BE1000012A6

BE1000012A6 - Inrichting voor het sturen van een laadplatform voor transportvoertuigen.

Info

Publication number: BE1000012A6
Application number: BE8700075A
Authority: BE
Original assignee: Elskamp Hendrika Johanna Echtg
Priority date: 1987-02-03
Filing date: 1987-02-03
Publication date: 1987-11-10
Also published as: EP0277686B1; EP0277686A2; DE3866885D1; US4780044A; EP0277686A3

Abstract

De inrichting bestaat in hoofdzaak uit een dwarsjuk (6), een in hoogte verplaatsbaar laadplatform (1), steunbalken (4-5), draagstangen (12-13) evenwijdig en scharnierend aangebracht tussen het laadplatform en de steunbalken, zwenkarmen (10) scharnierend aan spillen (9) van het dwarsjuk opgehangen, welke zwenkamen een steunmiddel (11) dragen waarop het laadplatform vrij rust en welke armen scharnierend zijn gekoppeld aan een kipcylinder (22) die anderzijds aan het transportvliegtuig is opgehangen evenals geleidingsstangen (14) en minstens één hefcylinder (18) die anderzijds aan genoemde spillen (9) zijn gekoppeld.

Description

INRICHTING VOOR HET STUREN VAN EEN LAADPLATFORM VOOR TRANS-
PORTVOERTUIGEN
De uitvinding betreft een inrichting voor het sturen van een laadplatform voor transportvoertuigen, zoals vrachtwagens, welk laadplatform de laadopening van het transportvoertuig kan afsluiten en een vracht in een horizontaal vlak tussen het laadvlak van het transportvoertuig en het grondoppervlak kan verplaatsen.

Gekend is een inrichting waarbij gebruik is gemaakt van kipcylinders voor het onder een hoek van 90. kantelen van het laadplatform, zodat dit zowel in een vertikale als horizontale stand kan worden opgesteld en waarbij tevens gebruik is gemaakt van hefcylinders om het laadplatform in een horizontale stand tussen het laadvlak van het transportvoertuig en het grondoppervlak in hoogte te verplaatsen.

De hoogte van de achterboord van het laadplatform waaraan de kip-en hefcylinders scharnierbaar zijn bevestigd is hierdoor echter betrekkelijk groot, zodat de bovenzijde van het laadplatform zich zelfs in zijn laagste stand betrekkelijk hoog boven het grondoppervlak bevindt. Om de voorste boord van het laadplatform tegen het grondoppervlak te kunnen plaatsen is men dus verplicht de onderzijde van het laadplatform heilend naar genoemde boord te richten, zodat wanneer dit vlak tegen het grondoppervlak rust, de boven-

zijde van het laadplatform hellend naar beneden wordt gericht en de te transporteren vracht op of af het laadplatform kan worden gerold of geschoven.

Een nadeel hiervan is echter dat wanneer de onderzijde van het laadplatform zieh op het grondoppervlak bevindt, de bovenzijde van het laadplatform een hellende stand inneemt, zodat het gevaar bestaat dat de vracht van het laadplatform kan afrollen of afschuiven of dat de vracht omkantelt, waardoor schade kan ontstaan.

Om dit nadeel te ondervangen is volgens het voornaamste kenmerk der uitvinding een inrichting verwezenlijkt zoals in hoofdzaak beschreven in de hiernavolgende conclusie 1. Bovendien heeft deze inrichting het voordeel dat de con- structie ervan betrekkelijk licht kan worden uitgevoerd en dat zonder veel moeilijkheden een weeginrichting kan ingebouwd worden.
EMI2.1

Als voorbeeld volgt hierna een uitvoeriger beschrijving van een mogelijk doch geenszins beperkte uitvoering- vorm van de inrichting volgens de uitvinding. Deze beschrijving verwijst naar bijgevoegde tekeningen, waarin : fig. 1 in langsdoorsnede het volgens de uitvinding opgehangen laadplatform weergeeft, op het ogenblik dat het grondoppervlak wordt geraakt ; fig. 2 in vergrote langsdoorsnede dit laadplatform weergeeft, nadat het volledig voor laden of ontladen tegen het grondoppervlak is neergezet ;

fig. 3 een bovenaanzicht van het laadplatform weergeeft ; fig. 4 er een dwarsdoorsnede van weergeeft volgens de lijn IV-IV van fig. 3 ; fig. 5 een schema weergeeft van het hydraulisch aggregaat dat het laadplatform bestuurt.

In deze figuren bemerkt men het laadplatform 1 dat de open zijde van de vrachtwagen afsluit en waarop de opof af te laden vracht wordt qeplaatst en waarvan de voorste boord hellend naar beneden is gericht (fig. 2), zodat de te transporteren vracht zonder moeite op of af het laadplat- form kan worden gereden of geschoven. Genoemd laadplatform 1 is bevestigd op twee profielen 2-3 met omgekeerde U-vormige dwarsdoorsnede en die wanneer het laadplatform volledig tegen het grondoppervlak is neergezet, over twee profielen 4-5 met U-vormige dwarsdoorsnede grijpen (fig. 4).

Deze twee profielen zijn bevestigd aan of vormen een geheel met een dwarsjuk 6 dat is voorzien van twee uitsparingen 7- 8 gelegen tegenover genoemde profielen. In elke uitsparing 1s vrij een scharnierspil 9 gemonteerd waaraan scharnierbaar een starre V-vormige zwenkarm 10 is opgehangen die aan zijn vrije einde is voorzien van een steunmiddel, zoals een steunwieltje 11) dat in het aanliggend profiel 2, resp. 3, is opgesteld en waarop het lijf van genoemd profiel rust.

Hierdoor wordt het laadplatform 1 volledig door genoemde twee steunwieltjes 11 gedragen. Tussen elk profiel 2,

resp. 3 en elk profiel 4, resp. 5, zijn twee hierin scharnierbare draagstangen 12-13 bevestigd, die ervoor zorgen dat het laadplatform evenwijdig met het grondoppervlak in hoogte verstelbaar is om het laadplatform zo laag mogelijk bij het grondoppervlak te brengen, zoals uit de hierna volgende beschrijving van de werking van de inrichting zal blijken. Aan iedere spil 9 is eveneens scharnierend een einde van een geleidingsstang 14 opgehangen waarvan het andere einde scharnierend is bevestigd om een spil 15 die op een draagstoel 16 is gemonteerd.

Tevens is aan elke spil 9 scharnierend de zuigerstang 17 van een hydraulische hefcylinderTB gekoppeld en is deze cylinder scharnierend om een spil 19 opgehangen die op de draagstoel 16 van het transportvoertuig is gemonteerd. Deze hefcylinders zijn in staat de gehele constructie van laadplatform 1, dwarsjuk 6, profielen 2-3-4-5, draagstangen 12-13 en zwenkarmen 10 in hoogte te verplaatsen tussen het laadvlak van het transportvoertuig en het grondoppervlak. Evenwijdig lopend met elke geleidingsstang 14 is scharnierbaar tussen een op de draagstoel 16 gemonteerde spil 20 en een op elke V-vormige zwenkarm 10 voorziene spil 21, een hydraulische kipcylinder 22 met zuigerstang 23 aangebracht.

Deze kipcylinders maken het door tussenkomst van de V-vormige zwenkarmen 10 en de draagstangen 12-13 mogelijk het laadplatform 1 evenwijdig met het grondoppervlak in hoogte langsheen het dwarsjuk 6 te verplaatsen, om aldus

dit laadplatform horizontaal op het grondoppervlak neer te zetten, waardoor de te transporteren vracht zonder moeite en veilig op of af het laadplatform kan worden gereden of geschoven. Vermeden wordt dus dat het laadplatform een hellende stand inneemt, waardoor de vracht, vooral dan wanneer zij op een karretje is geladen, van het hellend vlak kan terugrollen of terugschuiven.

De hef-en kipcylinders 18-22 zijn op de gekende wijze door slangen 24 aan een hydraulisch olieaggregaat met gesloten omloop gekoppeid (fig. 5). Deze cylinders worden gestuurd door een stuurventiel 25 dat is aangesloten op een omloopleiding 26 waarop een pomp 27, een oliefilter 28, een olietank 29, een ontlastventiel 30, een veiligheidsventiel 31 en terugslagkleppen 32 zijn voorzien. De pomp 21 wordt aangedreven door een electromotor 33 die is aangesloten op een electrisch circuit met startrelais 34, batterij 35 en dynamo 36.

Voor het gebruik van het laadplatform dat in verticale stand de laadbak van het transportvoertuig afsluit, wordt het stuurventiel 24 derwijze bevolen dat de kipcylinders 22 een trekkracht uitoefenen op de V-vormige zwenkarmen 10, waardoor de steunwieltjes 11 een drukkracht uitoefenen op de profielen 4-5 en het laadplatform met het dwarsjuk 6 derwijze kantelen om de spillen 9 dat zij in horizontale richting in het verlengde van het laadvlak van het transportvoertuig worden opgesteld (in stippellijn

weergegeven in fig. 1). Hierna wordt het stuurventiel 24 derwijze ingesteld, dat de hefcylinders 18 in werking komen en het laadplatform dat wordt gedragen door de steunwieltjes 11 en de draagstangen 12-13, horizontaal naar het grondoppervlak wordt verplaatst.

Wanneer dit grondoppervlak is bereikt, wordt opnieuw het stuurventiel 24 bevolen voor het opnieuw in werking brengen van de kipeylinders 22, waardoor een trekkracht op de V-vormige zwenkarmen 10 wordt uitgeoefend. Hierdoor zakken de steunwieltjes 11 en het erop rustend laadplatform 1 en wordt dit door tussenkomst van de draagstangen 12-13, mooi horizontaal tot tegen het grondoppervlak gebracht, waarbij de U-vormige profielen 2, resp. 3 en 4, resp. 5, over elkaar grijpen. De vracht kan nu zonder moelte op het laadplatform worden aangebracht, zonder dat het gevaar bestaat dat zij hiervan zou afrollen, afschuiven of zou omkantelen.

Voor het naar het laadvlak van het transportvoertuig verplaatsen van het laadplatform, stelt men het stuurventiel 24 derwijze in, dat de kipcylinders 22 de V-vormige zwenkarmen 10 verplaatsen en de steunwieltjes 11 op het lijf van de profielen 2-3 drukken, waardoor het laadplatform 1, dank zij de draagstangen 12-13 die scharnierend zijn aangebracht tussen de profielen 2, resp. 3 en 4, resp.

5, over een kleine hoogte in een horizontaal vlak langsheen het dwarsjuk 6 wordt verplaatst. Hierna wordt het stuurventiel 24 derwijze bevolen dat de hefcylinders 18

het geheel in een horizontaal vlak naar boven verplaatsen tot tegen het laadvlak van het transportvoertuig. Wanneer de vracht van het laadplatform op het transportvoertuig is overgebracht, wordt het stuurventiel 24 in een stand gebracht waarbij de kipcylinders 22 in werking komen en een druk wordt uitgeoefend op de V-vormige zwenkarmen 10.

Hierdoor drukken de steunwieltjes 11 op de profielen 2-3 waarop het laadplatform 1 is bevestigd en kantelt dit laadplatform en het dwarsjuk 6 met de eraan bevestigde profielen 4-5, die door middel van de draagstangen 12-13 aan genoemde profielen 2, resp. 3 en 4, resp. 5 zijn be- vestig, om de spillen 9, zodat het laadplatform in verticale stand komt te staan en de laadopening van het transportvoertuig afsluit.

Het spreekt vanzelf dat de vorm, de afmetingen, het aantal en de onderlinge opstelling der hiervoor beschreven onderdelen kunnen verschillen en dat tevens sommige dezer onderdelen zouden kunnen worden vervangen door andere die hetzelfde doel nastreven.

Claims

CONCLUSIES 1. - Inrichting voor het sturen van een laadplatform voor transportvoertuigen, welke inrichting is voorzien van kipcylinders (22) aangebracht tussen het transportvoertuig en het laadplatform (l) en enerzijds bestemd voor het verticaal opstellen van het laadplatform voor de laadopening van het transportvoertuig en anderzijds voor het horizontaal opstellen van het laadplatform in de verlenging van het laadvlak van het transportvoertuig en waarbij minstens een hefcylinder (18) is voorzien tussen het transportvoertuig en het laadplatform om dit horizontaal in hoogte te verplaatsen tussen het laadvlak van het transportvoertuig en het grondoppervlak, met het kenmerk dat de inrichting in hoofdzaak bestaat uit de combinatie van een dwarsjuk (6) dat in hoogte verstelbaar is en.

onder 900 om scharnierspillen (9) kantelbaar is, steunbalken (4-5) die van het onderste gedeelte van het dwarsjuk deel uitmaken, een laadplatform (1) dat boven en evenwijdig met de steunbalken langsheen het dwarsjuk in hoogte verstelbaar is en in zijn laagste stand op het grondoppervlak rust en over de steunbalken grijpt, zwenkarmen (10) vrij kantelbaar opgehangen om de scharnierspillen (9) van het dwarsjuk en voorzien van steunmiddelen (11) waarop het laadplatform vrij rust en anderzijds bestemd voor het uitoefenen van een druk op de <Desc/Clms Page number 9> steunbalken (4-5) bij het kantelen van het laadplatform, draagstangen (12-13)

scharnierbaar gekoppeld tussen het laadplatform en de steunbalken en bestemd voor het horizontaal houden van het laadplatform tijdens zijn hoogteverplaatsing langsheen het dwarsjuk, geleidingsstangen (14) scharnierbaar gekoppeld tussen de scharnierspillen (9) van het dwarsjuk en het transportvoertuig, minstens een hefcylinder (18) scharnierend gekoppeld tussen het transportvoertuig en de scharnierspillen (9) van het dwarsjuk en bestemd voor het horizontaal in hoogte verplaatsen van het laadplatform tussen het laadvlak van het transportvoertuig en het grondoppervlak, en minstens een kipcylinder (22) evenwijdig opgesteld met de geleidingsstangen (14) en die enerzijds scharnierend is gekoppeld aan het transportvoertuig en anderzijds aan de zwenkarmen (10)

en bestemd is voor het onder 900 zwenken van het dwarsjuk met steunbalken en laadplatform om de scharnierspillen (9) van het dwarsjuk en voor het zwenken van de zwenkarmen (10) met steunmiddelen (11) waarop het laadplatform rust.
2.-Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de zwenkarmen (10) een V-vorm hebben en dat een einde van elke zwenkarm scharnierend is gekoppeld aan de schar- nierspll (9) van het dwarsjuk (6), het andere einde een steunmiddel (11) draagt en het middenste gedeelte scharnierbaar 1s gekoppeld aan de zuigerstang (23) van de kipcylinder (22). <Desc/Clms Page number 10>
3.-Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het dwarsjuk (6) onderaan 1s voorzien van twee uitsparingen (7-8), waarin een zwenkarm (10) scharnierend is aangebracht om een in de uitsparing vrij opgehangen schar- nierspil (9) waaraan tevens scharnierbaar en einde van een geleidingsstang (14) en van een hefcylinder (18) 1s gekoppeld die anderzijds scharnierbaar aan het transportvoertuig is opgehangen.
4.-Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het laadplatform (1) 1s bevestigd op twee langslopende draagbalken (2-3) met omgekeerde U-vormige dwarsdoorsnede die de zwenkarmen (10) en de draagstangen (12-13) afdekken en dat het dwarsjuk (6) is verlengd door twee steunbalken (4-5) met U-vormige dwarsdoorsnede waarover eerstgenoemde draagbalken grijpen wanneer het laadplatform zieh tegen het grondoppervlak bevindt.