BE1013204A6 - Ruitenwisser. - Google Patents

Abstract

Ruitenwisser, die hoofdzakelijk bestaat uit een wisserarm (2) en een wisserblad (3) daardoor gekenmerkt dat het wisserblad (3) minstens een uitsteeksel (14-22-23) voor het wegvegen van vloeistof bevat, waarbij aan weerszijden van het uitsteeksel (14-22-23) in het wisserblad (14-22-23) kanaaltjes (15-16), respectievelijk (29-30-31-32) voorzien zijn, die via een leiding (19-37) in verbinding staan met een pomp (20).

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Ruitenwisser. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een ruitenwisser voor voertuigen, meer speciaal een ruitenwisser voor personenwagens, vrachtwagens en dergelijke. 



  Men weet dat, wanneer het regent, sneeuwt of dergelijke, het zicht van de bestuurder van een voertuig gevrijwaard wordt door het gebruik van ruitenwissers, meer bepaald om de   voor-en/of   achterruit van het betreffende voertuig droog te vegen. 



  Een groot nadeel van de bekende ruitenwissers bestaat erin dat, wanneer er veel neerslag valt, zij deze neerslag echter onvoldoende kunnen wegvegen, wat uiteraard nadelig is voor het zicht van de bestuurder. 



  Wanneer er daarentegen weinig neerslag valt, vertoont een conventionele ruitenwisser het nadeel dat de neerslag over de ruit wordt uitgesmeerd, in plaats van dat ze verwijderd wordt. 



  Inderdaad blijft het overtollige water op de ruit achter, zodat er een dunne waterfilm ontstaat tussen de wisser en het glasoppervlak. 



  De huidige uitvinding heeft een oplossing als voorwerp voor het voornoemde en andere nadelen en meer bepaald een ruitenwisser die het overtollige water efficiënt afvoert, en die, ook wanneer er weinig neerslag valt, deze neerslag optimaal verwijdert. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een ruitenwisser, die hoofdzakelijk bestaat uit een wisserarm en een wisserblad, waarbij het wisserblad minstens   een   uitsteeksel bevat voor het wegvegen van vloeistof en waarbij aan weerszijden van het uitsteeksel in het wisserblad kanaaltjes voorzien zijn, die via een leiding in verbinding staan met een pomp. 



  Volgens een variante beschikt de ruitenwisser volgens de uitvinding over minstens twee uitsteeksels die aan hun respectievelijke uiteinden met elkaar verbonden zijn, zodat een afgesloten ruimte gevormd wordt tussen het ruitoppervlak, de twee aanliggende uitsteeksels en de verbinding tussen deze uitsteeksels. 



  In de randen aan weerszijden van de wisbladen en tussen de twee uitsteeksels bevinden zich kanaaltjes die in verbinding staan met een gemeenschappelijk kanaal, dat op zijn beurt is aangesloten op een leiding waarin zich een pomp bevindt. 



  Doorheen de voornoemde kanaaltjes kan vloeistof opgezogen en afgevoerd worden, zodat door de ruitenwisser volgens de uitvinding tot driemaal meer water afgevoerd kan worden dan door een conventionele ruitenwisser. 



  Doordat de ruimte tussen de twee wisbladen een afgesloten ruimte vormt, waaruit het water weggezogen wordt, ontstaat in deze ruimte bovendien een kleine onderdruk, waardoor de ruitenwisser tegen de ruit wordt gezogen, zodat het contact van de ruitenwisser met de ruit verbetert, met als gevolg dat het water nog beter weggeveegd en weggezogen wordt. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Tevens is het reeds lang bekend ruitenwissers te combineren met een sproeiinrichting, waarbij de sproeier van deze sproeiinrichting schuin onder de ruit, meestal op de motorkap van het betreffende voertuig, staat opgesteld. 



  Een nadeel van zulke bekende sproeiinrichtingen bestaat erin dat, tijdens het besproeien van de ruit, gedurende een, weliswaar beperkte, tijd het zicht van de bestuurder danig wordt verstoord, doordat over de ruit een ondoorzichtige waas gevormd wordt, voordat de ruit daadwerkelijk schoongeveegd wordt, wat niet bevordelijk is voor de veiligheid. 



  Teneinde de efficiëntie van zulke sproeiinrichtingen te verbeteren, heeft men reeds voorgesteld de sproeiers van de sproeiinrichting op de ruitenwisser te monteren,   een   en ander zodanig dat het sproeien juist voor de ruitenwisser plaatsvindt. 



  Zowel bij sproeiinrichtingen waarvan de sproeiers schuin onder de ruit zijn geplaatst, als bij sproeiinrichtingen waarvan de sproeiers op de ruitenwisser zijn voorzien, gaat er echter veel sproeivloeistof verloren bij het besproeien van de ruit, bijvoorbeeld doordat de sproeivloeistof weggeblazen wordt door de wind, die afhankelijk is van de snelheid van het voertuig. 



  Teneinde hieraan tegemoet te komen, worden volgens de uitvinding sproeiopeningen tussen twee uitsteeksels van de ruitenwisser voorzien, wat het voordeel biedt dat de sproeivloeistof zeer efficiënt op het ruitoppervlak wordt aangebracht en er nagenoeg geen   sproei vloeistof   verloren gaat. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Bovendien is het sproeioppervlak, dat aldus gevormd wordt tussen de voornoemde twee uitsteeksels, zeer klein, waardoor het zicht van de bestuurder niet of nauwelijks wordt belemmerd door de sproeivloeistof. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, twee voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een ruitenwisser volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin : figuur 1 een perspectiefzicht weergeeft van een voorruit van een voertuig, waarbij een ruitenwisser volgens de uitvinding is toegepast ; figuur 2 een perspectiefzicht weergeeft van een ruitenwisser volgens de uitvinding ; figuur 3 op grotere schaal een zicht weergeeft volgens pijl F3 in figuur   2i   figuur 4 op nog grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur   3 ;   figuur 5 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dit van figuur 3, maar voor een uitvoeringsvariante van de ruitenwisser volgens de uitvinding ;

   figuur 6 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5 ; figuur 7 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 5. 



  De ruitenwisser 1 volgens de uitvinding wordt in de uitvoering volgens de figuren 3 en 4 in hoofdzaak gevormd door een wisserarm 2 en een wisserblad 3. 



  De wisserarm 2 bestaat uit een arm 4 waaraan een beugel 5 scharnierend is bevestigd, waarbij op ieder uiteinde 6-7 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 van deze beugel 5 een paar armen 8-9, respectievelijk 10-11, is voorzien, welke armen 8-9 verbonden zijn met een wisserbladhouder 12. 



  Het wisserblad 3 daarentegen bestaat hoofdzakelijk uit een elastisch element 13 dat gevat is in de wisserbladhouder 12. 



  Het elastisch element 13 is onderaan over de ganse lengte voorzien van een uitsteeksel 14, waarnaast aan weerszijden twee reeksen kanaaltjes 15 en 16 zijn voorzien die in verbinding staan met kanalen 17, respectievelijk 18, die zelf uitgeven in een leiding 19 waarin een pomp 20 is aangebracht. 



  De voornoemde kanaaltjes 15 en 16 zijn bij voorkeur haaks op de onderwand van het voornoemde elastisch element 13 gelegen en monden op regelmatige afstand van elkaar uit in deze onderwand. 



  De werking van de ruitenwisser 1 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt. 



  Wanneer er water of een andere vloeistof van de ruit 21 moet verwijderd worden, zal men de arm 4 en aldus het wisserblad 3 heen en weer laten bewegen. 



  Tijdens deze beweging zal ook de pomp 20 worden aangedreven, die, via de leiding 19, de kanalen 17-18, de kanaaltjes 15-16 en de naar de ruit 21 gerichte openingen van de kanaaltjes 15 en 16, de betreffende vloeistof zal opzuigen. 



  Gedurende de ruitenwisserverplaatsing wordt door het uitsteeksel 14 de te verwijderen vloeistof weggeveegd, waarbij 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 de weggeveegde vloeistof via de openingen van de kanaaltjes 15 en 16, de kanalen 17 en 18, en de leiding 19 wordt opgezogen en afgevoerd. 



  Op deze wijze wordt dan ook een ruitenwisser bekomen die vloeistoffen, die op de ruit 21 terecht komen, niet enkel wegveegt, doch tevens aanstonds afvoert zodat de ruit 21 op een minimum van tijd proper is gemaakt en van alle vloeistof ontdaan. 



  Een tweede uitvoeringsvorm van een ruitenwisser volgens de uitvinding is weergegeven in de figuren 5 tot 7. 



  In deze uitvoeringsvorm bevat de ruitenwisser 1 een wisserblad 3 dat bestaat uit een elastisch element 13 dat voorzien is van twee uitsteeksels 22 en 23, die aan hun uiteinden 24 en 25, respectievelijk 26 en 27, met elkaar verbonden zijn, zodat er een afgesloten ruimte 28 gevormd wordt tussen de twee uitsteeksels 22 en 23. 



  Aan weerszijden van de door de uitsteeksels 22 en 23 afgesloten ruimte 28 bevinden zich twee rijen kanaaltjes 29 en 30, respectievelijk 31 en 32, die via kanalen 33-34 en 35-36 in verbinding staan met een gemeenschappelijke leiding 37, waarin een pomp 20 is aangebracht. 



  De kanaaltjes 29 en 31 die tegen de respectievelijke uitsteeksels 22 en 23 aanliggen, vertonen een langwerpige doorsnede, terwijl de kanaaltjes 30 en 32 die het verst van de uitsteeksels 22-23 gelegen zijn, een cirkelvormige doorsnede bezitten. 



  Verder is het elastisch element 13 tussen de uitsteeksels 22 en 23 nog voorzien van een reeks kanaaltjes 38 die in 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 verbinding staan met een gemeenschappelijk kanaal 39 en een reeks kanaaltjes 40 die in verbinding staan met een gemeenschappelijk kanaal 41, waarbij deze kanaaltjes 38 en 40 alternatief zijn opgesteld, bijvoorbeeld twee kanaaltjes 38 voor één kanaaltje 40. 



  Het kanaal 39 staat in verbinding met de voornoemde leiding 37, terwijl het kanaal 41 in verbinding staat met een leiding 42 en een pomp 43 die zelf verbonden is met een in de tekeningen niet weergegeven reservoir. 



  De werking van de ruitenwisser 1 volgens deze laatste uitvoering is eveneens zeer eenvoudig en als volgt. 



  De ruitenwisser 1 zal tijdens zijn heen-en weergaande beweging het regenwater en eventuele sproeivloeistof via de openingen van de kanaaltjes 29 tot 32 en het kanaaltje 38 opzuigen, op dezelfde wijze als hiervoor beschreven aan de hand van de eerste uitvoering, waarbij het grootste gedeelte van de vloeistof opgezogen wordt via de kanaaltjes 29 en 31. 



  Het aanbrengen van   sproei vloeistof   op de ruit 21 gebeurt door middel van de pomp 43 die uit een vloeistofreservoir via de leiding 42   sproei vloeistof   opzuigt om deze op de ruit 21 te spuiten, meer specifiek op dat deel van de ruit 21 dat wordt afgebakend door de uitsteeksels 22 en 23, respectievelijk de voornoemde ruimte 28. 



  Tegelijkertijd beweegt de ruitenwisser 1 heen en weer over de ruit 21, waarbij de   sproei vloeistof   telkens meegenomen wordt door een van beide uitsteeksels 22, respectievelijk 23, waardoor de sproeivloeistof gelijkmatig verdeeld wordt over de ruit 21. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Na het reinigen van de ruit 21 wordt de overblijvende hoeveelheid sproeivloeistof via de kanaaltjes 38, eventueel samen met het vuil dat zich op de ruit 21 bevond, opgezogen en afgevoerd. 



  Door de zuigende werking van de pomp 20 ontstaat er in de afgesloten ruimte 28 een kleine onderdruk waardoor de ruitenwisser 1 lichtjes wordt vastgezogen tegen de ruit 21, zodat een beter contact met die ruit 21 en aldus een betere en vluggere reiniging van de ruit 21 tot stand komt. 



  Het is duidelijk dat op deze wijze een ruitenwisser 1 bekomen wordt die niet alleen voor een veel efficiëntere afvoer van regenwater of dergelijke zorgt, doch die tevens voorkomt dat het zicht van de bestuurder tijdelijk belemmerd wordt wanneer gebruik wordt gemaakt van een sproeiinrichting. 



  Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een ruitenwisser volgens de uitvinding kan in velerlei afmetingen en vormen worden vervaardigd, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (10)

Conclusies.

1. - Ruitenwisser, die hoofdzakelijk bestaat uit een wisserarm (2) en een wisserblad (3), daardoor gekenmerkt dat het wisserblad (3) minstens een uitsteeksel (14-22-23) voor het wegvegen van vloeistof bevat, waarbij aan weerszijden van het uitsteeksel (14-22-23) in het wisserblad (14-22-23) kanaaltjes (15-16), respectievelijk (29-30- 31-32), voorzien zijn, die via een leiding (19-37) in verbinding staan met een pomp (20).

2.-Ruitenwisser volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het wisserblad (3) voorzien is van minstens twee uitsteeksels (22-23) voor het wegvegen van vloeistof.

3.-Ruitenwisser volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de respectievelijke uiteinden (24-25-26-27) van de twee uitsteeksels (22-23) met elkaar verbonden zijn, teneinde een afgesloten ruimte (28) te vormen.

4.-Ruitenwisser volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat zich tussen de twee uitsteeksels (22-23) kanaaltjes (38) bevinden die via een kanaal (39) in verbinding staan met een leiding (37), waarin zieh een pomp (20) bevindt.

5.-Ruitenwisser volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat aan weerszijden van de door de uitsteeksels (22-23) afgesloten ruimte (28) zich twee rijen kanaaltjes (29 en 30), respectievelijk (31 en 32), bevinden, die via kanalen (33-34-35-36) in verbinding staan met de leiding (37) die op haar beurt in verbinding staat met de pomp (20). <Desc/Clms Page number 10>

6.-Ruitenwisser volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de kanaaltjes (29 en 31) die tegen de respectievelijke uitsteeksels (22 en 23) aanliggen, een langwerpige doorsnede vertonen.

7.-Ruitenwisser volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de kanaaltjes (30 en 32) die het verst van de uitsteeksels (22-23) gelegen zijn, een cirkelvormige doorsnede vertonen.

8.-Ruitenwisser volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat hij voorzien is van kanaaltjes (40) voor de aanvoer van sproeivloeistof.

9.-Ruitenwisser volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat tussen de uitsteeksels (22 en 23) een aantal kanaaltjes (40) voor de aanvoer van sproeivloeistof voorzien zijn.

10.-Ruitenwisser volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de kanaaltjes (40) aangesloten zijn op een gemeenschappelijk kanaal (41) dat in verbinding staat met een reservoir via een leiding (42) en een pomp (43).