BE1014264A3 - Kunststof planchet en werkwijze voor het vervaardigen ervan. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een kunststof planchet dat een gedeelte (13) bezit dat van verluchtingsopeningen (2) is voorzien. Aan op de binnenzijde van het gedeelte (13) dat van de verluchtingsopeningen (2) is voorzien, bevat het een insectengaas (16). Om het planchet 1 te vervaardigen wordt een profiel 12 geëxtrudeerd met langs de openingen (2) randjes (17) aan de rugzijde van het gedeelte (13) en met vleugels (18) op de naast dit gedeelte (13) gelegen gedeelten (14,15) en een strook insectengaas (16) wordt met haar randen tussen een randje (17) en een vleugel (18) gevat.)

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Kunststof planchet en werkwijze voor het vervaardigen ervan. De huidige uitvinding heeft betrekking op een kunststof planchet dat een gedeelte bezit dat van verluchtingsopeningen is voorzien. 



  Dergelijke planchetten worden gebruikt voor het bekleden van bijvoorbeeld muren en dakgoten. Door de verluchtingsopeningen is de verluchting van de ruimte tussen de planchetten en het beklede oppervlak mogelijk zodat het hout waarop de planchetten bevestigd zijn niet gaat rotten of beschimmelen. 



  Bij de bekende planchetten kunnen evenwel via de verluchtingsopeningen insecten in voornoemde ruimte binnendringen. 



  De huidige uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een kunststof planchet te verschaffen waarbij het indringen van insecten in voornoemde ruimte belet wordt. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het planchet aan de binnenzijde van het gedeelte dat van de verluchtingsopeningen is voorzien een insectengaas bevat. 



  In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding is het gedeelte dat voorzien is van de verluchtingsopeningen een enkelwandig en tussen twee dubbelwandige gedeelten gelegen. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Het insectengaas kan op een kleine afstand, bijvoorbeeld 1 tot 4 mm, van de rugzijde van het gedeelte voorzien van de verluchtingsopeningen, gelegen zijn. 



  Het gedeelte dat voorzien is van de verluchtingsopeningen bezit bij voorkeur aan weerszijden van de verluchtingsopeningen op de rugzijde een randje, terwijl de aan weerszijden van dit gedeelte gelegen gedeelten vleugels bezitten die met hun vrijs randen naast de randjes zijn gelegen, terwijl het insectengaas een strook is die met elk van haar randen tussen een dergelijk randje en een vleugel is gevat. 



  Deze uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze die bijzonder geschikt is voor het vervaardigen van een planchet volgens   een   van de vorige uitvoeringsvormen. 



  Deze uitvinding heeft aldus betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een planchet uit kunststof, waarbij een profiel geextrudeerd wordt waarna in een gedeelte verluchtingsopeningen worden aangebracht, daardoor gekenmerkt dat bij de extrusie op de rugzijde van het gedeelte waarin de verluchtingsopeningen worden aangebracht, twee langse randjes gevormd worden, en op de naast voornoemd gedeelte gelegen gedeelten, twee naar elkaar gerichte vleugels gevormd worden die tegenover de randjes en op een afstand ervan tot op een afstand van elkaar reiken die kleiner is dan de afstand tussen het randje, waarna deze vleugels omgevouwen worden tot ze met hun randen voorbij de randjes komen te liggen, en na 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 het aanbrengen van de verluchtingsopeningen,

   een strook met insectengaas met haar randen tussen voornoemde omgevouwen vleugels en de randjes aangebracht wordt. 



  Om het omvouwen van de vleugels te vergemakkelijken, kan daar waar moet gevouwen worden een verzwakking aangebracht worden. 



  Bij voorkeur wordt het geëxtrudeerd profiel zodanig gevormd dat de randjes naar de rug toe schuin van elkaar weg zijn gericht, terwijl de vleugels, na het omvouwen ervan, zieh naar de voorzijde van het profiel van elkaar verwijderen. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een planchet en van een werkwijze voor het vervaardigen daarvan, volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

   
Figuur 1 in perspectief, een zieht weergeeft van een planchet volgens de uitvinding, aangebracht in een bekleding met planchetten ;
Figuur 2 een kopaanzicht weergeeft volgens de pijl F2 in figuur 1 van het planchet volgens de uitvinding ;
Figuur 3 een kopaanzicht weergeeft van het profiel na extrusie dat wordt gebruikt voor het vervaardigen van het planchet van de figuren 1 en   2 ;   

 <Desc/Clms Page number 4> 

 
Figuur 4 een kopaanzicht weergeeft analoog aan dit van figuur 3, maar na het omplooien van de vleugels, voor het aanbrengen van het insectengaas ;
Figuur 5 een zicht in perspectief weergeeft van een planchet tijdens het aanbrengen van het insectengaas ;
Figuur 6 een kopaanzicht weergeeft van een andere uitvoeringsvorm van een planchet volgens de uitvinding. 



  In de figuur 1 is een gedeelte van een dakgootbekleding weergegeven dat bestaat uit een kunststof planchet 1 met verluchtingsopeningen 2 tussen twee klassieke gesloten planchetten 3 en 4, waarvan slechts een gedeelte is weergegeven. 



  De gesloten planchetten 3 en 4 zijn dubbelwandig en bezitten twee evenwijdige wanden 5 en 6 die door schotten 7 met elkaar verbonden zijn, waarbij in de ene langse zijrand 8 een groef 9 gevormd is, terwijl op de andere langse zijrand 10 een zijwaarts uitstekende tand 11 gevormd is. 



  Het planchet 1 met de verluchtingsopeningen 2 bezit een gelijkaardig profiel als de gesloten planchetten 3 en 4 met dit verschil dat het middelste gedeelte enkelwandig is zoals weergegeven in de figuren 1 en 2. 



  Dit planchet 1 bestaat dus uit een profiel 12 uit geextrudeerde kunststof met een enkelwandig middelste gedeelte 13 en aan weerzijden daarvan dubbelwandige randgedeelten 14 en 15, waarbij in de langse zijrand 8 van 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 het randgedeelte 14, tegen de rugzijde, een groef 9 gevormd is en op de langse zijrand 10 van het randgedeelte 15, tegen de rugzijde een zijwaarts uitstekende tand 11 gevormd is. 



  De verluchtingsopeningen 2 zijn in het middelste gedeelte 13 aangebracht en zijn dwars gerichte gleuven van gelijke lengte die op regelmatige afstand van elkaar, bijvoorbeeld ongeveer dezelfde afstand als de breedte van de gleuven, over de volledige lengte van het planchet 1 door stanzen aangebracht zijn. 



  De tand 11 van het planchet 1 is in de groef 9 van het planchet 3 geschoven, terwijl in de groef 9 van het planchet de tand 11 van het planchet 4 is geschoven. 



  Aan de rugzijde van het middelste gedeelte 13 is een insectengaas 16 aangebracht. 



  Dit insectengaas 16 is een strook die met haar langse randen gevat zit tussen randjes 17 op het middelste gedeelte 13 en vleugels 18 die op de rugwand 19 van de randgedeelten 14 en 15 aansluiten. 



  Dit middelste gedeelte 13 bezit dus aan weerszijden van de rij verluchtingsopeningen 2 en op zijn rugzijde een randje 17, waarbij de twee randjes 17 van dit gedeelte schuin van elkaar weg zijn gericht. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 De vleugels 18 verwijderen zich daarentegen naar voren toe van elkaar en zijn met hun vrije randen juist naast de randjes 17 gelegen, aan de zijde van het randgedeelte 14 of 15, zodat de ertussen aangebrachte randen van het insectengaas 16 vastgehouden worden en het insectengaas 16 tussen de randjes 17 op een kleine afstand van de rugzijde van het middelste gedeelte 13 opgespannen wordt. 



  Bij voorkeur komen de randjes 17 en de vleugels 18 tegen elkaar of zo dicht bij elkaar dat de randen van de strook van het insectengaas 16 enigszins ertussen geklemd zitten. 



  Door de verluchtingsopeningen 2 is een verluchting van de ruimte tussen de planchetten 1, 3 en 4 en de dakgoot of muur mogelijk zonder dat evenwel insecten in deze ruimte kunnen binnendringen. Doordat het insectengaas 16 toch op een kleine afstand van de rugzijde van het middendeel 13 is gelegen, is praktisch haar volledig oppervlak bruikbaar voor de verluchting. 



  Het planchet wordt als volgt vervaardigd : Het profiel 12 wordt geëxtrudeerd in de vorm zoals weergegeven in figuur 3, dit is met de vleugels 18 evenwijdig aan het middelste gedeelte 13. Tussen elk van deze vleugels 18 en het randgedeelte 14 of 15 waarop de vleugel 18 aansluit, kan, zoals weergegeven, een verzwakking 20 aangebracht zijn om het omvouwen te vergemakkelijken alhoewel die niet absoluut noodzakelijk is. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  In een volgende bewerking worden de vleugels 18 naar het middelste gedeelte 13 gewenteld, tot ze met hun rand juist voorbij een randje 17 gelegen zijn, zoals weergegeven in figuur 3. 



  Hierna worden de verluchtingsopeningen 2 in het middelste gedeelte 13 geponst. 



  Tot slot wordt een strook van insectengaas 16, bij voorkeur uit glasvezel en met mazen die bij voorkeur kleiner zijn dan 4 op 4 mm, bijvoorbeeld ongeveer 1, 5 x 1, 5 mm, met haar randen tussen de randjes 17 en de omgevouwen vleugels 18 aangebracht. 



  Hiertoe wordt, zoals weergegeven in figuur 5, het profiel 12 geschoven over een verwijdende vorm 21 met zwaluwstaartvormige doorsnede die tussen de vleugels 18 gelegen is en deze vleugels 18 verend uit elkaar duwt. 



  De strook van insectengaas 16 wordt van een rol 22 afgewikkeld en via een hellend vlak 23 over de vorm 21 geleid tot aan het voorste uiteinde van het profiel 12 waar de strook wordt vastgehouden. 



  Naarmate het profiel 12 wordt verplaatst en dus de vleugels 18 uit elkaar worden geduwd, wordt de strook van insectengaas 16 door de vorm 21 tegen de rugzijde van het middelste gedeelte 13 geleid, met haar randen over de randjes 17. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Eenmaal voorbij de vorm 21, veren de vleugels 18 terug naar hun beginstand waarbij de randen van de strook tussen deze vleugels 18 en de randjes 17 worden vastgeklemd. 



  De verluchtingsopeningen 2 moeten niet noodzakelijk gleuven zijn. Ze kunnen eender welke vorm bezitten. 



  Ook het profiel 12 van het planchet 2 met verluchtingsopeningen 3 moet niet noodzakelijk zoals hiervoor beschreven zijn. 



  Zo kan het planchet 1 meervoudig zijn, hetgeen betekent dat het in   een   stuk is, maar door aan de voorzijde gevormde groeven 24, toch het uitzicht heeft van meerdere met tand en groef in elkaar geschoven individuele planchetten. 



  Een dergelijk meervoudig planchet   1,   die het uitzicht heeft van drie individuele planchetten, is weergegeven in figuur 6, waarbij   een   langse portie die een individueel planchet voorstelt van verluchtingsopeningen 2 is voorzien en twee andere langse porties gesloten individuele planchetten voorstellen. 



  Aan de rugzijde van een enkelwandig middelste gedeelte 13 van de portie met de verluchtingsopeningen 2 is een insectengaas 16 aangebracht op dezelfde manier als hiervoor beschreven bij het planchet 1 dat uitsluitend   een   individueel planchet voorstelt. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  De portie met de verluchtingsopeningen kan een uiterste portie zijn en zoals weergegeven in figuur 5, in haar langse rand 8 van een groef 9 voorzien zijn, terwijl op de langse rand 10 aan de tegenoverliggende rand van het meervoudige planchet een tand 11 gevormd is. 



  Het planchet   1,   zowel enkelvoudig zoals in figuren 1 en 2, als meervoudig, zoals in figuur 6, moet niet noodzakelijk een groef 9 en tand 11 bezitten. Het planchet 1 kan bijvoorbeeld aan weerzijden een tand of aan weerszijden een groef bezitten, waarbij dan bijvoorbeeld een planchet met groeven kan gekoppeld worden aan een planchet met tanden. 



  De randjes 17 en vleugels 18 moeten niet noodzakelijk hellend zijn zoals hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven. 



  De randjes 17 kunnen bijvoorbeeld loodrecht op de rugzijde van het gedeelte 13 gericht zijn. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuur weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke kunststof planchet en werkwijze voor het vervaardigen daarvan kunnen in allerlei vormen en afmetingen verwezenlijkt worden, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (1)

1. Conclusies. 1. - Kunststof planchet dat een gedeelte (13) bezit dat van verluchtingsopeningen (2) is voorzien, daardoor gekenmerkt dat het aan de binnenzijde van het gedeelte (13) dat van de verluchtingsopeningen (2) is voorzien, een insectengaas (16) bevat.

   2.-Kunststof planchet volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het gedeelte (13) dat voorzien is van de verluchtingsopeningen (2), enkelwandig is en tussen twee dubbelwandige gedeelten (14, 15) gelegen is.

   3.-Kunststof planchet volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het insectengaas (16) op een kleine afstand, bijvoorbeeld l tot 4 mm, van de rugzijde van het gedeelte (13) voorzien van de verluchtingsopeningen (2), gelegen is.

   4.-Kunststof planchet volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat het gedeelte (13) dat voorzien is van de verluchtingsopeningen (2) aan weerzijden van deze verluchtingsopeningen op de rugzijde een randje (17) bezit, terwijl de aan weerzijden van dit gedeelte (13) gelegen gedeelten (14, 15) vleugels (18) bezitten die met hun vrije randen naast de randjes (17) zijn gelegen ; en het insectengaas (16) een strook is die met elk van haar randen tussen een dergelijk randje (17) en een vleugel (18) is gevat. <Desc/Clms Page number 11> 5.-Kunststof planchet volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de twee randjes (17) op het gedeelte (13) voorzien van de verluchtingsopeningen (2) schuin van elkaar weg zijn gericht.

   6.-Kunststof planchet volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de vleugels (18) met hun randen gelegen zijn aan de van de verluchtingsopeningen (2) afgekeerde zijde van de randjes (17).

   7.-Kunststof planchet volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de randen van de strook van insectengaas (16) tussen deze vleugels (18) en de randjes (17) geklemd is.

   8.-Kunststof planchet volgens een van de conclusies 4 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de vleugels (18) zich naar de voorkant toe van elkaar verwijderen.

   9.-Kunststof planchet volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat het in een langse zijrand (8) van een groef (9) is voorzien en op de tegenoverliggende langse zijrand (10) een overeenstemmende tand (11) bezit.

   10.-Kunststof planchet volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat het gedeelte dat voorzien is van de verluchtingsopeningen (2) een middelste gedeelte (13) is dat gelegen is tussen twee dubbelwandige gedeelten die <Desc/Clms Page number 12> randgedeelten (14, 15) vormen en respectievelijk de groef (9) en de tand (11) bezitten.

   11.-Kunststof planchet volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het meervoudig is en dus het uitzicht heeft van meerdere individuele planchetten, waarbij minstens een langse portie die het uitzicht van een individueel planchet bezit, een middelste gedeelte (13) bezit dat voorzien is van de verluchtingsopeningen (2).

   12.-Kunststof planchet volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de verluchtingsopeningen (2) dwarse gleuven zijn.

   13.-Kunststof planchet volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de verluchtingsopeningen (2) gleuven zijn van gelijke lengte die op regelmatige afstand van elkaar gelegen zijn.

   14.-Kunststof volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de verluchtingsopeningen (2) gleuven zijn die op een afstand van. elkaar gelegen zijn die ongeveer gelijk is aan hun breedte.

   15.-Werkwijze voor het vervaardigen van een planchet uit kunststof, waarbij een profiel (12) geëxtrudeerd wordt, waarna in een gedeelte (13) verluchtingsopeningen (2) worden aangebracht, daardoor gekenmerkt dat bij de extrusie op de rugzijde van het gedeelte (13) waarin de <Desc/Clms Page number 13> verluchtingsopeningen worden aangebracht, twee langse randjes (17) gevormd worden, en op de naast voornoemd gedeelte gelegen gedeelten (14, 15) twee naar elkaar gerichte vleugels (18) gevormd worden die tegenover de randjes (17) en op een afstand ervan tot op een afstand van elkaar reiken die kleiner is dan de afstand tussen de randjes (17), waarna deze vleugels (18) omgevouwen worden tot ze met hun randen voorbij de randjes (17) komen te liggen, en na het aanbrengen van de verluchtingsopeningen (2), een strook met insectengaas (16)

   met haar randen tussen voornoemde omgevouwen vleugels (18) en de randjes (17) aangebracht wordt.

   16.-Werkwijze volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat, om het omvouwen van de vleugels (18) te vergemakkelijken, daar waar moet gevouwen worden, een verzwakking in de rugwand van het profiel (12) aangebracht wordt.

   17.-Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, daardoor gekenmerkt dat het geëxtrudeerd profiel (12) zodanig wordt gevormd dat de randjes (12) naar de rug toe schuin van elkaar weg zijn gericht, terwijl de vleugels (18), na het omvouwen ervan, naar de voorzijde van het profiel (12) zich van elkaar verwijderen.

   18.-Werkwijze volgens een van de conclusies 15 tot 17, daardoor gekenmerkt dat de vleugels (18) door een vorm (21) van elkaar weggeduwd worden en het insectengaas (16) als een strook over deze vorm (21) wordt geleid zodat de randen van <Desc/Clms Page number 14> de strook elk tussen een randje (17) en een vleugel (18) komen te liggen.