<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR HET LADEN EN KIPPEN VAN CONTAINERS
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het laden en kippen van containers met een draagframe, dat bijvoorbeeld op een vrachtwagen gemonteerd dient te worden, voor het transporteren van containers, waarbij dit draagframe voorzien is van een kipraam dat roteerbaar gemonteerd is op het draagframe zodanig dat een container, die op het kipraam rust, verplaatst kan worden tussen een rustpositie en een kippositie. Verder bevat deze inrichting een hefarm die roteerbaar gemonteerd is ten opzichte van genoemd kipraam en die tussen een laadpositie en een hefpositie kan worden verplaatst.
Aan de inrichting zijn vergrendelmiddelen voorzien zijn die, enerzijds, toelaten het kipraam vast te zetten op het draagframe in een zogenaamde heftoestand wanneer met behulp van de hefarm een container op de inrichting geladen wordt of ervan wordt afgeladen, en, anderzijds, toelaten het kipraam met de hefarm te vergrendelen in een zogenaamde kiptoestand wanneer het kipraam van genoemde rustpositie naar genoemde kippositie gebracht wordt.
Volgens de stand van de techniek worden deze vergrendelmiddelen gevormd door twee volledig ten opzichte van elkaar onafhankelijke grendels die meestal manueel bediend worden. Door middel van een eerste grendel kan de hefarm vastgezet worden aan het kipraam, terwijl met een tweede grendel het kipraam vastgezet kan worden met het draagframe.
Wanneer twee onafhankelijke grendels voorzien zijn bestaat het gevaar dat, bijvoorbeeld bij het kippen van een container, de hefarm niet vastgezet is ten opzichte van het kipraam ingevolge een vergetelheid of door een technisch defect aan genoemde eerste grendel zodat de container van het draagframe valt en de inrichting zwaar beschadigd kan worden.
Verder kan zich een defect voordoen aan genoemde eerste grendel, of kan vergeten worden om het kipraam vast te zetten met het draagframe bij het laden van een container, wat eveneens aanleiding geeft tot het beschadigen van de
<Desc/Clms Page number 2>
inrichting, dit doordat zowel het kipraam als de hefarm verplaatst en verwrongen worden onder het gewicht van de container.
De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een inrichting voor te stellen met vergrendelmiddelen die ervoor zorgen dat ofwel het kipraam vast is ten opzichte van het draagframe, ofwel de hefarm vast is aan het kipraam.
Wanneer er zich een defect voordoet wordt de container in de rust- of laadpositie gebracht zonder de inrichting te beschadigen.
Tot dit doel bevatten genoemde vergrendelmiddelen twee grendels die elk open of gesloten kunnen zijn en verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar, meer bepaald een hefgrendel en een kipgrendel, en bevatten deze vergrendelmiddelen verder een aandrijfelement, dat samenwerkt met genoemde grendels, waarbij de kipgrendel in genoemde kiptoestand gesloten is en samenwerkt met een daarvoor voorzien eerste bevestigingsorgaan op de hefarm, en de hefgrendel in de heftoestand gesloten is en samenwerkt met een tweede bevestigingsorgaan dat deel uitmaakt van het draagframe.
Doelmatig is genoemd aandrijfelement zodanig gemonteerd dat minstens een van genoemde grendels een verplaatsing ten opzichte van dit aandrijfelement kan ondergaan zodat wanneer deze grendel gesloten is, bij het bereiken van, respectievelijk, de heftoestand of de kiptoestand, deze geopend kan worden zonder het aandrijfelement te verplaatsten..
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, vertonen genoemde grendels een afgeschuind oppervlak waarover het respectievelijk bevestigingsorgaan geleid kan worden wanneer de grendel gesloten is, bij het bereiken van, respectievelijk, de heftoestand of de kiptoestand, teneinde deze te openen.
In een specifieke uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, wordt genoemd aandrijfelement gevormd door een staaf die zieh vrij uitstrekt doorheen een uitsparing die voorzien is in genoemde grendels, waarbij de lengte van deze uitsparing volgens de verplaatsingsrichting van de grendel minstens gelijk is aan de afstand waarover deze zich dient te verplaatsen om te sluiten.
<Desc/Clms Page number 3>
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, bevatten genoemde vergrendelmiddelen minstens een krachtelement dat een kracht uitoefent op minstens een van genoemde grendels teneinde deze te sluiten.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, zijn genoemde grendels gemonteerd op een gemeenschappelijke rotatieas die vast is ten opzichte van het kipraam.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiema volgende beschrijving van enkele bijzondere uitvoeringsvormen van de inrichting, volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt geenszins de draagwijdte van de gevorderde bescherming ; de hiema gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematische langsdoorsnede van de inrichting volgens de uitvinding, in heftoestand met de hefarm in de laadpositie.
Figuur 2 is een schematische langsdoorsnede van de inrichting volgens de uitvinding, met de hefarm in de hefpositie.
Figuur 3 is een schematische gedeeltelijke doorsnede van de vergrendelmiddelen in heftoestand.
Figuur 4 is een schematisch perspectiefaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, met het kipraam in de kippositie.
Figuur 5 is een schematische langsdoorsnede van de inrichting, volgens de uitvinding, met het kipraam in kippositie.
Figuur 6 is schematische detailvoorstelling in doorsnede van de vergrendelmiddelen in kiptoestand.
Figuur 7 is een schematisch perspectiefaanzicht van een kipgrendel, volgens de uitvinding.
Figuur 8 is een schematisch perspectiefaanzicht van een hefgrendel, volgens de uitvinding.
Figuur 9 is een schematisch detail in zijaanzicht van de vergrendelmiddelen van de inrichting, volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
<Desc/Clms Page number 4>
Figuur 10 is een schematisch detail in zijaanzicht van de vergrendelmiddelen van de inrichting, volgens nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
De in figuur 1 voorgestelde uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens uitvinding, bevat een draagframe 1, een kipraam 2 en een hefarm 3. Deze inrichting is bijvoorkeur op een, niet in de figuren voorgesteld, voertuig zoals een vrachtwagen of trekker gemonteerd, waarbij de hefarm 3 zich aan de voorzijde ervan bevindt.
Deze hefarm 3 is roteerbaar gemonteerd ten opzichte van het kipraam 2 via een hef-as 4 die dwars op de verplaatsingsrichting van genoemd voertuig staat. Teneinde deze hefarm 3 aan te drijven en aan een rotatie te onderwerpen rond de hef-as 4 zijn twee parallelle hydraulische zuigers 5 voorzien. Aldus kan met behulp van deze zuigers 5 de hefarm 3 vanuit een zogenaamde ; laadpositie, waarbij de hefarm 3 op het kipraam 2 rust, zoals voorgesteld in figuur 1, verplaatst worden volgens de richting van pijl 6 naar een zogenaamde hefpositie, zoals voorgesteld in figuur 2. In deze hefpositie strekt een haak 7, die voorzien is aan het uiteinde van de hefarm 3, zich uit achter het draagframe 1 en het kipraam 2 zodanig dat deze haak 7 kan ingrijpen op een daarvoor voorzien orgaan aan een niet in de figuren voorgestelde container.
Eenmaal de haak 7 de container heeft vastgegrepen wordt de hefarm 3 terug naar genoemde laadpositie gebracht waarbij de container op het draagframe 1 getild wordt.
Verder is het kipraam 2 via een kip-as 8, die parallel is aan genoemde hef-as 4, gemonteerd op het draagframe 1 waardoor dit kipraam 2 ten opzichte van het draagframe 1 geroteerd kan worden volgens de richting van pijl
9, tussen een rustpositie en een kippositie. In de rustpositie, zoals voorgesteld in de figuren 1 en 2, rust het kipraam 2 op het draagframe 1.
In de figuren 4 en 5 wordt het kipraam 2 in de kippositie weergegeven. Door het kipraam 2 vanuit de rustpositie naar de kippositie te brengen met behulp van de zuigers 5 wordt een container die zieh op de inrichting zou bevinden gekipt en leeggemaakt.
<Desc/Clms Page number 5>
Teneinde te vermijden dat, tijdens het verplaatsen van het kipraam 2 uit genoemde rustpositie naar de kippositie, de hefarm 3 zich zou verplaatsen rond de hef-as 4 ten opzichte van het kipraam 2 onder het gewicht van een op de inrichting rustende container, vertoont de inrichting, volgens de uitvinding, vergrendelmiddelen 10 die toelaten de hefarm 3 star te verbinden met het kipraam 2. Wanneer de hefarm 3 star verbonden is met het kipraam 2 bevinden de vergrendelmiddelen 10 zich in een zogenaamde kiptoestand.
Deze vergrendelmiddelen 10 laten eveneens toe het kipraam 2 vast te zetten met het draagframe 1 bij het laden of afladen van een container, waarbij de hefarm 3 tussen een laadpositie en een hefpositie verplaatst wordt. Aldus wordt verzekerd dat het kipraam 2 zich in genoemde rustpositie bevindt wanneer een container geladen of afgeladen wordt met behulp van hefarm 3. Wanneer de vergrendelmiddelen 10 het kipraam 2 met het draagframe 1 verbinden, bevinden deze zich in de zogenaamde heftoestand.
In de figuur 3 is een detailvoorstelling weergegeven van de vergrendelmiddelen 10 van de inrichting, volgens de uitvinding.
Deze vergrendelmiddelen 10 bevatten twee grendels in de vorm van beweegbare nokken, meer bepaald een kipgrendel 11 en een hefgrendel 12, die gemonteerd zijn op een gemeenschappelijke rotatieas 13 die vast is ten opzichte van het kipraam 2.
De kipgrendel 11 werkt samen met een daarvoor voorzien eerste bevestigingsorgaan 14 op de hefarm 3. Dit bevestigingsorgaan 14 wordt gevormd door een ronde staaf die parallel is met de rotatieas 13. Teneinde de kipgrendel 11 te kunnen sluiten vertoont deze een haakdeel 24 dat op de staaf 14 kan ingrijpen wanneer de kipgrendel 11 gedraaid wordt rond de rotatieas 13. In genoemde kiptoestand haakt het haakdeel 24 dus in op de staaf 14 zodat het kipraam 2 star verbonden is met de hefarm 3.
Wanneer genoemde heftoestand dient verkregen te worden teneinde een container te laden, wordt de hefgrendel 12 geroteerd rond de rotatieas 13 zodat een nok 21, die aan de hefgrendel 12 voorzien is, ingrijpt op een tweede bevestigingsorgaan 15 dat vast is met het draagframe 1. Dit bevestigingsorgaan 15 wordt gevormd door een vaste nok. Wanneer aldus deze
<Desc/Clms Page number 6>
EMI6.1
laatste in contact is met de nok 21 is de hefgrendel 12 gesloten en is het draagframe 1 vergrendeld met het kipraam 2, zoals voorgesteld in de figuur 3.
In de figuur 8 is deze hefgrendel in perspectief Verder bevatten genoemde vergrendelmiddelen 10 een aandrijfas 16 die parallel is met genoemde rotatieas 13. Deze aandrijfas 16 strekt zieh uit doorheen een uitsparing 17, die voorzien is in de kipgrendel 11, en doorheen een uitsparing 18 in de hefgrendel Deze uitsparingen 17 en 18 zijn groter dan de doorsnede van de aandrijfas 16 en strekken zich uit volgens een cirkelboog met als middelpunt genoemde rotatieas 13. Dit laat toe dat de hefgrendel 12 of kipgrendel 11 een relatieve verplaatsing kunnen ondergaan ten opzichte van de aandrijfas 16.
De uitsparingen 17 en 18 in, respectievelijk, de kipgrendel 11 en de hefgrendel strekken zieh uit over een hoek uit die minstens gelijk is aan de hoek waarover, respectievelijk, de kipgrendel en de hefgrendel12 dienen verplaatst te worden om deze te openen of sluiten.
De aandrijfas 16 werkt samen met een hydraulische of pneumatische zuiger 19 die aan een uiteinde bevestigd is aan deze aandrijfas 16 en via het andere uiteinde schamierend verbonden is met het kipraam 2. Aldus kan deze zuiger 19 een kracht uitoefenen op de aandrijfas 16 en deze verplaatsen.
Verder zijn de vergrendelmiddelen 10 voorzien van krachtelementen zoals voorgesteld in de figuren 3 en 6. Deze krachtelementen oefenen een kracht uit op de kipgrendel 11 en de hefgrendel 12 zodanig dat deze in contact blijven met het aandrijfelement 16 wanneer dit laatste verplaatst wordt.
Aldus bestaan, in de uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, die in de figuren 1 tot 6 is voorgesteld, deze krachtelementen uit een hefveer 22 en een kipveer 23.
De hefveer 22 wordt gevormd door een drukveer die coaxiaal gemonteerd is met genoemde zuiger 19 en er vrij over kan bewegen. Deze veer 22 drukt via een metalen ring 19'tegen de hefgrendel 12 zodanig dat deze, enerzijds, tegen het aandrijfelement 16 gedrukt wordt en, anderzijds, een kracht ondervindt in de richting van het met de hefgrendel 12 overeenstemmend bevestigingsorgaan 15.
<Desc/Clms Page number 7>
Op deze manier zorgt de hefveer 22 ervoor dat, in de heftoestand zoals voorgesteld in de figuur 3, de hefgrendel 12 gesloten is doordat deze ingrijpt op het bevestigingsorgaan 15.
De kipveer 23 bestaat, in de uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, zoals voorgesteld in de figuren 1 tot 6, uit een trekveer 23 die aan een uiteinde verbonden is met de kipgrendel 11, terwijl het andere uiteinde ervan vast is met het kipraam 2.
Aldus wordt door deze kipveer 23 een kracht uitgeoefend op de kipgrendel 11 in de richting van genoemde staaf 14. Bijgevolg zorgt de kipveer 23 ervoor dat in genoemde kiptoestand, zoals voorgesteld in de figuur 6, de kipgrendel 11 gesloten is en het haakdeel 24 dus ingrijpt op de staaf 14.
De kipveer 23 zorgt er eveneens voor dat de kipgrendel 11 contact blijft maken met het aandrijfelement 16 wanneer dit laatste verplaatst wordt.
Wanneer genoemde heftoestand dient verkregen te worden teneinde een container te laden, wordt via de zuiger 19 een verplaatsing opgelegd aan de aandrijfas 16 in de richting van de vaste nok 15 die voorzien is aan het draagframe 1. Door de drukkracht die de hefveer 22 op de hefgrendel 12 uitoefent, roteert hierbij deze laatste ten opzichte van de rotatieas 13 zodat de nok 21, die aan de hefgrendel 12 voorzien is, ingrijpt op genoemd de vaste nok 15.
Aldus wordt het draagframe 1 vergrendeld met het kipraam 2 zoals voorgesteld in de figuur 3.
Door de werking van de hefveer 22 verplaatst het aandrijfelement 16 zich schijnbaar als een geheel tezamen met de hefgrendel 12.
Tijdens deze verplaatsing van de aandrijfas 16 wordt de kipgrendel 11 eveneens verplaatst zodat deze niet meer ingrijpt op het bevestigingsorgaan 14 van de hefarm 3 en deze laatste dus vrij bediend kan worden om een container te laden of af te laden.
In bepaalde gevallen, zoals bijvoorbeeld ingevolge een technisch defect, is het mogelijk dat de hefgrendel 12 en het aandrijfelement 16 zich in de heftoestand zouden bevinden, terwijl het kipraam 2 niet op het draagframe 1 rust.
Wanneer het kipraam 2 dan, tezamen met de hefgrendel 12, naar genoemde rustpositie gebracht wordt, wordt, bij het neerkomen van het kipraam 2,
<Desc/Clms Page number 8>
de nok 21 van de hefgrendel 12 over een overeenkomstige uitspringende afgeschuinde kant 26 van de vaste nok 15 geleid. Aldus wordt de hefgrendel 12 door de geleiding over de kant 26 tegen de werking van genoemde hefveer 22 verplaatst, waarbij vervolgens ingevolge de werking van de hefveer 22 de hefgrendel 12 gesloten wordt. Hierbij ondergaat de hefgrendel 12 een verplaatsing, volgens de overeenkomstige uitsparing 18, heen en weer ten opzichte van het aandrijfelement 16.
Om uitgaande van de heftoestand uit figuur 3, de kiptoestand, zoals voorgesteld in figuur 6, te bereiken, wordt door middel van de zuiger 19 de aandrijfas 16 verwijderd van het bevestigingsorgaan 15 zodat de hefgrendel 12, tegen de werking van de hefveer 22 in, loskomt van dit bevestigingsorgaan 15 van het draagframe 1. Aldus is het kipraam 2 niet meer vergrendeld met dit draagframe 1.
Tegelijkertijd wordt door de kipveer 23 de kipgrendel 11 verplaatst zodanig dat deze ingrijpt op het bevestigingsorgaan 14 van de hefarm 3 waardoor deze laatste vergrendeld wordt met het kipraam 2. De kipveer 23 zorgt er aldus voor dat de kipgrendel 11 bij deze verplaatsing in contact blijft met het aandrijfelement 16 en er schijnbaar een geheel mee vormt.
In het geval de vergrendelmiddelen 10 zieh in genoemde kiptoestand bevinden terwijl de hefarm 3 zieh in genoemde hefpositie bevindt, ingevolge, bijvoorbeeld, een technisch defect, wordt, bij het bereiken van de laadpositie door de hefarm 3, de kipgrendel 11 enigszins verplaatst, tegen de werking van de kipveer 23 in, door de staaf 14 van de hefarm 3, waarbij vervolgens de kipveer 23 de kipgrendel 11 doet ingrijpen op deze staaf 14.
Om dit mogelijk te maken vertoont de kipgrendel 11 aan het haakdeel 24 een afgeschuinde kant 25. Bij het bereiken van de laadpositie door de hefarm 3, wordt deze staaf 14 over de afgeschuinde kant 25 geleid tot aan het haakdeel 24, waarbij de kipgrendel 11 een verplaatsing heen en weer ondergaat en, onder invloed van de kipveer 23, via het haakdeel 24 ingrijpt op de staaf 14 zodat de hefarm 3 en het kipraam 2 vergrendeld worden.
<Desc/Clms Page number 9>
Deze verplaatsing van de kipgrendel 11 gebeurt heen en weer ten opzichte van het aandrijfelement 16 volgens de overeenkomstige uitsparing 17 van deze kipgrendel 11.
Zoals hierboven beschreven, zorgen de vergrendelmiddelen 10 van de inrichting, volgens de uitvinding, ervoor dat deze zich ofwel in de kiptoestand ofwel in de heftoestand bevinden, zodat het kipraam 2 steeds star verbonden is met het draagframe 3 of met de hefarm 3. Verder zorgen deze vergrendelmiddelen 10 ervoor dat, ongeacht het eventueel voorkomen van een technisch defect, het kipraam 2 of de hefarm 3 steeds naar de rustpositie of respectievelijk de laadpositie kunnen gebracht worden zonder dat de inrichting hierbij beschadigd wordt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, bevatten genoemde vergrendelmiddelen 10 twee parallelle hefgrendels 12 die een gemeenschappelijke nok 21 in de vorm van een staaf vertonen, zoals voorgesteld in figuur 8, waarbij tussen deze beide hefgrendels 12 de zuiger 19 aan de aandrijfas 16 is gemonteerd. Aan de van elkaar weggekeerde zijden van de hefgrendels 12 is telkens een kipgrendel 11 gemonteerd.
In een variante op deze voorkeursuitvoeringsvorm van inrichting, volgens de uitvinding, bevatten genoemde vergrendelmiddelen 10 twee parallelle kipgrendels 11, waarbij tussen deze kipgrendels 11 een hefgrendel 12 gemonteerd
EMI9.1
is.
De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven en in bijgaande figuren voorgestelde uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding. Zo kunnen voor de kipveer of de hefveer, afhankelijk van de montage ervan, drukveren of trekveren aangewend worden.
De kipveer of de trekveer kunnen vervangen worden door andere equivalente middelen die een kracht uitoefenen op de vergrendelmiddelen.
Verder is het mogelijk dat het aandrijfelement 16 vast verbonden is met een van de grendels 11 of 12, terwijl deze nog een verplaatsing kan ondergaan ten opzichte van de andere grendel 12 of 11.
De vergrendelmiddelen 10 kunnen naast door een pneumatische zuiger 19, zoals beschreven, eveneens aangedreven worden door andere
<Desc/Clms Page number 10>
krachtbronnen, zoals bijvoorbeeld een elektrische motor. Eventueel wordt gebruik gemaakt van een andere beweging van het containersysteem die partieel of logisch synchroon verloopt met de vergrendelmiddelen 10.
Aldus kan in een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding, de zuiger 19 die de vergrendelmiddelen 10 aandrijft synchroon werken met een hydraulische cilinder die voorzien is aan een vergrendelsysteem dat toelaat een container met het kipraam 2 te vergrendelen waneer de container op dit laatste rust. Een dergelijk vergrendelsysteem werd beschreven in de Belgische octrooiaanvraag nr. 09900589.
Verder kunnen de kipgrendel 11 en de hefgrendel 12 allerhande vormen aannemen. Ook dienen de kipgrendel 11 en de hefgrendel 12 niet noodzakelijk via een rotatieas gemonteerd te worden op het hefframe. In de figuur 9 zijn schematisch vergrendelmiddelen 10 weergegeven die een translatie ten opzichte van het kipraam 2 kunnen ondergaan. Hiertoe zijn deze via een, niet in de figuur voorgesteld, sledesysteem gemonteerd aan dit kipraam 2.
Verder worden genoemde krachtelementen, in de uitvoeringsvorm van de inrichting zoals voorgesteld in figuur 9, gevormd door een enkele trekveer 27 die de kipgrendel 11 en de hefgrendel 12 in contact houden met het aandrijfelement 16. Dit aandrijfelement 16 wordt gevormd door een nok die heen en weer kan verplaatst worden met behulp van een zuiger 19 die vast is met het kipraam 2.
De bevestigingsorganen worden gevormd door een staaf 14 en 15 die vast zijn met respectievelijk de hefarm 2 ofhet draagframe l.
Verder hebben de kipgrendel 11 en hefgrendel 12 de vorm van een schuifgrendel met een haakdeel 24 en 28 dat samenwerkt met de bijhorende staaf 14 of 15.
Het respectievelijk haakdeel 24 en 28 van de grendels 11 en 12 is telkens voorzien van een afgeschuinde kant 25 en 26 waarover de overeenkomstige staaf 14 of 15 kan geleid worden ingeval van defect.
In de figuur 10 is een verdere variante op de vergrendelmiddelen 10 van de inrichting, volgens de uitvinding, weergegeven. De kipgrendel 11 en de hefgrendel 12 zijn niet voorzien van een uitsparing waardoorheen genoemd
<Desc/Clms Page number 11>
aandrijfelement 16 zieh uitstrekt. Het aandrijfelement 16 wordt echter tussen de kipgrendel 11 en hefgrendel 12 geklemd door de werking van een trekveer 27 die via het ene uiteinde bevestigd is aan de kipgrendel 11, terwijl het andere uiteinde vast is met de hefgrendel 12.
<Desc / Clms Page number 1>
DEVICE FOR LOADING AND CHICKING CONTAINERS
The invention relates to a device for loading and tipping containers with a supporting frame, for example to be mounted on a truck, for transporting containers, said supporting frame being provided with a tilting frame that is rotatably mounted on the supporting frame such that that a container resting on the tipping window can be moved between a resting position and a chicken position. Furthermore, this device comprises a lifting arm which is rotatably mounted with respect to said tilting window and which can be moved between a loading position and a lifting position.
Provided on the device are locking means which, on the one hand, allow the tipping window to be fixed on the support frame in a so-called lifting condition when a container is loaded onto the device or is unloaded from it by means of the lifting arm, and, on the other hand, allow the tipping window to be locking the lifting arm in a so-called tilting position when the tilting window is brought from said resting position to said tilting position.
According to the state of the art, these locking means are formed by two latches which are completely independent of each other and which are usually operated manually. By means of a first latch, the lifting arm can be secured to the tipping frame, while with a second latch the tipping frame can be secured to the supporting frame.
When two independent latches are provided, there is a risk that, for example when tipping a container, the lifting arm is not fixed relative to the tipping window due to oblivion or due to a technical defect on said first latch so that the container falls off the supporting frame and the device can be severely damaged.
Furthermore, a defect may occur at said first latch, or it may be forgotten to fix the tipping window with the support frame when loading a container, which also gives rise to damage to the container.
<Desc / Clms Page number 2>
device, this because both the tilting window and the lifting arm are moved and twisted under the weight of the container.
The invention aims to overcome these drawbacks by proposing a device with locking means which ensure that either the tipping frame is fixed relative to the support frame or the lifting arm is fixed to the tipping frame.
When a defect occurs, the container is brought into the rest or loading position without damaging the device.
For this purpose, said locking means comprise two latches, each of which may be open or closed and movable with respect to each other, more particularly a lifting latch and a tilting latch, and these locking means furthermore comprise a drive element which cooperates with said latches, tipping condition is closed and cooperates with a first fastening member provided for this purpose on the lifting arm, and the lifting latch in the lifting condition is closed and cooperates with a second fastening member forming part of the support frame.
Advantageously, said drive element is mounted such that at least one of said latches can undergo displacement relative to this drive element so that when this latch is closed, upon reaching the lifting state or the tilting state respectively, it can be opened without displacing the drive element ..
According to a preferred embodiment of the device according to the invention, said latches have a beveled surface over which the respective fastening member can be guided when the latch is closed, upon reaching, respectively, the lifting state or the tipping state, in order to open it.
In a specific embodiment of the device according to the invention, said drive element is formed by a rod which freely extends through a recess provided in said latches, the length of this recess being at least equal to the direction of movement of the latch. distance over which it must travel to close.
<Desc / Clms Page number 3>
In a special embodiment of the device according to the invention, said locking means comprise at least one force element which exerts a force on at least one of said latches in order to close it.
In an advantageous embodiment of the device according to the invention, said latches are mounted on a common axis of rotation that is fixed with respect to the tilting window.
Other details and advantages of the invention will be apparent from the following description of some particular embodiments of the device according to the invention; this description is only given as an example and in no way limits the scope of the protection claimed; the reference numerals used herein refer to the attached figures.
Figure 1 is a schematic longitudinal section of the device according to the invention, in lifting condition with the lifting arm in the loading position.
Figure 2 is a schematic longitudinal section of the device according to the invention, with the lifting arm in the lifting position.
Figure 3 is a schematic partial section of the locking means in the lifting condition.
Figure 4 is a schematic perspective view of the device according to the invention, with the tilting window in the tilting position.
Figure 5 is a schematic longitudinal section of the device, according to the invention, with the tilting window in the chicken position.
Figure 6 is a cross-sectional schematic representation of the locking means in the tipping state.
Figure 7 is a schematic perspective view of a tilt bolt according to the invention.
Figure 8 is a schematic perspective view of a lifting latch according to the invention.
Figure 9 is a schematic detail in side view of the locking means of the device, according to another embodiment of the invention.
<Desc / Clms Page number 4>
Figure 10 is a schematic detail in side view of the locking means of the device, according to yet another embodiment of the invention.
In the various figures, the same reference numerals refer to the same or analogous elements.
The embodiment of the device according to the invention shown in Figure 1 comprises a supporting frame 1, a tilting frame 2 and a lifting arm 3. This device is preferably mounted on a vehicle such as a truck or tractor, not shown in the figures, the lifting arm 3 is at the front thereof.
This lifting arm 3 is rotatably mounted with respect to the tipping frame 2 via a lifting axle 4 which is transverse to the direction of movement of said vehicle. In order to drive this lifting arm 3 and make it rotate around the lifting axis 4, two parallel hydraulic pistons 5 are provided. Thus, with the aid of these pistons 5, the lifting arm 3 can from a so-called; loading position, wherein the lifting arm 3 rests on the tipping frame 2, as represented in figure 1, are moved in the direction of arrow 6 to a so-called lifting position, as represented in figure 2. In this lifting position a hook 7, which is provided on the end of the lifting arm 3, extends behind the supporting frame 1 and the tilting frame 2 such that this hook 7 can engage on a means provided for this purpose on a container not shown in the figures.
Once the hook 7 has grasped the container, the lifting arm 3 is brought back to said loading position, the container being lifted onto the support frame 1.
Furthermore, the tipping frame 2 is mounted on the supporting frame 1 via a tipping axle 8, which is parallel to said lifting axle 4, whereby this tipping frame 2 can be rotated relative to the supporting frame 1 in the direction of the arrow
9, between a resting position and a chicken position. In the rest position, as represented in figures 1 and 2, the tilting frame 2 rests on the support frame 1.
In the figures 4 and 5, the tipping window 2 is shown in the chicken position. By moving the tilting window 2 from the rest position to the tilting position with the aid of the pistons 5, a container that would be present on the device is tipped and emptied.
<Desc / Clms Page number 5>
In order to avoid that, during the movement of the tipping frame 2 from said resting position to the tipping position, the lifting arm 3 would move around the lifting axis 4 relative to the tipping frame 2 under the weight of a container resting on the device, the device, according to the invention, locking means 10 which allow the lifting arm 3 to be rigidly connected to the tipping frame 2. When the lifting arm 3 is rigidly connected to the tipping frame 2, the locking means 10 are in a so-called tipping condition.
These locking means 10 also allow the tipping frame 2 to be fixed with the supporting frame 1 when loading or unloading a container, wherein the lifting arm 3 is moved between a loading position and a lifting position. It is thus ensured that the tipping frame 2 is in said rest position when a container is loaded or unloaded with the aid of lifting arm 3. When the locking means 10 connect the tipping frame 2 to the supporting frame 1, they are in the so-called lifting position.
Figure 3 shows a detailed representation of the locking means 10 of the device according to the invention.
These locking means 10 comprise two latches in the form of movable cams, more particularly a tipping latch 11 and a lifting latch 12, which are mounted on a common axis of rotation 13 which is fixed relative to the tipping frame 2.
The tilt bolt 11 cooperates with a first fastening member 14 provided for this purpose on the lifting arm 3. This fastening member 14 is formed by a round rod which is parallel to the axis of rotation 13. In order to be able to close the tilt bolt 11, it has a hook part 24 which is mounted on the rod. 14 can engage when the tipping latch 11 is rotated about the axis of rotation 13. In said tipping condition the hook part 24 thus hooks onto the rod 14 so that the tipping frame 2 is rigidly connected to the lifting arm 3.
When said lifting condition is to be obtained in order to load a container, the lifting latch 12 is rotated about the axis of rotation 13 so that a cam 21 provided on the lifting latch 12 engages a second fastening member 15 which is fixed with the support frame 1. This fixing member 15 is formed by a fixed cam. When thus this
<Desc / Clms Page number 6>
EMI6.1
The latter is in contact with the cam 21, the lifting latch 12 is closed and the supporting frame 1 is locked with the tilting frame 2, as shown in Figure 3.
In figure 8 this lifting latch is in perspective. Furthermore, said locking means 10 comprise a drive shaft 16 which is parallel to said rotation axis 13. This drive shaft 16 extends through a recess 17, which is provided in the tilting bolt 11, and through a recess 18. the lifting bolt These recesses 17 and 18 are larger than the cross-section of the drive shaft 16 and extend according to a circular arc with the rotation axis 13 as the center point. This allows the lifting bolt 12 or tilt bolt 11 to undergo relative displacement relative to the drive shaft 16.
The recesses 17 and 18 in, respectively, the tilt bolt 11 and the lift bolt extend over an angle which is at least equal to the angle over which, respectively, the tilt bolt and the lift bolt 12 must be moved to open or close them.
The drive shaft 16 cooperates with a hydraulic or pneumatic piston 19 which is attached at one end to this drive shaft 16 and is hingedly connected at the other end to the tipping frame 2. Thus, this piston 19 can exert a force on the drive shaft 16 and move it .
Furthermore, the locking means 10 are provided with force elements as represented in Figures 3 and 6. These force elements exert a force on the tilting bolt 11 and the lifting bolt 12 such that they remain in contact with the drive element 16 when the latter is moved.
Thus, in the embodiment of the device according to the invention shown in Figures 1 to 6, these force elements consist of a lifting spring 22 and a tipping spring 23.
The lifting spring 22 is formed by a compression spring which is coaxially mounted with said piston 19 and can move freely over it. This spring 22 presses against the lifting bolt 12 via a metal ring 19 such that, on the one hand, it is pressed against the drive element 16 and, on the other hand, experiences a force in the direction of the fixing member 15 corresponding to the lifting bolt 12.
<Desc / Clms Page number 7>
In this way, the lifting spring 22 ensures that, in the lifting condition as represented in Fig. 3, the lifting bolt 12 is closed in that it engages the fastening member 15.
In the embodiment of the device according to the invention, as shown in Figures 1 to 6, the tipping spring 23 consists of a tension spring 23 connected at one end to the tipping latch 11, while the other end thereof is fixed to the tipping frame 2.
Thus, a force is exerted by this tipping spring 23 on the tipping bolt 11 in the direction of said rod 14. Consequently, the tipping spring 23 ensures that in said tipping condition, as represented in Fig. 6, the tipping bolt 11 is closed and the hook part 24 thus engages on the bar 14.
The tipping spring 23 also ensures that the tipping latch 11 continues to make contact with the driving element 16 when the latter is moved.
When said lifting condition is to be obtained in order to load a container, a displacement is imposed via the piston 19 on the drive shaft 16 in the direction of the fixed cam 15 which is provided on the support frame 1. The compressive force applied by the lifting spring 22 to the exerts a lifting bolt 12, the latter rotates relative to the axis of rotation 13 so that the cam 21 provided on the lifting bolt 12 engages said fixed cam 15.
The supporting frame 1 is thus locked with the tilting window 2 as represented in figure 3.
Due to the action of the lifting spring 22, the drive element 16 apparently moves as a whole together with the lifting latch 12.
During this displacement of the drive shaft 16, the tilting bolt 11 is also displaced so that it no longer engages the fastening member 14 of the lifting arm 3 and the latter can therefore be freely operated for loading or unloading a container.
In certain cases, such as, for example, as a result of a technical defect, it is possible that the lifting latch 12 and the driving element 16 would be in the lifting position, while the tilting frame 2 does not rest on the supporting frame 1.
When the tipping window 2 is then brought to said rest position together with the lifting latch 12, when the tipping window 2 comes down,
<Desc / Clms Page number 8>
the cam 21 of the lifting latch 12 is guided over a corresponding projecting beveled edge 26 of the fixed cam 15. The lifting latch 12 is thus displaced by the guide over the edge 26 against the action of said lifting spring 22, wherein the lifting latch 12 is subsequently closed as a result of the working of the lifting spring 22. The lifting latch 12 herein undergoes a displacement, according to the corresponding recess 18, back and forth with respect to the drive element 16.
In order to achieve the tilting state as represented in figure 6, starting from the lifting condition of figure 3, the drive shaft 16 is removed from the fastening member 15 by means of the piston 19 so that the lifting latch 12, against the action of the lifting spring 22, comes loose from this fastening member 15 of the support frame 1. Thus, the tilting window 2 is no longer locked with this support frame 1.
At the same time, the tipping bolt 11 is moved by the tipping spring 23 so that it engages the fastening member 14 of the lifting arm 3, whereby the latter is locked with the tipping frame 2. The tipping spring 23 thus ensures that the tipping bolt 11 remains in contact with this tipping the driving element 16 and apparently integral with it.
If the locking means 10 are in said tilting state while the lifting arm 3 is in said lifting position, due to, for example, a technical defect, when the lifting arm 3 reaches the loading position, the tilting bolt 11 is moved slightly against the action of the tipping spring 23 through the rod 14 of the lifting arm 3, the tipping spring 23 then engaging the tipping bolt 11 on this rod 14.
To make this possible, the tilting bolt 11 has a beveled edge 25 on the hook part 24. Upon reaching the loading position by the lifting arm 3, this rod 14 is guided over the beveled edge 25 as far as the hook portion 24, the tilting bolt 11 being a displacement to and fro and under the influence of the tipping spring 23, engages the bar 14 via the hook part 24 so that the lifting arm 3 and the tipping frame 2 are locked.
<Desc / Clms Page number 9>
This displacement of the tilt bolt 11 occurs back and forth with respect to the drive element 16 according to the corresponding recess 17 of this tilt bolt 11.
As described above, the locking means 10 of the device according to the invention ensure that they are either in the tipping state or in the lifting state, so that the tipping frame 2 is always rigidly connected to the supporting frame 3 or to the lifting arm 3. Further, these locking means 10 ensure that, irrespective of the possible occurrence of a technical defect, the tipping window 2 or the lifting arm 3 can always be brought to the rest position or the loading position without the device being thereby damaged.
In a preferred embodiment of the device according to the invention, said locking means 10 comprise two parallel lifting locks 12 which have a common cam 21 in the form of a rod, as represented in figure 8, wherein between these two lifting locks 12 the piston 19 on the drive shaft 16 is mounted. A tilt bolt 11 is mounted on the sides of the lifting locks 12 facing away from each other.
In a variant of this preferred embodiment of device, according to the invention, said locking means 10 comprise two parallel tilt locks 11, wherein a lifting latch 12 is mounted between these tilt locks 11
EMI9.1
is.
The invention is of course not limited to the embodiments of the device according to the invention described above and represented in the accompanying figures. For example, compression springs or tension springs can be used for the tipping spring or the lifting spring, depending on the mounting thereof.
The tipping spring or the tension spring can be replaced by other equivalent means exerting a force on the locking means.
Furthermore, it is possible that the drive element 16 is fixedly connected to one of the latches 11 or 12, while it can still undergo a displacement relative to the other latch 12 or 11.
The locking means 10 can, in addition to being driven by a pneumatic piston 19, as described, also be driven by others
<Desc / Clms Page number 10>
power sources, such as an electric motor. Optionally use is made of a different movement of the container system which runs partially or logically synchronously with the locking means 10.
Thus, in a particular embodiment of the device according to the invention, the piston 19 which drives the locking means 10 can operate in synchronism with a hydraulic cylinder which is provided with a locking system that allows a container to be locked with the tipping window 2 when the container on the latter. peace. Such a locking system was described in Belgian patent application no. 09900589.
Furthermore, the tilt bolt 11 and the lift bolt 12 can take all kinds of forms. Also, the tilt bolt 11 and the lift bolt 12 need not necessarily be mounted on the lifting frame via a rotation axis. Figure 9 schematically shows locking means 10 which can undergo a translation with respect to the tipping window 2. To this end, they are mounted on this tilting window 2 via a slide system, not shown in the figure.
Furthermore, said force elements, in the embodiment of the device as shown in Figure 9, are formed by a single tension spring 27 which keeps the tilt bolt 11 and the lift bolt 12 in contact with the drive element 16. This drive element 16 is formed by a cam extending and can be moved again with the aid of a piston 19 which is fixed with the tilting window 2.
The fastening members are formed by a rod 14 and 15 which are fixed with the lifting arm 2 or the supporting frame 1, respectively.
Furthermore, the tilting latch 11 and lifting latch 12 are in the form of a sliding latch with a hook part 24 and 28 cooperating with the associated rod 14 or 15.
The respective hook parts 24 and 28 of the latches 11 and 12 are each provided with a beveled edge 25 and 26 over which the corresponding rod 14 or 15 can be guided in the event of a defect.
Figure 10 shows a further variant of the locking means 10 of the device according to the invention. The tilt bolt 11 and the lift bolt 12 are not provided with a recess through which mentioned
<Desc / Clms Page number 11>
drive element 16 extends. However, the drive element 16 is clamped between the tipping latch 11 and lifting latch 12 by the action of a tension spring 27 which is attached via one end to the tipping latch 11, while the other end is fixed with the lifting latch 12.