtbestendigheid vertoont.

Het is duidelijk dat de uitvinding ook betrekking heeft op een vloerpaneel dat bekomen is door het toepassen van een werkwijze volgens het eerste en/of het tweede en/of het derde aspect van de uitvinding. Bij voorkeur vertoont het vloerpaneel hierbij geprofileerde randgebieden die minstens gedeeltelijk, en bij voorkeur volledig, zijn uitgevoerd in een geacetyleerd gedeelte van het substraat, waarbij de acetylatie voor of na de vorming van de geprofileerde randgebieden kan gerealiseerd zijn.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zal er voor gezorgd worden dat zulk vloerpaneel aan alle oppervlakken, zowel bovenzijde, onderzijde als zijkanten vochtbestendig is, bijvoorbeeld aan de bovenzijde en onderzijde door de waterdichtheid van bijvoorbeeld de beharste dragervellen, en aan de zijkanten door toepassing van de huidige uitvinding al dan niet in combinatie met nog andere technieken om een vochtbestendigheid te creëren.

Tenslotte betreft de uitvinding ook een vloerpaneel, van het type dat een toplaag op basis van kunststof bevat, en dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden vertoont die minstens koppeldelen omvatten welke toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen mechanisch aan elkaar kunnen gekoppeld worden, zodanig dat een vergrendeling zowel in horizontale als verticale richting wordt verkregen, waarbij deze geprofileerde randgebieden minstens gedeeltelijk uit hout of houtgebaseerd materiaal bestaan, met als kenmerk dat dit hout of houtgebaseerd materiaal minstens ter plaatse van de geprofileerde randgebieden en minstens voor een gedeelte van het oppervlak bepaald door deze randgebieden, geacetyleerd is, dit ongeacht de werkwijze die werd toegepast om de acetylatie te verwezenlijken.

Verdere kenmerken zullen blijken uit de volgende gedetailleerde beschrijving en de aangehechte conclusies. Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, dan ook enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een werkwijze volgens het eerste en het tweede aspect van de huidige uitvinding weergeeft; en figuur 2 een werkwijze weergeeft volgens het tweede aspect van de uitvinding.

Figuur 1 illustreert dat, in een werkwijze volgens het eerste aspect van de uitvinding, een vloerpaneel 1 wordt blootgesteld aan een actieve stof 2 die zich in de gasvormige toestand bevindt. In het voorliggend geval betreft het een actieve stof 2 die bij kamertemperatuur vloeibaar is en met behulp van een verwarmingselement 3 verhit wordt. Het hierbij ontstane gas wordt in een kamer 4, bijvoorbeeld een autoclaaf, gepompt aan de hand van een compressor 5. De voornoemde blootstelling vindt dan in deze kamer 4 plaats.

Het voorliggende vloerpaneel 1 is in dwarsdoorsnede weergegeven en betreft een laminaatvloerpaneel met een ééndelig substraat 6 Uit MDF of HDF en aan zijn bovenzijde 7 een toplaag 8 op basis van, in dit geval twee, in hars gedrenkte dragervellen 9. Aan de onderzijde 10 is het vloerpaneel 1 voorzien van een tegenlaag 11 die eveneens uit een in hars gedrenkt dragervel 9 bestaat. Een dergelijk vloerpaneel 1 kan bijvoorbeeld aan de hand van een DPL techniek zijn vervaardigd. Het vloerpaneel 1 vertoont minstens aan twee en bij voorkeur aan alle tegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden 12 die koppeldelen 13 omvatten, waarbij de koppeldelen in dit geval ééndelig met het substraat 6 zijn uitgevoerd en hoofdzakelijk gevormd zijn als een tand 14 en een groef 15. Aan de hand van de weergegeven koppeldelen 13 kunnen twee van dergelijke vloerpanelen 1 aan de betreffende zijden zodanig gekoppeld worden dat een onderlinge vergrendeling ontstaat zowel in de horizontale richting H als in de verticale richting V.

De in het voorbeeld aangewende actieve stof 2 betreft azijnzuuranhydride dat in de autoclaaf 4 een chemische reactie aangaat, namelijk een acetylatiereactie, met de houtvezels van het MDF of HDF waaruit het substraat 6 bestaat. Hierdoor wordt het substraat 6 zodanig gemodificeerd dat het ter plaatse van de voornoemde zijden meer waterbestendige zones 16 vertoont. Samen met de toplaag 8 en de tegenlaag 11 wordt op deze manier een volledige bescherming van het substraat 6 tegen vochtinvloeden voorzien. Het is duidelijk dat de werkwijze van figuur 1 ook de kenmerken van het tweede aspect van de uitvinding vertoont.

Opgemerkt wordt dat, zowel volgens het eerste als het tweede aspect van de uitvinding, naast de actieve stof 2 ook andere stoffen kunnen worden aangewend die een gunstige invloed kunnen hebben op de efficiëntie en/of de kost van het proces. Zo bijvoorbeeld kunnen katalysatoren voor de voornoemde chemische reactie worden aangewend.

De weergegeven kamer 4 waarin de reactie plaatsvindt, vertoont ook een uitgang 17 waarlangs eventuele afvalproducten, zoals azijnzuur, kunnen worden afgevoerd. Zoals aangeduid met streeplijn kunnen deze afvalproducten eventueel na destillatie terug worden geleid naar de vloeibare toestand van de actieve stof 2 en/of terug worden aangewend voor het aanmaken van de betreffende actieve stof 2, in dit geval azijnzuuranhydride.

Figuur 1 geeft duidelijk weer dat de acetylatiereactie in hoofdzaak beperkt is tot de interne modificatie van het substraat 6 en nauwelijks of geen resten nalaat op de geprofileerde randgebieden 12, zodat zij geen invloed heeft op de kwaliteit van de door de koppeldelen 13 tot stand te brengen koppeling tussen twee van dergelijke vloerpanelen 1. Tevens werkt de acetylatiereactie nauwelijks of niet in op de toplaag 8, zodat de bovenzijde 7 of sierzijde van het vloerpaneel 1 ongehavend blijft. Doordat met een gas wordt gewerkt blijft normalerwijze ook geen restproduct op de toplaag 8 aanwezig, zodat zich geen extra reiniging opdringt.

Opgemerkt wordt dat de hiervoor aan de hand van figuur 1 beschreven techniek ook een voorbeeld van het tweede aspect van de uitvinding vormt, daar bij de voornoemde acetylatie ook een chemische reactie voltrokken wordt.

Figuur 2 geeft nog een werkwij ze weer met de kenmerken van het tweede aspect van de uitvinding. Hierbij wordt een gelijkaardig vloerpaneel 1 als in figuur 1 met minstens twee van zijn tegenovereenliggende randen onderworpen aan een chemische reiactie met een vloeibare actieve stof 2, bijvoorbeeld azijnzuuranhydride, die vanuit een reservoir 18 met een pomp 19 naar toevoerkoppen 20, bijvoorbeeld spuitkoppen, wordt geleid.

In dit geval betreft het een werkwijze die in doorloop wordt uitgevoerd, waarbij het vloerpaneel 1 voorbij de toevoerkoppen 20 wordt bewogen. Bij een dergelijke werkwijze is het aan te raden katalysatoren aan te wenden zodat een snelle reactie met het houten of houtgebaseerd substraat 6 kan plaatsvinden.

Het is duidelijk dat het niet uitgesloten is dat een werkwijze met de kenmerken van het eerste aspect eveneens in doorloop wordt uitgevoerd en dat een werkwij ze met de kenmerken van het tweede aspect wordt uitgevoerd terwijl de vloerpanelen 1 stilstaan. Zo bijvoorbeeld is het mogelijk dat de vloerpanelen 1 minstens gedeeltelijk, bijvoorbeeld minstens met de geprofileerde randgebieden van twee tegenovereenliggende zijden, en eventueel volledig, worden ondergedompeld in een vloeibare actieve stof 2, of een vloeibaar mengsel van deze stof. Ook is het mogelijk om de vloerpanelen in hoofdzaak uitsluitend met de te behandelen randen doorheen kamervormige koppen te bewegen die in hoofdzaak uitsluitend de randen omgeven, waarbij in deze kamervormige koppen een actieve stof in gasvormige toestand wordt gehandhaafd.

In het algemeen worden met houtgebaseerde materialen bijvoorbeeld materialen bedoeld die bestaan uit houtdeeltjes zoals houtvlokken, houtspaanders of houtvezels die verbonden zijn door een bindmiddel. Meer speciaal worden materialen bedoeld die gekozen zijn uit de groep van OSB (Oriented Strand Board), spaanplaat en vezelplaat zoals bijvoorbeeld MDF of HDF (Medium of High Density Fiberboard).

Uiteraard is het volgens de uitvinding niet uitgesloten dat een vloerpaneel met een substraat uit een reeds bij de vervaardiging ervan gemodificeerde MDF of HDF plaat bijkomend aan de in het eerste aspect voornoemde actieve stof en/of aan de in het tweede aspect vernoemde chemische reactie wordt blootgesteld. Zo bijvoorbeeld kan de uitvinding ook worden toegepast op vloerpanelen met een substraat uit MDF of HDF dat is vervaardigd op basis van geacetyleerde houtvezels.

Ook kan het vloerpaneel zich bij de voornoemde blootstelling en/of de chemische reactie al dan niet reeds in zijn uiteindelijke vorm bevinden. Hiermede wordt bedoeld dat de voornoemde toplaag en/of de voornoemde geprofileerde randgebieden al dan niet reeds kunnen zijn aangebracht. Bij voorkeur echter vindt de in het eerste aspect vernoemde blootstelling plaats en/of wordt het hout of houtgebaseerd materiaal aan de in het tweede aspect vernoemde chemische reactie onderworpen terwijl het vloerpaneel zich reeds in de vorm van een eindproduct of halffabrikaat bevindt, waarbij de toplaag en/of de eventuele tegenlaag zich reeds aan het vloerpaneel bevindt.

De volgens verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding bekomen waterbestendigheid van het substraat kan worden nagegaan aan de hand van op zich bekende testen, zoals een zwellingstest. In het geval van laminaatvloerpanelen is de zwellingstest beschreven in de norm EN 13329 annex G.

Opgemerkt wordt dat ook chemische reacties en/of actieve stoffen kunnen worden aangewend die een nuttige uitwerking hébben op bijvoorbeeld het bindmiddel van het voornoemde houtgebaseerde materiaal en/of op de kunststof toplaag van de vloerpanelen.

Het is duidelijk dat in het bovenstaande de woorden "gas" of "gasvormige toestand" hun voor de vakman normale betekenis hebben. Zij duiden een aggregatietoestand aan waarin, bij voorkeur, geen of slechts een laag aandeel van de atomen en/of moleculen geïoniseerd is en waarin er dus als dusdanig geen sprake is van een plasma.

Verder wordt opgemerkt dat hout van nature reeds een klein aandeel acetylgroepen bevat. Het is derhalve duidelijk dat de acetylatiereactie, volgens de verschillende hierboven vermelde uitvoeringsvormen, de bedoeling heeft een beduidend groter aantal acetylgroepen in het hout of houtgebaseerd materiaal te introduceren. De introductie van acetylgroepen is ook een milieuvriendelijke manier om de waterbestendigheid van deze materialen te vergroten, vermits met de acetylatiereactie geen vreemde stoffen in het hout of de houtdeeltjes worden geïntroduceerd.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijzen en vloerpanelen, kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (21)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen, van het type dat minstens een één- of meerdelig substraat (6) en een toplaag (8) op basis van kunststof bevat, en dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden (12) vertoont, waarbij de voornoemde geprofileerde randgebieden (12) minstens koppeldelen (13) omvatten en voornoemd substraat (6) minstens gedeeltelijk uit hout of houtgebaseerd materiaal bestaat, daardoor gekenmerkt dat ieder betreffend vloerpaneel (1) minstens gedeeltelijk door middel van een actieve stof (2) wordt behandeld en dat deze behandeling minstens wordt uitgevoerd door ieder betreffend vloerpaneel (1) aan de actieve stof (2) bloot te stellen terwijl deze actieve stof (2) zich in de gasvormige toestand bevindt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze wordt aangewend om minstens door middel van de voornoemde actieve stof (2) de vochtbestendigheid van het vloerpaneel (1) te verbeteren.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat minstens een gedeelte van het voornoemde substraat (6) wordt blootgesteld aan de voornoemde actieve stof (2).

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat ieder betreffend vloerpaneel (1) minstens aan de voornoemde twee tegenovereenliggende zijden, bij voorkeur terwijl zij reeds van geprofileerde randgebieden (12) zijn voorzien, wordt blootgesteld aan de voornoemde actieve stof (2).

5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde koppeldelen (13) ééndelig met het voornoemde hout of houtgebaseerde materiaal van het substraat (6) zijn uitgevoerd en dat minstens de koppeldelen (13) aan de voornoemde actieve stof (2) worden blootgesteld.

6. Werkwijze volgens één van de conclusies, daardoor gekenmerkt dat bij de blootstelling aan de voornoemde actieve stof (2) een chemische reactie plaatsvindt tussen het hout of houtgebaseerd materiaal van het substraat (6) en de voornoemde actieve stof (2).

7. Werkwijze volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat bij de voornoemde chemische reactie waterstofatomen uit OH groepen van het voornoemde hout of houtgebaseerd materiaal vervangen worden door acetyl of C0CH3 groepen.

8. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde actieve stof (2) bestaat uit azijnzuuranhydride.

9. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen (1) waarvan voornoemd houtgebaseerd materiaal gekozen is uit de groep van spaanplaat, vezelplaat, MDF, HDF, OSB.

10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde blootstelling plaatsvindt terwijl de toplaag (8) zich reeds op het substraat (6) bevindt.

11. Werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen, van het type dat minstens een één- of meerdelig substraat (6) en een toplaag (8) op basis van kunststof bevat, en dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden (12) vertoont, waarbij de voornoemde geprofileerde randgebieden (12) minstens koppeldelen (13) omvatten en voornoemd substraat (6) minstens gedeeltelijk uit hout of houtgebaseerd materiaal bestaat, daardoor gekenmerkt dat minstens een gedeelte van het voornoemde hout of houtgebaseerde materiaal aan een chemische reactie wordt onderworpen.

12.- Werkwijze volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze wordt aangewend om minstens door middel van de voornoemde chemische reactie de vochtbestendigheid van het vloerpaneel (1) te verbeteren 13*- Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat minstens het hout of houtgebaseerd materiaal aan de voornoemde twee tegenovereenliggende zijden van ieder betreffend vloerpaneel (1), bij voorkeur terwijl zulk vloerpaneël reeds van geprofileerde randgebieden (12) is voorzien, aan de voornoemde chemische reactie wordt onderworpen.

14. Werkwijze volgens één van de conclusies 11 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de voomoemde chemische reactie een acetylatiereactie inhoudt.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de acetylatiereactie wordt uitgevoerd met behulp van azijnzuuranhydride.

16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde acetylatiereactie wordt uitgevoerd aan de hand van een actieve stof (2) in gasvormige of vloeibare toestand bevindt.

17. Werkwijze volgens één van de conclusies 11 tot 16, daardoor gekenmerkt dat voornoemde koppeldelen (13) ééndelig met het voornoemde hout of houtgebaseerde materiaal van het substraat (6) zijn uitgevoerd en dat minstens de koppeldelen (13) aan de chemische reactie worden onderworpen.

18. Werkwijze volgens één van de conclusies 11 tot 17, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen (1) waarvan voornoemd houtgebaseerd materiaal gekozen is uit de groep van spaanplaat, vezelplaat, MDF, HDF, OSB.

19. Werkwijze volgens één van de conclusies 11 tot 18, daardoor gekenmerkt dat het hout of houtgebaseerd materiaal aan de chemische reactie wordt onderworpen nadat ieder betreffend vloerpaneel (1) zich reeds in de vorm bevindt van een eindproduct of halffabrikaat, waarbij de toplaag (8) zich reeds op het substraat (1) bevindt.

20. Werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen, die minstens de stappen bevat van het aanmaken van een substraat (6) ; het, uitgaande van dit substraat (6) , vormen van een laminaatplaat ; en het uit deze laminaatplaat vormen van een aantal vloerpanelen (1) welke aan minstens twee tegenovereenliggende randen voorzien worden van koppeldelen (13) ; daardoor gekenmerkt dat het substraat (6) wordt aangemaakt door houtdeeltjes, zoals vezels of partikels, te acetyleren en vervolgens uit deze vezels of partikels met behulp van een bindmiddel een plaat te vormen, meer speciaal een MDF-, HDF- of spaanplaat.

21. Vloerpaneel, daardoor gekenmerkt dat het bekomen is door het toepassen van een werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies.

22. Vloerpaneel, van het type dat een toplaag (8) op basis van kunststof bevat, en dat aan minstens twee tegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden (12) vertoont die minstens koppeldelen (13) omvatten welke toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen (1) mechanisch aan elkaar kunnen gekoppeld worden, zodanig dat een vergrendeling zowel in horizontale als verticale richting wordt verkregen, waarbij deze geprofileerde randgebieden minstens gedeeltelijk uit hout of houtgebaseerd materiaal bestaan, daardoor gekenmerkt dat dit hout of houtgebaseerd materiaal minstens ter plaatse van de geprofileerde randgebieden (12) en minstens voor een gedeelte van het oppervlak bepaald door deze randgebieden (12) , geacetyleerd is.