BE1005398A5 - Ontstoffingsinstallatie voor machines. - Google Patents

Ontstoffingsinstallatie voor machines. Download PDF

Info

Publication number
BE1005398A5
BE1005398A5 BE9100880A BE9100880A BE1005398A5 BE 1005398 A5 BE1005398 A5 BE 1005398A5 BE 9100880 A BE9100880 A BE 9100880A BE 9100880 A BE9100880 A BE 9100880A BE 1005398 A5 BE1005398 A5 BE 1005398A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
machine
air
nozzles
nozzle
opening
Prior art date
Application number
BE9100880A
Other languages
English (en)
Inventor
Johnny Debaes
Hendrik Wulbrecht
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Hendrik Wulbrecht
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv, Hendrik Wulbrecht filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE9100880A priority Critical patent/BE1005398A5/nl
Priority to KR1019920017150A priority patent/KR930005658A/ko
Priority to EP92116141A priority patent/EP0535501A3/de
Priority to JP4251691A priority patent/JPH0866667A/ja
Application granted granted Critical
Publication of BE1005398A5 publication Critical patent/BE1005398A5/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D46/00Filters or filtering processes specially modified for separating dispersed particles from gases or vapours
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03JAUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
    • D03J1/00Auxiliary apparatus combined with or associated with looms
    • D03J1/002Climatic conditioning or removing lint or dust
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B08CLEANING
    • B08BCLEANING IN GENERAL; PREVENTION OF FOULING IN GENERAL
    • B08B5/00Cleaning by methods involving the use of air flow or gas flow

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Auxiliary Weaving Apparatuses, Weavers' Tools, And Shuttles (AREA)
  • Cleaning In General (AREA)
  • Filtering Of Dispersed Particles In Gases (AREA)

Abstract

Een installatie voor het automatisch ontstoffen van een machine, gedurende haar werking, bestaande uit een aanzuiginrichting (1), een filterinrichting (2) en een blaasinrichting (1), terwijl op de blaasinrichting (1) aangesloten blaasmonden (7) zo opgesteld worden, dat de uitgeblazen luchtstrom gericht is op moeilijk toegankelijke en bewegende onderdelen (5) van die machine, die stof genereren, en dat deze luchtstroom de zwevende stofdeeltjes meeneemt en transporteert naar een op de aanzuiginrichting (1) aangesloten aanzuigmond (4), terwijlde aangezogen lucht met stof naar een filterinrichting (2) gevoerd wordt, en de zuivere lucht eventueel via de blaasmonden (7) terug in het werkklimaat wordt geblazen. Een blaasmond (7) met een beperkte toevoeropening, en met een bredere binnenruimte die in de stroomrichting van de lucht eerst een geleidelijk toenemende sectie heeft, gevolgd door een geleidelijk afnemende sectie, om tot een spleetvormig blaasopening (9) te komen, waardoor de gecreëerde luchtstrom gelijkmatig verdeeld over de blaasopening (9), de blaasmond (7) verlaat.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  "Ontstoffingsinstallatie voor machines". 



  ----------------------------------------------- 
De uitvinding heeft betrekking tot een installatie voor het automatisch ontstoffen van een machine, gedurende haar werking, waarmee het stof dat zich zowel op, en in de omgeving van, de machine, als in en/of tussen bepaalde moeilijk te bereiken onderdelen ervan bevindt, kan verwijderd worden, terwijl deze installatie hoofdzakelijk bestaat uit een aspirator die, via aanzuigmonden, lucht met stof en/of ander afval aanzuigt, uit een filterinrichting, waarin het stof en/of ander afval van de aangezogen lucht wordt gescheiden, en uit een blaasinrichting die via blaasmonden een gerichte luchtstroom creëert die stof meeneemt en binnen het aanzuigbereik van minstens   een   aanzuigmond brengt. 



   Een probleem dat aan de basis van deze uitvinding ligt, is het feit dat de opstapeling van stof op een machine, en in of tussen bepaalde onderdelen van deze machine de slechte werking van de machine en/of de minder goede kwaliteit van het vervaardigde produkt als gevolg kan hebben, zodat het noodzakelijk is om de machine regelmatig te stoppen om het stof te verwijderen. Het stilleggen van een machine heeft uiteraard als gevolg dat de productie stilvalt. De herhaaldelijke reinigingsbeurten veroorzaken bijgevolg een sterke daling van het rendement van de machine. 



   Een ander probleem dat aan de basis ligt van deze uitvinding is het feit dat in de omgeving van sommige machines (zoals bijvoorbeeld textielmachines, houtverwerkende machines, e. d.) voortdurend grote hoeveelheden stofdeeltjes rondzweven, met als gevolg dat de mensen die in de omgeving van deze machines werken, en in het bijzonder de mensen die deze machines bedienen, in een onaangenaam werkmilieu moeten werken en vooral nog, dat deze mensen dagelijks grote hoeveelheden stof inademen, wat 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 vroeg of laat hun gezondheid aantast. 



   Aangezien men in de industrie steeds meer belang gaat hechten aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden, dringt zich ook voor dit probleem een oplossing op. 



   Weefmachines behoren tot de machines waar hogergenoemde problemen zich voordoen. In een weefmachine lopen van achter naar voor een groot aantal kettingdraden naast elkaar. Deze kettingdraden worden achteraan van   een   of meerdere bomen afgerold en strekken zich hoofdzakelijk horizontaal naar voor toe uit. 



   Verder is een weefmachine voorzien van een inrichting voor het inbrengen van de inslagdraden, in dwarsrichting ten opzichte van de kettingdraden, nadat tussen deze kettingdraden een gaap werd gevormd.   Voor   elke inslag moeten dus bepaalde kettingdraden in vertikale richting naar boven of naar beneden getrokken worden. Dit gebeurt door middel van zogenaamde schachten. Dit zijn rechthoekige, vertikaal opgestelde raamwerken die voorzien zijn van hevels die zelf voorzien zijn van ogen. Doorheen verschillende van deze ogen worden kettingdraden doorgehaald. Er worden meerdere schachten, achter elkaar opgesteld, zodat de op-of neerwaartse beweging van een schacht het op-of neerwaarts trekken van een bepaalde groep kettingdraden als gevolg heeft. Gedurende het weven bewegen de dicht achter elkaar staande schachten voortdurend op en neer ten opzichte van elkaar.

   Verder is de weefmachine ook voorzien van een riet dat, zich over de volledige breedte van het weefsel uitstrekt en door een voorwaartse en achterwaartse beweging na elke inslag, de pas ingebrachte inslagdraad tot tegen de weefselrand-de vorige   inslagdraad-brengt.   Als gevolg van al deze snel bewegende onderdelen en draden, wordt gedurende het weven een grote hoeveelheid stof opgewekt, dat gedeeltelijk uit vezels bestaat, die van de draden afkomstig zijn. Dit stof 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 zweeft rond in de omgevende lucht en verzamelt zich zowat overal op of in de weefmachine en tussen de verschillende onderdelen ervan. Vooral tussen de schachten komt veel stof terecht, waar het na verloop van tijd gaat verstrengelen tot kluwens die tussen de schachten blijven hangen.

   In een eerste mogelijke situatie hopen deze kluwen zich op en blijven in de schachten steken. De kettingdraden komen uiteindelijk in deze kluwens terecht waardoor ze gaan samenklitten, en tenslotte gaan breken. 



   In een andere mogelijke situatie wordt een kluwen meegenomen door een kettingdraad en komt aldus in de weefzone terecht, waardoor een stoffout in het weefsel ontstaat. 



   Boven de weefmachines, ter hoogte van de schachten, ontstaat een soort schouweffekt, waardoor voortdurend een grote hoeveelheid stof gaat opstijgen boven de weefmachine. Dit stof, samen met het stof dat vanuit de schachten of elders opdwarrelt, veroorzaakt een vervuiling van de lucht in de werkplaats. 



   Het opdwarrelende stof, en vooral het stof dat plotseling van tussen de schachten gaat opdwarrelen in grote eventueel sammengestrengelde hoeveelheden, komt tussen de kettingdraden en inslagdraden terecht, en wordt in het weefsel verweven, waardoor fouten ontstaan in het weefsel. Dit is ontoelaatbaar, zodat de machine regelmatig moet stilgelegd worden om gereinigd te worden, met een productieverlies als gevolg. 



   Verder veroorzaakt het stof dat voortdurend rondzweeft in de lucht een onaangenaam en ongezond werkmilieu. 



   Doordat de vooruitgang van de techniek de ontwikkeling van steeds sneller draaiende weefmachines mogelijk maakt, met bijgevolg steeds sneller bewegende onderdelen en draden, veroorzaak de werking van weefmachines ook steeds meer stof, en moet aan de daaruit 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 voortvloeiende problemen steeds meer aandacht geschonken worden. 



   In het bijzonder voor wat weefmachines betreft, bestaat een eerste gekende reinigingsinstallatie uit een zogenaamde aanzuig-blaas-robot. Het betreft een inrichting hoofdzakelijk bestaande uit een ventilator, die verrijdbaar op een boven verschillende weefmachines bevestigde rail bevestigd is, waarbij de installatie bijvoorbeeld zodanig voorzien is dat het toestel automatisch verrijdend, achtereenvolgens boven alle weefmachines komt die in eenzelfde werkplaats staan. 



   Via een eerste neerhangende arm, voorzien van een horizontaal gerichte blaasmond, die op een zekere hoogte   voor   de weefmachines komt te hangen blaast de ventilator, terwijl hij via een tweede neerhangende arm, voorzien van een aanzuigmond, die langs de grond komt te hangen, lucht en stof aanzuigt. Het stof dat op de machine ligt wordt weggeblazen, dwarrelt op en valt tenslotte neer op de grond, van waar het via de aanzuigmond wordt opgezogen. 



   Een eerste nadeel van deze inrichting ligt in het feit dat de luchtstroom enkel het buitenoppervlak van de machine bereikt, en dus alleen op die plaatsen het stof zal verwijderen. De stofdeeltjes die zich in de schachten van de weefmachine bevinden of in andere onderdelen die niet gemakkelijk bereikbaar zijn zullen met deze inrichting zeker niet verwijderd worden, zodat door deze inrichting maar een oppervlakkige reiniging van de machine gebeurt, tewijl het stof in of tussen de onderdelen, waar zich juist de grootste stofophoping voordoet, niet verwijderd wordt. 



   Verder zal het opvliegende en naar beneden vallende stof niet allemaal op de grond terecht komen, maar op andere plaatsen neerkomen, vanwaar het niet kan opgezogen worden, door de langs de grond hangende aanzuigmond. Bijgevolg zal zieh steeds meer stof 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 opstapelen op voor de luchtstroom onbereikbare plaatsen zoals tussen de schachten van de weefmachine, wat nogmaals de inefficientie van deze inrichting benadrukt. Bijgevolg zal de machine nog steeds regelmatig grondig moeten gereinigd worden, waarvoor de machine dan moet stilgelegd worden. Het probleem van het productieverlies is bijgevolg niet opgelost.

   Ook het probleem met betrekking tot het werkmilieu wordt niet opgelost, aangezien enerzijds het door het blazen opdwarrelende en neervallende stof nog steeds kan ingeademd worden en anderzijds het stof dat niet verwijderd wordt-bijvoorbeeld uit de schachten-nog steeds kan opdwarrelen, en ingeademd worden. 



   Nog een nadeel van deze gekende inrichting ligt in het ongemak die de neerhangende armen teweegbrengen voor de operator van de machine. 



   Een andere gekende ontstoffingsinstallatie voor weefmachines bestaat uit een boven   de kettinggarenwachters   opgestelde afzuigkap in verbinding met een afzuiginstallatie. De opstijgende luchtstroom neemt het opvliegende stof mee. Het nadeel van deze inrichting ligt opnieuw in het feit dat de stofdeeltjes, die in of tussen de schachten zijn terechtgekomen of op andere plaatsen van de weefmachine die onbereikbaar zijn voor de opstijgende luchtstroom, niet worden verwijderd, met als gevolg dat enerzijds het stilleggen van de weefmachine voor grondige reinigingsbeurten nog steeds noodzakelijk is, en dat anderzijds opvliegende stofdeeltjes afkomstig van andere plaatsen (bvb. tussen weefriet   en weeframen)   nog steeds het werkmilieu vervuilen, met een schadelijke invloed op de gezondheid van het personeel als gevolg. 



   Het doel van de uitvinding is een ontstoffingsinstallatie voor een machine te voorzien, waarmee aan de hierboven genoemde nadelen wordt verholpen. 



   Een voorwerp van de uitvinding is een ontstoffingsinstallatie voor een machine, bestaande uit een 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 aanzuiginrichting, voor lucht met stof en/of ander afval, een filterinrichting waar de aangezogen lucht gefilterd wordt, en een blaasinrichting. Op de aanzuiginrichting zijn   een   of meerdere aanzuigmonden aangesloten, en op de blaasinrichting zijn   een   of meerdere blaasmonden aangesloten. 



   Een of meerdere blaasmonden worden tegenover   een   of meerdere aanzuigmonden opgesteld, zodanig dat met de door de blaasmonden uitgeblazen lucht in een open ruimte een luchtstroom gecreëerd wordt die gericht is op moeilijk toegankelijke bewegende onderdelen, die belet dat stofdeeltjes samenkitten, neervallen en zieh vastzetten op die onderdelen, en waardoor deze stofdeeltjes getransporteerd worden naar de aanzuigmonden. 



   Een essentieel kenmerk van de uitvinding bestaat uit het feit dat de luchtstroom in een open ruimte wordt gecreëerd. Daarmee wordt bedoeld dat er tussen blaasmonden en aanzuigmonden geen konstrukties of middelen voorzien zijn die de luchtstroom geheel of gedeeltelijk omsluiten, of op eender welke wijze deze luchtstroom geleiden. 



   Het mengsel van lucht en stofdeeltjes, dat via de aanzuigmond werd verzameld, wordt door een filterinrichting gezuiverd, eventueel geconditioneerd, en terug gebracht in het werkklimaat. 



   De blaasmonden en aanzuigmonden kunnen elk op een afzonderlijke inrichting - aanzuiginrichting respectievelijk blaasinrichting-aangesloten zijn en afzonderlijk van elkaar bediend worden van lucht. 



   In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de aangezogen lucht met meegenomen stof en/of ander afval, gefilterd in een filterinrichting, eventueel geconditioneerd, en wordt vervolgens de gefilterde lucht direkt naar de blaasmonden toegevoerd voor hergebruik. 



   In de ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding wordt een gekende filterinrichting gebruikt. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  Zo kan bijvoorbeeld een filterinrichting gebruikt worden waarvan de werking berust op het principe van de filter die in het Belgisch octrooi nr. 08901086 beschreven werd. 



   Een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is een ontstoffingsinstallatie voor een machine, die bestaat uit een aspirator, waarmee via   een   of meerdere aanzuigmonden lucht met stof en/of ander afval kan opgezogen worden, waarbij een, al dan niet in deze inrichting ingebouwde filterinrichting de aangezogen lucht kan filteren, zodat enerzijds het stof en/of ander afval in een daarvoor voorziene opvangbak terechtkomt, en anderzijds de zuivere lucht terug uitgeblazen wordt, via   een   of meerdere blaasmonden die een luchtstroom creëren die de zwevende stofdeeltjes meeneemt en afvoert naar   een   of meerdere aanzuigmmonden. 



   De ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding bestaat uit   een   of meerdere aanzuigmonden die aangesloten zijn op het aanzuigende gedeelte van de aspirator en   een   of meerdere blaasmonden die aangesloten zijn op de het blazend gedeelte van de aspirator. 



   Om een luchtstroom in de vorm van een luchtgordijn te creëren dienen we over de totale breedte van de moeilijk toegankelijke en bewegende machineonderdelen (bvb. over de totale breedte van de schachten van een weefmachine) gelijkmatig te blazen door een smalle gerichte   spleet.   



   Blaasmonden van gekende vorm hebben als nadeel de lucht aan de uitgang niet gelijkmatig te verdelen. Om deze gelijkmatige verdeling te bereiken werd een speciale blaasmond ontwikkeld. 



   Een ander voorwerp van de uitvinding is de speciaal voor deze hogergenoemde toepassing ontwikkelde blaasmond. 



   De blaasmond volgens de uitvinding bestaat uit een door wanden omsloten ruimte die een beperkte 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 toevoeropening heeft voor aansluiting van de leiding die de lucht, aanvoert, en die een langwerpige spleetvormige uitstroomopening heeft, waarlangs de lucht gelijkmatig uitgeblazen wordt. 



   De door wanden omsloten ruimte heeft ter hoogte van de toevoeropening een sectie-loodrecht op de stroomrichting van de lucht in die ruimte-die groter is dan de sectie van de toevoerleiding. Naargelang men verder in de richting van de uitstroomopening gaat, vergroot deze sectie nog tot een maximum, en verkleint vanaf daar terug om in de nabijheid van de uitstroomopening een minimum te bereiken, die verder tot en met de uitstroomopening gelijk blijft. 



   Als gevolg van het feit dat de doorstroomsectie van de lucht vergroot na het binnenkomen in de blaasmond, expandeert de voortgestuwde lucht en verkrijgt bijgevolg een kleinere snelheid, zodat in de binnenruimte van de blaasmond een gelijkmatig verdeelde druk kan opgebouwd worden. Daardoor is het luchtdebiet over de ganse breedte van de spleetvormige uitstroomopening vrijwel identiek, hetgeen bij de gekende blaasmonden niet het geval was. 



   Verdere kenmerken en voordelen van de ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding, en van de blaasmond volgens de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van hun voorkeurdragende uitvoeringsvorm voor toepassing op een weefmachine, zonder dat de uitvinding echter tot deze uitvoeringsvorm alleen of tot deze toepassingsmogelijkheid alleen wordt beperkt. 



   Deze beschrijving wordt geïllustreerd aan de hand van de hierbij gevoegde figuren, waarvan :
Figuur 1 een principeschema is van een ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding. 



   Figuur 2 een perspektief voorstelling weergeeft van een weefmachine, die met een ontstoffingsinstallatie, 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 volgens de uitvinding is uitgerust. 



   Figuur 3 in zijaanzicht de opstelling van de blaasmonden en ermee samenwerkende aanzuigmond, op de weefmachine, aanduidt. 



   Figuur 4 in perspektief de opstelling van de blaasmonden en ermee samenwerkende aanzuigmond, op de weefmachine aanduidt. 



   Figuur 5a en 5b twee perspektieftekeningen zijn van een blaasmond, volgens de uitvinding. 



   Een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de ontstoffingsinstallatie, en zijn welbepaalde opstelling ten opzichte van de machineonderdelen kan maar nauwkeurig beschreven worden aan de hand van een toepassingsvoorbeeld. In het hierna volgende beschouwen we een weefmachine van gekende constructie, uitgerust met een ontstoffingsinstallatie, volgens de uitvinding. 
 EMI9.1 
 



  De bevat een aspirator (1) voor het aanzuigen van lucht, die ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding,voorzien is van   een   of meerdere openingen waarlangs de lucht in deze aspirator   (1)   wordt gezogen, en   een   of meerdere openingen waarlangs de aangezogen lucht terug uit de aspirator   (1)   wordt geblazen, terwijl op die genoemde openingen leidingen kunnen aangesloten worden. Verder is in de ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding een filterinrichting (2) voorzien, waarin het stof of ander afval dat door de aangezogen lucht werd meegenomen, op algemeen gekende wijze (zie BE-08901086) uit deze lucht wordt gefilterd, zodanig dat enerzijds het stof of ander afval in een daarvoor voorziene opvangbak (3) terecht komt, en anderzijds de gefilterde lucht terug wordt uitgeblazen.

   Deze filterinrichting (2) is bijgevolg zodanig opgesteld dat alle aangezogen lucht zieh doorheen deze filterinrichting (2) moet bewegen, vooraleer uitgeblazen 
 EMI9.2 
 te worden, en kan ofwel in de aspirator (1) ingebouwd zijn, ofwel met de aspirator (1) verbonden zijn door een leiding, 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 waarin alle aangezogen lucht geleid wordt, terwijl een andere aan deze filterinrichting (2) aangesloten leiding de gefilterde lucht verder meevoert doorheen de installatie, om tenslotte uitgeblazen te worden. 



   De ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding bevat verder ook nog een aanzuigmond (4), met een rechthoekige toevoeropening die bij benadering dezelfde lengte heeft als de breedte van de schachten (5). Deze aanzuigmond (4) wordt met de toevoeropening naar boven gericht horizontaal opgesteld, langs de achterkant van de schachten (5), in de nabijheid van deze schachten (5) zich bij benadering over hun volledige breedte evenwijdig ermee uitstrekkend. Deze aanzuigmond (4) is door middel van een leiding (4') op een aanzuigopening van de aspirator   (1)   aangesloten. 



   De ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding bevat verder nog een reeks blaasmonden (7) volgens de uitvinding, die in een rechte horizontale rij, zo dicht mogelijk naast elkaar, juist   voor   de schachten (5) met hun blaasopening (9) naar de schachten (5) gericht worden opgesteld, waarbij deze rij zich evenwijdig met de schachten (5), en bij voorkeur over nagenoeg de volledige breedte van deze schachten (5) uitstrekt. Deze blaasmonden (7) zijn door middel van leidingen (71) op   een   of meerdere blaasopening (en) van de aspirator   (1)   aangesloten. 



   De blaasmonden (7) zijn speciaal voor   dezer   toepassing ontworpen, en zijn een voorwerp van de uitvinding (zie figuren 5a en 5b). 



   De blaasmond (7) volgens de uitvinding bestaat uit een doosvormig, uit vlakke wanden samengesteld, geheel, waarin een ingangsopening (8) en een uitgangsopening (9) voor de lucht voorzien is, en heeft de hierna beschreven, door de figuren 5a en 5b voorgestelde vorm. Op de vier zijden van de rechthoekige vlakke achterwand sluiten respectievelijk een vlakke bovenwand (10) en onderwand (11) 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 en twee zijwanden (12) aan, waarbij de bovenwand (10) en de onderwand (11) enerzijds, en de twee zijwanden (12) anderzijds zich twee aan twee, symmetrisch verder van elkaar verwijderen.

   Deze vier wanden (10), (11), (12) vertonen elk-op eenzelfde horizontale afstand vanaf de achterwand een rechtlijnige knik, waarna deze wanden vlakke gedeelten hebben die terug twee aan twee - enerzijds bovenwanden (10) en onderwand (11), anderzijds de twee zijwanden (12) symmetrisch dichter bij elkaar komen. Op eenzelfde horizontale afstand vanaf de achterwand vertonen de vier wanden (10), (11), (12) opnieuw een rechtlijnige knik, waarna deze wanden vlakke gedeelten hebben die twee aan twee evenwijdig lopen om op eenzelfde horizontale afstand vanaf de achterwand met een voorste rand te eindigen. 



   De hogergenoemde langs de voorkant eindigende randen van de wanden van de blaasmond (7), vormen daarbij een rechthoekige voorzijde met geringe hoogte, en een grote breedte (gelijk aan de breedte van de blaasmond (7)). Deze voorzijde is niet afgesloten maar vormt de uitgangsopening (9) van de blaasmond (7). 



   Aan de buitenkant van de vlakke achterwand van de blaasmond (7) zijn evenwijdig aan elkaar en in de breedterichting van de blaasmond (7), boven elkaar twee uitspringende randen (13), (14) bevestigd, waarvan de ene rand (13) vast zit, en de andere rand (14) in de hoogte verstelbaar is, en bvb. met een schroef in de blaasmond (7) vast kan ingesteld worden. Beide randen hebben een in elkaars richting lopend omgebogen gedeelte. Voor de opstelling van de verschillende blaasmonden (7) is   een   doorlopende rechte geprofileerde rail (15) horizontaal   voor   de schachten (5) bevestigd.

   Deze rail (15) heeft langs boven over zijn ganse lengte een vertikaal opstaande vleugel (15'), met overal dezelfde hoogte, en langs onder over de ganse lengte een vertikale neerwaarts gerichte 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 vleugel   (15"),   die overal dezelfde hoogte heeft. De vertikake afstand tussen de randen van beide vleugels (151),   (15")   komt overeen met de vertikale afstand tussen de uitspringende randen (13), (14), zodanig dat de blaasmond (7) op de rail (15) kan geschoven worden, waarbij het omgebogen gedeelte van de bovenste rand (14) achter de bovenrand van de vleugel (15') haakt, en het omgebogen gedeelte van de onderste rand (13) achter de onderste rand van de vleugel   (15")   haakt. De blaasmond (7) kan op de rail (15) naar zijn gewenste positie verschoven worden. 



  Door het vast instellen van de bovenste rand (14) op een zekere hoogte, zodanig dat de uitspringende randen (13), (14) van de blaasmond (7), stevig op de randen van de vleugels   (15'), (15")   drukken, wordt de blaasmond (7) onverschuifbaar en stabiel opgesteld. 



   De toevoeropening (8) bevindt zieh in de onderwand (11) dichtbij de achterkant van de blaasmond (7). 



  Langs deze opening (8) komt de lucht in de door de wanden (10), (11), (12) omsloten binnenruimte van de blaasmond (7). In de blaasmond (7) stroomt de lucht in de richting van de blaasopening (9), waar hij de blaasmond (7) verlaat. 



   De vorm van de door de wanden (10), (11), (12) omsloten binnenruimte zorgt nu voor het gewenste voordeel van de uitvinding. Deze vorm is zodanig gedimensioneerd dat een loodrechte dwarsdoorsnede van de blaasmond   (7) -   evenwijdig met de achterwand-ter hoogte van de toevoeropening (8), een oppervlakte heeft die groter is dan de sectie van de toevoeropening (8). De lucht die uit de toevoeropening (8) stroomt krijgt hier dus plots een grotere sectie - loodrecht op de stroomrichting-. 



   Deze sectie neemt verder toe naargelang men steeds verder in de richting van de blaasopening (9) gaat, (de wanden (10), (11), (12) verwijderen zieh van elkaar), en bereikt een maximum ter hoogte van de achterste knik in die wanden. Gedurende zijn traject dcor de blaasmond (7) 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 heeft de lucht dus tot hier toe een geleidelijk toenemende stroomsectie gekregen, en heeft dus kunnen expanderen. De stroomsnelheid is afgenomen, en de druk die bij hoge snelheid niet zeer gelijkmatig over de volledige sectie verdeeld was (dichtbij de wanden kleiner dan in het centrum), verkrijgt nu een gelijkmatiger verdeling. 



   In het tweede gedeelte van de blaasmond (7) naderen de wanden (10), (11), (12) van elkaar en verkleint de sectie opnieuw naarmate men dichter bij de blaasopening (9) komt om in de nabijheid van de blaasopening (9) een minimum te bereiken dat vanaf daar tot en met de blaasopening (9) gelijk blijft. 



   De stroomsnelheid van de lucht zal dus geleidelijk toenemen tot de blaassnelheid. De druk neemt geleidelijk toe, en krijgt de kans zich gelijkmatig over de lange smalle sectie te verdelen. 



   Dit heeft als gevolg dat het debiet van de uitgeblazen lucht vrijwel over de volledige breedte van de blaasopening (9) identiek is, zodat een brede luchtstroom wordt teweeggebracht. Doordat verschillende blaasmonden (7), dicht naast elkaar staan opgesteld, met hun blaasopeningen (9) op   een   rechte lijn in elkaars verlengde, krijgt men gedurende hun werking over de volledige breedte van de schachten (5) een snelle en gelijkmatig bewegende luchtlaag, waarbinnen het stof meegenomen wordt. Men spreekt van een luchtgordijn. 



   De aanzuigmond (4) is nu zodanig opgesteld dat het luchtgordijn op de schachten (5) gericht wordt. De luchtstroom neemt de zwevende deeltjes mee in haar stroming en transporteert deze deeltjes naar de aanzuigmmond (4). 



   Nagenoeg alle lucht die uitgeblazen werd door de blaasmonden (7) wordt op die manier, samen met het meegenomen stof terug opgezogen door de aanzuigmond (4). 



  Deze lucht wordt gefilterd in de filterinrichting (2) en wordt opnieuw door de blaasmonden (7) uitgeblazen. Een 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 groot gedeelte van de lucht beschrijft bijgevolg een gesloten kringloop, hetgeen een verder besproken bijkomend voordeel van de uitvinding oplevert. 



   De hier voorgestelde voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding is verder nog aangevuld met op twee verschillende plaatsen ten opzichte van de weefmachine opgestelde aanzuigmonden (16), (17). 



   De aanzuigmond (16) heeft de vorm van een kap met een rechthoekige toevoeropening die neerwaarts gericht horizontaal wordt opgesteld   voor   de schachten (5), en via een leiding (16') op een aanzuigopening van de aspirator   (1)   wordt aangesloten. Op die manier wordt gedurende de werking van de weefmachine ook het opstijgende stof uit de ruimte   voor   schachten (5) verwijderd, om uiteindelijk via de filterinrichting (2) in de opvangbak (3) terecht te komen. 



   Verder wordt ter hoogte van de plaatsen waar de twee weefselranden afgesneden worden, telkens een aanzuigmond (17) opgesteld, voor het opzuigen van deze afgesneden randen. Dit afval, dat tot op heden op mechanische wijze wordt afgevoerd naar een apparte afvalbak, komt op die manier ook in de gezamelijke afvalbak (3) van de weefmachine terecht. 



   Een dubbelstukweefmachine produceert ook een aanzienlijke hoeveelheid stof, ter hoogte van de plaats waar bovenweefsel en onderweefsel van elkaar gescheiden worden door het doorsnijden van de pooldraden. Dit gebeurt met een snel heen-en weerbewegend mes, dat bij elke beweging een rij pooldraden doorsnijdt. Het stof dat hoofdzakelijk bestaat uit vezels van de doorgesneden draden, wordt naar de zijkanten van het weefsel meegenomen. De ontstoffingsinstallatie, volgens de uitvinding kan op die plaatsen (aan weerszijden van het traject van het mes) aangevuld worden met bijkomende aanzuigmonden (niet 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 voorgesteld op de figuren) die ook dit stof opzuigen en via een leiding die op een aanzuigopening van de aspirator   (1)   werd aangesloten, in de opvangbak (3) doen terechtkomen. 



   Een voordeel van de ontstoffingsinstallatie volgens de uitvinding ligt vooral in het feit dat de schachten (5), gedurende de werking van de weefmachine, ontstoft worden, door het creëren van een gericht luchtgordijn. Hierdoor komt praktisch geen opvliegend en vrij ronddwarrelend stof meer voor aangezien dit stof zich binnen het luchtgordijn bevindt, en onmiddellijk aangezogen wordt door een aanzuigmond (4). De schachten (5) blijven stofvrij. Het verweren van stof-strengen in het weefsel wordt vermeden, en het stilleggen van de machine voor het ontstoffen is niet meer nodig.

   Daarbij komt nog dat, door deze opstelling van blaasmonden (7) en aanzuigmond (4), en door de opstelling van een bijkomende aanzuigkap (16) die de opstijgende stofdeeltjes   voor   de schachten (5) aanzuigt, en door een eventuele bijkomende aanzuigmond ter hoogte van het mes, het grootste gedeelte van het door de weefmachine ontwikkelde stof wordt opgezogen, en niet meer vrij kan rondzweven in de lucht in de omgeving van de weefmachine. 



  De lucht die door de mensen die in die omgeving werken, wordt ingeademd, bevat bijgevolg zeer weinig stof, hetgeen de arbeidsomstandigheden sterk verbetert, en de schadelijke invloed van het stof op hun gezondheid, voorkomt. 



   Een bijkomend voordeel van de ontstoffingsinstallatie, volgens de uitvinding, ligt in het feit dat geen lucht van buiten de werkplaats wordt aangezogen. De door de blaasmonden (7) uitgeblazen lucht wordt immers grotendeels door aanzuigmond (4) terug aangezogen, gefilterd en terug naar de blaasmonden gevoerd. 



   Een grote hoeveelheid van de in beweging zijnde lucht is bijgevolg steeds dezelfde, waardoor de temperatuur en vochtigheidsgraad steeds overeenkomen met de temperatuur en vochtigheidsgraad van de omgevingslucht in de 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 werkplaats. 



   De blaasmonden (7) volgens de uitvinding dragen in belangrijke mate bij tot de goede werking van de ontstoffingsinstallatie, doordat ze toelaten een breed, snel bewegend, luchtgordijn, met een gelijkmatige snelheid over de volledige breedte, te creëren. 



   Met de tot op heden bekende blaasmonden werd een luchtstroom gecreëerd die centraal een grotere snelheid heeft dan aan de randen, en bijgevolg voor eenzelfde breedte van blaasopening een minder brede effectieve luchtbeweging veroorzaakt. De naast elkaar geplaatste blaasmonden (7) volgens de uitvinding creëren een luchtgordijn, waarin de lucht gelijkmatig verdeeld wordt over de breedte van de schachten (5). Dit effekt, dat essentieel is voor het meenemen van stof zonder dat het in alle richtingen gaat rondvliegen, is met de bestaande blaasmonden niet te verkrijgen.

Claims (17)

  1. CONCLUSIES 1. Ontstoffingsinstallatie voor een machine, bestaande uit een aanzuiginrichting (1) voor lucht met stof en/of ander afval, een filterinrichting (2) waar het stof en/of ander afval van de lucht wordt gescheiden en een blaasinrichting (1) met het kenmerk dat een of meerdere blaasmonden (7) tegenover een of meerder aanzuigmonden (4), (16) opgesteld zijn, zodanig dat met de door de blaasmonden (7) uitgeblazen lucht in een open ruimte een luchtstroom gecreëerd wordt die gericht is op moeilijk toegankelijke bewegende onderdelen, die belet dat stofdeeltjes samenkitten, neervallen en zich verzetten op die onderdelen, en waardoor deze stofdeeltjes getransporteerd worden naar de aanzuigmonden (4), (16).
  2. 2. ontstoffingsinstallatie voor een machine, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat tussen blaasmonden en aanzuigmonden zich geen wanden bevinden die de luchtstroom geheel of gedeeltelijk omsluiten.
  3. 3. Ontstoffingsinstallatie voor een machine, volgens conclusies 1 of 2 met het kenmerk dat de aangezogen lucht naar een filterinrichting (2) wordt gebracht, en dat de daar gezuiverde lucht naar de blaasmonden (7) wordt geleid voor hergebruik.
  4. 4. Ontstoffingsinstallatie voor een machine, volgens de conclusie 3, met het kenmerk dat de filterinrichting (2) zodanig gebouwd is dat het uit de aangezogen lucht gefilterde stof en/of ander afval in een opvangbak (3) terecht komt.
  5. 5. Ontstoffingsinstallaties voor een machine volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat voor de opstelling op een weefmachine, een of meerdere aanzuigmonden (4) met de toevoeropening naar boven gericht, langs de achterkant van de <Desc/Clms Page number 18> schachten (5) worden opgesteld, in de nabijheid ervan, en zich bij benadering over hun volledige breedte, evenwijdig ermee uitstrekkend, dat juist voor de schachten (5) een of meerdere blaasmonden (7) worden opgesteld, die met de blaasopening (9) naar de schachten (5) gericht, zijn geplaatst, hoger dan de toevoeropening (en) van de aanzuigmond (en) (4).
  6. 6. Ontstoffingsinstallaties voor een machine, volgens conclusie 5 met het kenmerk dat een aanzuigmond (4) met rechthoekige toevoeropening, en met bij benadering dezelfde lengte als de breedte van de schachten (5), horizontaal met naar boven gerichte toevoeropening achter de schachten (5) wordt opgesteld, zich bij benadering over hun volledige breedte, evenwijdig ermee uitstrekkend.
  7. 7. Ontstoffingsinstallaties voor een machine, volgens de conclusies 5 of 6, met het kenmerk dat een aanzuigmond (16) boven de weefmachine, voor de schachten (5) boven het bewegend riet, met neerwaarts gerichte toevoeropening wordt opgesteld.
  8. 8. Ontstoffingsinstallaties voor een machine, volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de aanzuigmond (16) bestaat uit een kap die langs onder een rechthoekige toevoeropening heeft, dat deze toevoeropening een lengte heeft die bij benadering overeenkomt met de breedte van de schachten (5), en dat deze aanzuigmond (16) wordt opgesteld met de toevoeropening horizontaal en neerwaarts gericht, zich bij benadering over de volledige breedte van de schachten (5) uitstrekkend, en juist voor de weeframen boven het weefriet.
  9. 9. Ontstoffingsinstallaties voor een machine, volgens een of meerdere van de conclusies 5 t/m 8, met het kenmerk dat op een weefmachine, ter hoogte van de plaatsen waar de weefselranden werden afgesneden, telkens een aanzuigmond (17) wordt opgestald, voor het opzuigen van <Desc/Clms Page number 19> de afgesneden weefselranden, en hun afvoer naar de opvangbak (3).
  10. 10. Ontstoffingsinstallaties voor een machine, volgens een of meerdere van de conclusies 5 t/m 9 met het kenmerk dat op een dubbelstuk-weefmachine, aan weerszijden van het trajekt van het mes, een aanzuigmond wordt opgesteld, voor het aanzuigen van het bij het doorsnijden van de pooldraden gegenereerde stof.
  11. 11. Blaasmond, bestaande uit een door wanden omsloten ruimte met een toevoeropening voor lucht en een spleetvormige blaasopening, voor het creëren van een luchtstroom, met het kenmerk dat de door wanden (10), (11), (12) omsloten ruimte, dichtbij de achterkant een beperkte toevoeropening (8) heeft voor aansluiting van de leiding (7') die de lucht aanvoert, dat aan de voorzijde een langwerpige, spleetvormige blaasopening (9) voorzien is, waarlangs de lucht uitgeblazen wordt, dat de omsloten ruimte ter hoogte van de toevoeropening (8) een dwarse sectie heeft die groter is dan de sectie van de toevoeropening (8), dat deze dwarse sectie, naargelang men verder in de richting van de blaasopening (9) gaat, toeneemt tot een maximum, om verder te verkleinen tot een minimum, en dat deze minimumsectie een kleine hoogte en een grote breedte heeft,
    en verder tot en met de blaasopening (9) gelijk blijft.
  12. 12. Blaasmond volgens conclusie 11, met het kenmerk dat hij bestaat uit een doosvormig, uit vlakke wanden samengesteld, geheel, met een vlakke rechthoekige achterwand waarop-op de vier zijden-respectievelijk een vlakke bovenwand (10), een vlakke onderwand (11), en twee vlakke zijwanden (12) aansluiten, dat enerzijds de vlakke bovenwand (10) en de vlakke onderwand (11), en anderzijds de twee vlakke zijwanden (12), zieh symmetrisch twee aan twee verder van elkaar verwijderen <Desc/Clms Page number 20> waarbij de maximale afstand tussen de zijwanden-de breedte van de blaasmond (7)-veel groter wordt dan de maximale afstand tussen de bovenwand en onderwand-de hoogte van de blaasmond (7) -, dat deze vier wanden (10), (11), (12) elk - op eenzelfde horizontale afstand vanaf de achterwand een rechtlijnige knik vertonen,
    waarna de genoemde wanden (10), (11), (12), vlakke gedeelten hebben die terug twee aan twee - enerzijds bovenwand (10) en onderwand (11), anderzijds de twee zijwanden (12)-symmetrisch dichter bij elkaar komen, waarbij de minimale afstand tussen de zijwanden (12) veel groter blijft dan de minimale afstand tussen de bovenwand en onderwand, en dat de elkaar naderende gedeelten van de vier wanden (10), (11), (12) elk op eenzelfde horizontale afstand vanaf de achterwand een tweede rechtlijnige knik vertonen, waarna deze wanden vlakke gedeelten hebben, waarbij enerzijds de bovenwand (10) en de onderwand (11), en anderzijds de twee zijwanden (12) twee aan twee evenwijdig lopen, om op eenzelfde horizontale afstand vanaf de achterwand met een voorste rand te eindigen, die een rechthoekige voorzijde vormt met grote breedte en geringe hoogte, die niet afgesloten is, en de langwerpige,
    spleetvormige blaasopening (9) vormt.
  13. 13. Blaasmond volgens de conclusies 11 of 12 met het kenmerk dat aan de buitenkant van de achterwand van de blaasmond (7) uitspringende randen (13), (14) evenwijdig boven elkaar bevestigd zijn in breedterichting van de blaasmond (7), dat de ene rand (13) vastzit, en de andere rand (14) in de hoogte verstelbaar is, en dat beide randen (13) en (14) een naar elkaar toe lopend ongebogen gedeelte hebben.
  14. 14. Ontstoffingsinstallatie vocr een machine, volgens een of meerdere van de conclusies 1 t/m 10 met het kenmerk dat een of meerdere van de blaasmonden (7), volgens <Desc/Clms Page number 21> de conclusies 11,12 of 13 gebruikt worden.
  15. 15. Ontstoffingsinstallatie, volgens een of meerdere van de conclusies 1 t/m 10 met het kenmerk dat voor de bevestiging van de blaasmonden (7) volgens de conclusies 11,12 of 13, een doorlopende rechte geprofileerde rail (15) is voorzien, dat deze rail (15) langs boven over zijn volledige lengte een vertikaal opstaande vleugel (15') heeft, met overal dezelfde hoogte en langs onder over zijn volledige lengte een vertikaal neerwaarts gerichte vleugel (15") heeft, met overal dezelfde hoogte, dat de vertikale afstand tussen de randen van de vleugels (15'), (15") overeen komt met de vertikale afstand tussen de randen (13), (14), zodanig dat de blaasmonden (7) op de rail (15) kunnen geschoven worden, waarbij het omgebogen gedeelte van de bovenste rand (14)
    achter de bovenrand van vleugel (15') haakt, en het omgebogen gedeelte van de onderste rand (13) achter de onderste rand van de vleugel (15") haakt, en dat door het vast instellen van de rand (14) op een zekere hoogte, zodat de randen (13), (14) stevig op de randen van de vleugels (15'), (15") drukken, de blaasmond (7) onverschuifbaar en stabiel kan opgesteld worden.
  16. 16. Ontstoffingsinstallatie, volgens een of meerdere van de conclusies 1 t/m 10 en 14,15 met het kenmerk dat een of meerdere blaasmonden volgens de conclusies 11, 12 of 13, zo dicht mogelijk naast elkaar worden opgesteld, zodat gedurende hun werking, een luchtgordijn wordt gecreëerd, dat op de moeilijk toegankelijke en bewegende machineonderdelen (5) gericht is, en dat de zwevende deeltjes meeneemt in haar stroming en naar de aanzuigmond (en) (4) transporteert.
  17. 17. Machine uitgerust met een ontstoffingsinstallatie, volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies.
BE9100880A 1991-09-20 1991-09-20 Ontstoffingsinstallatie voor machines. BE1005398A5 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9100880A BE1005398A5 (nl) 1991-09-20 1991-09-20 Ontstoffingsinstallatie voor machines.
KR1019920017150A KR930005658A (ko) 1991-09-20 1992-09-21 기계용 먼지제거 플랜트(plent)
EP92116141A EP0535501A3 (en) 1991-09-20 1992-09-21 Dust removal plant for machines
JP4251691A JPH0866667A (ja) 1991-09-20 1992-09-21 ダスト除去プラント及び吹出しノズル

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9100880A BE1005398A5 (nl) 1991-09-20 1991-09-20 Ontstoffingsinstallatie voor machines.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1005398A5 true BE1005398A5 (nl) 1993-07-13

Family

ID=3885720

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9100880A BE1005398A5 (nl) 1991-09-20 1991-09-20 Ontstoffingsinstallatie voor machines.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0535501A3 (nl)
JP (1) JPH0866667A (nl)
KR (1) KR930005658A (nl)
BE (1) BE1005398A5 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112501756A (zh) * 2020-10-05 2021-03-16 丁德玲 一种具备集尘功能的纺织机架

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4411963C1 (de) * 1994-04-07 1995-10-12 Dornier Gmbh Lindauer Einrichtung zur Verminderung von Faserflugniederschlag in Webmaschinen
DE19719198A1 (de) * 1997-05-09 1998-11-12 Focke & Co Verfahren zum Reinigen von Verpackungsmaschinen sowie Verpackungsmaschine
DE102009035146A1 (de) * 2009-07-29 2011-02-03 Sohler-Neuenhauser Gmbh & Co. Kg Reinigungsvorrichtung für Webmaschinen
CN107552528A (zh) * 2017-10-12 2018-01-09 浙江百事德办公设备有限公司 一种打印、复印一体机用除尘装置
CN109530334A (zh) * 2018-12-27 2019-03-29 天津翰克科技有限公司 一种狭缝除尘***
CN111793958B (zh) * 2020-07-22 2022-09-23 北京蔚蓝君成科技产业发展有限公司 一种布料低噪除尘设备
CN112691477A (zh) * 2020-12-07 2021-04-23 辽宁工程技术大学 一种适用于转载***风幕与布袋结合式除尘装置
CN116456214B (zh) * 2023-06-16 2023-08-25 深圳市创智天成科技有限公司 一种用于路由器的防尘装置

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3311135A (en) * 1965-06-24 1967-03-28 Grinnell Corp Lint collecting enclosure
CH584302A5 (en) * 1974-12-10 1977-01-31 Mueller Jakob Forschungs Und F Pneumatic cleaning device for tape-weaving machine - formed by blower pipe located below shed and a suction hood disposed above shed over pipe
GB2021161A (en) * 1978-05-17 1979-11-28 Rossville Mills Inc Shuttleless looms
US4676277A (en) * 1986-04-18 1987-06-30 Abington, Inc. Vacuum cleaning system for the automatic insertion area of a weaving machine
DE3710367A1 (de) * 1987-03-28 1988-10-13 Klaus Brankamp System Prozessa Vorrichtung zum entoelen von massenteilen
EP0291485A1 (en) * 1987-05-12 1988-11-17 Picanol N.V. Device for removing waste products from textile machines

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3311135A (en) * 1965-06-24 1967-03-28 Grinnell Corp Lint collecting enclosure
CH584302A5 (en) * 1974-12-10 1977-01-31 Mueller Jakob Forschungs Und F Pneumatic cleaning device for tape-weaving machine - formed by blower pipe located below shed and a suction hood disposed above shed over pipe
GB2021161A (en) * 1978-05-17 1979-11-28 Rossville Mills Inc Shuttleless looms
US4676277A (en) * 1986-04-18 1987-06-30 Abington, Inc. Vacuum cleaning system for the automatic insertion area of a weaving machine
DE3710367A1 (de) * 1987-03-28 1988-10-13 Klaus Brankamp System Prozessa Vorrichtung zum entoelen von massenteilen
EP0291485A1 (en) * 1987-05-12 1988-11-17 Picanol N.V. Device for removing waste products from textile machines

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112501756A (zh) * 2020-10-05 2021-03-16 丁德玲 一种具备集尘功能的纺织机架
CN112501756B (zh) * 2020-10-05 2022-07-05 绍兴义鼎纺织有限公司 一种具备集尘功能的纺织机架

Also Published As

Publication number Publication date
JPH0866667A (ja) 1996-03-12
KR930005658A (ko) 1993-04-20
EP0535501A2 (de) 1993-04-07
EP0535501A3 (en) 1994-12-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2140420A (en) Method of cleaning textile machinery
BE1005398A5 (nl) Ontstoffingsinstallatie voor machines.
US3491801A (en) Pneumatic cleaning apparatus for looms
US3864106A (en) Concentrator system for particulates suspended in air
CN208829845U (zh) 一种喷气织机的自清洁***
US3311135A (en) Lint collecting enclosure
EP0408376B1 (en) Loom cleaning apparatus
US3053700A (en) Method for cleaning floors in textile mills
DE1535894A1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Reinigen von Webstuehlen
US4519114A (en) Apparatus and method for cleaning textile fiber
US3188680A (en) Traveling suction cleaner for textile mills
USRE39655E1 (en) Air distributor assembly and process for air conditioning a textile machine using a displacement type air flow system
US4365389A (en) Apparatus for cleaning textile fiber tufts
WO1994007782A1 (en) Belt washer
CN104213279B (zh) 纺纱机的气动装置
EP0239549B1 (en) A pneumatic assembly for the cleaning and the removal of dust, fibrils and various wastes from the wool and cotton carding machines of the textile industry
US3327457A (en) Apparatus for the aspiration of lint and thread waste in textile machines
CH676254A5 (nl)
JPS6099044A (ja) 織機のよこ入れ区域の清掃装置
CN1313218C (zh) 固体分选机
EP0828877B1 (de) Reihenfachwebmaschine mit webrotor
DE2929141C2 (de) Vorrichtung zum kontinuierlichen Entstauben laufender Warenbahnen
US4265277A (en) Weaving machine having noise attenuating means
JPH0835150A (ja) 織機において繊維くずの付着を減少する装置
US3374118A (en) Floor cleaning method for textile mills

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: MICHEL VAN DE WIELE N.V.

Effective date: 19940930

Owner name: WULBRECHT HENDRIK

Effective date: 19940930