<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
"Inklemstuk voor de bevestiging van een steel van een gereedschap". gereedschap".
De huidige uitvinding heeft betrekking op bevestigingsmiddelen, waarmee aan een handgereedschap, zoals een borstel, een hark, enz.., een steel wordt bevestigd, en die toelaten om op een zeer gemakkelijke wijze, - zonder dat men over speciale vaardigheden moet beschikken, of zonder dat men bijkomende gereedschappen moet gebruiken, - een steel aan een handgereedschap te bevestigen, waarmee deze even gemakkelijk terug kan losgemaakt worden, bijvoorbeeld om aan een ander handgereedschap te bevestigen.
Dergelijke bevestigingsmiddelen zijn gekend, onder de vorm van een enkelvoudige verbinding van de steel en het handgereedschap door middel van algemeen gebruikte verbindingsvoorzieningen, zoals een schroefdraadverbinding, waarbij de steel op zijn uiteinde van uitwendige schroefdaad voorzien is, en kan vastgedraaad worden in een van inwendige schroefdraad voorziene cylindrische uitsparing in het handgereedschap. Dergelijke enkelvoudige bevestigingsmiddelen hebben het nadeel dat ze een weinig betrouwbare bevestiging verwezenlijken. Bij beschadiging of slijtage van de schroefdraad bijvoorbeeld komt de bevestiging gemakkelijk los of gaat het gereedschap tijdens het gebruik beginnen draaien ten opzichte van de steel.
Evengoed bij het stoten tijdens het gebruik tegen allerhande voorwerpen zoals plinten, meubels, stoelen, enz... kan het gebeuren dat de steel loskomt op het gereedschap.
De huidige uitvinding heeft meer in het bij zonder betrekking op bevestigingsmiddelen die een kombinatie van twee bevestigingen realiseren, enerzijds een gewone bevestiging van de steel in het handgereedschap, door een schroefdraadbevestiging als hoger beschreven of door het
<Desc/Clms Page number 2>
vastklemmen van de steel in een uitsparing in het handgereedschap of door enige andere gemakkelijk te realiseren en los te maken bevestiging van de steel in of tegen het handgereedschap, en anderzijds uit een inklemmingsbevestiging door middel van een uit elastisch materiaal bestaand klemstuk dat rond de steel zit en door middel van een inwendig conische schroefdop, die eveneens rond de steel zittend op de schroefdraad van een onderdeel dat vast met het gereedschap verbonden is, kan geschroefd worden,
waarbij het klemstuk binnen de conische wanden van die schroefdop komt te zitten, en door het vastdraaien van die schroefdop geleidelijk meer en meer door de conische wanden naar de steel wordt gedrukt, en uiteindelijk vast rond de steel gaat spannen.
Dergelijke bevestigingsmiddelen zijn gekend uit de beschrijving die ingediend werd voor de Belgische Octrooiaanvraag nr. 902. 803. In dit document worden bevestigingsmiddelen beschreven die in hoofdzaak bestaan uit een hol cylindervormig gedeelte met schroefdraad op de buitenkant van de mantel, dat een geheel vormt met het handgereedschap, en waarin het steeluiteinde kan geschoven worden, verder nog uit een elastisch vervormbaar klemstuk met de vorm van een cylindermantel, met insnijdingen in die cylindermantel die zieh volgens de aslijn uitstrekken, en tenslotte uit een cylindervormige schroefdop met conische boring die over de steel geschoven kan vastgedraaid worden met zijn inwendige schroefdraad op de uitwendige schroefdraad van het hol cylindervormig gedeelte op het handgereedschap passend,
waarbij het klemstuk vast komt te zitten tussen de steel en de binnenwand van de conische boring, en steeds vaster ertegenaan wordt gedrukt, naarmate men de schroefdop meer en meer vastschroeft, als gevolg van de coniciteit van de wand, die tegen het klemstuk drukt.
Een andere gekende uitvoeringsvorm van dergelijke bevestigingsmiddelen onderscheidt zich van de voorgaande
<Desc/Clms Page number 3>
doordat in het hol cylindrisch gedeelte van het handgereedschap schroefdraad voorzien is, alsook op het steeluiteinde, zodat een eerste verbinding van steel en gereedschap door een schroefdraadverbinding gebeurt.
Verder is in deze uitvoeringsvorm het elastisch vervormbaar klemstuk uitgevoerd als een geheel vormend met het voornoemde hol cylindrisch gedeelte langsboven vertikaal erop staand, waarbij de wanden ervan in het verlengde van de wanden van het cylindrisch gedeelte gelegen zijn, en gevormd door cylindrisch opgestelde, strippen die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en met een onderlinge tussenafstand onderaan verbonden zijn tot een geheel, waarbij elke strip in radiale richting kan geplooid worden.
Verder is eveneens een schroefdop met conische boring voorzien die op de steel geschoven op de uitwendige schroefdraad van het cylindrisch hol gedeelte kan geschroefd worden, en zodoende het klemstuk tegen de steel drukt.
Een nadeel van de hoger beschreven bevestigingsmiddelen ligt in de vorm van het klemstuk.
Deze klemstukken bestaan in beide gevallen uit langs éénzelfde kant met elkaar verbonden strippen uit elastisch materiaal, in een cylindrische opstelling axiaal naast elkaar met onderlinge tussenruimtes. Bij het inklemmen worden de strippen radiaal naar elkaar toegedrukt tegen de steel waarbij die indrukking langs de kant waar die strippen niet verbonden zijn gebeurt en niet of weinig langs de andere zijde, ter hoogte van de verbinding van die strippen. Daardoor gebeurt de inklemming van de steel op die plaatsen minder goed.
Bij gebruik van een steel waarvan de diameter kleiner is dan de diameter van het klemstuk, worden de strippen slechts ter hoogte van hun vrij uiteinde tegen de steel gedrukt, terwijl naarmate men meer ter hoogte van de verbinding van de strippen komt, de steel met meer speling in het klemstuk zit, en niet of zeer
<Desc/Clms Page number 4>
gebrekkig ingeklemd wordt, temeer daar het klemvlak minimaal is en zeer snel door stoten met het gereedschap ingevreten wordt en een inkeping vormt op de steel die daardoor loskomt.
Bijgevolg zijn deze klemstukken, enkel ten volle effektief bij gebruik van stelen met een bepaalde diameter, die overeenkomt met hun binnendiameter. Bij gebruik van stelen met een kleinere diameter gebeurt de inklemming slechts plaatselijk ter hoogte van de vrije uiteinden van de strippen, terwijl de delen ervan die met speling rond de steel zitten niet radiaal toegedrukt worden maar een grillige vervorming ondergaan die het klemstuk slechts hier en daar tegen de steel aandrukken. Het gebruik van stelen met een grotere diameter is niet mogelijk.
Een ander nadeel van de vorm van de klemstukken van de hoger beschreven bevestigingsmiddelen, bestaat eruit dat de elastisch vervormbare strippen gemakkelijk afbreken, aangezien ze slechts aan een korte zijde met het klemstuk zijn verbonden.
Het doel van de uitvinding is te voorzien in een beter klemstuk voor de inkleming van een steel bij de verbinding met een handgereedschap door middel van bevestigingsmiddelen die met een schroefdop met conische boring uitgerust zijn, waarbij bij het vastdraaien van die schroefdop het bedoelde klemstuk elastisch vervormd wordt om door de conische binnenwand van die schroefdop tegen de steel gedrukt, deze steel vast te klemmen. Het doel van de uitvinding is meer in het bijzonder om te voorzien in een dergelijk klemstuk dat bij meerdere steeldiameters een ten volle effectieve inklemming realiseert, en dat minder breekbaar is.
Het voorwerp van de uitvinding is een klemstuk voor de inklemming van een steel van een handgereedschap, bij bevestiging van die steel met behulp van middelen die naast een gewone verbinding van de steel in het
<Desc/Clms Page number 5>
gereedschap, zoals door een schroefdraadverbinding, een tweede inklemmingsverbinding realiseren doordat een cylindrisch gevormd inklemstuk dat elastisch vervormbare delen heeft, rond die steel zit, en door een schroefdop met conische binnenwanden, door die conische binnenwanden, bij het vastschroeven van die schroefdop, met de elastische delen rondom tegen die steel wordt aangedrukt.
Het voorwerp van de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het bestaat uit een cylindermantel-of uit een door zijn coniciteit daarvan afwijkende vorm-waarin beurtelings vanaf de ene cirkelvormige rand en vanaf de andere cirkelvormige rand insnijdingen voozien zijn met een kleine breedte, en een zodanige lengte dat ze niet tot aan de tegenoverliggende rand doorkomen, zodat een aantal naast elkaar op het manteloppervlak gelegen zich axiaal uitstrekkende platte strippen worden gevormd, waarbij elke strip aan zijn ene korte zijde verbonden is met de strip die aan de ene kant ernaast ligt, en aan zijn ander korte zijde verbonden is met de strip die aan de ander kant ernaast ligt.
Een voordeel van de uitvinding is dat van elke twee opeenvolgende strippen van het klemstuk er een ter hoogte van zijn ene en de andere ter hoogte van zijn andere korte zijde kan verplaatst worden in axiale richting, zodat de door de strippen gevormde mantel over zijn ganse hoogte kan veranderen van diameter-zowel verkleinen als vergroten-zodat de inklemming van een steel steeds over de volle hoogte van het klemstuk gebeurt, voor verschillende mogelijke waarden van de steel diameter, zowel groter als kleiner dan de diameter van het klemstuk in onvervormde toestand.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen volgen uit de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van een mogelijke voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inklemstuk volgens de uitvinding
<Desc/Clms Page number 6>
en van de voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de ermee samenwerkende bevestigingsmiddelen, zonder dat de uitvinding hierdoor wordt beperkt tot deze mogelijke uitvoeringsvorm. Deze beschrijving wordt geïllustreerd aan de hand van de hierbijgevoegde figuren, waarbij
Figuur 1 een langsdoorsnede weergeeft van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van drie volgens de richting van de steel uiteengehaalde bevestigingsmiddelen die met elkaar samenwerken om een steel aan een handgereedschap te bevestigen, en waarvan het klemstuk volgens de uitvinding in z'n voorkeurdragende uitvoeringsvorm deel uitmaakt.
Figuur 2 een langsdoorsnede weergeeft van de samengevoegde bevestigingsmiddlen uit figuur 1, waarbij het klemstuk volgens de uitvinding niet doorgesneden werd.
Figuur 3 een perspektief voorstelling weergeeft van het klemstuk volgens de uitvinding in zijn voorkeurdragende uitvoeringsvorm.
Een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een stel bevestigingsmiddelen, waaronder een klemstuk volgens de uitvinding, met het doel een steel (1) met een handgereedschap (2) te verbinden, bestaat uit een eerste stuk (3) dat cylindrisch is en waarin vanaf de bovenkant centraal een axiaal gerichte cylindrische boring (3') voorzien is die zich over een groot gedeelte van de hoogte van het stuk (3) uitstrekt, maar langs onder afgesloten blijft. Deze cylindrische boring (3') is licht conischnaar onder toe versmallend-uitgevoerd, en al dan niet voorzien van schroefdraad (3"). De zijwand van het stuk (3) gaat op een bepaalde hoogte over naar een andere buitendiameter, zodat een bovenste gedeelte van het stuk (3) een grotere buitendiameter krijgt dan het onderste gedeelte van het stuk (3).
Dit bovenste gedeelte met grotere diameter is op de buitenwand voorzien van schroefdraad (3"') over de volledige hoogte van dat
<Desc/Clms Page number 7>
gedeelte.
Het onderste gedeelte met kleinere diameter wordt in een cylindrische boring (2') in het lichaam van het handgereedschap (2) vastgemaakt zodat het een geheel vormt ermee door het te lijmen of door andere verbindingsmiddelen. Met het doel een bijkomende verzekering van deze verbinding te bekomen, is het onderste gedeelte van stuk (3) voorzien van weerhaakjes.
De steel (1) is al of niet voorzien van uitwendige schroefdraad (1') op zijn uiteinde, zodat deze in de boring (3') van stuk (3) kan vastgeschroefd worden, waarbij de schroefdraad (1') past in de schroefdraad (3"). Het is echter niet nodig dat de steel is uitgerust met schroefdraad, de steel kan evengoed zonder draadstuk ingebracht worden.
Het stel bevestigingsmiddelen bestaat verder uit een klemstuk (4), volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding, dat bestaat uit een elastische en verende grondstof. Het klemstuk (4) volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het de vorm heeft van een cylindermantel-met open bovenzijde en onderzijde - (zie fig. 3) die eventueel conisch uitgevoerd is.
De grootste diameter van het klemstuk (4) is groter dan de diameter van de boring (3') in het stuk (3).
In de wand van het klemstuk (4) zijn, gelijkmatig over de volledige omtrek verdeeld, in axiale richting, acht of meer uitsparingen (4') voorzien. Deze uitsparingen (4') lopen vanaf een van de cirkelvormige randen-deze rand onderbrekend-tot dicht bij de andere cirkelvormige rand van het klemstuk (4). Vier of meer van deze uitsparingen (4') vertrekken vanaf de ene rand, de andere vier of meer vertrekken vanaf de andere rand, waarbij elke uitsparing die vanaf een bepaalde rand van het klemstuk (4) loopt geflankeerd wordt door twee uitsparingen die vanaf de andere rand van het klemstuk (4) lopen.
Anders gezegd, als
<Desc/Clms Page number 8>
men de volledige omtrek van de wand van het klemstuk (4) overloopt, ziet men uitsparingen (4') die achtereenvolgens van de ene, en van de andere rand vertrekken, deze randen onderbreken. Deze uitsparingen (4') hebben allemaal dezelfde vorm met een breedte die bepaald wordt door de volgens de langsrichting van het stuk (3) gelegen rechte zijden die vanaf hun open zijde-in de rand waar ze vertrekken-licht uiteenlopen tot aan hun eindigende zijde - dicht bij de andere rand. Deze eindigende zijde loopt evenwijdig met de cirkelvormige randen van het klemstuk (4).
Tenslotte bestaat het stel bevestigingsmiddelen nog uit een holle schroefdop (5) met een open bovenzijde en onderzijde. Het onderste deel van deze schroefdop (5) heeft een cylindrische wand en is inwendig voorzien van schroefdraad (5'), waarbij de binnendiameter zodanig is dat de schroefdraad (5) op het stuk (3) kan vastgeschroefd worden, waarbij uiteraard ook de schroefdraden (3"') en (5') op elkaar passen. Aansluitend op de cylindrische wand van de schroefdop (5) is een conische wand voorzien die versmalt vanaf de cylindrische wand, en eindigt met een wand die terug cylindrisch is over een kleine hoogte. De kleinste binnendiameter van de schroefdop (5) - de diameter van het laatstgenoemde cylindrische gedeelte-is daarbij groter dan de diameter van het uiteinde van de steel (1), opdat deze doorheen de schroefdop (5) zou kunnen zitten.
Bij de bevestiging van de steel (1) met het handgereedschap (2) wordt de steel (1) in de eerste plaats met zijn uiteinde in de boring (3') van het stuk (3) geschroefd, waarbij een eerste verbinding bekomen wordt tussen de steel (1) en het handgereedschap, aangezien het stuk (3) een vast geheel vormt met het handgereedschap (2).
Vervolgens wordt het klemstuk (4) op de steel geschoven, zodat het met zijn rand, met grootste diameter op de bovenrand van het stuk (3) staat. Tenslotte wordt
<Desc/Clms Page number 9>
de schroefdop (5) op de steel (1) geschoven en op het stuk (3) vastgeschroefd. Daarbij komt het klemstuk (4) eerst binnen de onderste cylindrische wanden van de schroefdop (5) te zitten, en, naarmate men die schroefdop (5) verder op het stuk (3) schroeft, komt het klemstuk (4) binnen de conische wanden van de schroefdop (5) te zitten en wordt steeds verder in radiale richting samengedrukt, tot op het ogenblik dat het klemstuk (4) tegen de steel (1) gedrukt zit door die conische wanden.
Deze inklemming van de steel (1) betekent een tweede bevestiging van de steel (1) ten opzichte van het handgereedschap (2).
De samendrukking van het klemstuk (4) gebeurt niet alleen daar waar de conische wanden van de schroefdop (5) ertegen drukken, maar over zijn volledige hoogte. Deze samendrukking gebeurt namelijk doordat de verschillende, door uitsparingen (4') van elkaar gescheiden axiaal gerichte strippen (4") radiaal naar elkaar toe worden gedrukt. Daarbij komen de twee in axiale richting gelegen zijden van elke uitsparing (4') - gevormd door twee naast elkaar gelegen strippen (4") - dichter bij elkaar ter hoogte van de korte open zijde van elke uitsparing (4').
Aangezien er evenveel uitsparingen (4') voorzien zijn die langs de ene cirkelvormige rand van klemstuk (4) uitmonden, als er uitsparingen (4') voorzien zijn die langs de andere cirkelvormige rand uitmonden, kan de hierboven beschreven samendrukking plaatsvinden ter hoogte van elke rand van het klemstuk (4), zodat de verschillende strippen (4') over hun volledige hoogte radiaal dichter of verder van elkaar kunnen komen te liggen, dan in de niet-vervormde toestand van het klemstuk (4).
Het klemstuk (4) wordt bijgevolg over zijn
EMI9.1
volledige lengte, tegen de steel (1) gedrukt, ongeacht of deze steel (1) een diameter heeft die iets groter of iets kleiner is dan de diameter van het niet-vervormde klemstuk (4). Dit geeft als gevolg dat door het klemstuk (4)
<Desc/Clms Page number 10>
volgens de uitvinding een inklemming van de steel (1) bekomen wordt (in samenwerking met de andere stukken (3) en (5) van het stel bevestigingsmiddelen) die beter is dan de inklemming die met de gekende klemstukken wordt bekomen, en die toelaat dat het stel bevestigingsmiddelen voor stelen (1) met verschillende diameters bruikbaar wordt.
De mate waarin de diamter van de steel (1) mag afwijken van de binnendiameter van het klemstuk (4) in niet-vervormde toestand is afhankelijk van de elasticiteit van het materiaal ervan en van de vorm van het klemstuk (4) zelf, waarbij de breedte van de uitsparingen (4') ter hoogte van de open zijde ervan, bepaalt hoeveel de strippen (4") naar elkaar toe kunnen gedrukt worden om de diameter van het klemstuk (4) te verkleinen.
Het spreekt vanzelf dat andere vormen van het klemstuk (4) mogelijk zijn, om tot een inklemming volgens hetzelfde principe te komen. Zo moeten de uitsparingen (4') niet noodzakelijk rechte zijden hebben of axiaal gericht zijn.
Verder is het eveneens geen noodzaak dat elke uitsparing (4') die uitmondt in de ene cirkelvormige rand van het klemstuk (4) geflankeerd wordt door twee uitsparingen (4') die uitmonden in de andere cirkelvormige rand van het klemstuk (4). Het is voldoende dat er in elke rand minstens een uitsparing uitmondt. Als deze uitparingen (4') op een andere manier in de wand van het klemstuk (4) geplaatst zijn ten opzichte van elkaar, of een andere vorm of aantal hebben, kan dit geen afbreuk doen aan het basisprincipe van het klemstuk volgens de uitvinding.