BE1001510A6 - Inrichting voor het opensnijden van beschadigde sigaretten en het recupereren van de tabak ervan. - Google Patents

Abstract

De inrichting is voorzien van een roterend aangedreven trommel (17) met radiale openingen (23) en naast elkaar aangebrachte ringvormige groeven (22), welke trommel over een vaste cylinder (24) draait die onderverdeeld is in een afzuigkamer (26) met afzuigvenster (28) en een blaaskamer (27) met blaasvenster (40) over welke vensters de openingen (23) van de trommel (17) zich verplaatsen, waarbij de afzuigkamer is aangesloten aan een vacuum-pomp voor het stevig in de groeven (22) aanzuigen en vasthouden van de sigaretten en de blaaskamer (27) is aangesloten aan een compressor voor het daarna wegblazen van de eerst vastgehouden sigaretten die door een reeks boven de trommel opgestelde roterend aangedreven schijfmessen (38) langs worden opengesneden.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  INRICHTING VOOR HET OPENSNIJDEN VAN BESCHADIGDE SIGARETTEN EN HET RECUPEREREN VAN DE TABAK ERVAN. 



   De uitvinding betreft een inrichting voor het in lengterichting opensnijden van beschadigde sigaretten en voor het recupereren van de tabak ervan en het scheiden en afvoeren van het overgebleven papier en sigarettenfilters. 



   Gekend is een inrichting voor het langs opensnijden van sigaretten waarbij wordt gebruik gemaakt van twee in een verticaal vlak schuin naar elkaar toelopende schijfmessen die roterend worden aangedreven en een in een horizontaal vlak onder genoemde messen roterend aangedreven kuip waarin de open te snijden sigaretten worden aangebracht die door de centrifugale kracht een ononderbroken snoer van achter elkaar liggende sigaretten langsheen de wand van de kuip vormen en aldus door de bovenliggende messen worden opengesneden. 



   Deze inrichting heeft echter als nadeel dat de sigaretten niet vastgehouden worden onder de messen, zodat het opensnijden der sigaretten niet zuiver verloopt en het papier soms in meerdere stukjes wordt gesneden en in de te recupereren tabak terecht komt. Een ander nadeel is dat de capaciteit van zulk een   inrlch-   ting eerder aan de lage kant ligt. 



   Om deze nadelen te ondervangen is volgens het voornaamste kenmerk der uitvinding een inrichting verwezenlijkt waarvan de hoofdkenmerken in de hierna volgende conclusie 1 zijn beschreven en waarmee het mogelijk. is de open te snijden sigaretten afdoend vast te houden tijdens het opensnijden en een groot aantal sigaretten gelijktijdig open te snijden, zodat een in-   richting mi:   grote capaciteit wordt bekomen. 



   Als voorbeeld, zonder enig begrenzend karakter, 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 volgt hierna een uitvoeriger beschrijving van een verkozen uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding. Deze beschrijving verwijst naar bijgevoegde tekeningen, waarin : fig. 1 schematisch het voorste gedeelte van de inrichting voorstelt ; fig. 2 het middenste gedeelte van de inrichting voorstelt ; fig. 3 het achterste gedeelte van de inrichting voorstelt ; fig. 4 een vergroot zijaanzicht weergeeft van de trommel en de schijfmessen ; fig.   5gedeeltelijk   in doorsnede en gedeeltelijk in vooraanzicht de trommel en de schijfmessen weergeeft volgens de lijn V-V van fig. 4 ;

   fig. 6 een dwarsdoorsnede van de trommel en de schijfmessen weergeeft volgens de lijn VI-VI van   fig. 5 ;   fig. 7 een vergrote dwarsdoorsnede van een schudgoot weergeeft volgens de lijn VII-VII van fig.   6 ;   fig. 8 een vergrote dwarsdoorsnede weergeeft van een gedeelte van de trommel en een schijfmes en een in een omtrekschroef van de trommel aangezogen en open te snijden sigaret. 



   In deze figuren bemerkt men dat de inrichting een toevoerapparaat heeft waarin een transportband zonder einde 1 door een regelbare electro-motor 2 wordt aangedreven en gecontroleerd wordt door fotocellen (niet voorgesteld), welke transportband de langs door te snijden sigaretten op een onderstaande schudzeef 3 werpt die door een trilmotor 4 wordt getrild. Onder deze schudzeef is een afvaltrechter 5, een luchtsluis 6 en een afvoerleiding 7 gemonteerd voor het afvoeren van het doorheen de schudzeef 3 gevallen afval en los gekomen tabak van de beschadigde en open te snijden sigaretten.

   Het einde van de schudzeef 3 geeft uit op 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 een bevochtigingsapparaat dat bestaat uit een opengewerkte transportband zonder einde 8 aangedreven door een electromotor 9 en waarop de schudzeef 3 de sigaretten werpt, een stel stoomsproeiers 10 die onder het bovenste gedeelte van de transportband 8 zijn gemonteerd en die stoom onder lage druk in de sigaretten spuiten, zodat deze op een vochtigheidsgraad van bij voorkeur 13 tot 14 % worden gebracht. Een afzuigkap 11 opgesteld boven de transportband 8 draagt er zorg voor dat de overtollige stoom wordt afgezogen. De bevochtigde sigaretten vallen vervolgens in een schudgoot 12 die deel uitmaakt van een reeks in elkaars verlengde opgestelde schudgoten die elk door een trilmotor 13 in trilling worden gebracht.

   Deze schudgoten zijn in hun langsrichting van groeven 14 voorzien (fig. 7) waardoor de sigaretten die erin terechtkomen in de langsrichting der schudgoten worden gelijkgericht. De voorlaatste schudgoot 12 is uitgerust met een gedeeltelijke zeefbodem 15 waaronder een afvaltrechter 16 is gemonteerd voor het opvangen van losgekomen tabakdeeltjes en die eveneens is aangesloten op de afvoerleiding 7. 



  Onder het einde van de laatste schudgoot 12 is in dwarsrichting een trommel 17 opgesteld. Deze trommel is door middel van kogellagers 18 roteerbaar op een vaste centrale pijp 19 gemonteerd en de draaisnelheid is bij voorkeur regelbaar tussen de 10 en 60 toeren per minuut. De trommel is voorzien van een riemschijf 20 waarmee zij door middel van een electromotor 21 en drijfriem roterend wordt aangedreven. Het omtreksoppervlak van de trommel is voorzien van naast elkaar aangebrachte individuele omtreksgroeven 22 met half-cylindrische bodem waarin de te behandelen sigaretten terecht komen en waarvan het aantal overeenkomt met dit van de schudgoten 12. Elke omtreksgroef 22 is voorzien van een hele reeks radiale openingen 23 die het buitenste 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 met het binnenste gedeelte van de trommel met elkaar in verbinding stellen.

   De trommel draait over een vaste cylinder 24 die is bevestigd op de vaste centrale pijp 19. De binnenruimte van genoemde cylinder is door een scheidingswand 25 verdeeld in een afzuigkamer 26 waarin een vacuüm heerst en een blaaskamer 27 waarin een overdruk heerst. De afzuigkamer 26 is voorzien van een afzuigvenster 28 en een afzuigopening 29 die in de pijp 19 is voorzien, welke pijp is aangesloten op een aanzuigleiding 30 die op haar beurt is aangesloten op een vacuümpomp 31. Hierdoor worden de sigaretten die in de omtreksgroeven 22 van de roterend aangedreven trommel 17 terechtkomen, door tussenkomst van de openingen 23 stevig tegen de trommel gezogen en vastgehouden. Boven de trommel is een in kogellagers 32 gelegerde as 33 aangebracht die door een   riemschijf   34, een electromotor 35 en drijfriem roterend wordt aangedreven.

   De kogellagers aan beide einden van de as 33 zijn gemonteerd in een huis 36, welke huizen door een regelmechanisme 37 in hoogte instelbaar zijn. Op de as 33 zijn meerdere schijfmessen 38 gemonteerd waartussen   afstand-   ringen 39 zijn aangebracht, zodat met elke omtreksgroef 22 van de trommel 17 een schijfmes 38 samenwerkt voor het in langsrichting doorsnijden van de op de trommel vastgehouden sigaretten die doordat zij vooraf bevochtigd werden, gemakkelijk kunnen worden   opengesneden.   



  Door de regelmechanismen 37 is het mogelijk de snijdiepte der schijfmessen 38 in te stellen op een gewenste diepte (fig. 8). Tijdens de roterende beweging van de trommel 17 komen de door de schijfmessen 38 langs door-gesneden sigaretten voor een blaasvenster 40 dat is voorzien in de vaste cylinder 24 en dat uitgeeft in de blaaskamer 27 die op haar beurt door een blaasopening 41 in verbinding staat met het binnenste van de vaste pijp 19. Een dwarswand 42 voorzien in de pijp 19 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 scheidt de blaasopening 41 van de afzuigopening 29, terwijl een compressorleiding 43 op de blaasruimte van de pijp 19 is aangesloten, welke leiding aan het andere einde is aangesloten aan een compressor 44.

   Hierdoor worden de sigaretten en eventueel in de openingen 23 achtergebleven tabak van de trommel weggeblazen via de openingen 23 en opgevangen in een afvoertrechter 45 die is aangesloten aan de afvoerleiding 7. Alle papier, tabak, sigarettenfilters en stof die via de afvoerleiding 7 door middel van een afzuiger 46 worden afgevoerd komen terecht op een zeeftrommel 47 waarvan het binnenste is aangesloten aan een leiding 48 waarvan het andere einde is aangesloten aan een opvangtank 49 voor het opvangen van fijn stof. De opvangtank 49 is verder nog aangesloten door middel van een afzuigleiding 52 aan een afzuiger 50 met electromotor 51. De tabak, papier en filters die van de zeeftrommel 47 vallen, komen terecht op een schudzeef 53 die een zeef 54 en daaronder een volle bodem 55 heeft, welke schudzeef door een electromotor 56 in trilling wordt gebracht.

   Het papier en de filters van de sigaretten kunnen niet doorheen de zeef 54 en worden samen naar een container 57 afgevoerd. De gerecupereerde tabak valt wel door de zeef 54 en wordt via de volle bodem 55 van de schudzeef 53 afgevoerd naar een container 58. 



   Door deze inrichting met grote capaciteit worden de sigaretten op een efficiente wijze opengesneden en de tabak zonder moeite gerecupereerd voor de fabricatie van nieuwe rokerswaren. 



   Het spreekt vanzelf dat de vorm, de afmetingen en de onderlinge opstelling der hiervoor beschreven onderdelen kunnen verschillen en dat sommige dezer onderdelen zouden kunnen worden vervangen door andere die hetzelfde doel nastreven.

Claims (8)

1. CONCLUSIES 1. - Inrichting voor het opensnijden van beschadigde sigaretten en het recupereren van de tabak ervan, met hetkenmerk dat zij in hoofdzaak bestaat uit een bevochtigingsapparaat (8-9-10-11) voor het bevochtigen van het papier van de open te maken sigaretten, achter het bevochtigingsapparaat een aantal in elkaars verlengde opgestelde schudgoten (12) waarvan de bodem is voorzien van in de langsrichting der schudgoten lopende groeven (14) voor het opvangen, gelijkrichten en voortbewegen der bevochtigde sigaretten, dwars opgesteld tegenaan het einde van de laatste schudgoot (12) een roterend aangedreven trommel (17) met omtreksgroeven (22) voor het opvangen der bevochtigde sigaretten en waarvan de trommelwand is voorzien van openingen (23), binnenin de trommel en in contact hiermee een vaste cylinder (24)

   onderverdeeld in een afzuigkamer (26} en een blaaskamer (27) waarvan de afzuigkamer (26) is voorzien van een afzuigvenster (28) en de blaaskamer (27) van een blaasvenster (40) over welke vensters de openingen (23) van de roterend aangedreven trommel (17) zieh verplaatsen, waarbij de afzuigkamer (26) is aangesloten aan een vacuümpomp (31) voor het stevig in de groeven (22) van de trommel (17) aanzuigen en vasthouden van de bevochtigde sigaretten en de blaaskamer (27) is aangesloten aan een compressor (44) voor het daarna van de trommel (17) wegblazen van genoemde sigaretten in een afvoertrechter (45), een reeks roterend aangedreven schijfmessen (38) opgesteld boven de trommel en waarvan elk mes voor het langs opensnijden der bevochtigde en op de trommel vastgezogen sigaretten samenwerkt met een der omtreksgroeven (22) van de trommei (17),

   en middelen (46S6) voor het scheiden van het <Desc/Clms Page number 7> papier, de filters en de tabak van de opengesneden sigaretten.
2. 2.-Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het bevochtigingsapparaat bestaat uit een opengewerkte transportband zonder einde (8), een reeks stoomsproeiers (10) voor het met stoom bevochtigen van de op de transportband vervoerde open te snijden sigaretten, en een afzuigkap (11) boven de transportband voor het afzuigen van de overtollige stoom.
3. 3. - Inrichtingvolgens conclusie 1, met het kenmerk dat minstens een der schudgoten (12) is voorzien van een zeefbodem (15) voor het verwijderen van reeds losgekomen deeltjes van de bevochtigde sigaretten.
4. 4.-Inrichting volgensconclusie 1, met het kenmerk dat de vaste cylinder (24) waarover de trommel (17) roterend is aangedreven, is bevestigd op een vaste holle as (19), tussen welke cylinder en de vaste as een radiale scheidingswand (25) is voorzien die de binnenruimte van de cylinder verdeelt in een afzuig- kamer (26) en een blaaskamer (27) die elk een opening (28-40) hebben in de cylinderwand en een opening (29- 41) in de vaste holle as (19), welke laatste openingen van elkaar zijn gescheiden door een in de holle as voorziene dwarswand (42), zodat het ene einde van de holle as dienst doet als afzuigopening en het andere einde als blaasopening.
5. 5.-Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de schijfmessen (38) naast elkaar zijn gemonteerd op een roterend aangedreven as (33), tussen welke messen afstandsringen (39) zijn voorzien.
6. 6.-Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de as (33) met de schijfmessen (38) in hoogte ten opzichte van de omtreksgroeven (22) van de trommel (17) en van de erin vastgezogen sigaretten, instelbaar EMI7.1 is. <Desc/Clms Page number 8>
7. 7.-Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de bodem van de omtreksgroef (22) in de trom- mel (17) en van de langslopende groeven (14) in de schudgoten (12), half cylindrisch zijn en de zijwanden ervan schuin uiteenlopen.
8. 8.-Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de middelen voor het scheiden van het papier, de filters en de tabak van de opengesneden sigaretten, bestaan uit een zeeftrommel (47) voor het opvangen van de opengesneden sigaretten, een opvangtank (49) en een afzuiger (50) voor het afvoeren van stof uit de zeeftrommel, onder genoemde zeeftrommel een schudgoot (53) met een zeef (54) en een volle bodem (55), een eerste container (58) voor het opvangen van de doorheen de zeef op de volle bodem gevallen tabak en een tweede container (57) voor het opvangen van het papier en de filters die niet doorheen de zeef vallen.