BE1003914A3

BE1003914A3 - Werkwijze voor het vergroten van de doorgang van een pijp in de grond en daarbij gebruikte hogedrukslang.

Info

Publication number: BE1003914A3
Application number: BE8900687A
Authority: BE
Original assignee: Corstjens Helena Michel
Priority date: 1989-06-22
Filing date: 1989-06-22
Publication date: 1992-07-14
Also published as: US5184919A; EP0404256B1; DE69005368D1; ATE99036T1; EP0404256A1

Abstract

Werkwijze voor het vergroten van de doorgang van een pijp (2) in de grond (1), volens welke werkwijze men deze pijp (2) in de grond (1) opendrukt, daadoor gekenmerkt dat men in de pijp (2) ten minste één hogedrukslang (3) aanbrengt, die, in door fluidum onder hoge druk gevulde toestand, dikker is dan de binnekant van de pijp (2), maar in een andere toestand zonder deze hoge druk, in de pijp kan gebracht, men de hogedrukslang (3) onder druk zet met fluidum onder hoge druk tot de pijp (2) uitzet waarna men de de druk van het fluidum (4) in de hogedrukslang (3) verlaagt.

Description

Werkwijze voor het vergroten van de doorgang van een pijp in de grond en daarbij gebruikte hogedrukslang.
EMI1.1
--------------------------------------------------------- De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vergroten van de doorgang van een pijp in de grond, volgens welke werkwijze men deze pijp in de grond opendrukt.

Het komt dikwijls voor dat een pijp, bijvoorbeeld een rioolbuis, in de grond moet vervangen worden.

Voor de hand liggend is de te vervangen pijp uit de grond te halen en een andere pijp erin te plaatsen. Hiertoe moet een gleuf in de grond gegraven worden hetgeen uiteraard zeer tijdrovend is.

Een andere bekende werkwijze bestaat erin een soepele slang aan te brengen als een voering. De aldus gevoerde slechte pijp wordt nu opnieuw bruikbaar. Het aanbrengen

van deze voering vergt evenwel het gebruik van speciale inrichtingen en is tijdrovend en duur.

Een nog andere bekende werkwijze, van de soort waarop de onderhavige aanvrage betrekking heeft, bestaat erin de pijp in de grond te laten maar haar doorgang te vergroten.

Volgens een bekende werkwijze van deze soort wordt in de pijp een verrijdbare inrichting aangebracht die stapsgewijze verplaatst wordt en bij elke stap door middel van hydraulische uit elkaar verplaatste duworganen de pijp openduwt bijvoorbeeld tot ze breekt. Ook deze werkwijze vergt het gebruik van een speciale en relatief dure inrichting. Doordat stapsgewijze de pijp moet opengedrukt worden is deze werkwijze ook tijdrovend.

De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een werkwijze voor het vergroten van de doorgang van een pijp in de grond te verschaffen die zeer eenvoudig is en snel kan uitgevoerd worden.

Tot dit doel brengt men in de pijp ten minste een hogedrukslang aan die, in met fluidum onder hoge druk gevulde toestand, dikker is dan de binnenkant van de pijp maar in een andere toestand zonder deze hoge druk, in de pijp kan gebracht, zet men de hogedrukslang onder druk met

een fluidum onder hoge druk tot de pijp uitzet, waarna men de druk van het fluidum in de hogedrukslang verlaagt.

Door hogedrukslang wordt hier een slang bedoeld die drukken van 100 bar en meer kan weerstaan en die, wanneer ze met fluidum onder druk gevuld is, een vooraf bepaalbare maximum diameter inneemt. Deze maximum diameter hangt af van de konstruktie van de slang en kan ook bij hoge druk van het fluidum niet overschreden worden. Plaatselijke uitstulpingen ook daar waar de hogedrukslang vrij is en niet geklemd zit in een pijp, zijn uitgesloten.

De hiervoor genoemde eigens chappen worden verkregen doordat in de wand van de slang een weefsel ingewerkt is zoals verder in de aanvrage meer in detail zal beschreven worden.

Het uitzetten kan zowel gevormd zijn door een plastische vervorming indien de pijp plastisch vervormbaar is als gepaard gaan met of zelf gevormd zijn door het breken van de pijp indien deze pijp niet of niet voldoende plastisch vervormbaar is.

Eens de pijp uitgezet is, kan men hetzij de hogedrukslang zelf gebruiken als nieuwe pijp, hetzij in de hogedrukslang na het weglaten van het fluidum een nieuwe pijp of

kabel of leiding aanbrengen, hetzij nog na het weglaten van de hoge druk de hogedrukslang uit de uitgezette pijp verwijderen en de nieuwe pijp, de kabel of de leiding in de pijp aanbrengen.

In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding, brengt men in de pijp ten minste twee hogedrukslangen naast elkaar aan, waarbij de theoretische mantel die de hogedrukslangen omhult, wanneer ze onder druk gezet zijn met fluldum onder druk en tegen elkaar aansluiten, dikker is dan de binnenkant van de pijp, brengt men deze hogedrukslangen met fluidum onder hoge druk onder druk tot de pijp uitzet, waarna men de druk van het fluldum in de hogedrukslangen verlaagt.

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding, houdt men de hogedrukslang bij het inbrengen in de pijp in samengedrukte toestand door middel van een vervormbaar omhulsel.

Deze uitvoeringsvorm is vooral interessant indien tegelijkertijd twee of meer hogedrukslangen in de pijp aangebracht worden. Het samengedrukt houden van de slang of slangen vergt meestal een zekere kracht. Het omhulsel vergemakkelijkt het inbrengen van de slang of slangen zonder te beletten dat deze slang of slangen terug hun

normale vorm innemen wanneer fluldum onder hoge druk erin geperst wordt.

De uitvinding heeft ook betrekking op een hogedrukslang kennelijk bestemd om gebruikt te worden bij het toepassen van de werkwijze volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een werkwijze voor het vergroten van de doorgang van een pijp in de grond en van een daarbij gebruikte hogedrukslang volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet ; de verwijzingcijfers betreffende de hieraan toegevoegde tekeningen.

Figuur 1 stelt een dwarse doorsnede voor van een pijp waarin een hogedrukslang aangebracht werd voor het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding ; figuur 2 stelt een dwarse doorsnede voor van de pijp met hogedrukslang uit figuur 1 maar nadat de werkwijze volgens de uitvinding reeds grotendeels toe- gepast werd. figuur 3 stelt een dwarse doorsnede voor analoog aan deze uit figuur 1 van een pijp waarin drie hogedruk-

slangen omgeven door een elastisch omhulsel aangebracht werden voor het toepassen van een andere uitvoerings- vorm van de werkwijze volgens de uitvinding ; figuur 4 stelt een doorsnede voor van de pijp met de hogedrukslangen en omhulsel uit figuur 3, maar in een verder stadium van het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding.

In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzing- cijfers betrekking op dezelfde elementen.

Om een in de grond 1 zittende plastisch vervormbare pijp 2, bijvoorbeeld van lood, uit te zetten, gaat men, zoals geillustreerd aan de hand van de figuren 1 en 2, als volgt te werk.
EMI6.1

.

In de pijp 2 brengt men een hogedrukslang 3 aan. Deze hogedrukslang is gevormd uit meerdere lagen van elastisch materiaal, bijvoorbeeld polyethyleen en bevat tenminste een binnenste laag van een weefsel van niet elastische draad. Dit weefsel is zo rond de as van de slang geweven dat de draden of bundels draden een hoek vormen met een vlak loodrecht op deze as. Wanneer geen hoge druk in de hogedrukslang 3 heerst bezit deze een buitendiameter die kleiner is dan de binnendiameter van de pijp 2. Wanneer een fluidum in de hogedrukslang 3 die aan een einde

afgesloten is wordt gebracht en deze slang 3 wordt langzaam opgepompt, stijgt de druk in de slang 3 en zal deze uitzetten tot een maximum vooraf bepaalde diameter die afhangt van het weefsel.

De lagen van elastisch materiaal van de slang 3 zetten gemakkelijk uit. Het weefsel dat een binnenslang vormt kan, doordat de draden niet elastisch zijn, enkel uitzetten doordat de draden naar elkaar toe verplaats worden en zieh minder schuin gaan richten op een theoretisch vlak loodrecht op de as van de slang 3. De maximum diameter van het weefsel is dan ook beperkt en bepaalt de maximale mogelijke uitzetting van de volledige hogedrukslang 3. Bij de hiervoor bedoelde toename in diameter van de door het weefsel gevormde laag zal de lengte daarvan afnemen waardoor de lengte van de volledige hogedrukslang 3 een weinig afneemt. De toename van de diameter van de hogedrukslang 3 is- door het symetrische weefsel homogeen en gelijkmatig over gans de lengte.

De hiervoor bedoelde maximum diameter van de hogedrukslang 3, dus wanneer deze slang onder druk gezet is met fluldum onder druk, moet groter zijn dan de binnendiameter van de pijp 2.

Men brengt de hogedrukslang 3 in de pijp 2 aan door de hogedrukslang 3 langs een einde in de pijp 2 te duwen of

door deze slang door middel van een vooraf op een bekende manier door de pijp 2 aangebrachte kabel, door deze pijp 2 te trekken. Men sluit een einde van de slang 3 af en pompt via het andere einde de hogedrukslang 3, op met olie 4, waardoor deze hogedrukslang 3 haar maximale diameter inneemt en, aangezien deze groter is dan de binnendiameter van de pijp 2, deze pijp 2 doet uitzetten.

De hoge druk tot dewelke men de slang 3 moet oppompen hangt af van het materiaal van de pijp 2. De druk moet groter zijn dan de rek van de pijp 2. Hoe kleiner de diameter van de hogedrukslang 3, hoe groter de maximum toegelaten druk in de slang kan zijn. Deze druk kan oplopen tot 7000 bar. Normaal ligt de druk tussen 100 en 1000 bar.

Na het uitzetten van de pijp 2 laat men de druk uit de hogedrukslang 3.

Men kan de pijp 2 ineens over gans haar lengte uitzetten of, bijvoorbeeld bij een zeer lange pijp 2, stapsgewijze, waarbij men de hogedrukslang 3 over een afstand in de pijp 2 brengt en over deze afstand de pijp 2 uitzet, men na het aflaten van de druk de slang 3, verder over een bijkomende afstand verplaatst en de pijp 2 over deze bijkomende afstand uitzet en zo verder. Na het uitzetten van de pijp kan men

de hogedrukslang 3 in de pijp 2 laten en, ofwel gebruiken als nieuwe pijp ofwel doorheen deze slang een nieuwe pijp, een leiding of een kabel op een bekende manier aanbrengen. Men kan evenwel ook de hogedrukslang 3 uit de uitgezette pijp 2 verwijderen en dan in deze uitgezette pijp 2 een nieuwe pijp, een leiding of een kabel op een bekende manier aanbrengen.

De uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de figuren 3 en 4 betrekking hebben, verschilt van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, enerzijds, doordat men een pijp 2 die niet vervormbaar is uitzet tot ze breekt en, anderzijds doordat men in de pijp 2 niet een maar drie hogedrukslangen 3 in samengedrukte toestand aanbrengt.

Om deze drie hogedrukslangen 3 in samengedrukte toestand gemakkelijk in de pijp 2 te kunnen aanbrengen, omringt men deze slangen voordien met een vervormbaar omhulsel 5 dat bijvoorbeeld van rubber of staal kan vervaardigd zijn.

Men pompt de drie hogedrukslangen 3 op met olie onder druk 4 waarbij de drukken zelfs iets hoger kunnen liggen dan de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm namelijk tussen 100 en 3000 bar.

De drie hogedrukslangen 3 zullen onder druk een ronde vorm met voorafbepaald maximum diameter aannemen zoals voorgesteld in figuur 4 waarbij deze slangen uiteraard zo gekozen werden dat de theoretische mantel die de tegen elkaar aansluitende slangen 3 met maximum diameter omringt een diameter bezit die groter is dan de binnendiameter van de niet - vervormde pijp 2.

Dit betekent dat, aangezien de pijp 2 niet vervormbaar is, deze pijp gaat breken. In figuur 4 is de pijp 2 in gebroken toestand voorgesteld. Het omhulsel 5 moet uiteraard voldoende kunnen vervormen om de slangen 3 toe te laten hun maximale dikte in te nemen.

Ook bij de laatst genoemde uitvoeringsvorm kan men de hogedrukslangen 3 samen met het omhulsel 5 ter plaatse laten en deze slangen als pijpen gebruiken ofwel doorheen deze slangen nieuwe pijpen of leidingen aanbrengen, maar meestal zal men de hogedrukslangen 3 met het omhulsel 5 uit de gebroken pijp 2 verwijderen waarna men dan een nieuwe pijp of leidingen of een kabel op een bekende manier in deze pijp 2 kan aanbrengen.

De hiervoor beschreven werkwijze is vrij eenvoudig en snel uit te voeren. De pijp 2 kan op deze manier over een willekeurige lengte vervangen worden. Eventuele onder-

brekingen in de pijp 2 worden zonder problemen overbrugd. Hogedrukslangen hebben immers de eigenschap van ook wanneer ze onder druk gezet zijn niet uit te stulpen, ook daar waar ze niet omgeven zijn door een pijp.

De hiervoor beschreven werkwijze kan men desgewenst twee of meermaal na elkaar herhalen waarbij men telkens een dikkere hogedrukslang of dikkere hogedrukslangen in de pijp aanbrengt. Het uitzetten van de pijp geschiedt dan in twee of meer stappen. In een eerste stap kan de diameter bijvoorbeeld met 30% vergroot worden. In een tweede stap met 20%.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen worden aangebracht.

In het bijzonder is het ook wanneer men slechts een hogedrukslang gebruikt deze slang in samengedrukte toestand in de pijp te brengen en ze daarbij eventueel door een uitrekbaar omhulsel in deze toestand te houden bij het inbrengen. Omgekeerd kan men bij het gebruik van 2 of meer hogedrukslangen de slangen zonder samendrukken in de pijp brengen. Hun diameter klein genoeg is vooraleer ze onder druk gezet worden maar bij het onder druk zetten

moeten de slangen voldoende in diameter toenemen om de pijp uit te zetten.

Claims

Konklusies. EMI13.1 ---------- 1. - Werkwijze voor het vergroten van de doorgang van een pijp (2) in de grond (1), volgens welke werkwijze men deze pijp (2) in de grond (1) opendrukt, daardoor gekenmerkt dat men in de pijp (2) ten minste een hogedrukslang (3) aanbrengt, die, in door fluidum onder hoge druk gevulde toestand, dikker is dan de binnenkant van de pijp (2), maar in een andere toestand zonder deze hoge druk, in de pijp kan gebracht, men de hogedrukslang (3) onder druk zet met fluidum onder hoge druk tot de pijp (2) uitzet, waarna men de druk van het fluidum (4) in de hogedruk slang (3) verlaagt.
2.-Werkwijze volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat men na het verlagen van de druk in de hogedrukslang (3) deze hogedrukslang (3) uit de pijp (2) verwijdert.
3.-Werkwijze volgens een van de konklusies 1 en 2, daardoor gekenmerkt dat men in de pijp (2) ten minste twee hogedrukslangen (3) naast elkaar aanbrengt waarbij de theoretische mantel die de hogedrukslangen omhult, <Desc/Clms Page number 14> wanneer ze onder druk gezet zijn met fluidum onder druk en tegen elkaar aansluiten, dikker is dan de binnenkant van de pijp (2), men deze hogedrukslang (3) met fluidum onder hoge druk (4) onder druk brengt tot de pijp (2) uitzet waarna men de druk van het fluldum (4) in de hogedrukslangen (3) verlaagt.
4.-Werkwijze volgens een van de konklusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat men de hogedrukslang (3) bij het inbrengen in de pijp (2) in samengedrukte toestand houdt door een vervormbaar omhulsel (5).
5.-Werkwijze volgens konklusies 3 en 4, daardoor gekenmerkt dat men al de hogedrukslangen (3) bij het inbrengen in de pijp (2) samen en in samengedrukte toestand houdt door eenzelfde vervormbaar omhulsel (5).
6.-Werkwijze volgens een van de konklusies 4 en 5, daardoor gekenmerkt dat men een omhulsel (5) van rubber gebruikt.
7.-Werkwijze volgens een van de konklusies l tot 6, daardoor gekenmerkt dat men als fluidum onder druk (4) olie gebruikt. <Desc/Clms Page number 15>
8.-Werkwijze volgens een van de konklusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat men een fluidum (4) in de hogedrukslang (3) pompt onder een druk van 100 tot 7000 bar.
9.-Werkwijze volgens een van de konklusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat men de pijp (2) uitzet tot ze breekt.