BE1002797A4

BE1002797A4 - Aansluiting voor een afvoerleiding bij daken.

Info

Publication number: BE1002797A4
Application number: BE8900080A
Authority: BE
Original assignee: Hoof Gustaaf Van
Priority date: 1989-01-26
Filing date: 1989-01-26
Publication date: 1991-06-11

Abstract

Aansluiting voor een afvoerleiding bij daken, daardoor gekenmerkt dat ze hoofdzakelijk bestaat uit een afvoerbuis (1, 1A); een ééndelig met de afvoerbuis (1, 1A), uitgevoerde, zich aan de bovenrand bevindende, flens (2); middelen (3) om de flens (2) te bevestigen op een ondergrond (4); een sluitring (5); middelen (8) om de sluitring (5) op de flens (2) te bevestigen met tussenvoeging van een dakbedekking (9) en een bladvanger (7) die voorzien is van middelen (8) die de bevestiging ervan samen met de plaatsing van de sluitring (5) toelaten.

Description

Aansluiting voor een afvoerleiding bij daken.

Deze uitvinding heeft betrekking op een aansluiting voor een afvoerleiding bij daken.

Het is bekend dat bij de montage van klassieke aansluitingen voor afvoerleidingen bij daken zich regelmatig problemen voordoen in die zin dat de plaatsing vrij moeilijk verloopt en redelijk wat tijd vergt en dat na montage de afvoerbuis doorgaans niet goed op zijn plaats zit.

De huidige uitvinding heeft een aansluiting voor een afvoerleiding tot doel die de voornoemde nadelen niet vertoont, m.a.w. die op een zeer snelle en degelijke wijze kan worden gemonteerd. Ook het feit dat zich retourwater bij de plaatsing van een haaks afvoermodel kan voordoen wordt bij de uitvoering volgens de uitvinding volledig uitgesloten. Bovendien laat deze aansluiting toe op eenvoudige wijze in een <EMI ID=1.1>

aansluiting vormt.

Tot dit doel betreft de uitvinding een aansluiting voor een afvoerleiding bij daken, met als kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een afvoerbuis; een ééndelig met de afvoerbuis uitgevoerde, zich aan de bovenrand hiervan bevindende, flens; middelen om de flens' te bevestigen op een ondergrond; een sluitring; middelen om de sluitring op de flens te bevestigen met tussenvoeging van een dakbedekking; en een bladvanger die voorzien is van middelen die de bevestiging ervan tesamen met de plaatsing van de voornoemde sluitring toelaten.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met' verwijzing naar de enige bijgaande tekening die zulke aansluiting in doorsnede weergeeft.

Zoals weergegeven in de bijgaande figuur bestaat de aansluiting volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een afvoerbuis 1, een ééndelig met de afvoerbuis 1 uitgevoerde flens 2, middelen 3 om de flens 2 te bevestigen op een ondergrond 4, een sluitring 5, middelen 6 om de sluitring 5 op de flens 2 te bevestigen en een bladvanger 7 die voorzien is van middelen 8 die de bevestiging ervan tesamen met de plaatsing van de sluitring 5 toelaten. Hierbij wordt de dakbedekking 9 rond de afvoeropening 10 tussen de sluitring 5 en de flens 2 ingeklemd.

De flens 2 vertoont bij voorkeur een verzinking 11 die een zitting vormt voor de sluitring 5, zodanig dat deze volledig of vrijwel volledig verzonken is in de flens 2, waardoor een steeds goede afwatering wordt verkregen. Het gebruik van zulke verzinking 11 is echter niet strikt noodzakelijk, zodanig dat in een vereenvoudigde uitvoeringsvorm de flens 2 een vlakke bovenzijde vertoont.

De middelen 3 om de flens 2 te bevestigen op een ondergrond 4 bestaan uit verzonken schroefgaten 12 en bijhorende schroeven
13 die in de ondergrond 4 aangrijpen. De middelen 6 om de sluitring 5 op zijn beurt op de flens 2 te bevestigen worden gevormd door roestvrije zelftappende schroeven.

De sluitring 5, de afvoerbuis 1 en de flens 2 bestaan bij voorkeur uit polyethyleen, wat zoals bekend geen verouderingsverschijnselen verkrijgt. Het is duidelijk dat de binnendiameter van de sluitring 5 bij voorkeur overeenstemt met de diameter van de afvoeropening 10.

De bladvanger 7 bestaat bij voorkeur uit een ongeveer tien centimeter hoge cylindrische bus bestaande uit gerekte plaat in aluminium, die dus een groot aantal kleine openingen vertoont. De voornoemde middelen 8 om de bladvanger 7 op zijn plaats te monteren bestaan in een flens die onder de sluitring 5 past. Het is duidelijk dat deze flens 8 zowel boven als onder de dakbedekking 9 kan worden geplaatst.

Bij voorkeur wordt tussen de dakbedekking 9 en de flens 2 en/ of tussen de dakbedekking en de flens van de bladvanger 7 en/ of onder de sluitring 5 een dichtingsmiddel, zoals kit, aangebracht.

Het is duidelijk dat het geheel bij voorkeur verzonken ligt ten opzichte van de bovenzijde 14 van het dak. Hiertoe kan onder de dakplaat 15 een steun worden gevezen die de ondergrond 4 vormt, dewelke in een kraag 16 voorziet waarop de flens 2 wordt gemonteerd.

Het is duidelijk dat de hiervoor beschreven aansluiting een zeer snelle montage en een zeer degelijke realisatie toelaat. De afvoerbuis 1 bevindt zich steeds haaks ten opzichte van de dakplaat 15. Dit laatste biedt het voordeel dat wanneer een over bijna 90 graden gebogen afvoerbuis 1A wordt aangewend, deze buis zich steeds in een afwaterende positie zal bevinden waardoor retourwater dat in de buis zou kunnen blijven staan wordt vermeden. De perfekt haakse montage blijft immers steeds verzekerd vanwege de ééndelig met de afvoerbuis 1, respektievelijk 1A, uitgevoerde flens 2.

De huidige uitvinding is geenzins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuur weergegeven uitvoeringsvorn, doch

buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

Konklusies.

1.- Aansluiting voor een afvoerleiding bij daken, daardoor gekenmerkt dat ze hoofdzakelijk bestaat uit een afvoerbuis (1,1A); een ééndelig met de afvoerbuis (1,1A) uitgevoerde, zich aan de bovenrand bevindende, flens (2); middelen (3) om de flens (2) te bevestigen op een ondergrond (4); een sluitring (5); middelen (6) om de sluitring (5) op de flens

2._ Aansluiting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de flens (2) een verzinking (11) vertoont die een zitting vormt voor de sluitring (5).

(2) te bevestigen met tussenvoeging van een dakbedekking (9); en een bladvanger (7) die voorzien is van middelen (8) die de bevestiging ervan samen met de plaatsing van de sluitring (5) toelaten.

3.- Aansluiting volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de binnendiameter van de sluitring (5) overeenstemt met de diameter van de afvoeropening (10).

4.- Aansluiting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (3) om de flens te bevestigen op een ondergrond (4) bestaan uit enerzijds verzonken schroefgaten (12) in de flens (2) en anderzijds bijhorende schroeven (13).

5.- Aansluiting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (6) om.de sluitring (5) op de flens (2) te bevestigen bestaan uit roestvrije zelftappende schroeven.

6.- Aansluiting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (8) die de bevestiging van de bladvanger (7) toelaten bestaan uit een aan de onderrand hiervan voorziene flens dewelke onder de sluitring (5) past.

7.- Aansluiting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de sluitring (5) en de afvoerbuis (1, 1A) alsmede de ééndelig met deze laatste uitgevoerde flens (2) bestaan uit polyethyleen.

8.- Aansluiting volgens één der voorgaande lconklusies, daardoor gekenmerkt dat de bladvanger (7) bestaat uit gerekte plaat in aluminium.

9.- Aansluiting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat tussen één of meer van de onderdelen, respektievelijk de sluitring (5), de flens (8) van de bladvanger (7), de dakbedekking (14) en/of de flens (2) van de afvoerbuis (1,1A) een dichtingsmiddel zoals een kit is aangebracht.

10.- Aansluiting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de afvoerbuis (1,1A) onmiddellijk na de flens (2) een bocht beschrijft.

11.- Aansluiting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het gemonteerde geheel gevormd door de flens (2) van de afvoerbuis (1,1A) en de sluitring (5) verzonken ligt ten opzichte van het bovenvlak (14) van de dakplaat (15).