BE1015873A6 - Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen. - Google Patents

Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen. Download PDF

Info

Publication number
BE1015873A6
BE1015873A6 BE2004/0045A BE200400045A BE1015873A6 BE 1015873 A6 BE1015873 A6 BE 1015873A6 BE 2004/0045 A BE2004/0045 A BE 2004/0045A BE 200400045 A BE200400045 A BE 200400045A BE 1015873 A6 BE1015873 A6 BE 1015873A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
panels
profiles
panel
cladding
holders
Prior art date
Application number
BE2004/0045A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Flooring Ind Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Flooring Ind Ltd filed Critical Flooring Ind Ltd
Priority to BE2004/0045A priority Critical patent/BE1015873A6/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1015873A6 publication Critical patent/BE1015873A6/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/02005Construction of joints, e.g. dividing strips
    • E04F15/02033Joints with beveled or recessed upper edges
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • E04F13/0801Separate fastening elements
    • E04F13/0803Separate fastening elements with load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements
    • E04F13/081Separate fastening elements with load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements with additional fastening elements between furring elements and covering elements
    • E04F13/0812Separate fastening elements with load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements with additional fastening elements between furring elements and covering elements fixed by means of spring action
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • E04F13/0801Separate fastening elements
    • E04F13/0832Separate fastening elements without load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements
    • E04F13/0833Separate fastening elements without load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements not adjustable
    • E04F13/0846Separate fastening elements without load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements not adjustable the fastening elements engaging holes or grooves in the side faces of the covering elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • E04F13/10Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements of wood or with an outer layer of wood
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/04Flooring or floor layers composed of a number of similar elements only of wood or with a top layer of wood, e.g. with wooden or metal connecting members
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • E04F15/02044Separate elements for fastening to an underlayer
    • E04F2015/0205Separate elements for fastening to an underlayer with load-supporting elongated furring elements between the flooring elements and the underlayer
    • E04F2015/02066Separate elements for fastening to an underlayer with load-supporting elongated furring elements between the flooring elements and the underlayer with additional fastening elements between furring elements and flooring elements
    • E04F2015/02077Separate elements for fastening to an underlayer with load-supporting elongated furring elements between the flooring elements and the underlayer with additional fastening elements between furring elements and flooring elements the additional fastening elements located in-between two adjacent flooring elements
    • E04F2015/02094Engaging side grooves running along the whole length of the flooring elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/05Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins, keys or strips
    • E04F2201/0517U- or C-shaped brackets and clamps

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Finishing Walls (AREA)

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen. Deze uitvinding heeft betrekking op een bekleding, meer speciaal een plafond-, wand- of vloerbekleding, alsmede op elementen voor het vormen van dergelijke bekleding en een werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke elementen. 



  Verschillende aspecten van de hierna beschreven uitvinding zijn vooral nuttig in combinatie met een bekleding zoals beschreven in het   WO01/38668.   Alle informatie die in het   WO01/38668   vervat zit, moet dan ook bij wijze van referentie als geïncorporeerd in de huidige aanvrage worden beschouwd. 



  De uitvinding beoogt een bekleding die in één of meer opzichten geoptimaliseerd is ten opzichte van de uitvoeringen die bekend zijn uit de stand van de techniek. 



  Hiertoe heeft de uitvinding volgens een eerste aspect betrekking op een bekleding, in het bijzonder plafond-, wandof vloerbekleding, van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen bevat, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de panelen aan hun samenwerkende randen vellingkanten vertonen, die al dan niet vlak zijn, dus ook afgerond kunnen zijn, waarbij de door de vellingkanten bepaalde breedte samen met de onderlinge positie van de panelen variabel is. 



  Onder een "vellingkant" dient dus iedere vorm van afschuining, afronding of dergelijke te worden verstaan waarmee het uitvindingsprincipe kan worden gerealiseerd. Met de voornoemde door de vellingkanten bepaalde breedte wordt de afstand bedoeld 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 over dewelke de vellingkanten of de direct daarop aansluitende delen zich volgens een richting dwars op de langsrichting van de randen, en gezien op de zichtzijde van de panelen, zich uitstrekken. De zichtzijde is de zijde van het paneel die in gemonteerde toestand zichtbaar is. 



  Met het feit dat de vellingkant samen met de onderlinge positie van de panelen variabel is, wordt bedoeld dat de vellingkant zich aanpast in functie van het feit of de panelen verder of minder ver uit elkaar zitten, hetzij als gevolg van hun montage, hetzij als gevolg van tolerantieafwijkingen in de andere gedeelten van de panelen. 



  Door gebruik te maken van vellingkanten die volgens de uitvinding variabel zijn, wordt bereikt dat verschillen in de onderlinge positie van zich langs elkaar uitstrekkende panelen zich minder opvallend manifesteren dan dit het geval is bij de tot op heden bekende plafond-, wand- of vloerbekledingen. Bij de bekende uitvoeringen vertonen de panelen randgedeelten die, zoals ook weergegeven in het   W001/38668,   voorzien zijn van een tand en groef, waarbij de zichtbare randen van de panelen afrondingen vertonen die zich over een bocht van 90  uitstrekken en zodoende op de voornoemde tand uitgeven, met als resultaat dat een diepe groef tussen de panelen ontstaat. Zulke diepe groef heeft als nadeel dat de minste afwijking in de breedte van deze groef sterk opvalt.

   Doordat volgens de huidige uitvinding tussen de panelen uitsluitend vellingkanten aanwezig zijn en geen uitgesproken bodem meer tussen de vellingkanten, wordt een minder uitgesproken groef tussen de panelen verkregen, zodanig dat eventuele variaties in de breedte van deze groef ook minder opvallend zijn. 



  Bij voorkeur vertonen de betreffende panelen hierbij aan hun samenwerkende randen overlappende randgedeelten, waarbij het 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 randgedeelte van één paneel het randgedeelte van het andere paneel overlapt, waarbij beide randgedeelten zijn voorzien van afschuiningen en waarbij het overlappende randgedeelte zich met zijn distaal uiteinde uitstrekt tot over de afschuining van het andere randgedeelte of tot over een uitloper van deze afschuining. 



  De kenmerken volgens het eerste aspect komen vooral tot hun recht bij bekledingen die een bevestigingssysteem voor de panelen bevatten van het type dat toelaat dat zulk paneel in gemonteerde toestand zijdelings verplaatsbaar is tussen de aangrenzende panelen, en meer speciaal nog bij bekledingen met een bevestigingssysteem van het type dat toelaat dat een paneel van tussen omliggende gemonteerde panelen kan worden weggenomen en worden gehermonteerd. Bij bekledingen met een dergelijk bevestigingssysteem komt het immers regelmatig voor dat de afstand tussen de gemonteerde panelen iets wijzigt, hetgeen dan door toepassing van de huidige uitvinding minder opvallend is. 



  In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaan de voornoemde afschuiningen uit vlakke vellingkanten. Ook geniet het de voorkeur dat de afschuiningen zich tot tegen elkaar uitstrekken. 



  Volgens een tweede aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een plafond-, wand- of vloerbekleding, van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen alsmede een bevestigingssysteem voor de panelen bevat, daardoor gekenmerkt dat, enerzijds, het bevestigingssysteem van het type is dat toelaat dat zulk paneel in gemonteerde toestand zijdelings verplaatsbaar is tussen de aangrenzende panelen, en, anderzijds, minstens een aantal van de panelen aan hun samenwerkende randen overlappende randgedeelten vertonen, waarbij het randgedeelte van één paneel 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 het randgedeelte van het andere paneel overlapt en waarbij minstens het overlapte randgedeelte een afschuining vertoont die zich minstens tot onder het overlappende randgedeelte uitstrekt.

   Met "onder" wordt bedoeld dat de afschuining, gezien vanaf de zichtzijde, achter het overlappende randgedeelte verdwijnt. 



  Volgens dit tweede aspect worden nagenoeg dezelfde voordelen bereikt als bij het eerste aspect. 



  Volgens een derde aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een plafond-, wand- of vloerbekleding, van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen bevat, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de panelen aan hun samenwerkende randen van een tand- en groefstructuur zijn voorzien, waarbij de tand onder een hoek ten opzichte van het vlak van de panelen in de groef kan schuiven en waarbij een zijde van de tand zich onder hoek uitstrekt ten opzichte van het voornoemde vlak, waarbij deze zijde van de tand een afschuining vormt die doorloopt tot aan de zichtzijde van het betreffende vloerpaneel. 



  Volgens het derde aspect worden in hoofdzaak ook de reeds genoemde voordelen van het eerste en tweede aspect verkregen. Bovendien kunnen de panelen relatief dun worden uitgevoerd doordat de voornoemde tand automatisch relatief dicht bij de zichtzijde van de panelen komt te liggen. 



  De bekleding volgens één van de voorgaande en ook hierna beschreven aspecten is bij voorkeur verder daardoor gekenmerkt dat de panelen een kern bevatten en zijn voorzien van een    decoratieve toplaag ; de voornoemde afschuining of   afschuiningen zich doorheen de toplaag en een gedeelte van de 

 <Desc/Clms Page number 5> 

   kern uitstrekken ; dat op het oppervlak van de afschuiningen   een afzonderlijke decoratieve laag is aangebracht. 



  Hierbij geniet het de voorkeur dat de toplaag bestaat uit fineer of een laag op basis van hars die een decorlaag, zoals bedrukt papier, bevat. 



  Volgens een vierde aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een plafond-, wand- of vloerbekleding, van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen bevat, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de panelen aan hun samenwerkende randen van een tand- en groefstructuur zijn voorzien, waarbij deze structuur zodanig is gevormd dat, enerzijds, door twee van dergelijke panelen hoofdzakelijk coplanair naar elkaar toe te bewegen de tand zodanig ver in de groef kan worden gebracht dat een vergrendeling bestaat in een richting loodrecht op het vlak gevormd door de panelen en dat, anderzijds, een verdere indringing van de tand in de groef mogelijk is volgens een richting schuin ten opzichte van het vlak waarin de panelen zich uitstrekken. 



  Dit vierde aspect laat toe dat de panelen vlot uit elkaar kunnen worden genomen bij het demonteren van de bekleding. 



  Volgens een vijfde aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding minstens is samengesteld uit een aantal panelen en profielen waaraan de panelen al dan niet door tussenkomst van bijkomende elementen, zoals houders, kunnen worden bevestigd, daardoor gekenmerkt dat positioneerelementen zijn voorzien waarmee de positie van de profielen kan worden ingesteld ten opzichte van de ondergrond, waarbij deze positioneerelementen enerzijds minstens bestaan 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 uit een wigvormig gedeelte en anderzijds tevens voorzieningen vertonen die toelaten dat zij met behulp van bevestigingselementen, zoals schroeven, nagels of dergelijke, tegen een ondergrond kunnen worden bevestigd, waarbij deze voorzieningen een verschuiving van minstens het wigvormig deel toelaten,

   nadat in het betreffende positioneerelement reeds een bevestigingselement aangebracht is. 



  Het gebruik van dergelijk positioneerelement laat een gemakkelijke montage van de profielen in de gewenste positie toe. De installateur van de bekleding kan immers reeds een schroef of dergelijke doorheen het positioneerelement steken en gedeeltelijk vastschroeven, waarna het positioneerelement nog kan worden verschoven om het betreffende daartegen bevestigde profiel uit te lijnen, dit in tegenstelling tot massieve wiggen of dergelijke die bij de montage ineens op de exacte plaats moeten worden vastgezet. 



  Bij voorkeur bestaan de voornoemde voorzieningen hoofdzakelijk uit een doorgaande gleuf, die zich bij voorkeur doorheen het wigvormig gedeelte zelf uitstrekt. Het wigvormig gedeelte is bij voorkeur minstens aan één zijde voorzien van een middelen die een verschuiving tegenwerken, zoals een getand of geribd oppervlak. 



  De profielen bezitten bij voorkeur doorgaande openingen, bij voorkeur in de vorm van gleuven, die toelaten dat de voornoemde bevestigingselementen zowel doorheen het profiel als doorheen het positioneerelement kunnen worden aangebracht. 



  Volgens een zesde aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding minstens is samengesteld uit een aantal panelen en profielen waaraan de panelen al dan 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 niet door tussenkomst van bijkomende elementen kunnen worden bevestigd, daardoor gekenmerkt dat het geheel, enerzijds, positioneerelementen met een wigvormig gedeelte omvat waarmee de positie van de profielen kan worden ingesteld ten opzichte van de ondergrond, en, anderzijds, voorzieningen omvat zodat het profiel in gemonteerde toestand in een normale gebruikspositie blijft. 



  Door het feit dat de profielen zijn uitgerust met dergelijke voorzieningen, ontstaat het voordeel dat zulk profiel, na de montage door middel van de voornoemde positioneerelementen, in een optimale gebruikspositie blijft. 



  Bij voorkeur worden de voornoemde voorzieningen gevormd door het feit dat het profiel een gedeelte bevat, meer speciaal een flens, dat is aangepast aan de wigvorm, bij voorkeur doordat deze flens zich onder hoek uitstrekt ten opzichte van de normale orthogonale richtingen van het profiel, en meer speciaal ten opzichte van een bevestigingszijde voor houders. 



  Volgens een zevende aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding minstens is samengesteld uit een aantal panelen en profielen waaraan de panelen door tussenkomst van houders kunnen worden bevestigd, daardoor gekenmerkt dat de profielen en houders koppeldelen bezitten waarmee de houders aan de profielen kunnen worden aangebracht en dat deze koppeldelen minstens twee soorten omvatten, enerzijds, eerste koppeldelen die een montage van de houders op de profielen toelaten met een geringe beweeglijkheid in de langsrichting van de profielen, en, anderzijds, tweede koppeldelen die in een meer exacte positionering volgens de langsrichting voorzien. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Door gebruik te maken van twee soorten koppeldelen zoals voornoemd, ontstaat het voordeel dat de werktuigkost voor het produceren van de profielen kan worden geminimaliseerd, aangezien voor de eerste koppeldelen geen precisiewerktuigen moeten worden aangewend en een hogere precisie uitsluitend noodzakelijk is voor de tweede koppeldelen. 



  Bij voorkeur bestaan de koppeldelen uit openingen in de profielen en gedeelten aan de houders die in deze openingen plaats nemen. Meer speciaal geniet het de voorkeur dat de eerste koppeldelen bestaan uit grotere openingen in de profielen en bijhorende gedeelten aan de houders, terwijl de tweede koppeldelen bestaan uit fijnere openingen en bijhorende gedeelten. 



  Bij voorkeur zijn de zich aan de profielen bevindende eerste koppeldelen verkregen als het resultaat van een bewerking waarbij deze één na één of groep per groep gerealiseerd zijn door de profielen systematisch langs een werktuig te verplaatsen dat deze koppeldelen aan de profielen vormt zoals bijvoorbeeld een ponsmachine, terwijl de zich aan de profielen bevindende tweede koppeldelen verkregen zijn als het resultaat van een bewerking waarbij deze koppeldelen voor de volledige lengte van het profiel in één maal gerealiseerd zijn of waarbij het profiel slechts éénmalig wordt ingeklemd en tijdens deze inklemming alle betreffende koppeldelen worden gerealiseerd. 



  Volgens een achtste aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding minstens is samengesteld uit een aantal panelen die in houders zijn bevestigd, waarbij deze houders op hun beurt via koppeldelen op een gepositioneerde wijze aan profielen zijn bevestigd, daardoor gekenmerkt dat twee of meer van voornoemde profielen in 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 langsrichting in elkaars verlengde zijn gemonteerd en dat tussen deze twee profielen een afstandhouder is aangebracht die via koppeldelen met ieder profieluiteinde samenwerkt, waarbij deze afstandhouder ofwel bestaat uit een houder voor het bevestigen van een paneel, ofwel uit een afzonderlijk daartoe ontwikkeld element. 



  Door gebruik te maken van dergelijke afstandhouder wordt verzekerd dat de houders doorlopend op gelijke afstanden van elkaar langsheen een ondergrond kunnen worden aangebracht. 



  Bij voorkeur wordt hierbij met profielen van standaardlengtes gewerkt waarbij de uiteinden van deze profielen zodanig gevormd zijn en zodanige koppeldelen bezitten dat wanneer zij met voornoemde afstandhouder ertussen zijn gemonteerd, de houders doorlopend monteerbaar zijn op gelijke afstanden. 



  Volgens een negende aspect heeft de uitvinding betrekking op een bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding minstens is samengesteld uit een aantal panelen en profielen waaraan de panelen door tussenkomst van houders zijn bevestigd, daardoor gekenmerkt dat de profielen bestaan uit metaal, terwijl de houders bestaan uit kunststof, meer speciaal uit spuitgietstukken. 



  Doordat de profielen uit metaal zijn vervaardigd kan een stevige ondersteuning van de panelen worden gewaarborgd, terwijl het feit dat de houders bestaan uit kunststof toelaat dat deze zeer precies kunnen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door middel van spuitgieten. 



  Hierbij geniet het de voorkeur dat iedere houder met precies één paneel samenwerkt. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



  Volgens een bijzondere mogelijkheid bestaan de profielen uit dunwandige gerolde profielen, bij voorkeur dubbelwandige profielen. Zulke dunwandige profielen zijn op zich relatief licht en zijn ook zeer geëigend om met koppeldelen, meer speciaal openingen, te worden voorzien die zich vrij nauwkeurig op de gewenste locaties bevinden, dus met geringe tolerantieafwijkingen op de onderlinge afstanden. Dergelijke dunwandige profielen zijn op zichzelf bekend voor het realiseren van plafondbekledingen, doch niet in combinatie met houders zoals bedoeld door de huidige uitvinding. 



  Volgens een tiende aspect heeft de uitvinding betrekking op de afzonderlijke elementen die in een bekleding volgens de uitvinding kunnen worden aangewend. Met andere woorden heeft de uitvinding dus ook betrekking op een element in de vorm van een paneel of een profiel of een houder of een positioneerelement, meer speciaal een wig, waarbij dit element de kenmerken vertoont zoals hiervoor is beschreven. 



  Een elfde aspect van de huidige uitvinding heeft specifiek betrekking op wand- of plafondpanelen, en meer speciaal, op de opbouw van de panelen zelf. 



  Het is bekend dat wand- of plafondpanelen van een decoratieve laag kunnen worden voorzien om een welbepaald uitzicht te creëren, verschillend van het uitzicht dat het basismateriaal van het paneel zelf heeft. Bij wand- en plafondpanelen is het gebruikelijk om de panelen hiertoe te ommantelen met een bedrukte papierlaag of folie. Zulke ommantelingstechniek is echter vrij omslachtig, waardoor de productiekost relatief groot is. Ook zijn de daarbij aangewende ommantelingsfolies weinig resistent, onder meer tegen vocht en dergelijke, alsook weinig slijt- en krasbestendig. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 Ook zijn de mogelijkheden van het weergeven van decors door middel van dergelijke ommantelingsfolies in verschillende opzichten vrij beperkt. 



  De uitvinding beoogt volgens een elfde aspect een wand- of plafondpaneel waarbij één of meer van de voornoemde nadelen zijn uitgesloten. Hiertoe vertoont dit wand- of plafondpaneel volgens het elfde aspect van de uitvinding minstens volgende kenmerken: - een kern die al dan niet uit meerdere lagen of delen is samengesteld; - een aan de zichtzijde aangebrachte toplaag bestaande uit fineer of een op basis van hars gevormde laag die een decorlaag bevat, meer speciaal HPL (High Pressure
Laminate) of DPL (Direct Pressure Laminate); - een aan één of meer randen gevormd gedeelte dat gevormd is doordat aan de betreffende rand een materiaalgedeelte is weggenomen minstens tot tegen of tot in de kern; - een aan het oppervlak van de voornoemde gedeelten aangebrachte decoratieve laag. 



  Deze opbouw heeft als voordeel dat dergelijke wand- of plafondpanelen relatief eenvoudig kunnen worden gerealiseerd, waarbij, in het geval van een toplaag op basis van hars, een degelijke vocht- en krasbestendigheid kan worden gerealiseerd. 



  Het gebruik van panelen die volgens het elfde aspect uitgevoerd zijn, wordt nu vooral mogelijk gemaakt dankzij de aanwending van afschuiningen zoals hiervoor beschreven. Zulke afschuiningen laten immers toe dat vlot een afzonderlijke decoratieve laag aan de randen kan worden aangebracht, terwijl bij de vroegere bekende panelen die voor wanden en plafonds werden aangewend slechts een bekleding door middel van ommantelingsfolie mogelijk was, althans toch bij de 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 traditionele panelen die met een tand- en groefstructuur in elkaar passen. 



  Bij voorkeur is zulk wand- of plafondpaneel volgens het elfde aspect ook daardoor gekenmerkt dat het voornoemde gedeelte is uitgevoerd als een vellingkant, bij voorkeur in de vorm van een vlakke afschuining. Verder geniet het ook de voorkeur dat de decoratieve laag is uitgevoerd volgens één van volgende mogelijkheden: - een laag uitgevoerd in de vorm van een lak, verf, vernis of andere uithardende substantie; - een laag in de vorm van een impregnatiemiddel, kleurstof of dergelijke; - een laag gevormd door een bedrukking, bij voorkeur in de vorm van een transferprint; - een decoratieve laag met een kleur en/of motief dat aangepast is aan de kleur en/of het motief van de toplaag en/of voorzien is van een reliëf, bijvoorbeeld in de vorm van indrukkingen. 



  De aanwending van de kenmerken volgens voornoemd elfde aspect leidt tot wand- en plafondpanelen die in tegenstelling tot ommantelde of volledig gelakte vloerpanelen een waaier van nieuwe uitvoeringsmogelijkheden biedt. In het geval van een toplaag op basis van hars met een decorlaag, kunnen bijvoorbeeld één of een combinatie van twee of meer van volgende bijzondere toepassingen in de wand- of plafondpanelen worden geïntegreerd: - indrukkingen in de toplaag om een natuurlijk reliëf na te bootsen, bij voorkeur in overeenstemming met het motief dat de decorlaag weergeeft; - een decorlaag met een bedrukking die een houtmotief voorstelt en indrukking die in overeenstemming zijn; 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 indrukkingen waarin een kleurstof, meer speciaal verf, is aangebracht;

   indrukkingen zoals in de voorgaande paragraaf, waarbij de kleurstof gesitueerd is tegen het buitenoppervlak, met andere woorden geen extra materiaallaag over de indrukkingen aanwezig is; indrukkingen waarin een kleurstof is aangebracht teneinde een ingekleurd houten paneel weer te geven, en meer speciaal om gekalkt hout te imiteren; een in de toplaag verwerkte overlay, welke overlay ingekleurd is; de combinatie van de twee vorige mogelijkheden, waarbij zowel de kleurstof in de indrukkingen als de ingekleurde overlay bedoeld bedoeld zijn om ingekleurd hout te imiteren ; de verwerking van functionele componenten in de toplaag en/of in de voornoemde decoratieve laag, zoals componenten die de opstapeling van elektrostatische ladingen    tegenwerken ; bactericiden, fungicides ; of fosforescerende middelen ; die de slijt- en/of krasvastheid vergroten ;

   dergelijke.   



  Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm zal in het geval van een toplaag op basis van hars met een decorlaag die een stenen tegel imiteert, een decoratieve laag op de vellingkant worden aangebracht die een nagenoeg gelijke kleur heeft als de globale kleur die in de bedrukte decorlaag aanwezig is, met als voordeel dat na het monteren van de wand- of plafondpanelen een nagenoeg perfecte imitatie wordt verkregen van stenen tegels die met zeer geringe voegen naast elkaar liggen. Onder "stenen" tegels dienen zowel keramische tegels als natuursteentegels te worden verstaan. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 



  Opgemerkt wordt dat, enerzijds, alle aspecten zowel onafhankelijk kunnen worden gerealiseerd, als dat, anderzijds, alle voornoemde kenmerken van de verschillende aspecten van de uitvinding ook naar willekeur kunnen worden gecombineerd, uiteraard in zoverre deze kenmerken niet tegenstrijdig zijn. 



  De uitvinding komt vooral tot haar recht bij langwerpige, meer speciaal latvormige, panelen, waarbij de voornoemde afschuiningen, vellingkanten en dergelijke bij voorkeur minstens aan de langsgerichte randen aanwezig zijn. Het voorgaande sluit echter niet uit dat de uitvinding ook kan worden toegepast bij grotere, meer plaatvormige,panelen, die bij voorbeeld rechthoekig of vierkant zijn. 



  Tenslotte heeft de uitvinding volgens een twaalfde aspect ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een profiel dat zoals voornoemd is voorzien van eerste en tweede koppeldelen, daardoor gekenmerkt dat de zich aan de profielen bevindende eerste koppeldelen worden gerealiseerd door middel van een bewerking waarbij deze één na één of groep per groep tot stand gebracht worden door de profielen systematisch langs een werktuig te verplaatsen dat de betreffende koppeldelen aan de profielen vormt, terwijl de zich aan de profielen bevindende tweede koppeldelen worden gerealiseerd door middel van een bewerking waarbij deze koppeldelen voor de volledige lengte van zulk profiel in één maal tot stand worden gebracht of waarbij het profiel slechts éénmalig wordt ingeklemd en tijdens deze inklemming alle betreffende koppeldelen systematisch worden gerealiseerd. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 figuur 1 in doorsnede een bekleding volgens de uitvinding weergeeft, in dit geval in de vorm van een plafondbekleding; figuur 2 een aantal van de elementen uit de bekleding van figuur 1 in perspectief weergeeft; figuur 3 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F3 is aangeduid; figuur 4 een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 3, doch voor een andere stand, voorstelt; figuur 5 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 3 met F5 is aangeduid; figuur 6 in perspectief het element weergeeft dat in figuur 1 met F6 is aangeduid;

   figuur 7 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 1; figuur 8 een variante weergeeft van het element dat in figuur 6 is afgebeeld; figuren 9 en 10 gedeelten van panelen volgens de uitvinding weergeven, ter hoogte van hun gekoppelde randen ; figuren 11 en 12 twee mogelijkheden weergeven om in langsrichting doorgesneden of doorgezaagde panelen te bevestigen bij hun doorgesneden of afgezaagde rand. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 5 heeft de uitvinding betrekking op een bekleding 1, in dit geval een plafondbekleding, die een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen 2 bevat die door middel van een bevestigingssysteem 3 aan de ondergrond of dragende structuur 4 zijn opgehangen. 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 



  In het voorbeeld is uitgegaan van een bekleding 1 en een daartoe behorend bevestigingssysteem 3 die zijn uitgevoerd in overeenstemming met de in het   W001/38668   beschreven basisprincipes. De huidige uitvinding beperkt zich echter niet tot uitvoeringen die onder deze basisprincipes vallen. 



  Het bevestigingssysteem 3 bestaat in het weergeven voorbeeld in hoofdzaak uit profielen 5 die aan de dragende structuur 4 zijn bevestigd of opgehangen en uit aan de profielen 5 bevestigde houders 6 voor de panelen 1. 



  Het bevestigingssysteem 3 is hierbij, in overeenstemming met het   W001/38668,   zodanig opgevat dat ieder van de panelen 2 in gemonteerde toestand ietwat zijdelings verplaatsbaar is tussen de aangrenzende panelen 2, een en ander bij voorkeur zodanig dat een paneel 2 van tussen omliggende gemonteerde panelen 2 kan worden weggenomen zoals afgebeeld in de figuren 3 en 4, en in omgekeerde volgorde ook terug kan worden gemonteerd.

   In het voorbeeld is hiertoe gebruik gemaakt van houders 6 waarvan het basisprincipe reeds uiteengezet is in het   W001/38668,   waarbij deze houders 6, enerzijds, een lichaam 7 bevatten dat tegen het profiel 5 kan worden gemonteerd en, anderzijds, bevestigingsgedeelten 8-9, in dit geval in de vorm van haakvormige lippen die de panelen 2 over een gedeelte van hun dikte kunnen omgeven en zodoende de panelen 2 kunnen vasthouden.

   Om enerzijds een juiste positionering van de panelen 2 te verkrijgen en anderzijds toch een zijdelingse verplaatsing zoals voornoemd mogelijk te maken, is het bevestigingsgedeelte 8, althans in de weergegeven uitvoeringsvorm, eerder star uitgevoerd, terwijl het bevestigingsgedeelte 9 eerder flexibel en elastisch verbuigbaar is, zoals meer in detail beschreven is in het   W001/38668.   Zoals ook nog bekend is uit het   W001/38668   kan hierbij tussen de panelen 2 eventueel een vrije ruimte aanwezig zijn. Ook zijn de 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 bevestigingsgedeelten 8-9 bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat de panelen 2 met een snapeffect in de houders 6 kunnen worden aangebracht. 



  In overeenstemming met het eerste aspect van de huidige uitvinding vertonen de panelen 2 aan hun samenwerkende randen overlappende randgedeelten 10-11, waarbij het randgedeelte 10 van één paneel 2 het randgedeelte 11 van het andere paneel 2 overlapt, waarbij beide randgedeelten 10-11 zijn voorzien van een afschuining, respectievelijk 12-13, en waarbij het overlappende randgedeelte 10 zich met zijn distaal uiteinde 14 uitstrekt tot over de afschuining 13 van het andere randgedeelte 11 of tot over een uitloper van deze afschuining 13. Hierdoor wordt een zichzelf aanpassende dubbele vellingkant 15 verkregen wat de in de inleiding genoemde voordelen oplevert. 



  Zoals weergegeven bestaan de afschuiningen 12-13 bij voorkeur uit vlakke vellingkanten en strekken deze zich bij voorkeur tot tegen elkaar of nagenoeg tegen elkaar uit. Met andere woorden de afschuining 12 loopt door tot in een punt 16 waar zij eindigt tegen of nagenoeg tegen de afschuining 13. Het begrip afschuining dient volgens de huidige uitvinding breed te worden geïnterpreteerd en andere vormen van afschuiningen dan vlakke vellingkanten zijn niet uitgesloten. Zo bijvoorbeeld kunnen de afschuiningen ook uit afrondingen bestaan of uit vlakken die zich in verschillende richtingen buigen. De afschuiningen 12-13 strekken zich naar buiten toe bij voorkeur uit tot aan de zichtzijden 17 van de panelen 2, doch andere vormen zijn niet uitgesloten.

   Zo bijvoorbeeld zouden één of beide van de afschuiningen zich naar de zichtzijde 17 toe tot op een zeer geringe afstand van deze zichtzijde schuin kunnen uitstrekken, waarna zij dan op zeer korte vlakjes aansluiten die zich bijvoorbeeld loodrecht op de zichtzijde bevinden. 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 



  Zoals weergegeven in de figuren maken de randgedeelten 10-11 bij voorkeur deel uit van een tand- en groefstructuur, waarbij het randgedeelte 10 een lip vormt, die samen met een lip 18 een groef 19 definieert, terwijl het randgedeelte 11 gevormd wordt door en/of aansluit op de tand 20. 



  Zoals aangeduid in figuur 5 vertoont de afschuining 13 op de plaats waar zij onder het overlappende gedeelte verdwijnt en/of in de directe nabijheid ervan en/of globaal en/of over de volledige lengte in doorsnede een helling A die bij voorkeur kleiner is dan 40 graden en in de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm kleiner is dan 35 graden en praktisch ongeveer 30graden bedraagt. Zulke geringe hoek A biedt het voordeel dat bij een verplaatsing van de panelen 2 naar elkaar toe, dus hoofdzakelijk volgens Rl, om welke reden ook, de randgedeelten 10 en 11 vlot langs elkaar kunnen verschuiven, terwijl de daarbij optredende onderlinge beweging tussen de randgedeelten 10-11 in een richting R2 loodrecht op het normale vlak van de bekleding 1 zeer gering blijft. 



  Opgemerkt wordt dat de hoeken A en B een verschillende waarde kunnen hebben. Bij voorkeur is de hoek B groter dan de hoek A, dit om de totale breedte van de dubbele vellingkant 15 te beperken, en bedraagt deze bijvoorbeeld 45 graden. 



  In de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 5 wordt tevens het voornoemde tweede aspect van de huidige uitvinding toegepast, volgens hetwelke, enerzijds, het bevestigingssysteem 3 van het type is dat toelaat dat zulk paneel 2 in gemonteerde toestand zijdelings verplaatsbaar is tussen de aangrenzende panelen 2, dus volgens richting Rl, hetgeen hiervoor reeds toegelicht is, en, anderzijds, minstens een aantal van de panelen 2 aan hun samenwerkende randen overlappende randgedeelten 10-11 vertonen, 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 waarbij het randgedeelte 10 van één paneel 2 het randgedeelte 11 van het andere paneel 2 overlapt en waarbij minstens het overlapte randgedeelte 11 een afschuining 13 vertoont die zich minstens tot onder het overlappende randgedeelte 10 uitstrekt, dit alles ongeacht de vorm van het overlappende randgedeelte 10.

   Volgens dit tweede aspect hoeft de afschuining 12 niet noodzakelijk aanwezig te zijn en kan het randgedeelte 10 zich bijvoorbeeld ook verder uitstrekken zoals in figuur 5 met streeplijn 21 is aangeduid. 



  Ook is het voornoemde derde aspect hierin toegepast, volgens hetwelke de panelen 2 aan hun samenwerkende randen van een tand- en groef structuur zijn voorzien, waarbij de tand 20 globaal onder een hoek C ten opzichte van het vlak van de panelen 2 in de groef 19 kan schuiven en waarbij een zijde 22 van de tand 20zich onder hoek, in dit geval hoek A, uitstrekt ten opzichte van het voornoemde vlak, waarbij deze zijde 22 van de tand een afschuining vormt, in dit geval de afschuining 13, die doorloopt tot aan de zichtzijde 17 van het betreffende paneel 2. 



  De uitvoering van figuren 1 tot 5 past eveneens het vijfde aspect van de uitvinding toe, volgens hetwelke de panelen 2 aan hun samenwerkende randen van een tand- en groefstructuur zijn voorzien, waarbij deze structuur zodanig is gevormd dat, enerzijds, door twee van dergelijke panelen 2 hoofdzakelijk coplanair naar elkaar toe te bewegen, met uitzondering van een geringe wenteling die mogelijk opgelegd wordt door de koppeling aan een tegenoverliggende rand, de tand 20 zodanig ver in de groef 19 kan worden gebracht dat een vergrendeling bestaat in een richting R2 loodrecht op het vlak gevormd door de panelen 2 en dat, anderzijds, een verdere indringing van de tand 20in de groef 19 mogelijk is volgens een richting R3 schuin ten opzichte van het vlak waarin de panelen 2 zich uitstrekken. 

 <Desc/Clms Page number 20> 

 



  Deze kenmerken blijken duidelijk uit figuur 5. De panelen 2 kunnen coplanair tot in deze toestand worden samengebracht, aangezien de tand 20 horizontaal langsheen de lip 18 kan bewegen, terwijl in de toestand van figuur 5 wel reeds een verticale vergrendeling bestaat, doordat de tand volgens de richting R2 reeds begrepen zit tussen beide lippen die de groef 19 begrenzen, meer speciaal tussen de contactvlakken 23-24. 



  Opgemerkt wordt dat bij de hiervoor beschreven aspecten, bij voorkeur ook de groef 19 een globale schuine vorm vertoont. De zich aan het randgedeelte 10 bevindende binnenzijde 25 van de groef 19 is bij voorkeur dan ook hellend uitgevoerd, waarbij deze helling bij voorkeur correspondeert met deze van afschuining 13. 



  In het voorbeeld van figuur 1 is tevens gebruik gemaakt van een positioneerelement 26 voor het bevestigen van het profiel 5, dat in overeenstemming met het vijfde aspect van de uitvinding is uitgevoerd. Dit positioneerelement 26, dat meer in detail in de figuren 6 en 7 is afgebeeld, bevat hiertoe, enerzijds, een wigvormig gedeelte 27 en, anderzijds, voorzieningen die toelaten dat dit positioneerelement 26 met behulp van bevestigingselementen 28, zoals schroeven, nagels of dergelijke, tegen een ondergrond kan worden bevestigd, waarbij deze voorzieningen een verschuiving van minstens het wigvormig gedeelte toelaten, nadat in het betreffende positioneerelement reeds een bevestigingselement 28 aangebracht is.

   In het weergegeven voorbeeld van figuur 6 is het volledige positioneerelement 26 als een wig uitgevoerd en bestaan de voornoemde voorzieningen hoofdzakelijk uit een doorgaande gleuf 29 die zich doorheen de wig zelf uitstrekt. 



  Figuur 7 geeft weer dat de wig kan worden verschoven terwijl reeds een schroef hierdoor steekt, wat een vlotte montage 

 <Desc/Clms Page number 21> 

 toelaat . Figuur 8 geeft een variante weer die echter minder de voorkeur geniet. 



  Het wigvormend gedeelte 27 is bij voorkeur aan minstens één zijde, bij voorkeur de zijde die bedoeld is in contact te komen met het profiel, voorzien van een middelen die een verschuiving tegenwerken, zoals een getand of geribd oppervlak 30. 



  De profielen 5 bezitten doorgaande openingen 31, bij voorkeur in de vorm van gleuven, die toelaten dat de voornoemde bevestigingselementen 28 gelijktijdig doorheen het profiel 5 als doorheen het positioneerelement 26 kunnen worden aangebracht. 



  De weergegeven profielen 5 zijn in overeenstemming met het zesde aspect van de uitvinding uitgevoerd. Hiertoe bevat het geheel voorzieningen die er voor zorgen dat zulk profiel 5 in gemonteerde toestand in een normale gebruikspositie blijft wanneer dit met een wigvormig element samenwerkt. In dit geval worden deze voorzieningen gevormd door een gedeelte, meer speciaal een flens 32, dat is aangepast aan de wigvorm, bij voorkeur doordat deze flens 32 zich onder een schuine hoek uitstrekt ten opzichte van de normale orthogonale richtingen van het profiel 5, en meer speciaal ten opzichte van de bevestigingszijde 33 waartegen de houders worden gemonteerd. 



  Zoals in figuur 7 in streeplijn 34 is aangeduid kan de flens 32 eventueel ietwat gebogen zijn, om een betere grip tussen de wig en het profiel 5 te verkrijgen. De voornoemde flens 32 kan ook hellend in de andere richting zijn, zoals aangeduid in streeplijn 35, met als voordeel dat het bevestigingssysteem in gemonteerde toestand van het geheel iets minder hoog wordt. 

 <Desc/Clms Page number 22> 

 



  Figuur 2 illustreert eveneens het zevende aspect van de uitvinding. Volgens dit aspect bezitten de profielen 5 en houders 6 koppeldelen waarmee de houders aan de profielen kunnen worden aangebracht en omvatten deze koppeldelen minstens twee soorten, enerzijds, eerste koppeldelen 36 die een montage van de houders 6 op de profielen 5 toelaten met een geringe beweeglijkheid in de langsrichting van de profielen, en die dus niet nauwkeurig hoeven uitgevoerd te zijn, en, anderzijds, tweede koppeldelen 37 die in een meer exacte positionering volgens de langsrichting voorzien. 



  In de weergegeven uitvoeringsvorm bestaan de eerste koppeldelen 36 uit openingen 38 in de profielen 5, enerzijds, en gedeelten 39 aan de houders 6 die in deze openingen 38 kunnen plaats nemen, anderzijds, waarbij deze openingen 38 en gedeelten 39 relatief robuust zijn uitgevoerd en met een gewilde speling in elkaar passen. De tweede koppeldelen 37 worden gevormd door kleinere openingen 40 en gedeelten 41 die nauwkeurig uitgevoerd en gelokaliseerd zijn om zodoende een nauwkeurige positionering te bewerkstelligen. 



  Ook het achtste aspect is in figuur 2 geïllustreerd. Volgens dit aspect zijn twee of meer van voornoemde profielen 5 in langsrichting in elkaars verlengde gemonteerd en is tussen deze twee profielen een afstandhouder 42 aangebracht die via koppeldelen 43 met ieder profieluiteinde samenwerkt. In het weergegeven voorbeeld wordt de afstandhouder 42 gevormd door een afzonderlijk element, doch eventueel kan hiertoe ook één van voornoemde houders 6 worden aangewend. 



  Bij voorkeur wordt met profielen 5 van standaardlengtes gewerkt, waarbij de uiteinden van deze profielen zodanig gevormd zijn en zodanige koppeldelen, bijvoorbeeld openingen 31A of 38, bezitten dat wanneer zij met voornoemde afstandhouder 42 en/of 

 <Desc/Clms Page number 23> 

 houder 6 ertussen zijn gemonteerd, de houders doorlopend aanwezig zijn op gelijke onderlinge afstanden. Als standaardlengte kan bijvoorbeeld 2 meter worden gekozen. 



  In overeenstemming met het negende aspect bestaan de profielen 5 uit metaal, terwijl de houders 6 bestaan uit kunststof, wat de in de inleiding genoemde voordelen oplevert. Hierbij is het praktisch dat iedere houder 6 met precies één paneel 2 samenwerkt. Ook geniet het de voorkeur dat de houders 6 op de profielen 5 kunnen worden bevestigd door tussenkomst van een snapverbinding, die in het weergegeven voorbeeld van figuur 2 wordt verkregen door middel van een elastisch verbuigbaar deel 44. 



  De hiervoor beschreven panelen 2 zijn bijzonder geëigend om als laminaatpanelen met een dunne toplaag te worden uitgevoerd, met als voordeel dat zij relatief goedkoop kunnen worden gerealiseerd. De voornoemde afschuiningen 12-13 kunnen hierbij "gechanfreineerde" kanten vormen, bij voorkeur aan de langsranden van de panelen, of eventueel aan alle vier zijden. 



  Bij voorkeur zijn de panelen 2 dan ook daardoor gekenmerkt dat zij, zoals weergegeven in figuur 9, een kern 45 en een   decoratieve toplaag 46 bezitten ; de voornoemde afschuining   of afschuiningen 12-13 zich doorheen de toplaag 46 en een   gedeelte van de kern 45 uitstrekken ; dat op het oppervlak   van de afschuiningen 12-13 een afzonderlijke decoratieve laag 47 is aangebracht. 



  De toplaag 46 bestaat bij voorkeur uit fineer of een laag op basis van hars die een decorlaag, zoals bedrukt papier, bevat en die via een persbewerking onder toevoer van warmte is gerealiseerd, zoals DPL, HPL of dergelijke. 

 <Desc/Clms Page number 24> 

 



  De kern 45 kan al dan niet uit meerder delen of lagen bestaan, bij voorkeur echter is hij ééndelig en bestaat uit MDF of HDF. 



  Het is duidelijk dat alle aan de randen van de panelen 2 gevormde profileringen op eender welke wijze kunnen worden vervaardigd. Bij voorkeur echter gebeurt dit door middel van één of meer freesbewerkingen. Het is duidelijk dat aan de kopse uiteinden van de panelen 2 eveneens koppeldelen kunnen worden gevormd, al dan niet in de vorm van een tand en groef. 



  Figuur 9 is gezien het voorgaande dan ook illustratief voor het voornoemde elfde aspect van de uitvinding, waarbij opgemerkt wordt dat het elfde aspect van de uitvinding zich niet beperkt tot de weergegeven panelen, doch betrekking heeft op eender welk wand- of plafondpaneel dat de kenmerken van het elfde aspect vertoont. Zo bijvoorbeeld heeft het elfde aspect ook betrekking op wand- of plafondpanelen die bevestigingsgedeelten bezitten die een montage door middel van andere technieken toelaten, bijvoorbeeld door middel van te nagelen clipsen of door middel van aan de wand- of plafondpanelen gevormde nagellippen of dergelijk. 



  Figuur 10 geeft een uitvoeringsvorm weer die aantoont dat de afschuiningen 12-13 niet noodzakelijk vlak hoeven te zijn en bijvoorbeeld gekromd kunnen zijn. Ook is een bolle in plaats van de weergegeven holle kromming niet uitgesloten. Ook is het niet uitgesloten dat de afschuiningen in hoofdzakelijk horizontale vlakken uitlopen, die in zulk geval dan ook nog als een deel van de afschuining kunnen worden beschouwd. 



  De uitvoeringsvormen van de figuren 9 en 10 zijn ook nog bijzonder door dat zij, in tegenstelling tot de vereisten van het vierde aspect van de uitvinding, een tand 20 vertonen die in de normale gemonteerde toestand dieper in de groef 19 zit 

 <Desc/Clms Page number 25> 

 dan in de uitvoeringsvorm van figuur 5, zodanig dat in de normale gebruikstoestand zowel een vergrendeling in de richting Rl als R2 bestaat, terwijl mits een wenteling van het paneel of een verbuiging van de tand 20 toch nog een bepaalde beweeglijkheid in de koppeling wordt verkregen om toleranties, verplaatsingen door temperatuursverschillen en dergelijke op te vangen. 



  Wanneer aan het einde van een bekleding een paneel 2 in langsrichting moet worden doorgezaagd en bevestigd, kan dit op verschillende manieren worden gerealiseerd. Volgens de uitvinding kan hiertoe bijvoorbeeld één van de technieken uit figuren 11 en 12 worden toegepast. Volgens figuur 11 wordt gebruik gemaakt van een clip 48 met gedeelten 49 en 50 die respectievelijk met het profiel 5 en een afgezaagde rand 51 van een paneel 2 kunnen samenwerken. Volgens figuur 12 wordt gebruik gemaakt van een bevestigingsblokje 52 van gepaste dimensies, dat aan het profiel 5 kan worden bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een schroef 53, en waartegen het betreffende paneel 2 eenvoudig kan worden vastgeschroefd door middel van een schroef 54 of dergelijke. Het bevestigingsblokje kan eenvoudig uit een massief materiaalblokje bestaan dat geëigend is om zelftappende schroeven erin te schroeven.

   De niet afgezaagde langsrand van het paneel 2 kan eenvoudig worden bevestigd doordat de betreffende tand 20dan in de groef 19 van het vorige paneel zit en/of door de betreffende rand te bevestigen met behulp van eveneens afgezaagde houder 6 die dan uitsluitend aan de betreffende rand met het betreffende paneel samenwerkt. 



  Alhoewel de uitvinding in de eerste plaats bedoeld is voor een plafond- of wandbekleding, is het duidelijk dat zij voor de meeste van de voornoemde aspecten ook kan worden toegepast in vloerbekledingen, waarbij het geheel dan in omgekeerde zin 

 <Desc/Clms Page number 26> 

 wordt toegepast dan voorgesteld in de figuren. De uitvinding kan dan zowel bij systeemvloeren als bij zwevende vloeren worden aangewend. Bij systeemvloeren vormen de profielen 5 dan een basisstructuur waarover de panelen 2 zich uitstrekken. Bij zwevende vloeren kan gebruik worden gemaakt van relatief dunne houders, bijvoorbeeld zoals reeds beschreven is in het   W001/38668   en zoals in de figuren 38 en 39 van deze internationale octrooiaanvrage is weergegeven.

   Bij vloeren ontstaat het extra voordeel dat de zijde 25 op de afschuining 13 gedrukt wordt tijdens het belopen, met als gevolg dat een wrijvingscomponent ontstaat die het loskomen van de panelen uit de houders 6 tegenwerkt. Wel kunnen de panelen uit de vloer worden gehaald, bijvoorbeeld door middel van een handgreep die door middel van zuignappen op het betreffende paneelworden vastgezet. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke bekleding, de daarbij aangewende elementen en de voornoemde werkwijze kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo kunnen bijvoorbeeld alle koppelingen al dan niet met een speling in verticale richting worden uitgevoerd. 



  Volgens de uitvinding kan de uitvindingsgedachte van de "variabele vellingkant" ook worden geïntegreerd in zwevende vloeren waarvan de panelen uitsluitend door middel van aan de panelen aangebrachte koppeldelen met elkaar zijn verbonden, waarbij de koppeldelen bijvoorbeeld van het type zijn zoals bekend uit de documenten W097/47834 en   W001/98603.   Omgekeerd kunnen de koppeldelen van het type zoals bekend uit deze documenten, ook geïntegreerd worden in de hiervoor beschreven huidige uitvinding.

Claims (33)

Conclusies.
1.- Bekleding, in het bijzonder plafond-, wand- of vloerbekleding (1), van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen (2) bevat, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de panelen (2) aan hun samenwerkende randen vellingkanten vertonen, die al dan niet vlak zijn, waarbij de door de vellingkanten bepaalde breedte samen met de onderlinge positie van de panelen (2) variabel is.
2. - Bekleding volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de panelen (2) aan hun samenwerkende randen overlappende randgedeelten (10-11) vertonen, waarbij het randgedeelte (10) van één paneel (2) het randgedeelte (11) van het andere paneel (2) overlapt, waarbij beide randgedeelten (10-11) zijn voorzien van afschuiningen (12-13) en waarbij het overlappende randgedeelte (10) zich met zijn distaal uiteinde (14) uitstrekt tot over de afschuining (13) van het andere randgedeelte (11) of tot over een uitloper van deze afschuining (13) .
3. - Bekleding volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het geheel een bevestigingssysteem (3) voor de panelen (2) bevat van het type dat toelaat dat zulk paneel (2) in gemonteerde toestand zijdelings verplaatsbaar is tussen de aangrenzende panelen (2).
4.- Bekleding volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat het bevestigingssysteem (3) van het type is dat toelaat dat een paneel (2) van tussen omliggende gemonteerde panelen (2) kan worden weggenomen en worden gehermonteerd. <Desc/Clms Page number 28>
5.- Bekleding volgens één van de conclusies 2 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde afschuiningen (12-13) vlakke vellingkanten zijn.
6.- Bekleding volgens één van de conclusies 2 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de afschuiningen (12-13) zich tot tegen elkaar uitstrekken.
7. - Bekleding, in het bijzonder een plafond-, wand- of vloerbekleding, van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen (2), alsmede een bevestigingssysteem (3) voor de panelen (2) bevat, daardoor gekenmerkt dat, enerzijds, het bevestigingssysteem (3) van het type is dat toelaat dat zulk paneel (2) in gemonteerde toestand zijdelings verplaatsbaar is tussen de aangrenzende panelen (2), en, anderzijds, minstens een aantal van de panelen (2) aan hun samenwerkende randen overlappende randgedeelten (10-11) vertonen, waarbij het randgedeelte (10) van één paneel (2) het randgedeelte (11) van het andere paneel (2) overlapt en waarbij minstens het overlapte randgedeelte (11) een afschuining (13) vertoont die zich minstens tot onder het overlappende randgedeelte (10) uitstrekt.
8. - Bekleding, in het bijzonder een plafond-, wand- of vloerbekleding, van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen (2) bevat, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de panelen (2) aan hun samenwerkende randen van een tand- en groefstructuur zijn voorzien, waarbij de tand (20) onder een hoek ten opzichte van het vlak van de panelen (2) in de groef (19) kan schuiven en waarbij een zijde (22) van de tand (20) zich onder hoek uitstrekt ten opzichte van het voornoemde vlak, waarbij deze zijde (22) van de tand (20) een afschuining (13) vormt die doorloopt tot aan de zichtzijde (17) van het betreffende vloerpaneel (2). <Desc/Clms Page number 29>
9.- Bekleding volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de panelen (2) een kern (45) bevatten en aan de zichtzijde zijn voorzien van een decoratieve toplaag (46); dat de voornoemde afschuining of afschuiningen (12-13) zich doorheen de toplaag (46) en een gedeelte van de kern (45) uitstrekken ; en dat op het oppervlak van de afschuiningen (12- 13) een afzonderlijke decoratieve laag (47) is aangebracht.
10. - bekleding volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de toplaag (46) bestaat uit fineer of een laag op basis van hars die een decorlaag, zoals bedrukt papier, bevat, en meer speciaal DPL of HPL is.
11. - Bekleding volgens één van de conclusies 2 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de afschuining (13) die zich onder het overlappend randgedeelte (10) uitstrekt, op de plaats waar zij onder dit overlappend randgedeelte (10) verdwijnt en/of in de directe nabijheid ervan en/of globaal en/of over de volledige lengte in doorsnede een helling (A) vertoont die bij voorkeur kleiner is dan 40 graden en in de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm kleiner is dan 35 graden en praktisch ongeveer 30 graden bedraagt.
12. - Bekleding, in het bijzonder een plafond-, wand- of vloerbekleding, van het type dat een aantal zich langs elkaar uitstrekkende panelen (2) bevat, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de panelen (2) aan hun samenwerkende randen van een tand- en groefstructuur zijn voorzien, waarbij deze structuur zodanig is gevormd dat, enerzijds, door twee van dergelijke panelen (2) hoofdzakelijk coplanair naar elkaar toe te bewegen de tand (20) zodanig ver in de groef (19) kan worden gebracht dat een vergrendeling bestaat in een richting loodrecht op het vlak gevormd door de panelen (2) en dat, anderzijds, een verdere indringing van de tand (20) in de groef <Desc/Clms Page number 30> (19) mogelijk is volgens een richting schuin ten opzichte van het vlak waarin de panelen (2) zich uitstrekken.
13. - Bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding minstens is samengesteld uit een aantal panelen (2) en profielen (5) waaraan de panelen (2) al dan niet door tussenkomst van bijkomende elementen kunnen worden bevestigd, daardoor gekenmerkt dat positioneerelementen (26) zijn voorzien waarmee de positie van de profielen (5) kan worden ingesteld ten opzichte van de ondergrond (4), waarbij deze positioneerelementen (26), enerzijds, minstens bestaan uit een wigvormig gedeelte (27) en, anderzijds, tevens voorzieningen vertonen die toelaten dat zij met behulp van bevestigingselementen (28), zoals schroeven, nagels of dergelijke, tegen een ondergrond (4) kunnen worden bevestigd, waarbij deze voorzieningen een verschuiving van minstens het wigvormig gedeelte toelaten, nadat in het betreffende positioneerelement (26)
reeds zulk bevestigingselement (28) is aangebracht.
14. - Bekleding volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde voorzieningen hoofdzakelijk bestaan uit een doorgaande gleuf (29).
15. - Bekleding volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde gleuf (29) zich doorheen het wigvormig gedeelte (27) zelf uitstrekt.
16. - Bekleding volgens één van de conclusies 13 tot 15, daardoor gekenmerkt dat het wigvormig gedeelte (27) minstens aan één zijde is voorzien van een middelen die een verschuiving tegenwerken, zoals een getand of geribd oppervlak (30). <Desc/Clms Page number 31>
17. - Bekleding volgens één van de conclusies 13 tot 16, daardoor gekenmerkt dat de profielen (5) doorgaande openingen (31-31A) bezitten, bij voorkeur in de vorm van gleuven, die toelaten dat de voornoemde bevestigingselementen (28) zowel doorheen het profielen (5) als doorheen het positioneerelement (26) kunnen worden aangebracht.
18. - Bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding (1) minstens is samengesteld uit een aantal panelen (2) en profielen (5) waaraan de panelen (2) al dan niet door tussenkomst van bijkomende elementen kunnen worden bevestigd, daardoor gekenmerkt dat het geheel, enerzijds, positioneerelementen (26) met een wigvormig gedeelte (27) omvat waarmee de positie van de profielen (5) kan worden ingesteld ten opzichte van de ondergrond (4), en, anderzijds, voorzieningen omvat zodat het profiel in gemonteerde toestand in een normale gebruikspositie blijft.
19. - Bekleding volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde voorzieningen gevormd worden door het feit dat het profiel (5) een gedeelte bevat, meer speciaal een flens (32), dat is aangepast aan de wigvorm, bij voorkeur doordat deze flens (32) zich onder hoek uitstrekt ten opzichte van de normale orthogonale richtingen van het profiel, en meer speciaal ten opzichte van een bevestigingszijde (33) voor houders (6).
20. - Bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding (1) minstens is samengesteld uit een aantal panelen (2) en profielen (5) waaraan de panelen (2) door tussenkomst van houders (6) kunnen worden bevestigd, daardoor gekenmerkt dat de profielen (5) en houders (6) koppeldelen bezitten waarmee de houders (6) aan de <Desc/Clms Page number 32> profielen (5) kunnen worden aangebracht en dat deze koppeldelen minstens twee soorten omvatten, enerzijds, eerste koppeldelen (36) die een montage van de houders (6) op de profielen (5) toelaten met een geringe beweeglijkheid in de langsrichting van de profielen (5), en, anderzijds, tweede koppeldelen (37) die in een meer exacte positionering volgens de langsrichting voorzien.
21. Bekleding volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen bestaan uit openingen (38-40) in de profielen (5) en gedeelten (39-41) aan de houders (6) die in deze openingen (38-40) plaats nemen.
22. - Bekleding volgens één van de conclusies 20 of 21, daardoor gekenmerkt dat de eerste koppeldelen (36) bestaan uit grotere openingen (38) in de profielen (5) en bijhorende gedeelten (39) aan de houders (6), terwijl de tweede koppeldelen (37) bestaan uit fijnere openingen (40) en bijhorende gedeelten (41).
23. - Bekleding volgens één van de conclusies 20 tot 22, daardoor gekenmerkt dat de zich aan de profielen (5) bevindende eerste koppeldelen (36) verkregen zijn als het resultaat van een bewerking waarbij deze één na één of groep per groep gerealiseerd zijn door de profielen (5) systematisch langs een werktuig te verplaatsen dat de betreffende koppeldelen (36) aan de profielen (5) vormt, terwijl de zich aan de profielen (5) bevindende tweede koppeldelen (37) verkregen zijn als het resultaat van een bewerking waarbij deze koppeldelen (37) voor de volledige lengte van zulk profiel (5) in één maal gerealiseerd zijn of waarbij het profiel (5) slechts éénmalig wordt ingeklemd en tijdens deze inklemming alle betreffende koppeldelen worden gerealiseerd. <Desc/Clms Page number 33>
24. - Bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding (1) minstens is samengesteld uit een aantal panelen (2) die in houders (6) zijn bevestigd, waarbij deze houders (6) op hun beurt via koppeldelen (36-37) op een gepositioneerde wijze aan profielen (5) zijn bevestigd, daardoor gekenmerkt dat twee of meer van voornoemde profielen (5) in langsrichting in elkaars verlengde zijn gemonteerd en dat tussen deze twee profielen (5) een afstandhouder (42-6) is aangebracht die via koppeldelen (43-36) met ieder profieluiteinde samenwerkt, waarbij deze afstandhouder ofwel bestaat uit een houder (6) voor het bevestigen van een paneel (2), ofwel uit een afzonderlijk daartoe ontwikkeld element (42).
25. - Bekleding, in het bijzonder een vloer-, plafond- of wandbekleding, waarbij deze bekleding (1) minstens is samengesteld uit een aantal panelen (2) en profielen (5) waaraan de panelen (2) door tussenkomst van houders (6) zijn bevestigd, daardoor gekenmerkt dat de profielen (5) bestaan uit metaal, terwijl de houders (6) bestaan uit kunststof.
26. - Element voor het vormen van een bekleding, daardoor gekenmerkt dat het bestaat uit een paneel (2) of een profiel (5) of een houder (6) of een positioneerelement (26), meer speciaal een wig, waarbij dit element de kenmerken vertoont zoals beschreven in één of meer van de voorgaande conclusies.
27. - Wand- of plafondpaneel, daardoor gekenmerkt dat het minstens volgende bevat: - een kern (45) die al dan niet uit meerdere lagen of delen is samengesteld; - een aan de zichtzijde (17) aangebrachte toplaag (46) bestaande uit fineer of een op basis van hars gevormde <Desc/Clms Page number 34> laag die een decorlaag bevat, meer speciaal HPL (High Pressure Laminate)of DPL (Direct Pressure Laminate); een aan één of meer randen gevormd gedeelte dat gevormd is doordat aan de betreffende rand een materiaalgedeelte is weggenomen minstens tot tegen of tot in de kern (45); een aan het oppervlak van de voornoemde gedeelten aangebrachte decoratieve laag (47).
28. - Wand- of plafondpaneel volgens conclusie 27, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde gedeelte is uitgevoerd als een vellingkant, meer speciaal als een vlakke afschuining.
29. - Wand- of plafondpaneel volgens conclusie 27 of 28, daardoor gekenmerkt dat de decoratieve laag (47) is uitgevoerd volgens één van volgende mogelijkheden: - een laag uitgevoerd in de vorm van een lak, verf, vernis of andere uithardende substantie; - een laag in de vorm van een impregnatiemiddel, kleurstof of dergelijke; - een laag gevormd door een bedrukking, bij voorkeur in de vorm van een transferprint; - een decoratieve laag (47) met een kleur en/of motief dat aangepast is aan de kleur en/of het motief van de toplaag (46) .
30.- Wand- of plafondpaneel volgens één van de conclusies 27 tot 29, daardoor gekenmerkt dat, in het geval van een toplaag (46) op basis van hars met een decorlaag, één of een combinatie van twee of meer van volgende bijzondere toepassingen hierin geintegreerd zijn : - indrukkingen in de toplaag (46) om een natuurlijk reliëf na te bootsen; <Desc/Clms Page number 35> een decorlaag met een bedrukking die een houtmotief voorstelt en indrukkingen die in overeenstemming zijn; indrukkingen waarin een kleurstof, meer speciaal verf, is aangebracht; indrukkingen zoals in de voorgaande paragraaf, waarbij de kleurstof gesitueerd is tegen het buitenoppervlak, met andere woorden geen extra materiaallaag over de indrukkingen aanwezig is; indrukkingen waarin een kleurstof is aangebracht teneinde ingekleurd hout weer te geven, en meer speciaal om gekalkt hout te imiteren;
een in de toplaag (46) verwerkte overlay, welke overlay ingekleurd is; de combinatie van de twee vorige mogelijkheden, waarbij zowel de kleurstof in de indrukkingen als de ingekleurde overlay bedoeld zijn om ingekleurd hout te imiteren; de verwerking van functionele componenten in de toplaag (46) en/of in de voornoemde decoratieve laag (47), zoals componenten die de opstapeling van elektrostatische ladingen tegenwerken ; fungicides; fluorescerende of fosforescerende middelen ; die de slijt- en/of krasvastheid vergroten ; ofdergelijke.
31.- Wand- of plafondpaneel volgens één van de conclusies 27 tot 30,daardoor gekenmerkt dat, in het geval van een toplaag (46) op basis van hars met een decorlaag die een stenen tegel imiteert, de decoratieve laag (47) een nagenoeg gelijke kleur heeft als de globale kleur die in de bedrukte decorlaag aanwezig is.
32.- Bekleding, daardoor gekenmerkt dat zij de kenmerken van twee of meer van de voorgaande conclusies in zich combineert, in zoverre deze kenmerken niet tegenstrijdig zijn. <Desc/Clms Page number 36>
33.- Werkwijze voor het vervaardigen van het in conclusies 20 tot 23 beschreven profiel, daardoor gekenmerkt dat de zich aan de profielen (5) bevindende eerste koppeldelen (36) worden gerealiseerd door middel van een bewerking waarbij deze één na één of groep per groep tot stand gebracht worden door de profielen (5) systematisch langs een werktuig te verplaatsen dat de betreffende koppeldelen (36) aan de profielen (5) vormt, terwijl de zich aan de profielen (5) bevindende tweede koppeldelen (37) worden gerealiseerd door middel van een bewerking waarbij deze koppeldelen (37) voor de volledige lengte van zulk profiel (5) in één maal tot stand worden gebracht of waarbij het profiel (5) slechts éénmalig wordt ingeklemd en tijdens deze inklemming alle betreffende koppeldelen systematisch worden gerealiseerd.
BE2004/0045A 2004-01-29 2004-01-29 Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen. BE1015873A6 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2004/0045A BE1015873A6 (nl) 2004-01-29 2004-01-29 Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2004/0045A BE1015873A6 (nl) 2004-01-29 2004-01-29 Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1015873A6 true BE1015873A6 (nl) 2005-10-04

Family

ID=35004443

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2004/0045A BE1015873A6 (nl) 2004-01-29 2004-01-29 Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1015873A6 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2020197457A1 (en) * 2019-03-25 2020-10-01 Välinge Innovation AB A set comprising a coupling element, a first building element, and building panels and a method of assembling said set

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2020197457A1 (en) * 2019-03-25 2020-10-01 Välinge Innovation AB A set comprising a coupling element, a first building element, and building panels and a method of assembling said set
US12031319B2 (en) 2019-03-25 2024-07-09 Välinge Innovation AB Set for assembling building elements and coupling element therefore

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20230003035A1 (en) Mechanical locking system for floor panels
BE1015825A5 (nl) Plint, vloerbedekkingssysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een plint.
AU2002240860B2 (en) Wall boards or panel boards for use in interior construction and dry construction
BE1017157A3 (nl) Vloerbekleding, vloerelement en werkwijze voor het vervaardigen van vloerelementen.
ES2354655T3 (es) Paneles con óptica de tabla larga.
US8327595B2 (en) Transition molding
JP2004517234A5 (nl)
KR20070107125A (ko) 압축된 에지를 갖는 건축용 패널
CN110088413B (zh) 用于墙体板材和天花板板材的三维图案的板材、安装夹具和墙体覆盖物或天花板覆盖物
CA2614316A1 (en) A fixing system for finishing and decorative profiles
US20070094998A1 (en) Wall transition molding
BE1015873A6 (nl) Bekleding, alsmede elementen voor het vormen van dergelijke bekleding, en werkwijze voor het vervaardigen van deze elementen.
EP1442184B1 (en) Methode for removably mounting a cornice and cornice assembly
JP7002222B2 (ja) 化粧キャップ
JP2010084376A (ja)
CN105064645B (zh) 一种墙板安装装置
US20050102959A1 (en) Corner molding for wall covering assembly
JP4213027B2 (ja) 幕板
WO2003004796A1 (en) Wall covering with assembly fittings
KR200299591Y1 (ko) 건축내장용 장식판
EP1176268A1 (en) A fixing system for joints and for finishing and decorative profiles
US20200299971A1 (en) Wall panels having adhesive coating
EA038315B1 (ru) Комплект панелей пола с системой механической фиксации панелей пола
WO2021089152A1 (en) Panels with a detachable protruding lip for wall-, ceiling- or floor coverings
EP2233663A2 (en) Joint cover assembly and kit comprising this joint cover assembly as well as installation method therefor

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20060131