BE1011028A3

BE1011028A3 - Inrichting voor het reinigen van voederpannen voor dieren, meer speciaal kippen.

Info

Publication number: BE1011028A3
Application number: BE9700189A
Authority: BE
Original assignee: Ruyck Marina De
Priority date: 1997-03-04
Filing date: 1997-03-04
Publication date: 1999-04-06

Abstract

Inrichting voor het reinigen van voederpannen voor dieren, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit minstens één borstel (16-17-29-30) die bevestigd is op een aandrijfas (9) en sproeimiddelen (20-21-22-23) die uitgeven in de nabijheid van de voornoemde borstel (16-17-29-30).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het reinigen van voederpannen voor dieren, meer speciaal kippen. De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van voederpannen voor dieren, meer bepaald een inrichting die bedoeld is om zogenaamde voederpannen af te wassen na hun gebruik in bijvoorbeeld kippenkwekerijen. 



  Men weet dat in de bio-industrie op zeer grote schaal kippen worden gekweekt. 



  Kuikens die nog maar net het ei hebben verlaten, worden naar de kwekerij gebracht en gevoed met droog voedsel en vloeistof tot ze voldoende groot zijn voor consumptie. 



  Dit voeden gebeurt met behulp van voederpannen die zijn opgehangen in een plaats waar de kippen verblijven waarbij deze voederpannen, naargelang de kippen groeien, geleidelijk aan omhoog worden gehesen. 



  Wanneer na ongeveer zes weken de kweekcyclus ten einde is en de kippen naar de slachterij worden gebracht, wordt de voornoemde plaats volledig schoongemaakt en gedesinfecteerd. 



  De voederpannen, die bevuild zijn met etensresten, uitwerpselen en dergelijke, worden op dit ogenblik verwijderd en manueel   een   voor een grondig gereinigd. 



  Aangezien het aantal te reinigen voederpannen meestal zeer groot is, vergt deze handeling erg veel tijd. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Inderdaad, bijvoorbeeld in het geval van een grote kippenkwekerij waar ongeveer alle zes weken een 25. 000 kippen worden grootgebracht, zullen ongeveer alle zes weken ook de voornoemde voederpannen moeten gereinigd worden, waarvan het aantal in dat geval vlug 800 ä 1000 stuks bedraagt, wat inhoudt dat één persoon hier minstens een volledige dag mee bezig is. 



  De huidige uitvinding heeft als doel dit probleem te verhelpen en een inrichting te bieden waarmee het reinigen van de voederpannen gedeeltelijk wordt geautomatiseerd zodat zeer veel tijd gewonnen wordt. 



  Door middel van deze inrichting zal het reinigen van eenzelfde hoeveelheid voederpannen inderdaad kunnen teruggebracht worden tot enkele uren. 



  Hiertoe bestaat de inrichting voor het reinigen van voederpannen voor dieren hoofdzakelijk uit minstens   één   borstel die bevestigd is op een aandrijfas en sproeimiddelen die uitgeven in de nabijheid van de voornoemde borstel. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting volgens de uitvinding met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een zijaanzicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 een zicht weergeeft volgens de pijl F2 in   figuur l ;    

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F3 is aangeduid ; figuren 4 en 5 doorsneden weergeven volgens de lijnen
IV-IV en V-V in figuur   3 ;   figuren 6 en 7 op kleinere schaal zichten weergeven gelijkaardig aan dit van figuur 3 maar voor uitvoeringsvarianten. 



  De inrichting volgens de uitvinding bestaat hoofdzakelijk uit een omhulsel 1 die bij voorkeur voorzien is van wielen 2 en waarop aan   één   van haar zijden bovenaan een beschermkap 3 is bevestigd. 



  In het omhulsel 1 zijn aandrijfmiddelen voorzien, zoals een elektrische motor 4 waarvan de uitgaande as 5 voorzien is van een riemschijf 6 die, via een riem 7, verbonden is met een grotere riemschijf 8. 



  Deze laatste is bevestigd op een as 9 die met zijn uiteinde tot buiten het omhulsel   1,   en tot onder de voornoemde beschermkap 3, reikt. 



  Op dit uiteinde is, bijvoorbeeld door middel van een bout 10, een flens 11 bevestigd die, in deze uitvoeringsvorm, voorzien is van vier schroefdraadgaten 12. 



  De schroefdraadgaten 12 stemmen overeen met evenveel gaten 13 in een schijf 14 die, door middel van bouten 15 die kunnen samenwerken met de voornoemde schroefdraadgaten 12 doorheen de gaten 13, op de flens 11 kan bevestigd worden. 



  Op deze schijf 14 zijn, in de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 5, enerzijds een centrale cilindrische borstel 16 en anderzijds zes rechthoekige borstels 17 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 bevestigd, waarbij deze borstels 17 radiaal rond de cilindrische borstel 16 zijn gesitueerd. 



  De borstels 16 en 17 zijn voorzien van relatief zachte haren en zijn bemeten en voorzien ten opzichte van de afmetingen en vormen van een voederpan 18. 



  Tussen twee opeenvolgende borstels 17 vertoont de schijf 14 telkens een rij openingen 19, waarbij achter deze openingen 19 sproeiers 20-21-22-23 zijn opgesteld. 



  In het voornoemde omhulsel 1 is bovendien een pomp 24 voorzien die enerzijds, is aangesloten op het leidingwaternet en die, anderzijds, aansluit op een leiding 25 waarop in de nabijheid van de beschermkap 3, de sproeiers 20 tot 23 zijn aangebracht. 



  De werking van de inrichting, zoals hiervoor beschreven, is zeer eenvoudig en als volgt. 



  Bij het bekrachtigen van de motor 4 zal de as 9 en samen hiermee de schijf 14 met de borstels 16-17 aangedreven worden. Wanneer ook de pomp 24 wordt ingeschakeld, zal water onder druk via de leiding 25 en via de sproeiers 20 tot 23 op de schijf 14 en doorheen de openingen 19 gespoten worden. 



  Vervolgens kan een te reinigen voederpan 18 zowel met haar overwegend holle zijde, zoals weergegeven in de figuren 1 en 3, als met haar overwegend bolle zijde tegen de borstels 16-17 gebracht worden die op dat ogenblik ronddraaien in deze voederpan 18 en de etensresten, uitwerpselen en dergelijke verwijderen, waarbij de beschermkap 3 het rondspatten van water verhindert. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  Door de samenwerking van het water dat door de openingen 19 spuit met de draaiende borstels 16-17 wordt de voederpan 18 grondig gereinigd, waarbij eventueel nog een reinigingsmiddel, zoals een detergent, en/of een ontsmettingsmiddel of dergelijke kan toegevoegd worden. 



  De borstels 17 zijn min of meer complementair aan de vorm van de holte 26 van de overwegend holle zijde van de voederpan 18, terwijl de borstel 16 min of meer complementair van vorm is aan de holte 27 van de overwegend bolle zijde van de voederpan 18. 



  Opgemerkt wordt dat, door de zachtheid van de borstelharen, de bediener van de inrichting geen hinder of pijn ondervindt bij het in contact komen met deze haren. 



  In figuur 6 is een schijf 14 weergegeven die dwarse steunen 28 vertoont voor het bevestigen van naar het middelpunt van de schijf 14 gerichte borstels 29   één   en ander zodanig dat met behulp van deze borstels 29 de zijwanden van de voederpan 18 gemakkelijker kunnen worden bereikt door de borstelharen. 



  In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 7 wordt slechts gebruik gemaakt van   één   grote borstel 30 die het volledige vlak van de schijf 14 beslaat. 



  Het is duidelijk dat allerlei andere vormen en opstellingen van de borstels mogelijk zijn wat onder meer zal afhangen van de vorm van de voederpannen. 



  Op deze wijze bekomt men een inrichting voor het reinigen van voederpannen voor dieren waarmee verkregen wordt dat 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 het reinigen van voederpannen op een eenvoudige en vlugge wijze kan geschieden. 



  Het is duidelijk dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringen, doch dat een inrichting voor het reinigen van voederpannen in allerlei vormen en afmetingen kan worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies.

1. - Inrichting voor het reinigen van voederpannen voor dieren, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit minstens één borstel (16-17-29-30) die bevestigd is op een aandrijfas (9) en sproeimiddelen (20-21-22-23) die uitgeven in de nabijheid van de voornoemde borstel (16-17-29-30).

2.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de borstel (30) cilindrisch is.

3.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat rond een centrale cilindrische borstel (16) een aantal rechthoekige borstels (17) bevestigd zijn, waarbij deze borstels (17) radiaal rond de cilindrische borstel (16) zijn gesitueerd.

4.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de borstels (16-17-29-30) bevestigd zijn op een schijf (14).

5.-Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de schijf (14) voorzien is van steunen (28) waarop naar het middelpunt van de schijf (14) gerichte borstels (29) zijn bevestigd.

6.-Inrichting volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat in de schijf (14) openingen (19) zijn aangebracht. <Desc/Clms Page number 8>

7.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde sproeimiddelen (20-21-22-23) uitgeven tegenover de openingen (19) in de schijf (14).

8. - Inrichting volgens een van de conclusies 4 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de schijf (14) afneembaar op een flens (11) bevestigd is via welke flens (11) de schijf (14) is vastgemaakt op de as (9).

9.-Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de as (9) wordt aangedreven via een riemoverbrenging (6-7-8) door middel van een motor (4).

10.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de sproeimiddelen gevormd worden door sproeiers (20-21-22-23) die aangesloten zijn op een leiding (25) die zelf verbonden is met het leidingwaternet.

11. - Inrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat in de leiding (25) een pomp (24) is aangebracht.

12.-Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het geheel in een omhulsel (1) op wielen (2) wordt aangebracht dat voorzien is van een beschermkap (3) die de borstels (16-17-29-30) omgeeft.