<Desc/Clms Page number 1>
VRIJDRAGENDE SCHUIFPOORT
De uitvinding heeft betrekking op een vrijdragende schuifpoort bevat- tende een kader, waarbij het kader tenminste een bovenste en een onderste geleidingsbalk bevat en de onderste geleidingsbalk een nagenoeg U-vormige dwarsdoorsnede vertoont, waarbij twee stellen geleidingswielen en één stel aandrijfrollen met een daarbijbehorende aandrijfmotor in de onderste geleidingsbalk zijn aangebracht.
Een dergelijke vrijdragende schuifpoort is nagenoeg bekend uit het
Duitse Gbm 8906344.9.
Een groot voordeel van een dergelijke schuifpoort bestaat hierin, dat de geleidingswielen, de aandrijfrollen en de aandrijfmotor volledig opgenomen zijn in de nagenoeg volledig gesloten, onderste geleidingsbalk van de poort.
Bij een schuifpoort volgens het Duitse Gbm 89. 06344.9 is het onder andere mogelijk om de op een afstand van elkaar aangebrachte geleidingswielen elk te voorzien van een daarmee vast verbonden tandwiel en een met de beide tandwielen samenwerkende aandrijfketting om de poort te openen en te sluiten. In dit geval vallen de aandrijffunctie en de steun- of geleidingsfunctie van de schuifpoort met elkaar samen of m. a.w. de aandrijfrollen en de geleidings- of steunwielen van de poort vallen met elkaar samen.
Bij het volledig openen of sluiten van de poort, zal de poort in haar eigen vlak een zwenkbeweging uitvoeren om de op een afstand van elkaar aangebrachte geleidingswielen. Dit betekent, dat in de volledig gesloten toestand van de poort, het eerste stel geleidingswielen in
<Desc/Clms Page number 2>
kontakt is met de bovenste flens van de geleidingsbalk en het tweede stel geleidingswielen in kontakt is met de onderste flens van de geleidingsbalk ; terwijl in de volledig open toestand van de poort, het eerste stel geleidingswielen in kontakt is met de onderste flens van de geleidingsbalk en het tweede stel geleidingswielen in kontakt is met de bovenste flens van de geleidingsbalk. Hieruit volgt, dat juist vóór, tijdens en juist na de zwenkbeweging van de poort, het kontakt van de geleidingswielen met de flenzen van de onderste geleidings- balk minimaal of nagenoeg nul is.
Wanneer nu de aandrijffunctie en de steunfunctie van de vrijdragende schuifpoort met elkaar samenvallen, kan dit in bepaalde standen van de poort, ernstige moeilijkheden geven om de poort vanuit een stilstaande positie opnieuw te bewegen daar het kontakt van de geleidingswielen of aandrijfrollen met de flenzen van de geleidingsbalk, zoals hierboven uiteengezet, dan onvoldoende kan zijn om de nodige wrijvingskracht of grijpfunctie van de aandrijfrollen op de flenzen te kunnen uitoefenen.
Volgens het Duitse Gbm 89. 06344.9 is het ook mogelijk om de aandrijffunctie en de steunfunctie bij een vrijdragende schuifpoort van elkaar te scheiden. Zo is het bekend om tussen de op een afstand van elkaar aangebrachte geleidingswielen een afzonderlijke aandrijving met behulp van een wrijvingswiel te plaatsen, waarbij dan het wrijvingswiel of de aandrijfrol met een flens van de onderste geleidingsbalk samenwerkt.
Er werd nu echter vastegesteld, dat het oppervlak van de hierbij gebruikte aandrijfrol zeer sterk onderhevig is aan slijtage en dat de as van de hierbij gebruikte aandrijfrol aan hoge krachten is onder-
<Desc/Clms Page number 3>
worpen. Door de hierbij optredende slijtage van het oppervlak van de aandrijfrol, verliest de aandrijfrol hierbij de noodzakelijke wrijvings- kracht of grijpfunctie met de onderste geleidingsbalk om de poort te kunnen bewegen vanuit een stilstaande positie.
Het is daarom noodzakelijk om het oppervlak van de aandrijfrol te voorzien van een zeer slijtvaste deklaag, die bovendien een voldoende wrijvingsweerstand bezit om een goede grijpfunctie tussen de aandrijfrol en de flenzen van de geleidingsbalk te verkrijgen. Dit vereist een bijkomende en dure bewerking voor de vervaardiging van de aandrijfrollen. Maar zelfs dan nog, is de bedrijfszekerheid van dergelijke, speciaal behandelde aandrijfrollen onvoldoende, daar een geringe slijtage van een rol reeds aanleiding geeft tot een verlies van de noodzakelijke grijpfunctie tussen de rol en de geleidingsbalk.
De uitvinding heeft tot doel de hierboven genoemde nadelen op te heffen.
Hiertoe stelt de uitvinding bij een vrijdragende poort van het in de aanhef genoemde type voor, dat het stel aandrijfrollen op een steunplaat is aangebracht en dat de steunplaat voorzien is van drukorganen om de aandrijfrollen in blijvend kontakt te houden met de bovenste flens van de onderste geleidingsbalk.
Bij voorkeur bestaan de drukorganen uit tussen de steunplaat en een bodemplaat aangebrachte drukveren.
De uitvinding zal nader worden toegelicht in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening. In de tekening tonen :
<Desc/Clms Page number 4>
Figuur 1, in vooraanzicht, een vrijdragende schuifpoort volgens de uitvinding ;
Figuur 2, in vooraanzicht, een deel van de vrijdragende schuifpoort volgens de uitvinding, waarbij twee stellen geleidings- wielen en een stel aandrijfrollen met aandrijfmotor in de onderste U-vormige geleidingsbalk van de poort zijn opge- nomen ;
Figuur 3, in dwarsdoorsnede volgens de lijn III - III' in figuur 2, de
U-vormige geleidingsbalk met een stel geleidingswielen met daarbijbehorende vertikale steun en horizontale bodemplaat ; Figuur 4, in dwarsdoorsnede volgens de lijn IV - IV' in figuur 2, de
U-vormige geleidingsbalk met een stel aandrijfrollen met steunplaat met daarop aanwezige drukveren ;
Figuur 5, in vooraanzicht, in detail, één stel geleidingswielen, de aandrijfrollen met aandrijfmotor en de daarbijbehorende steunplaat met drukveren.
Figuur 1 toont in vooraanzicht de vrijdragende schuifpoort 1 volgens de uitvinding. De schuifpoort 1 bestaat uit een kader 2 met daarin op regelmatige afstanden van elkaar aangebrachte spijlen 3 en de nodige aandrijf- en geleidingswielen 4. Het kader 2 omvat tenminste een bovenste 5 en onderste geleidingsbalk 6 en twee rechtopstaande stijlen 7. De onderste geleidingsbalk 6 vertoont een nagenoeg U-vormige dwarsdoorsnede of m.a.w. de onderste geleidingsbalk 6 is aan de benedenzijde daarvan voorzien van een langsgleuf 8. In de hiernavolgende figuren worden dezelfde verwijzingscijfers als in figuur 1 gebruikt om dezelfde onderdelen van de poort 1 aan te duiden.
<Desc/Clms Page number 5>
Figuur 2 toont meer in detail de twee op een afstand van elkaar aangebrachte stellen geleidingswielen 4 en een daarvan gescheiden stel aandrijfrollen 9 met daarbijbehorende aandrijfmotor 10. De twee stellen geleidingswielen 4 in de onderste geleidingsbalk 6, alsmede met de bovenste geleidingsbalk 5 samenwerkende steunwielen zorgen aldus voor de steunfunctie van de vrijdragende poort 1 ; terwijl het stel aandrijfrollen 9 met de daarbijbehorende motor 10 voor de aandrijffunctie van de poort 1 zorgen. De aandrijffunctie en de steun- functie van de schuifpoort 1 volgens de uitvinding zijn van elkaar gescheiden.
Figuur 3 toont in dwarsdoorsnede volgens de lijn 111 - III' in figuur 2 een stel geleidingswielen 4 in de onderste geleidingsbalk 6 met langsgleuf 8. Elk stel geleidingswielen 4 bestaat uit twee op een afstand van elkaar aangebrachte wielen 4, die aan weerszijden van de langsgleuf 8 tussen de bovenste en de onderste flens van de geleidingsbalk 6 zijn aangebracht. Het stel geleidingswielen 4 is op een vertikale steun 11gemonteerd, die op een horizontale bodemplaat 12 steunt.
Figuur 4 toont in dwarsdoorsnede volgens de lijn IV - IV' in figuur 2 het stel aandrijfrollen 9 met de daarbijbehorende aandrijfmotor 10.
Het stel aandrijfrollen 9 bestaat uit twee op een afstand van elkaar aangebrachte rollen 9, die aan weerszijden van de langsgleuf 8 tegen de bovenste flens van de geleidingsbalk 6 zijn aangebracht. Het stel aandrijfrollen 9 en de daarbijbehorende aandrijfmotor 10 zijn op een vertikale steun 13 gemonteerd, die op een horizontale steunplaat 14 steunt. Tussen de as van de aandrijfrollen 9 en de as van aandrijfmotor 10 is bij voorkeur een reductor aanwezig.
<Desc/Clms Page number 6>
Volgens de uitvinding zijn er tussen de horizontale steunplaat 14 en een daarbijbehorende bodemplaat 15 een viertal drukveren 16 onder spanning aangebracht, die er aldus voor zorgen, dat de aandrijfrollen
9 stevig worden aangedrukt tegen de bovenste flens van de onderste geleidingsbalk 6. Het is ook mogelijk om de tussen de steunplaat 14 en de daarbijbehorende bodemplaat 15 onder druk staande veren 16 te vervangen door een rubberen of kunststofblok met de nodige verende eigenschappen. De onder spanning staande rubberen of kunststofblok vormt dan de drukorganen 16 om de aandrijfrollen 9 in blijvend kontakt te houden met de bovenste flens van de geleidingsbalk 6. Door de aanwezigheid van de drukorganen 16 tussen de steunplaat 14 en de daarbij behorende bodemplaat 15 is de grijpfunctie van de aandrijfrollen 9 op de bovenste flens van de geleidingsbalk 6 verzekerd.
Dit is het geval bij iedere stand van de poort.
Figuur 5 toont in vooraanzicht in detail hoe de bodemplaat 15 van de aandrijfrollen 9 met de bodemplaat 12 van het dichtst daarbij gelegen stel geleidingswielen 14 kan worden verbonden. De verlengde bodemplaat 15 en de bodemplaat 12 zijn stevig met de bodem verbonden.
<Desc / Clms Page number 1>
CREATIVE SLIDING GATE
The invention relates to a cantilevered sliding gate comprising a frame, wherein the frame comprises at least an upper and a lower guide bar and the lower guide bar has a substantially U-shaped cross-section, wherein two sets of guide wheels and one set of drive rollers with an associated drive motor the lower guide bar are fitted.
Such a cantilevered sliding gate is practically known from the
German Gbm 8906344.9.
A major advantage of such a sliding gate is that the guide wheels, the drive rollers and the drive motor are fully received in the substantially completely closed, lower guide bar of the gate.
With a sliding gate according to German Gbm 89, 06344.9, it is possible, inter alia, to provide the guide wheels arranged at a distance from each other with a gear wheel fixedly connected thereto and a drive chain cooperating with the two gear wheels to open and close the gate. In this case, the driving function and the supporting or guiding function of the sliding gate coincide with one another, i.e. the drive rollers and the guiding or supporting wheels of the gate coincide with each other.
When the gate is fully opened or closed, the gate will perform a pivotal movement in its own plane about the guide wheels arranged at a distance from each other. This means that in the fully closed state of the gate, the first set of guide wheels is in
<Desc / Clms Page number 2>
is in contact with the upper flange of the guide beam and the second set of guide wheels is in contact with the lower flange of the guide beam; while in the fully open state of the gate, the first set of guide wheels is in contact with the lower flange of the guide beam and the second set of guide wheels is in contact with the upper flange of the guide beam. It follows that just before, during and just after the pivoting movement of the gate, the contact of the guide wheels with the flanges of the lower guide beam is minimal or virtually zero.
Now, if the drive function and the support function of the cantilevered sliding gate coincide with each other, this can cause serious difficulties in certain positions of the gate to move the gate again from a stationary position since the contact of the guide wheels or drive rollers with the flanges of the guide beam, as explained above, may then be insufficient to be able to exert the necessary frictional force or gripping function of the drive rollers on the flanges.
According to German Gbm 89, 06344.9, it is also possible to separate the drive function and the support function with a cantilevered sliding gate. For example, it is known to place a separate drive with the aid of a friction wheel between the guide wheels arranged at a distance from each other, the friction wheel or the drive roller then cooperating with a flange of the lower guide bar.
However, it has now been established that the surface of the drive roller used herein is very much subject to wear and that the shaft of the drive roller used here is subjected to high forces
<Desc / Clms Page number 3>
throws. As a result of the wear of the surface of the drive roller occurring thereby, the drive roller loses the necessary frictional force or gripping function with the lower guide bar in order to be able to move the gate from a stationary position.
It is therefore necessary to provide the surface of the drive roller with a highly wear-resistant cover layer, which moreover has a sufficient frictional resistance to obtain a good gripping function between the drive roller and the flanges of the guide beam. This requires an additional and expensive operation for the production of the drive rollers. But even then, the reliability of such specially treated drive rollers is insufficient, since a slight wear of a roll already gives rise to a loss of the necessary gripping function between the roll and the guide bar.
The invention has for its object to eliminate the abovementioned disadvantages.
To this end, the invention proposes with a cantilevered gate of the type mentioned in the preamble that the set of driving rollers is mounted on a supporting plate and that the supporting plate is provided with pressure members to keep the driving rollers in permanent contact with the upper flange of the lower guide beam .
The pressure members preferably consist of compression springs arranged between the support plate and a bottom plate.
The invention will be further elucidated in the following description with reference to the accompanying drawing. Show in the drawing:
<Desc / Clms Page number 4>
Figure 1 shows, in front view, a cantilevered sliding gate according to the invention;
Figure 2 shows, in front view, a part of the cantilevered sliding gate according to the invention, wherein two sets of guide wheels and a set of drive rollers with drive motor are accommodated in the lower U-shaped guide bar of the gate;
Figure 3, in cross section along the line III - III 'in Figure 2, the
U-shaped guide beam with a set of guide wheels with associated vertical support and horizontal base plate; Figure 4, in cross section along the line IV - IV 'in Figure 2, the
U-shaped guide beam with a pair of drive rollers with support plate with compression springs present thereon;
Figure 5 shows, in front view, in detail, one set of guide wheels, the drive rollers with drive motor and the associated support plate with compression springs.
Figure 1 shows the cantilevered sliding gate 1 according to the invention in front view. The sliding gate 1 consists of a frame 2 with bars 3 arranged at regular distances from each other and the necessary drive and guide wheels 4. The frame 2 comprises at least one upper 5 and lower guide beam 6 and two upright posts 7. The lower guide beam 6 has a substantially U-shaped cross-section or in other words the lower guide beam 6 is provided with a longitudinal slot 8 on its lower side. In the following figures the same reference numerals as in figure 1 are used to indicate the same parts of the gate 1.
<Desc / Clms Page number 5>
Figure 2 shows in more detail the two sets of guide wheels 4 arranged at a distance from each other and a set of drive rollers 9 separated therefrom with associated drive motor 10. The two sets of guide wheels 4 in the lower guide beam 6, as well as supporting wheels cooperating with the upper guide beam 5, thus provide for the support function of the cantilevered gate 1; while the set of driving rollers 9 with the associated motor 10 provide the driving function of the gate 1. The drive function and the support function of the sliding gate 1 according to the invention are separated from each other.
Figure 3 shows in cross-section along the line III-III 'in Figure 2 a set of guide wheels 4 in the lower guide bar 6 with longitudinal slot 8. Each set of guide wheels 4 consists of two wheels 4 arranged at a distance from each other, which wheels are arranged on either side of the longitudinal slot 8 are arranged between the upper and lower flanges of the guide beam 6. The set of guide wheels 4 is mounted on a vertical support 11, which is supported on a horizontal base plate 12.
Figure 4 shows in cross section along the line IV - IV 'in Figure 2 the set of drive rollers 9 with the associated drive motor 10.
The set of driving rollers 9 consists of two spaced apart rollers 9, which are arranged on either side of the longitudinal slot 8 against the upper flange of the guide beam 6. The set of drive rollers 9 and the associated drive motor 10 are mounted on a vertical support 13, which is supported on a horizontal support plate 14. A gear unit is preferably present between the axis of the drive rollers 9 and the axis of the drive motor 10.
<Desc / Clms Page number 6>
According to the invention, between the horizontal supporting plate 14 and a corresponding bottom plate 15, four compression springs 16 are arranged under tension, which thus ensure that the drive rollers
9 are firmly pressed against the upper flange of the lower guide beam 6. It is also possible to replace the springs 16 under pressure between the supporting plate 14 and the associated base plate 15 with a rubber or plastic block with the necessary resilient properties. The rubber or plastic block under tension then forms the pressure members 16 to keep the drive rollers 9 in permanent contact with the upper flange of the guide beam 6. Due to the presence of the pressure members 16 between the support plate 14 and the associated bottom plate 15, the gripping function is of the drive rollers 9 on the upper flange of the guide beam 6.
This is the case with every position of the gate.
Figure 5 shows in detail in front view how the bottom plate 15 of the drive rollers 9 can be connected to the bottom plate 12 of the closest set of guide wheels 14. The extended bottom plate 15 and the bottom plate 12 are firmly connected to the bottom.