BE1017186A3 - Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine. - Google Patents

Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1017186A3
BE1017186A3 BE2006/0332A BE200600332A BE1017186A3 BE 1017186 A3 BE1017186 A3 BE 1017186A3 BE 2006/0332 A BE2006/0332 A BE 2006/0332A BE 200600332 A BE200600332 A BE 200600332A BE 1017186 A3 BE1017186 A3 BE 1017186A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
clamping
holder
clamping element
positioning slot
clamping device
Prior art date
Application number
BE2006/0332A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2006/0332A priority Critical patent/BE1017186A3/nl
Priority to EP07726046A priority patent/EP2029801B1/en
Priority to CN2007800097611A priority patent/CN101405446B/zh
Priority to AT07726046T priority patent/ATE504680T1/de
Priority to DE602007013751T priority patent/DE602007013751D1/de
Priority to PCT/EP2007/005335 priority patent/WO2007147541A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1017186A3 publication Critical patent/BE1017186A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/02Construction of loom framework
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/60Construction or operation of slay
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03JAUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
    • D03J1/00Auxiliary apparatus combined with or associated with looms
    • D03J1/22Temples
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B37/00Nuts or like thread-engaging members
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B7/00Connections of rods or tubes, e.g. of non-circular section, mutually, including resilient connections
    • F16B7/18Connections of rods or tubes, e.g. of non-circular section, mutually, including resilient connections using screw-thread elements
    • F16B7/187Connections of rods or tubes, e.g. of non-circular section, mutually, including resilient connections using screw-thread elements with sliding nuts or other additional connecting members for joining profiles provided with grooves or channels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Clamps And Clips (AREA)
  • Surgical Instruments (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Advancing Webs (AREA)
  • Discharging, Photosensitive Material Shape In Electrophotography (AREA)

Abstract

Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel (2,79; 80) op een houder (3; 79) bij een weefmachine met een klemelement (8, 82, 58, 68) en schroefelementen (11,83,105), waarbij de kleminrichting (1) een volgens de lengterichting (47) van de kleminrichting (1) in de klemgroef (14, 86) van de houder (3; 79) aangebrachte positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67) bevat. Werkwijze voor het klemmen van een onderdeel (2,79; 80) op een houder (3, 79) bij een weefmachine. Weefmachine die gebruik maakt van een dergelijke kleminrichting (1) en voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze.

Description

Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine.
De uitvinding betreft een kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine, meer in het bijzonder een kleminrichting die een in een klemgroef aanbrengbaar klemelement en schroefelementen bevat, waarbij het klemelement een eerste klemvlak en een tweede klemvlak bevat die tegenover elkaar zijn aangebracht, waarbij de houder een zich volgens de lengterichting van de kleminrichting uitstrekkende klemgroef bevat die een eerste klemvlak en een tweede klemvlak bevat die tegenover elkaar zijn aangebracht, waarbij het onderdeel een zich volgens de lengterichting van de kleminrichting uitstrekkende klemtand bevat die als het onderdeel op de houder is aangebracht in de klemgroef reikt, die een eerste klemvlak bevat dat kan samenwerken met een klemvlak van het klemelement en die een tweede klemvlak bevat dat tegenover het eerste klemvlak is aangebracht en dat kan samenwerken met een klemvlak van de klemgroef, waarbij de schroefelementen het klemelement naar het onderdeel toe kunnen bewegen teneinde het onderdeel op de houder te klemmen.
Weefmachines zijn gekend waarbij een aantal onderdelen op een houder bevestigd worden en van een houder verwijderd worden. Dergelijke onderdelen zijn bijvoorbeeld een riet, bijblazers of hoofdblazers die op een houder van de weeflade worden aangebracht of een weefselsteun of breedhouder die op een houder van het gestel van de weefmachine worden aangebracht. Een weefselsteun en breedhouders zijn langwerpige onderdelen die afhankelijk van het gekozen te weven weefsel voorzien worden.
Het rechtstreeks klemmen van onderdelen met een boutverbinding op een houder die op het gestel van de weefmachine is aangebracht is gekend uit bijvoorbeeld US 3 800 835. Bij deze uitvoeringsvorm wordt de belasting hoofdzakelijk opgevangen door de boutverbinding. De kleminrichting is onderhevig aan een grote belasting tijdens het weven en kan beschadigd worden tijdens het aanbrengen of het verwijderen van onderdelen op de houder.
Het is gekend uit EP 395 132 om een klemelement met een vorm van een zwaluwstaart aan te wenden voor het verwijderbaar aanbrengen van een bijblazer op een weeflade. Dit biedt als voordeel dat bij sleet van het klemelement, bijvoorbeeld ten gevolge van het veelvuldig aanbrengen of verwijderen of ten gevolge van de grote belastingen waaraan het klemelement wordt blootgesteld, het klemelement eenvoudig kan worden vervangen. De zwaluwstaartverbinding biedt ook grotere klemoppervlakken waardoor hoge drukken vermeden worden en een betere verbinding wordt gegarandeerd. Bovendien kan het klemelement volgens de lengterichting traploos in de houder worden verplaatst zodat een bijblazer aangepast aan het te weven weefsel kan worden gepositioneerd. Aangezien het klemelement zich onder de steun van de bijblazer bevindt wordt de bout voor het klemmen van de bijblazer op de lade in het klemelement geschroefd. Een bijblazer bevat een smalle steun en een klemelement met een lengte van bijvoorbeeld twee cm en vereist slechts één bout. Langwerpige onderdelen zoals een breedhouder of een weefselsteun vereisen echter dat meerdere bouten verspreid over de lengterichting van het onderdeel in het klemelement worden aangebracht. Aangezien het klemelement onder deze onderdelen dient aangebracht te worden is het niet eenvoudig meerdere bouten in een dergelijk klemelement te schroeven.
Het is gekend uit FR 2345610, meer in het bijzonder zoals weergegeven in figuur 3, om vooraf het verwijderbare klemelement in een houder aan te brengen, vervolgens het te bevestigen onderdeel tussen het klemelement en de houder te kantelen en vervolgens de bouten aan te brengen die samenwerken met het klemelement om het onderdeel op de houder te bevestigen. Dit biedt als voordeel dat de bouten niet vooraf in het klemelement moeten worden geschroefd. Deze uitvoeringsvorm is echter minder geschikt om langwerpige onderdelen zoals een breedhouder of een weefselsteun te bevestigen, aangezien deze kantelbeweging bij langwerpige onderdelen aanleiding kan geven tot het beschadigen of vervormen van deze onderdelen en/of van de houder.
Een doel van de uitvinding is een kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine te vormen waarbij het onderdeel met een eenvoudig klemelement eenvoudig en snel op een houder kan worden aangebracht of van een houder kan worden verwijderd.
Tot dit doel bevat de kleminrichting volgens de uitvinding een volgens de lengterichting van de kleminrichting in de klemgroef van de houder aangebrachte positioneringsgleuf die vlakken bevat die kunnen samenwerken met het klemelement om een in de positioneringsgleuf aangebracht klemelement te houden vooraleer het onderdeel op de houder wordt geklemd en/of nadat het onderdeel van de houder werd verwijderd.
De inrichting voor het klemmen volgens de uitvinding biedt het voordeel dat het klemelement na het aanbrengen in de positioneringsgleuf, onder invloed van de zwaartekracht in de positioneringsgleuf wordt gehouden, zodat een langwerpig onderdeel ongehinderd en zonder gevaar voor vervorming of beschadiging op de houder kan worden aangebracht of van de houder kan worden verwijderd.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat de kleminrichting een volgens de lengterichting van de kleminrichting in de klemgroef van de houder aangebrachte positioneringsgleuf die vlakken bevat die kunnen samenwerken met overeenkomstige vlakken van het klemelement om het in de positioneringsgleuf aangebrachte klemelement in een hoekpositie te houden vooraleer het onderdeel op de houder wordt geklemd en/of nadat het onderdeel van de houder werd verwijderd. Dit biedt het voordeel dat het klemelement in een welbepaalde hoekpositie in de positioneringsgleuf gehouden blijft, waarbij bijvoorbeeld de openingen in het klemelement voor het opnemen van de bouten in een bepaalde hoekstand gehouden blijven, bijvoorbeeld in een nagenoeg verticale stand gehouden blijven.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat de kleminrichting een volgens de lengterichting vanN de kleminrichting in de klemgroef van de houder aangebrachte positioneringsgleuf die minstens een vlak bevat voor het geleiden van het klemelement tijdens het dwars aanbrengen in of verwijderen uit de positioneringsgleuf van het klemelement. Dit biedt het voordeel dat het klemelement makkelijk dwars in de positioneringsgleuf kan worden aangebracht of dwars uit de positioneringsgleuf kan worden verwijderd. Het klemelement kan hierdoor namelijk ongehinderd uit een gestel van de weefmachine worden genomen, zodat de elementen die links of rechts van de kleminrichting werden aangebracht niet moeten worden verwijderd. Dit is vooral voordelig bij een weefmachine die reeds voorzien is van elementen om een bepaalde functie tijdens het weven uit te voeren.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat de kleminrichting een vlak van de positioneringsgleuf en een klemvlak van de klemgroef van de houder voor het geleiden van het klemelement tijdens het dwars aanbrengen van het klemelement in of verwijderen uit de positioneringsgleuf. Dit laat toe het klemelement in een welbepaalde hoekpositie te houden terwijl het in de positioneringsgleuf wordt aangebracht, zodat bijvoorbeeld de openingen in het klemelement voor het opnemen van de schroef element en in een bepaalde hoekstand blijven, bijvoorbeeld nagenoeg verticaal blijven tijdens het aanbrengen en tevens na het aanbrengen. Het vlak van de positioneringsgleuf en het klemvlak van de klemgroef zijn bijvoorbeeld nagenoeg evenwijdig of onder een hoek opgesteld zodat het dwars aanbrengen of verwijderen van het klemelement niet wordt gehinderd.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm bevat de positioneringsgleuf vlakken die kunnen samenwerken met overeenkomstige vlakken van een klemelement om een in de positioneringsgleuf aangebrachte klemelement uit te lijnen ten opzichte van de aslijn van de schroefelementen die doorheen openingen in het onderdeel kunnen worden aangebracht. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat de openingen in het klemelement voor het opnemen van de schroefelementen perfect worden uitgelijnd ten opzichte van de aan te brengen schroefelementen. In het bijzonder in het geval dat een groot aantal schroefelementen wordt voorzien, zorgt dit voor een zekere tijdswinst bij het aanbrengen op of bij het verwijderen van een onderdeel uit de houder.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de dwarse doorsnede van het klemelement een zeshoek. Dit klemelement is eenvoudig te vervaardigen, bevat bovenaan de trapeziumvorm die geschikt is voor de klemwerking, bevat twee evenwijdige vlakken die geschikt zijn voor het geleiden van het klemelement tijdens het aanbrengen ervan in de positioneringsgleuf en bevat onderaan eveneens een trapeziumvorm die geschikt is voor het houden van het klemelement in de positioneringsgleuf en het uitlijnen van het klemelement in de positioneringsgleuf ten opzichte van de aslijn van de aan te brengen schroefelementen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt een werkwijze voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine met een kleminrichting volgens de uitvinding als volgt uitgevoerd: het klemelement wordt dwars aangebracht in een positioneringsgleuf en vervolgens worden het onderdeel en de sehroefelementen aangebracht, waarbij de schroefelementen doorheen openingen in het onderdeel kunnen samenwerken met het klemelement om het onderdeel op de houder te klemmen. Het dwars aanbrengen van het klemelement op de houder is bijzonder voordelig ten opzichte van het zijwaarts inschuiven van het klemelement in de houder als het klemelement moet worden aangebracht op een weefmachine die reeds voorzien is van elementen die links of rechts van de kleminrichting werden aangebracht, aangezien het klemelement dan in het gestel van de weefmachine kan worden aangebracht zonder hinder door zijwaarts van het klemelement aangebrachte elementen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt een werkwijze voor het verwijderen van een onderdeel dat op een houder is aangebracht bij een weefmachine met een kleminrichting volgens de uitvinding als volgt uitgevoerd: de schroefelementen die doorheen openingen in het onderdeel samenwerken met het klemelement en het onderdeel worden verwijderd en vervolgens wordt het klemelement dwars uit de positioneringsgleuf verwijderd. Hierbij worden de schroefmiddelen vooraf aan het verwijderen losgeschroefd en bij voorkeur samen met het onderdeel verwijderd. Het dwars verwijderen van het klemelement uit de houder is bijzonder voordelig ten opzichte van het zijwaarts uitschuiven van het klemelement uit de houder als het klemelement moet worden verwijderd van een weef machine die reeds voorzien is van elementen die links of rechts van de kleminrichting werden aangebracht, aangezien het klemelement dan uit het gestel van de weefmachine kan worden verwijderd zonder hinder door zijwaarts van het klemelement aangebrachte elementen.
De uitvinding betreft tevens een weefmachine die gebruik maakt van een kleminrichting volgens de uitvinding en die geschikt is voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden en uit de volgconclusies, waarbij :
Figuur 1 een zij zicht van een kleminrichting volgens een uitvinding weergeeft;
Figuur 2 een perspectief weergave van een uitvoeringsvorm overeenkomstig figuur 1;
Figuur 3 schematisch een detail van een uitvoeringsvorm overeenkomstig figuur 1 in de geklemde stand;
Figuur 4 schematisch een detail van een uitvoeringsvorm overeenkomstig figuur 1 in de niet geklemde stand;
Figuur 5 schematisch een detail van de uitvoeringsvorm overeenkomstig figuur 3 zonder het onderdeel;
Figuur 6 een perspectief weergave van een uitvoeringsvorm overeenkomstig figuur 1;
Figuur 7 een zij zicht van een variante uitvoeringsvorm van een kleminrichting volgens de uitvinding;
Figuren 8 tot 20 schematisch verschillende variante uitvoeringsvormen van een kleminrichting volgens de uitvinding weergeven.
In Figuur 1 wordt een kleminrichting 1 volgens de uitvinding voor het klemmen van een onderdeel 2 voor een weefmachine op een houder 3 schematisch weergegeven. De houder 3 wordt op zijn beurt op het gestel van een weefmachine bevestigd. Het onderdeel 2 zoals weergegeven in figuur 1 betreft een weefselsteun. Een dergelijke weefselsteun is aangebracht om het weefsel te ondersteunen en bevat onder meer profielen 28 en 29. Het langwerpige onderdeel 2 strekt zich uit over de breedte van de weefmachine, dit wil zeggen bijvoorbeeld over een lengte van meer dan twee meter.
Een perspectief zicht van de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuren 1 tot 5 is weergegeven in figuur 2. Hierbij is een groot aantal schroefelementen 11 verspreid volgens de lengterichting 47 van het onderdeel 2 duidelijk zichtbaar. De schroefelementen 11 worden hierbij gevormd door bouten.
In de stand zoals weergegeven in figuren 1 en 3 is het onderdeel 2 in de houder 3 geklemd door middel van de kleminrichting 1. De kleminrichting 1 bevat een klemelement 8 met een zeshoekige dwarse doorsnede met openingen 23 voorzien van inwendige schroefdraad waarin sehr oef element en 11 zijn geschroefd, die bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nagenoeg verticaal doorheen openingen 12 in het onderdeel 2 zijn aangebracht. Er wordt een aantal schroefelementen 11 verspreid volgens de lengterichting 47 van de kleminrichting 1 aangebracht, bijvoorbeeld één bout om de tien cm. Voor een onderdeel 2 van meer dan twee meter geeft dit aanleiding tot een kleminrichting 1 met meer dan twintig sehr oef element en 11. Door het vastschroeven van de schroefelementen 11 wordt zoals weergegeven in figuur 1 het klemelement 8 met het schuin opgestelde klemvlak 9 tegen het overeenkomstig klemvlak 5 van de klemtand 4 van het onderdeel 2 geklemd en met het schuin opgestelde klemvlak 10 tegen het overeenkomstige klemvlak 6 van de houder 3. Hierdoor wordt het schuin opgestelde klemvlak 13 van de klemtand 4 van het onderdeel 2 tegen het overeenkomstige klemvlak 15 van de klemgroef 14 van de houder 3 geklemd. Het klemelement 8 bevat verder een vlak 7 dat naar het onderdeel 2 is gericht. De klemtand 4 van het onderdeel 2 vormt samen met het klemelement 8 een wig met een nagenoeg trapeziumvormige doorsnede die in de klemgroef 14 met een overeenkomstige nagenoeg trapeziumvormige doorsnede wordt geklemd en zo een zwaluwstaartverbinding vormt waardoor de bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nagenoeg horizontale bevestigingsvlakken 26, 27 van het onderdeel 2 op de overeenkomstige bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nagenoeg horizontale steunvlakken 24, 25 van de houder 3 worden geklemd. Op deze manier wordt het onderdeel 2 stevig op de houder 3 geklemd en kan weerstand bieden aan de hoge belasting waaraan dit onderdeel 2 wordt blootgesteld.
Zoals weergegeven in figuren 1 tot 5 is in de klemgroef 14 van de houder 3 een positioneringsgleuf 16 aangebracht. Volgens dit uitvoeringsvoorbeeld bevat de positioneringsgleuf 16 een nagenoeg trapeziumvormige dwarse doorsnede, die gevormd wordt door vlakken 17, 18 en 19, die respectievelijk kunnen samenwerken met de onderste vlakken 20, 21 en 22 van het zeshoekig klemelement 8. Voor het aanbrengen of na het verwijderen van de schroefelementen 11, zoals weergegeven in figuur 4, wordt het klemelement 8 onder invloed van de zwaartekracht in deze positioneringsgleuf 16 gehouden. In deze niet geklemde stand, waarbij het klemelement 8 in de positioneringsgleuf 16 wordt gehouden, is er een zekere speling tussen het klemvlak 9 van het klemelement 8 en het klemvlak 5 van de klemtand 4 van het onderdeel 2 aanwezig. De klemtand 4 van het onderdeel 2 kan hierbij ongehinderd in de klemgroef 14 van de houder 3 worden aangebracht of eruit worden verwijderd. Voor het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in figuren 1 tot 5 kan dit gebeuren door de klemtand 4 van het onderdeel 2 nagenoeg volgens de dwarse richting 48 in of uit de klemgroef 14 te bewegen. Dit wil zeggen nagenoeg evenwijdig met de schuin opgestelde vlakken 5 en 13 van de klemtand 4 en met het schuin opgestelde vlak 9 van het klemstuk 8 en het schuin opgesteld vlak 15 van de klemgroef 14.
In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn de klemvlakken 5, 13, 9 en 15 respectievelijk onder een hoek van nagenoeg 60° ten opzichte van de steunvlakken 24, 25 van de houder 3 opgesteld, die bij de weergegeven uitvoeringsvorm horizontaal zijn opgesteld. De ontstane speling tussen het klemvlak 9 van het klemelement 8 en het klemvlak 5 van de klemtand 4 van het onderdeel 2 zoals weergegeven in figuur 4 is echter ook voordelig bij het aanbrengen van het onderdeel 2 door de klemtand 4 volgens de lengterichting 47 in de klemgroef 14 van de houder 3 te schuiven. Deze werkwijze kan echter niet aangewend worden indien zoals weergegeven in figuur 6, aan beide zijden van de houder 3 elementen 106 van de weefmachine aangebracht zijn die het volgens de lengterichting 47 aanbrengen van het onderdeel 2 op de houder 3 kunnen verhinderen.
Het zeshoekig klemelement 8 van het uitvoeringsvoorbeeld zoals weergegeven in figuren 1 tot 5 rust onder invloed van de zwaartekracht in de niet geklemde stand, zoals weergegeven in figuur 4, met het horizontale vlak 21 op het horizontale vlak 18 dat de bodem vormt van de positioneringsgleuf 16. Bovendien verhinderen de schuine vlakken 17 en 19 van de positioneringsgleuf 16, die overeenkomstig de schuine vlakken 20 en 22 van het klemelement onder een hoek van nagenoeg 60° ten opzichte van de horizontale steunvlakken 24, 25 van de houder zijn opgesteld, dat het klemelement 8 kan kantelen of dat het klemelement 8 zich wezenlijk dwars volgens de weefselrichting kan verplaatsen. De openingen 23 van het klemelement 8 blijven hierdoor ook in de niet geklemde stand, zoals weergegeven in figuur 4, met zekerheid in een nagenoeg verticale hoekpositie opgesteld. Bovendien zorgt bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de trapeziumvormige dwarse doorsnede van de positioneringsgleuf 16 die nagenoeg overeenstemt met de trapeziumvorm van de onderste helft van de zeshoekige dwarse doorsnede van het klemelement 8 ervoor dat het klemelement 8, en dus de daarin aangebrachte openingen 23, uitgelijnd worden ten opzichte van de openingen 12 in de houder 2 waarin de sehr oef element en 11 met voldoende speling worden aangebracht. Het klemelement 8 wordt hierdoor niet gehinderd wanneer het door het aanschroeven van de sehroefelementen 11 vanuit een niet geklemde stand, zoals weergegeven in figuur 4, naar een geklemde stand, zoals weergegeven in figuren 1 en 3 wordt bewogen. Hierbij blijft het klemelement 8 zijn oriëntatie behouden.
Het zeshoekig klemelement 8 zoals weergegeven in figuren 1 tot 5 kan volgens de dwarse richting 49, nagenoeg evenwijdig met het schuin vlak 19 van de positioneringsgleuf 16, dit wil zeggen onder een hoek van nagenoeg 60° ten opzichte van de horizontale steunvlakken 24, 25 van de houder 3, in of uit de positioneringsgleuf 16 worden bewogen, vóór het aanbrengen of na het verwijderen van het onderdeel 2 zoals weergegeven in figuur 5. Hierbij kan het schuin vlak 22 van het klemelement 8 geleid worden door het overeenkomstige schuin geleidingsvlak 19 van de positioneringsgleuf 16, zodat het klemelement 8 zich bij het aanbrengen in de positioneringsgleuf 16 onder invloed van de zwaartekracht schuin naar beneden beweegt tot het horizontale vlak 21 van het klemelement 8 op het horizontale vlak 18 van de positioneringsgleuf 16 rust. Tijdens deze beweging zorgt het klemvlak 6 van de klemgroef 14, dat nagenoeg evenwijdig is opgesteld aan het schuine geleidingsvlak 19 van de positioneringsgleuf 16, dat het klemelement 8 zich tijdens het inbrengen in de positioneringsgleuf 16 niet kan kantelen aangezien het vlak 6 en het geleidingsvlak 19 die nagenoeg evenwijdig met elkaar zijn opgesteld respectievelijk samenwerken met het klemvlak 10 en het vlak 22, welke klemvlakken nagenoeg evenwijdig met elkaar zijn opgesteld. Hierdoor blijven bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de openingen 23 in het klemelement 8 ook tijdens het aanbrengen in de positioneringsgleuf 16 met zekerheid nagenoeg verticaal opgesteld. De aanwezigheid van het schuin opgestelde geleidingsvlak 19 is eveneens voordelig bij het verwijderen van het langwerpige klemelement 8 uit de positioneringsgleuf 16 volgens de dwarse richting 49, aangezien bij het schuin naar boven bewegen het klemelement 8 ondersteund en geleid wordt door het geleidingsvlak 19.
Zoals weergegeven in figuur 1 is op het onderdeel 2 een tweede onderdeel 32 aangebracht. Dit tweede onderdeel 32 is bijvoorbeeld een zogenaamd breedhouderverhoog dat nabij een niet weergegeven breedhouder kan bevestigd worden. Een dergelijk onderdeel 32 heeft een lengte van nagenoeg tien cm tot vijftig cm en wordt met minstens twee bouten 31 bevestigd. Het tweede onderdeel 32 wordt op het onderdeel 2 bevestigd door middel van een gekende kleminrichting 30. Het tweede onderdeel 32 is voorzien van openingen 37 waarin bouten 31 worden aangebracht die kunnen samenwerken met openingen 40 in een opspanelement 38 die voorzien zijn van inwendige schroefdraad. Door het aanspannen van de bouten 31 wordt het in de T-groef 39 ingebrachte opspanelement 38 tegen de horizontale klemvlakken 35 en 36 van de T-groef 39 geklemd, waardoor het tweede onderdeel 32 op de horizontale steunvlakken 33, 34 van het onderdeel 2 wordt geklemd. Het is duidelijk dat het opspanelement 38 enkel volgens de lengterichting 47 in de T-groef 39 kan worden ingebracht. De horizontale klemvlakken 35, 36 van de gekende kleminrichting 30 hebben een beduidend kleinere oppervlakte dan de klemvlakken 6, 15 van de kleminrichting 1 volgens de uitvinding waardoor de kleminrichting 1 volgens de uitvinding aan hoge belastingen kan blootgesteld worden zonder gevaar voor hoge drukken of schade aan de klemvlakken van de kleminrichting 1, zelfs niet bij het veelvuldig aanbrengen en verwijderen van de kleminrichting 1. De horizontale opstelling van klemvlakken 35, 36 van de gekende kleminrichting 30 is ook minder geschikt om weerstand te bieden aan belastingen volgens deze horizontale richting. Het is duidelijk dat de kleminrichting 1 volgens de uitvinding het onderdeel 2 eenduidig dwars positioneert op de houder 3, terwijl er bij de gekende kleminrichting 30 onzekerheid bestaat wat de dwarse positie van het tweede onderdeel 32 op het onderdeel 2 betreft in de geklemde stand.
In figuur 7 is een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarbij twee kleminrichtingen 1, 78 volgens de uitvinding worden aangewend. De kleminrichting 1 van figuur 7 wordt aangewend voor de bevestiging van een onderdeel 79 op een houder 3 en wordt gelijkaardig uitgevoerd als de kleminrichting 1 van figuur 1. Een tweede onderdeel 80 wordt eveneens met een kleminrichting 78 volgens de uitvinding op het onderdeel 79, dat hier tevens de functie van houder vervult, bevestigd. Het tweede onderdeel 80 vormt het deksel van een staafbreedhouder die een breedhouderstaaf 65 bevat en strekt zich volgens de lengterichting 47 van de houder 3 uit over nagenoeg de volledige breedte van de weefmachine, net zoals het onderdeel 79. De kleminrichting 78 voor het klemmen van het tweede onderdeel 80 bevat een klemelement 82 met een zeshoekige dwarsdoorsnede met openingen 85 voorzien van inwendige schroefdraad waarin door bouten gevormde schroefelementen 83 zijn geschroefd, die nagenoeg verticaal doorheen openingen 84 in het tweede onderdeel 80 zijn aangebracht. Er wordt een aantal schroefelementen 83 verspreid over de lengte van de kleminrichting 78 aangebracht, bijvoorbeeld een schroef element of bout om de twintig cm. Voor een onderdeel 80 van meer dan twee meter geeft dit aldus aanleiding tot een kleminrichting 78 met meer dan tien schroefelementen 83. Door het vastschroeven van de schroefelementen 83 wordt zoals weergegeven in figuur 7 het klemelement 82 met het schuin opgestelde klemvlak 93 tegen het overeenkomstig klemvlak 92 van de klemtand 87 van het tweede onderdeel 80 geklemd en met het schuin opgestelde klemvlak 91 tegen het overeenkomstige klemvlak 90 van de onderdeel 79. Hierdoor wordt het schuin opgestelde klemvlak 88 van de klemtand 87 van het tweede onderdeel 80 tegen het overeenkomstige klemvlak 89 van de klemgroef 86 van het onderdeel 79 geklemd. De klemtand 87 van het tweede onderdeel 80 vormt samen met het klemelement 82 een wig met een nagenoeg trapeziumvormige dwarse doorsnede die in de klemgroef 87 met een overeenkomstige nagenoeg trapeziumvormige dwarse doorsnede wordt geklemd en zo een zwaluwstaartverbinding vormt waardoor de horizontale bevestigingsvlakken 100, 102 van het tweede onderdeel 80 op de overeenkomstige horizontale steunvlakken 101, 103 van het onderdeel 79 worden geklemd. Op deze manier wordt het tweede onderdeel 80 stevig op het onderdeel 79 geklemd en kan weerstand bieden aan de hoge belasting waaraan dit tweede onderdeel 80 wordt blootgesteld.
De positioneringsgleuf 81 en het bijhorende klemelement 82 voor het bevestigen van het tweede onderdeel 80 zijn gelijkaardig gevormd als de overeenkomstige positioneringsgleuf 16 en het bijhordende klemelement 8 voor het bevestigen van het onderdeel 79. In de niet geklemde stand, bijvoorbeeld na het verwijderen van de schroefelementen 83, werken de vlakken 97, 98 en 99 van de positioneringsgleuf 81 samen met de overeenkomstig opgestelde vlakken 94, 95 en 96 van het klemelement 82 zodat de klemtand 87 nagenoeg volgens de dwarse richting 48 uit de klemgroef 86 kan worden verwijderd.
In tegenstelling tot de kleminrichting 1 voor het bevestigen van het onderdeel 79 op de houder 3 kan het klemelement 82 niet volgens de dwarse richting 49 uit de klemgroef 86 worden verwijderd. Aangezien de klemgroef 86 minder breed is dan de klemgroef 14 vormt het klemvlak 89 van de klemgroef 86 hiervoor een obstakel. Om het dwars verwijderen en aanbrengen van het klemelement 82 mogelijk te maken werd een schuin opgesteld vlak 104 evenwijdig aan dit klemvlak 89 aangebracht. Het vlak 104 en het klemvlak 89 zijn volgens dit uitvoeringsvoorbeeld nagenoeg onder een hoek van 60° volgens richting 48 of 49 ten opzichte van de horizontaal opgestelde steunvlakken 101, 103 aangebracht. Het klemelement 82 kan dus verwijderd worden uit de klemgroef 86 door eerst het klemelement 82 te verplaatsen nagenoeg volgens de dwarse richting 49 tot deze verplaatsing verhinderd wordt door het klemvlak 89 en vervolgens het klemelement 82 te verplaatsen nagenoeg volgens de dwarse richting 48, dit wil zeggen nagenoeg evenwijdig aan het klemvlak 89 en het vlak 104. Bij deze uitvoeringsvorm kan men in het licht van een kleminrichting volgens de uitvinding naar het onderdeel 79 refereren als de houder waarop het onderdeel 80 wordt geklemd.
Volgens een niet weergegeven uitvoeringsvoorbeeld kan het tweede onderdeel 80 echter ook een tweede onderdeel zijn zoals het tweede onderdeel 32 weergegeven in figuur 1 of een ander onderdeel dat op het onderdeel 79 kan bevestigd worden.
In figuur 8 wordt een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven waarbij de positioneringsgleuf 43 een driehoekige dwarse doorsnede vertoont. In de niet geklemde stand, zoals weergegeven in figuur 8 rust het klemelement 8 onder invloed van de zwaartekracht met de schuin opgestelde vlakken 20, 22 op de overeenkomstige, schuin opgestelde vlakken 41, 42 van de positioneringsgleuf 43. De vlakken 41, 42 van de positioneringsgleuf 43 zijn zodanig opgesteld dat ze het in de positioneringsgleuf 43 aangebrachte klemelement 8 perfect uitlijnen ten opzichte van de schroef elementen 11. Dit wil zeggen dat bij deze uitvoeringsvorm de nagenoeg verticaal opgestelde aslijnen 50 van de openingen 12 in het onderdeel 2, de openingen 23 in het klemelement 8 en de schroefelementen 11 samenvallen. Hierdoor worden de schroefelementen 11 die doorheen de openingen 12 in het onderdeel 2 worden aangebracht perfect uitgelijnd om in de openingen 23 van het klemelement 8 te kunnen geschroefd worden. Dit maakt het mogelijk om snel een groot aantal bouten 11 in het klemelement 8 te schroeven of eventueel het aanbrengen van de schroefelementen 11 te automatiseren.
In figuur 9 wordt een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven waarbij de positioneringsgleuf 46 een dwarse doorsnede vertoont die een veelhoek is. In de niet geklemde stand, zoals weergegeven in figuur 9 rust het klemelement 8 onder invloed van de zwaartekracht met de schuin opgestelde vlakken 20, 22 op de overeenkomstige, schuin opgestelde vlakken 44, 45 van de positioneringsgleuf 46. De vlakken 44, 45 van de positioneringsgleuf 46 zijn zodanig opgesteld dat ze het in de positioneringsgleuf 46 aangebrachte klemelement 8 perfect uitlijnen ten opzichte van de schroefelementen 11.
In figuur 10 wordt een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven met een positioneringsgleuf 57 met een driehoekige dwarse doorsnede analoog aan het uitvoeringsvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 5. Het klemelement 58 vertoont hierbij een vijfhoekige dwarse doorsnede. Overeenkomstig het uitvoeringsvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 5 werken de schuin opgestelde vlakken 51, 52 van de positioneringsgleuf 57 samen met overeenkomstig schuin opgestelde vlakken 53, 54 om het aangebrachte klemelement 58 perfect uit te lijnen ten opzichte van de schroefelementen 11. Verder werken in de geklemde stand het klemvlak 56 van de klemgroef 14 van de houder 3 en het klemvlak 55 van het onderdeel 2 samen met de overeenkomstige kleurvlakken 59, 60 van het klemelement 58. Het schuin opgestelde vlak 52 van de positioneringsgleuf 57 is geschikt voor het geleiden van het overeenkomstig schuin opgestelde vlak 54 van het vijfhoekige klemelement 58 tijdens het dwars aanbrengen in of verwijderen uit de positioneringsgleuf 57 van dit klemelement 58. Bovendien vormen het vlak 52 van de positioneringsgleuf 57 voor het geleiden van het klemelement 58 en het klemvlak 56 van de klemgroef 14 van de houder 3 een scherpe hoek, die zoals zichtbaar in figuur 10 zich verwijdt in de richting van de opening waarlangs het klemelement 58 dwars in de positioneringsgleuf 57 kan worden bewogen. Hierdoor kan het klemelement 58 makkelijk dwars in en uit de positioneringsgleuf 57 worden bewogen. Tijdens het aanbrengen van het klemelement 58 in de positioneringsgleuf 57 zorgt het schuin opgestelde vlak 52 van de positioneringsgleuf 57 samen met het schuin opgestelde klemvlak 56 van de klemgroef 14 ervoor dat het klemelement 58 niet kan kantelen aangezien het vlak 52 en het klemvlak 56 respectievelijk samenwerken met overeenkomstige vlakken 54 en 59 van het klemelement 58. Hierdoor kan men garanderen dat tijdens het aanbrengen van het klemelement 58 de openingen 23 in het klemelement 58 hun nagenoeg verticale hoekpositie behouden.
In figuur 11 wordt een variante uitvoeringsvorm van de kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven. De dwarse doorsnede van de positioneringsgleuf 66 is een veelhoek die gevormd wordt door een verticaal opgesteld vlak 61, een horizontaal opgesteld vlak 63 en twee schuin opgestelde vlakken 62 en 64. Analoog aan het uitvoeringsvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 5 werken de twee schuin opgestelde vlakken 62, 64 van de positioneringsgleuf 66 samen met twee overeenkomstig schuin opgestelde vlakken van het zeshoekige klemelement 8 om het in de positioneringsgleuf 66 aangebrachte klemelement 8 perfect uit te lijnen ten opzichte van de positioneringsgleuf 66 en de schroefelementen 11.
In figuren 12 en 13 wordt nog een variante uitvoeringsvorm van de kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven met een trapeziumvormig klemelement 68. De kleminrichting 1 bevat volgens deze uitvoeringsvorm schroefelementen 105 die een draadstang 107 bevatten die kan samenwerken met een moer 108. Dit klemelement 68 bevat eveneens twee schuin opgestelde klemvlakken 73, 75 die respectievelijk samenwerken met een klemvlak 69 van de houder 3 en een klemvlak 77 van het onderdeel 2. Het klemelement 68 bevat tevens een vlak 76 dat naar het onderdeel 2 is gericht. In de klemgroef 14 van de houder 3 is eveneens een positioneringsgleuf 67 aangebracht. Deze positioneringsgleuf 67 wordt gevormd door het verticaal opgestelde vlak 70, het horizontaal opgestelde vlak 71 en het schuin opgestelde vlak 72. Zoals weergegeven in figuur 13 kan het klemelement 68 dwars worden aangebracht in de positioneringsgleuf 67, waar het in de niet geklemde toestand onder invloed van de zwaartekracht met het horizontale vlak 74 rust op het overeenkomstige horizontale vlak 71 van de positioneringsgleuf 67. De vlakken 70 en 72 begrenzen de positioneringsgleuf 67 zodanig dat het ingebrachte klemelement 68 nagenoeg correct gepositioneerd wordt ten opzichte van de aan te brengen draadstangen 107. De draadstangen 107 worden doorheen de openingen 12 in het onderdeel 2 in de openingen 23 in het klemelement 68 geschroefd. Vervolgens worden de moeren 108 op de draadstangen geschroefd om het klemelement 68 naar het onderdeel 2 toe te bewegen.
Het is ook mogelijk de draadstangen 107 in de openingen 23 in het klemelement 68 vast te maken, bijvoorbeeld door ze vast te lijmen of op nog een andere wijze vast te zetten. Het klemelement 68 kan dan samen met de draadstangen 107 als geheel in en uit de positioneringsgleuf 67 worden bewogen. Volgens een mogelijkheid kan het onderdeel 2 voorzien worden van een volgens de lengterichting 47 doorlopende sleuf, in plaats van met afzonderlijke openingen 12 voor iedere draadstang 107. Zoals weergegeven in figuur 12 zijn het klemvlak 109 van de klemtand 4 en het overeenkomstig klemvlak 110 van de klemgroef 14 bij deze uitvoeringsvorm onder een bepaalde kleine hoek met de verticale opgesteld, hetgeen voordelig is voor het klemmen van de klemtand 4 in de klemgroef 14. Volgens een niet weergegeven variante kunnen bij de uitvoeringsvorm van figuur 12 de kleurvlakken 109 en 110 tevens nagenoeg verticaal opgesteld worden.
In figuur 14 wordt een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven met een positioneringsgleuf 117 met een dwarse doorsnede die een verticaal opgesteld vlak 119 en twee schuin opgestelde vlakken 111 en 112 bevat. Het klemelement 118 vertoont hierbij een vierhoekige dwarse doorsnede, meer in het bijzonder een vierkante dwarsdoorsnede. Gelijkaardig aan het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 8 werken de schuin opgestelde vlakken 111, 112 van de positioneringsgleuf 117 samen met overeenkomstige schuin opgestelde vlakken 113, 114 van het klemelement 118, teneinde een aangebracht klemelement 118 perfect uit te lijnen ten opzichte van de schroefelementen 11. Verder werken in de geklemde stand het klemvlak 116 van de klemgroef 14 van de houder 3 en het klemvlak 115 van het onderdeel 2 samen met de overeenkomstige klemvlakken 120, 121 van het klemelement 118. Het schuin opgestelde vlak 112 van de positioneringsgleuf 117 is geschikt voor het geleiden van het overeenkomstig schuin opgestelde vlak 114 van het vierhoekige klemelement 118 tijdens het dwars aanbrengen in of verwijderen uit de positioneringsgleuf 117 van dit klemelement 118. Bovendien zijn het vlak 112 van de positioneringsgleuf 117 voor het geleiden van het klemelement 118 en het klemvlak 116 van de klemgroef 14 van de houder 3 nagenoeg evenwijdig met elkaar opgesteld. Hierdoor kan het klemelement 118 makkelijk dwars in en uit de positioneringsgleuf 117 worden bewogen en wordt verzekerd dat tijdens het aanbrengen van het klemelement 118 de openingen 23 in het klemelement 118 hun nagenoeg verticale hoekpositie behouden. Het is duidelijk dat in plaats van een vierkant eender welke andere vierhoek als klemelement kan aangewend worden.
In figuur 15 wordt een variante uitvoeringsvorm van een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven overeenkomstig het uitvoeringsvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 3. In figuur 15 zijn de openingen 23 niet centraal in het zeshoekig klemelement 8 aangebracht, meer in het bijzonder zijn die openingen 23 iets excentrisch aangebracht.
In figuren 16 en 17 wordt een uitvoeringsvorm van een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven overeenkomstig figuren 3 en 5, waarbij de kleminrichting 1 in een hoekpositie wordt voorgesteld die ongeveer 90° verdraaid is ten opzichte van de hoekpositie weergegeven in figuren 3 en 5.
In figuren 18 en 19 wordt een uitvoeringsvorm van een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven overeenkomstig figuren 3 en 5, waarbij de kleminrichting 1 in een hoekpositie wordt voorgesteld die ongeveer 60° verdraaid is ten opzichte van de hoekpositie weergegeven in figuren 3 en 5. Het is duidelijk dat niet weergegeven variante uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij een kleminrichting 1 verdraaid werd over eender welke andere hoek waarbij het klemelement 8 in een klemgroef 16 kan gehouden worden.
In figuur 20 wordt nog een variante uitvoeringsvorm van een kleminrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven overeenkomstig de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 3, waarbij de aslijn 50 van de schroefelementen 11 en de openingen 122 in het onderdeel 2 en de openingen 123 in het klemelement 8 onder een hoek ten opzichte van de loodlijn op het nagenoeg horizontale vlak 7 van het zeshoekig klemelement 8 zijn aangebracht.
Het is duidelijk dat volgens een niet weergegeven variante het sehroefelement 11 zowel analoog aan figuur 15 niet centraal en analoog aan figuur 20 tevens onder een hoek kan worden aangebracht.
Andere combinaties van klemelementen en bijhorende positioneringsgleuven zijn uiteraard mogelijk. Meer in het bijzonder zijn naast klemelementen met een trapeziumvormige, vijfhoekige en zeshoekige dwarse doorsnede tevens klemelementen met een andere dwarse doorsnede, bijvoorbeeld zevenhoekige, achthoekige, vierkante of eender welke andere veelhoek denkbaar. Een klemelement 8 met een zeshoekige dwarse doorsnede kan eenvoudig en goedkoop vervaardigd worden.
Het is duidelijk dat een vijfhoekig of zeshoekig klemelement zoals weergegeven in figuur 1 tot 9 bijzonder voordelig is, aangezien, de openingen 23 in het klemelement die voorzien zijn van inwendige schroefdraad voor het opnemen van de sehroefelementen 11 ongeveer een dubbele lengte vertonen als de beschikbare openingen 23 in het geval van een trapeziumvormig klemelement met overeenkomstige klemoppervlaktes. Dit verzekert een betere verbinding tussen het klemelement en de schroefelementen.
De inrichting 1 voor het klemmen volgens de uitvinding laat toe om een langwerpig onderdeel 2 voor een weefmachine te klemmen op een houder 3 door eerst het klemelement 8 dwars aan te brengen in een positioneringsgleuf 16, vervolgens het onderdeel 2 aan te brengen op de houder 3 en vervolgens de schroefelementen 11 aan te brengen doorheen openingen 12 in het onderdeel 2 om ze in openingen 23 van het klemelement 8 te schroeven. De inrichting 1 voor het klemmen volgens de uitvinding laat ook toe om een op een houder 2 geklemd langwerpig onderdeel 2 voor een weefmachine te verwijderen van die houder 2 door de bouten 11 los te schroeven uit het klemelement 8, ze vervolgens te verwijderen doorheen openingen 12 in het onderdeel 2, vervolgens het onderdeel 2 te verwijderen van de houder 3 en vervolgens het klemelement 8 dwars te verwijderen uit de positioneringsgleuf 16 en de houder 3.
De schroef element en 11, 83, 105 zijn niet beperkt tot de weergegeven bouten of draadstangen maar kunnen eveneens uit andere elementen bestaan zoals bijvoorbeeld zeskantbouten of schroefbussen. Volgens een niet weergegeven variante kan in plaats van afzonderlijke openingen 12 in het onderdeel een volgens de lengterichting 47 doorlopende sleuf worden voorzien.
In figuren 3 en 4 en in figuren 8 tot 13 werd het onderdeel 2 duidelijkheidshalve op een kleine afstand van de houder 3 opgesteld. In werkelijkheid steunt bij deze standen het onderdeel 2 op de houder 3 op een wijze zoals weergegeven in figuur 1. De schroefelementen 11, 83, 105 kunnen met voldoende speling in de openingen 12, 84, 122 bewegen, zodat de schroefelementen eenvoudig in het klemelement kunnen geschroefd worden in geval het onderdeel 2 op de houder 3 is aangebracht, meer in het bijzonder in geval het onderdeel 2 in een positie op de houder 3 is aangebracht die ongeveer overeenstemt met de klempositie van het onderdeel 2 op de houder 3.
De weefmachine, de kleminrichting voor het klemmen en de werkwijzen volgens de uitvinding beperken zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten en volgens verschillende combinaties van de voornoemde weergegeven uitvoeringsvormen volgens de uitvinding uitgevoerd worden.

Claims (20)

1. Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel (2,79; 80) op een houder (3; 79) bij een weef machine, waarbij de kleminrichting (1, 78) een in een klemgroef (14, 86) aanbrengbaar klemelement (8, 82, 58, 68, 118) en sehroefelementen (11, 83, 105) bevat, daardoor gekenmerkt dat de kleminrichting (1, 78) een volgens de lengterichting (47) van de kleminrichting (1, 78) in de klemgroef (14, 86) van de houder (3; 79) aangebrachte positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117) bevat die vlakken (17,18,19,97,98,99,41,42,44,45,51, 52,62,64,70,71,72,111,112) bevat die kunnen samenwerken met het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) om een in de positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117) aangebracht klemelement (8, 82, 58, 68, 118) te houden vooraleer het onderdeel (2,79; 80) op de houder (3; 79) wordt geklemd en/of nadat het onderdeel (2,79; 80) van de houder (3; 79) werd verwijderd.
2. Kleminrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) een eerste klemvlak (10, 91, 59, 73, 120) en een tweede klemvlak (9, 93, 60, 75, 121) bevat die tegenover elkaar zijn aangebracht, waarbij de houder (3; 79) een zich volgens de lengterichting (47) van de kleminrichting (1, 78) uitstrekkende klemgroef (14, 86) bevat die een eerste klemvlak (6, 90, 56, 69, 116) en een tweede klemvlak (15, 89) bevat die tegenover elkaar zijn aangebracht, waarbij het onderdeel (2,79; 80) een zich volgens de lengterichting (47) van de kleminrichting (1, 78) uitstrekkende klemtand (4, 87) bevat die als het onderdeel (2,79; 80) op de houder (3; 79) is aangebracht in de klemgroef (14, 86) reikt, die een eerste kleurvlak (5, 92, 55, 77, 115) bevat dat kan samenwerken met een klemvlak (9, 93, 60, 75, 121) van het klemelement (8, 82, 58, 68, 117) en die een tweede klemvlak (13, 88, 109) bevat dat tegenover het eerste klemvlak (5, 92, 55, 77, 115) is aangebracht en dat kan samenwerken met een klemvlak (15, 89, 110) van de klemgroef (14, 86), waarbij de sehr oef element en (11,83,105) het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) naar het onderdeel (2,79; 80) toe kunnen bewegen teneinde het onderdeel (2,79; 80) op de houder (3; 79) te klemmen.
3. Kleminrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de kleminrichting (1, 78) een volgens de lengterichting (47) van de kleminrichting (1, 78) in de klemgroef (14, 86) van de houder (3; 79) aangebrachte positioneringsgleuf (16,81,43,46,57,66,67,117) bevat die vlakken (17,18,19,97,98,99,41,42,44,45,51,52,62,64, 70,71,72,111,112) bevat die kunnen samenwerken met overeenkomstige vlakken van het klemelement (20,21,22,94,95,96,53,54,74,113,114) om het in de positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117) aangebrachte klemelement (8,82,58,68,118) in een hoekpositie te houden vooraleer het onderdeel (2,79; 80) op de houder (3; 79) wordt geklemd en/of nadat het onderdeel (2,79; 80) van de houder (3; 79) werd verwijderd.
4. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de kleminrichting (1, 78) een volgens de lengterichting (47) van de kleminrichting (1, 78) in de klemgroef (14, 86) van de houder (3; 79) aangebrachte positioneringsgleuf (16,81,43,46,57,66,67,117) bevat die minstens een vlak (19, 99, 45, 57, 72, 112) bevat voor het geleiden van het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) tijdens het dwars aanbrengen in of verwijderen uit de positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117) van het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) .
5. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de kleminrichting (1, 78) een vlak (19, 99, 45, 57, 72, 112) van de positioneringsgleuf (16,81,43,46,57,66,67,117) en een klemvlak (6, 90, 56, 69, 116) van de klemgroef (14, 86) van de houder (3; 79) bevat voor het geleiden van het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) tijdens het dwars aanbrengen van het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) in of het dwars verwijderen uit de positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117).
6. Kleminrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het vlak (19, 99, 45, 57, 72, 112) van de positioneringsgleuf (16,81,43,46,57,66,67,117) en het klemvlak (6, 90, 56, 69, 116) van de klemgroef (14,86) van de houder (3; 79) voor het geleiden van het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) nagenoeg evenwijdig ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.
7. Kleminrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het vlak (52) van de positioneringsgleuf (57) voor het geleiden van het klemelement (58) en het klemvlak (56) van de klemgroef (14, 86) van de houder (3; 79) zijn aangebracht onder een scherpe hoek ten opzichte van elkaar, die zich verwijdt in de richting van de opening van waar het klemelement (58) dwars in de positioneringsgleuf (57) kan worden aangebracht.
8. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de positioneringsgleuf (43,46,57,66,117) vlakken (41,42,44,45,51,52,62,64, 111,112) bevat die kunnen samenwerken met overeenkomstige vlakken (20, 22, 53, 54, 113, 114) van een klemelement (8, 82, 58, 118) om een in de positioneringsgleuf (43, 46, 57, 66, 117) aangebrachte klemelement (8,82,58,118) uit te lijnen ten opzichte van de aslijn (50) van de schroefelementen (11,83,105) die doorheen openingen (12,122) in het onderdeel (2,79; 80) kunnen worden aangebracht.
9. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van de positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117) een veelhoek is.
10. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van de positioneringsgleuf (43, 57) een driehoek is.
11. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van de positioneringsgleuf (16, 81) een trapezium is.
12. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) een veelhoek is.
13. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van het klemelement (68) een trapezium is.
14. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van het klemelement (8, 82) een zeshoek is.
15. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van het klemelement (58) een vijfhoek is.
16. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de dwarse doorsnede van het klemelement (118) een vierkant is.
17. Kleminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 16, daardoor gekenmerkt dat kleminrichting (1, 78) minstens twee schroefelementen (11,83,105) bevat.
18. Werkwijze voor het klemmen van een onderdeel (2,79; 80) op een houder (3; 79) bij een weef machine waarbij gebruik gemaakt wordt van een kleminrichting (1, 78) volgens één van de conclusies 1 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het klemelement (8,82,58,68,118) dwars wordt aangebracht in een positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117) en dat vervolgens het onderdeel (2,79; 80) en de schroefelementen (11,83,105) worden aangebracht, waarbij de schroefelementen (11,83,105) doorheen openingen (12, 122) in het onderdeel (2,79; 80) kunnen samenwerken met het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) om het onderdeel (2,79; 80) op de houder (3; 79) te klemmen.
19. Werkwijze voor het verwijderen van een onderdeel (2,79; 80) dat op een houder (3; 79) bij een weefmachine is aangebracht waarbij gebruik gemaakt wordt van een kleminrichting (1, 78) volgens één van de conclusies 1 tot 17, daardoor gekenmerkt dat de schroefelementen (11,83,105) die doorheen openingen (12, 122) in het onderdeel (2,79; 80) samenwerken met het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) en het onderdeel (2,79; 80) worden verwijderd en dat vervolgens het klemelement (8, 82, 58, 68, 118) dwars uit de positioneringsgleuf (16, 81, 43, 46, 57, 66, 67, 117) wordt verwijderd.
20. Weefmachine daardoor gekenmerkt dat de weefmachine gebruik maakt van een kleminrichting (1, 78) volgens één van de conclusies 1 tot 17 en/of geschikt is voor het uitvoeren van een werkwijze conclusie 18 of 19.
BE2006/0332A 2006-06-19 2006-06-19 Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine. BE1017186A3 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2006/0332A BE1017186A3 (nl) 2006-06-19 2006-06-19 Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine.
EP07726046A EP2029801B1 (en) 2006-06-19 2007-06-18 Clamping arrangement for clamping a component onto a holder in a weaving machine
CN2007800097611A CN101405446B (zh) 2006-06-19 2007-06-18 用于将构件夹到织机中的固定器上的夹紧装置
AT07726046T ATE504680T1 (de) 2006-06-19 2007-06-18 Klemmvorrichtung zum klemmen einer komponente auf einen halter einer webmaschine
DE602007013751T DE602007013751D1 (de) 2006-06-19 2007-06-18 Klemmvorrichtung zum klemmen einer komponente auf einen halter einer webmaschine
PCT/EP2007/005335 WO2007147541A1 (en) 2006-06-19 2007-06-18 Clamping arrangement for clamping a component onto a holder in a weaving machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2006/0332A BE1017186A3 (nl) 2006-06-19 2006-06-19 Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine.
BE200600332 2006-06-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1017186A3 true BE1017186A3 (nl) 2008-04-01

Family

ID=37733711

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2006/0332A BE1017186A3 (nl) 2006-06-19 2006-06-19 Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP2029801B1 (nl)
CN (1) CN101405446B (nl)
AT (1) ATE504680T1 (nl)
BE (1) BE1017186A3 (nl)
DE (1) DE602007013751D1 (nl)
WO (1) WO2007147541A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1021512B1 (nl) 2012-11-07 2015-12-04 Picanol Naamloze Vennootschap Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem
BE1022146B1 (nl) 2014-06-13 2016-02-19 Picanol Zelfkantvormingsinrichting voor een inslagdraad

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3800835A (en) * 1972-09-01 1974-04-02 Zbrojovka Vsetin Np Apparatus for stretching a fabric
FR2202178A1 (en) * 1972-10-11 1974-05-03 Zbrojovka Vsetin Np Woven fabric web stretching device - suitable for all kinds of weave
EP0292429A1 (de) * 1987-05-19 1988-11-23 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Webmaschine mit einer Einrichtung zum Breitspannen des Gewebes
EP0395132A1 (en) * 1989-04-28 1990-10-31 Picanol N.V. Mechanism for mounting a part on the sley of a weaving machine
EP1227251A1 (de) * 2001-01-25 2002-07-31 Junker & Partner GmbH Profil mit einer hinterschnittenen Nut
US6712543B1 (en) * 1999-07-21 2004-03-30 Fms Forder-Und Montage-Systeme Schmalzhofer Gmbh Connecting device for profiled bars with grooves
FR2868159A1 (fr) * 2004-03-24 2005-09-30 Senstronic Sa Sa Dispositif de montage et d'indexation d'un capteur, detecteur ou analogue

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4057294A (en) * 1975-08-01 1977-11-08 The Cincinnati Mine Machinery Company Wedge arrangement for removably affixing a work tool or work tool holder to a base member on mining, road working or earth moving machinery, and the like
EP0228989A1 (de) * 1985-12-17 1987-07-15 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Webmaschine

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3800835A (en) * 1972-09-01 1974-04-02 Zbrojovka Vsetin Np Apparatus for stretching a fabric
FR2202178A1 (en) * 1972-10-11 1974-05-03 Zbrojovka Vsetin Np Woven fabric web stretching device - suitable for all kinds of weave
EP0292429A1 (de) * 1987-05-19 1988-11-23 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Webmaschine mit einer Einrichtung zum Breitspannen des Gewebes
EP0395132A1 (en) * 1989-04-28 1990-10-31 Picanol N.V. Mechanism for mounting a part on the sley of a weaving machine
US6712543B1 (en) * 1999-07-21 2004-03-30 Fms Forder-Und Montage-Systeme Schmalzhofer Gmbh Connecting device for profiled bars with grooves
EP1227251A1 (de) * 2001-01-25 2002-07-31 Junker & Partner GmbH Profil mit einer hinterschnittenen Nut
FR2868159A1 (fr) * 2004-03-24 2005-09-30 Senstronic Sa Sa Dispositif de montage et d'indexation d'un capteur, detecteur ou analogue

Also Published As

Publication number Publication date
ATE504680T1 (de) 2011-04-15
CN101405446A (zh) 2009-04-08
WO2007147541A1 (en) 2007-12-27
CN101405446B (zh) 2011-05-25
DE602007013751D1 (de) 2011-05-19
EP2029801A1 (en) 2009-03-04
EP2029801B1 (en) 2011-04-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1017186A3 (nl) Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine.
CN106029528A (zh) 货盘台
FR2523622A1 (fr) Procede pour la realisation de faux-plafonds et faux-plafonds obtenus
EP1142756A2 (fr) Etriers pour le transports de planche
FR2940994A1 (fr) Banche de moulage d'un voile en beton, ensemble de deux banches de ce type, et procede d'assemblage des banches
DE3837280C2 (de) Verkaufseinrichtung
JP4902882B2 (ja) 綜絖軸のための綜絖引き込み装置
DE9004887U1 (de) Vorrichtung zum Befestigen von Bekleidungsplatten, insbesondere Wandbekleidungsplatten
PT88101B (pt) Dispositivo para a uniao de pranchas de cofragem
ES2347594T3 (es) Pinza de soporte.
JP6530980B2 (ja) ベルトコンベアの安全柵
DE4315603A1 (de) Rohrgestell
EP1338223B1 (de) Einsteckvorrichtung, Einsteckteil sowie Anordnung zur Halterung von Gegenständen mit einer Einsteckvorrichtung und einem Einsteckteil
DE3822455C2 (de) Vorrichtung zur Präsentation von Zweirädern
DE202006001438U1 (de) Vorrichtung zur Aufbewahrung wenigstens eines kastenförmigen Gegenstandes
RU2291042C2 (ru) Прижимная планка для использования в зажимном приспособлении станка для обработки деталей и зажимное приспособление с одной или несколькими прижимными планками
US4194712A (en) Clamping structure
FR2544458A1 (fr) Support, notamment pour la presentation
EP2397364A1 (de) Vorrichtung zur Festlegung von Ladungssicherungselementen
NL2005497C2 (nl) Bevestigingssysteem voor zonnepanelen.
NL9201024A (nl) Samenstel voor het ophangen van voorwerpen zoals prenten.
CH655743A5 (fr) Cadre a passettes pour un metier a tisser.
FR2483108A1 (fr) Panneau d'affichage
AT14495U1 (de) Vorrichtung zum Befestigen von Profilen an einer Unterkonstruktion
EP2223631B1 (de) Regal, insbesondere Schiffsregal, mit mindestens einer Schlingerleiste mit insbesondere mechanischer Sicherung, und Vorrichtung zur Sicherung der Lage eines Endes einer Schlingerleiste von einem Regal, insbesondere von einem Schiffsregal