<Desc/Clms Page number 1>
Eindloos overbrengingselement voor een continu variabele transmissie.
Deze uitvinding heeft betrekking op een eindloos overbrengingselement voor een continu variabele transmissie, meer speciaal voor een transmissie voor motorvoertuigen.
Meer speciaal nog heeft zij betrekking op een eindloos overbrengingselement, ook wel duwband genoemd, van het type dat minstens bestaat uit een reeks dwarsgerichte lichamen, alsmede daarmee samenwerkende, zich in langsrichting uitstrekkende bandpakketten.
De voornoemde dwarsgerichte lichamen bestaan hierbij uit blokken met schuine zijden, welke loopvlakken vormen die met de kegelvormige oppervlakken van V-vormige riemschijven kunnen samenwerken. Deze dwarsgerichte lichamen worden tot een bandvormig geheel aan elkaar verbonden door middel van de voornoemde zich in langsrichting uitstrekkende bandpakketten.
In de praktijk is dergelijk overbrengingselement uitgerust met twee bandpakketten. Naarmate grotere vermogens moeten worden overgebracht, moeten de bandpakketten ook steviger worden uitgevoerd.
Zo bestonden eerst overbrengingselementen met een totale breedte van 24 mm die voorzien werden van twee bandpakketten met ieder een breedte van 9, 5 mm. Daarna werden zwaardere uitvoeringen ontwikkeld, met twee bandpakketten van 12 mm en een totale breedte van 30 mm voor het volledige overbrengingselement.
<Desc/Clms Page number 2>
Alhoewel deze zwaardere uitvoeringen toelaten om een groter koppel over te brengen, hebben zij het nadeel dat zij omwille van de verhoudingsgewijze grote breedte van ieder bandpakket ten opzichte van de som van deze breedtes slecht kunnen worden gekoeld, waardoor vlugger verbranding van olie plaatsvindt, hetgeen in het algemeen leidt tot een kortere levensduur van de overbrenging.
Dit nadelig effect treedt nog in grotere mate op in het geval dat de bandpakketten bestaan uit reeksen van zich op elkaar bevindende platte banden waarin om deze banden te koelen fijne doorgaande groefjes zijn aangebracht. Omwille van de te geringe koeling gaat niet alleen de koel-en/of smeervloeistof verbranden, doch veroorzaakt de verbrande vloeistof ook een dichtslibben van de groefjes, waardoor de smering en koeling aanzienlijk worden gereduceerd en de transmissie tenslotte volledig wordt beschadigd.
De uitvinding beoogt in het algemeen een overbrengingselement dat verbeterd is ten opzichte van de voornoemde bekende uitvoeringen.
Meer specifiek, in haar voorkeurdragende uitvoeringsvorm, beoogt zij ook een overbrengingselement waarbij de voornoemde nadelen van de bestaande uitvoeringen worden uitgesloten en waarbij verhoudingsgewijs tot het koppel dat door zulk overbrengingselement kan worden overgebracht, een goede koeling wordt verkregen, ook bij zwaardere uitvoeringen.
Hiertoe betreft de uitvinding een eindloos overbrengingselement van het hogergenoemde type, dat het kenmerk vertoont dat het overbrengingselement minstens drie van dergelijke bandpakketten bevat.
<Desc/Clms Page number 3>
Doordat minstens drie bandpakketten worden aangewend, kan de koel- en/of smeervloeistof in het totaal met minstens zes flanken van de bandpakketten in contact komen, waardoor een betere koeling wordt gerealiseerd in tegenstelling tot de bekende uitvoering waarbij de smeer-en of koelvloeistof met slechts vier flanken in contact komt. Enerzijds wordt zodoende een betere koeling bekomen omdat verhoudingsgewijs tot het totale volume aan bandpakketten een groter contactoppervlak ter beschikking komt.
Anderzijds wordt, althans in het geval dat bandpakketten met een koelkanalisatie worden toegepast, verkregen dat verhoudingsgewijs tot de totale breedte ingenomen door alle bandpakketten, de in een keer te doorstromen breedte beperkt blijft, waardoor de koelkanalisatie beter doorstroomd worden met koel-en/of smeervloeistof, en de kans op een warmteophoping en verbranding veel kleiner is.
Een ander voordeel van de uitvinding bestaat erin dat een betere krachtverdeling wordt verkregen.
Nog een voordeel bestaat erin dat het middelste bandpakket tussen uitstekende delen of dergelijke, die zich aan de lichamen bevinden, kan worden aangebracht, waardoor een centrerende werking wordt verkregen.
Alhoewel de uitvinding bijzonder tot haar recht komt bij zwaardere uitvoeringen, wordt opgemerkt dat zij ook bij kleinere uitvoeringen voordelen oplevert. De uitvinding strekt zich dan ook uit tot zowel zware als lichte uitvoeringen, met andere woorden met een totale breedte die groter of gelijk is aan 30 mm, alsook met een breedte kleiner dan 30 mm.
<Desc/Clms Page number 4>
Bij voorkeur zal gebruik worden gemaakt van precies drie bandpakketten.
Meer speciaal geniet het de voorkeur dat deze bandpakketten zich naast elkaar bevinden, en in het bijzonder allen dezelfde lengte hebben en op hetzelfde radiaal niveau met de voornoemde lichamen samenwerken.
Bij voorkeur bevat het eindloos overbrengingselement een oneven aantal bandpakketten en bevindt het meest tussenin gelegen bandvormige bandpakket zich volgens dwarsrichting precies in het midden van het overbrengingselement.
Hierdoor wordt een zeer gelijkmatige krachtverdeling verkregen. Eventuele verschillen in lengte van de bandpakketten, als een gevolg van tolerantieafwijkingen, laten zich dan ook minder vlug gevoelen dan in het geval slechts twee bandpakketten worden aangewend.
In een praktische uitvoeringsvorm zullen de bandpakketten zich volgens dwarsrichting op een duidelijke afstand van elkaar bevinden, waardoor de koel- en/of smeervloeistof via de ruimtes die tussen de lichamen bestaan bijzonder gemakkelijk in contact kan komen met de flanken van de bandpakketten.
Volgens nog een belangrijk aspect van de uitvinding zijn de voornoemde lichamen aan de radiaal naar buiten gerichte zijden voorzien van minstens twee uitstekende delen en is minstens een van de bandpakketten gelegen tussen de voornoemde twee uitstekende delen van ieder betreffend lichaam. Meer speciaal geniet het de voorkeur dat tussen de uitstekende delen precies een bandpakket aanwezig is en dat dit bandvormige bandpakket aan weerszijden tegen de voornoemde uitstekende delen aanligt, waardoor de
<Desc/Clms Page number 5>
voornoemde lichamen als het ware gecentreerd worden door middel van het middelste bandpakket.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een continu variabele transmissie weergeeft die gebruik maakt van een overbrengings- element volgens de uitvinding ; figuur 2 in perspectief een gedeelte weergeeft van het overbrengingselement uit figuur 1 ; figuren 3,4 en 5 zichten weergeven respectievelijk volgens pijlen F3, F4 en F5 in figuur 2i figuur 6 op een grote schaal en in perspectief de onderzijde weergeeft van een van de banden waaruit de bandpakketten zijn samengesteld, bijvoorbeeld de band die in figuur 3 met F6 is aangeduid.
Zoals weergegeven in figuur 1 heeft de uitvinding betrekking op een eindloos overbrengingselement 1 voor een continu variabele transmissie 2, meer speciaal een transmissie voor motorvoertuigen.
Zoals bekend bestaat zulke transmissie 2 in hoofdzaak uit een ingaande as 3, een uitgaande as 4 en op deze assen 3-4 aangebrachte V-vormige riemschijven, respectievelijk 5-6.
De riemschijven 5-6 bestaan ieder uit twee riemschijfhelften, respectievelijk 7-8 en 9-10, waarvan de onderlinge afstand kan worden gewijzigd. Doorgaans is hierbij een riemschijfhelft, in dit geval 7, respectievelijk 9, vast, terwijl de andere riemschijfhelft, in dit geval 8, respectievelijk 10 over de betreffende as 3, respectievelijk 4,
<Desc/Clms Page number 6>
verschuifbaar is door middel van niet weergegeven aandrijfmiddelen.
Door de afstanden tussen de riemschijfhelften te wijzigen, veranderen de loopstralen R1 en R2, waardoor de overbrengingsverhouding tussen de ingaande as 3 en de uitgaande as 4 traploos kan worden gewijzigd.
Een voorbeeld van dergelijke continu variabele transmissie en van de aansturing ervan is ondermeer beschreven in het document US 5. 169. 366.
Zoals meer in detail is weergegeven in de figuren 2 tot 5 bestaat het overbrengingselement 1 hoofdzakelijk uit een reeks dwarsgerichte lichamen 11, alsmede daarmee samenwerkende, zich in langsrichting uitstrekkende bandpakketten 12-13-14. Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat het overbrengingselement 1 minstens drie van dergelijke bandpakketten, zoals voornoemd aangeduid met de referenties 12-13-14, bevat, hetgeen zoals uiteengezet in de inleiding tot verschillende voordelen leidt.
De bandpakketten 12-13-14 kunnen op zich van verschillende aard zijn, doch de uitvinding komt in het bijzonder tot haar recht wanneer deze, zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3, bestaan uit zogenaamde snarenpakketten, gevormd door reeksen van platte metalen banden 15 die op elkaar zijn aangebracht, waarbij, bij voorkeur, deze banden 15 zoals weergegeven in figuur 6 aan minstens een zijde, in dit geval de onderzijde, zijn voorzien van zich over de volledige breedte van iedere betreffende band 15 uitstrekkende groeven 16.
<Desc/Clms Page number 7>
In een praktische uitvoeringsvorm zullen de banden 15 een dikte T vertonen in de orde van grootte van 0, 2 mm. De diepte van de groeven 16 bedraagt 0, 02 ä 0, 03 mm. In de samengevoegde toestand van de banden 15 vormen de groeven 16 een kanalisatie voor koel- en/of smeervloeistof.
In het weergegeven voorbeeld wordt gebruik gemaakt van precies drie bandpakketten 12-13-14, hetgeen de meeste voorkeur geniet, aangezien hierdoor een optimaal compromis wordt bereikt tussen, enerzijds, de beoogde voordelen, zoals een betere koeling in verhouding tot het vermogen dat door het overbrengingselement 1 kan worden overgebracht en, anderzijds, de complexiteit van de technische opbouw van het geheel.
De bandpakketten 12-13-14 bevinden zich naast elkaar en vertonen dezelfde lengte, waardoor zij op hetzelfde radiaal niveau met een radius R3 met de lichamen 11 samenwerken.
De lichamen 11 bestaan hoofdzakelijk uit blokken die aan hun uiteinden voorzien zijn van schuine kanten 17, die contactvlakken vormen welke samenwerken met de binnenzijden van de riemschijfhelften 7-8-9-10.
Om in een zijdelingse steun te voorzien tussen, enerzijds, de voornoemde lichamen 11 en, anderzijds, de drie bandpakketten 12-13-14 zijn de lichamen 11 aan de radiaal naar buiten gerichte zijden 18 voorzien van minstens twee uitstekende delen 19 en 20.
Tussen de uitstekende delen 19-20 is een ruimte aanwezig die een zitting 21 voor het bandpakket 12 vormt. Hierbij stemt de onderlinge afstand tussen de delen 19 en 20 bij voorkeur overeen met de breedte Bl van het bandpakket 12,
<Desc/Clms Page number 8>
zodanig dat de lichamen 11 gecentreerd worden door dit bandpakket 12.
De delen 19 en 20 vertonen naar buiten gerichte haakvormige gedeelten 22 en 23 waarvan de onderzijden, respectievelijk 24-25, zich parallel aan de loopvlakken 26, respectievelijk 27, van de bandpakketten 13 en 14 uitstrekken, en wel zodanig dat zittingen 28-29 worden gevormd waartussen de bandpakketten 13 en 14 precies kunnen plaatsnemen.
Aan de delen 19 en 20 zijn eveneens uitsteeksels 30 en uitsparingen 31 gevormd die in een onderlinge samenwerking tussen de opeenvolgende lichamen 11 voorzien.
Doordat tussen de bandpakketten, enerzijds tussen de bandpakketten 12 en 13 en, anderzijds, tussen de bandpakketten 12 en 14 delen 19 en 20 aanwezig zijn, bevinden de flanken van deze bandpakketten zich steeds op een afstand Dl, respectievelijk D2, van elkaar, waardoor zij zoals voornoemd beter kunnen worden gekoeld en gesmeerd door middel van de gebruikelijk aanwezige vloeistof, die dan tussen de lichamen 11 dringt en zodoende deze flanken kan bereiken.
Bij voorkeur zijn de breedtes B1, B2 en B3 van de bandpakketten 12-13-14 gelijk aan elkaar.
Teneinde het beoogde effect te optimaliseren, geniet het de voorkeur dat het overbrengingselement 1 een of meer van volgende kenmerken vertoont : - dat de bandpakketten 12-13-14 ieder een breedte hebben van minder dan 10 mm, en beter nog in de orde van grootte van 8 mm ;
<Desc/Clms Page number 9>
- dat de totale breedte B4 van het overbrengings- element in de orde van grootte van 30 mm is.
Alhoewel de uitvinding vooral van nut is bij uitvoeringen waarbij de bandpakketten 12-13-14 bestaan uit reeksen van vlakke banden 15, is het duidelijk dat zij ook voordelen oplevert bij uitvoeringen waarbij bandpakketten 12-13-14 van andere aard worden toegepast.
Hierbij wordt opgemerkt dat het begrip"bandpakketten"in het kader van de huidige uitvinding zeer breed dient te worden geïnterpreteerd. Zo bijvoorbeeld hoeven de bandpakketten niet uit vlakke banden 15 te bestaan en kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een bundel van strengen, al dan niet uit metaalkabel. Het begrip"bandpakket" betekent ook niet noodzakelijk dat gebruik wordt gemaakt van afzonderlijke delen, zoals de banden 15, doch heeft betrekking op elke vorm van overbrengingsstructuur die zich globaal als een bandvormig element gedraagt. Zulk bandpakket kan daarbij ook bestaan uit een ééndelige structuur, bijvoorbeeld gevormd door een aantal metalen strengen die in een kunststofband zijn ingegoten.
Ook de uitstekende delen 19 en 20 kunnen van een andere geometrie zijn, met andere woorden afwijkend van deze die in de figuren is weergegeven.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijk eindloos overbrengingselement kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.