NL9500136A - Werkwijze en inrichting voor het verharden van platen of andere gevormde voorwerpen uit vezels of spaanvormige deeltjes met cement als bindmiddel. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het verharden van platen, of andere gevormde voorwerpen uit vezels of spaanvormige deeltjes met cement als bindmiddel

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verharden van platen of andere gevormde voorwerpen uit vezels of spaanvormige deeltjes met cement als bindmiddel, in het bijzonder houtwol- en houtspaanderce-mentplaten, in vormen.

Bij de tot nu toe toegepaste methode worden de geproduceerde platen of andere gevormde voorwerpen in stapels van vormen verhard, gebruik makend van de optredende reactiewarmte onder belasting, waarbij de verhar-dingstijd ± 24 uur bedraagt, d.w.z. deze verhardingstijd is nodig om de platen of andere gevormde voorwerpen onbeschadigd uit de vorm te kunnen halen. De volledige uithar-ding wordt pas bereikt na ± 28 dagen. Naast de lange verhardingstijd heeft de bekende methode het nadeel, dat afhankelijk van de productiecapaciteit van het bedrijf zeer grote aantallen vormen nodig zijn, omdat deze slechts eenmaal per dag kunnen worden gevuld. Dit vergt een grote investering en de grote aantallen vormen vereisen omvangrijk onderhoud en veel opslagruimte. Een verder bezwaar van deze bekende methode is, dat het productieproces niet continu kan worden uitgevoerd. Nog een groot bezwaar van de beschreven methode ligt in het feit, dat schadelijke stoffen in het hout de normale afbinding van de cement kunnen vertragen of zelfs totaal verhinderen, zodat tot nu toe slechts een beperkt aantal houtsoorten toepasbaar is voor de productie van bijvoorbeeld houtwolcementplaten.

De uitvinding heeft ten doel, de bezwaren van deze bekende methode op te heffen.

Dit doel wordt bereikt, doordat volgens de uitvinding tenminste één stapel vormen met de genoemde platen of andere gevormde voorwerpen in een afgesloten ruimte wordt geplaatst en doordat in de afgesloten ruimte C02 wordt toegevoerd en gedurende een voorafbepaalde tijdsperiode in die ruimte wordt gehouden.

Door toepassing van deze maatregelen kan de verhardingstijd aanzienlijk worden bekort, omdat het C02 de reactie van de cement met het water aanzienlijk sneller laat verlopen, waarbij de cementmineralen worden omgezet in calciumcarbonaat en hydrosilicaten, die zorgen voor de sterkte-eigenschappen van de cementbinding.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt voorafgaande aan het toevoeren van het C02 in de afgesloten ruimte een vacuum gezogen. Hierdoor heeft een betere penetratie van het C02-gas in de poreuze plaat of andere poreuze gevormde voorwerp plaats.

Bij een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt als afgesloten ruimte een autoclaaf gebruikt, waarbij het C02 onder overdruk in de autoclaaf wordt toegevoerd en wordt telkens tussen twee vormen een geperforeerde plaat aangebracht, die aan de naar de bovenliggende vorm toegekeerde zijde is voorzien van op afstand van elkaar staande uitsteeksels.

Deze maatregelen verdelen de toegevoerde C02 gelijkmatig over het grote oppervlak van de vormen, waardoor de reactie tussen cement, water en C02 gelijkmatig over het gehele gevormde product verloopt. Bij deze uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding kan de verhardingstijd, dat wil zeggen vanaf het vullen van de autoclaaf tot en met het afvoeren van de stapels vormen met platen of andere gevormde voorwerpen uit de autoclaaf, worden teruggebracht tot ±30 minuten.

De uitvinding heeft ook betrekking op een installatie voor het verharden van platen of andere gevormde voorwerpen uit vezels of spaanvormige deeltjes met cement als bindmiddel, in het bijzonder houtwol- en houtspaander-cementplaten, in vormen.

Volgens de uitvinding is de installatie voorzien van een afsluitbare ruimte voor tenminste één stapel van vormen voor die platen of andere gevormde voorwerpen en is de afsluitbare ruimte verbindbaar met een apparaat voor het toevoeren van C02.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de installatie volgens de uitvinding is de afsluitbare ruimte verbindbaar met een bron van vacuum.

Bij een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de installatie volgens de uitvinding is de afsluitbare ruimte een autoclaaf en is aan de onderzijde van alle vormen een geperforeerde plaat aangebracht, die aan de naar de bovenliggende vorm toegekeerde zijde is voorzien van op afstand van elkaar staande uitsteeksels.

Bij toepassing van twee autoclaven met bijbehorende uitrustingen en 500 vormen is een continue productie van platen of andere gevormde voorwerpen, in het bijzonder houtwol- en houtspaandercementplaten, mogelijk. Daarbij kunnen verschillende houtsoorten worden verwerkt, is de kwaliteit van de geproduceerde platen beter dan die volgens de bekende methode geproduceerde platen en kan tevens afvalhout worden verwerkt, hetgeen bij de bekende methode niet het geval is.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een schematisch getekend zijaanzicht respectievelijk langsdoorsnede van een bij de werkwijze volgens de uitvinding toegepaste autoclaaf, fig. 2 is een schematisch getekende dwarsdoorsnede van de autoclaaf, fig. 3 is een dwarsdoorsnede van een stapel gevulde vormen met persinrichtingen in de autoclaaf, en fig. 4 toont een detail IV in fig. 3 op een grotere schaal.

De installatie volgens de uitvinding omvat een afsluitbare ruimte, bij voorkeur een autoclaaf 1, die is voorzien van een voordeksel 2 met een contragewicht 3 en een hefboom 4, die op een vaste, draaibare as 5 is bevestigd, van een achterdeksel 6 met een contragewicht 7 en een hefboom 8, die op een vaste, draaibare as 9 is bevestigd, en van een verplaatsingsinrichting 10 voor stapels 11 van vormen 12 met bijvoorbeeld houtwolcementplaten 13, welke verplaatsingsinrichting bij voorkeur een rollen-transporteur is, waarvan een of meer rollen kunnen worden aangedreven. De stapels 11 van vormen 12 kunnen naar de autoclaaf 1 worden toegevoerd op een rollentransporteur 14 en van de autoclaaf 1 worden afgevoerd op een rollentransporteur 15, welke transporteurs 14 en 15 op dezelfde hoogte zijn opgesteld als de rollentransporteur 10 in de autoclaaf 1.

De installatie is verder voorzien van een aansluiting (niet getekend) voor de verbinding met een va-cuumbron, bijvoorbeeld een vacuumpomp (niet getekend) en van een aansluiting voor de verbinding met een apparaat voor het toevoeren van C02, bijvoorbeeld een C02-opslag-en -doseerstation (niet getekend).

In de autoclaaf 1, die normaal een ronde dwarsdoorsnede heeft, kunnen de loze ruimten aan weerszijden van de stapels 11 worden opgevuld met willekeurig geschikt vulmateriaal 16, om het verbruik en het verlies van C02 zoveel mogelijk te beperken. Dit geldt ook voor eventuele andere loze ruimten, bijvoorbeeld boven de stapels 11 en onder de rollentransporteur 10.

Boven de stapels 11 van vormen 12 kunnen een of meer pneumatische of hydraulische drukstempels 17 zijn aangebracht, waarmee de vormen 12 op elkaar kunnen worden geperst.

Zoals in £ig. 3 is getekend, kunnen in plaats van de stempels 17 dubbele jukken 18 worden toegepast, die bestaan uit twee jukbalken 19 en 20, die door aan beide einden scharnierbaar gemonteerde pneumatische of hydraulische cilinders 21 en 22 met elkaar zijn verbonden.

De in fig. 4 in detail getekende vormen 11 bestaan uit een bodem 23 en twee zijlatten 24, waarvan de hoogte de dikte van de bijvoorbeeld te vervaardigen hout-wolcementplaten 12 bepaalt. Volgens de uitvinding is aan de onderzijde van de vormen 11 een geperforeerde plaat of mat 25 van bijvoorbeeld kunststof aangebracht, bijvoorbeeld met behulp van schroeven 26, waarin een zeer groot aantal gaten of perforaties 27 zijn gevormd. Om de gedachte te bepalen, kan het aantal perforaties ruim 25.000 per vierkante meter bedragen, maar dit aantal kan natuurlijk nog groter of ook kleiner zijn, afhankelijk van de te stellen eisen.

De kunststof matten 25 zijn aan de bovenzijde, dat wil zeggen aan de naar de bovenliggende vorm 11 toegekeerde zijde, voorzien van nokvormige uitsteeksels 28, waarvan het aantal kan overeenkomen met dat van de gaten 27, waarbij zowel in de lengte als in de breedte van de matten 25 de rijen gaten 27 en rijen nokken 28 elkaar afwisselen.

Dankzij deze kunststof matten 25 stroomt het in de autoclaaf toegevoerde C02 in horizontale richting tussen de onderzijde van de bovenliggende vorm en het plaatvormige deel van de mat en tussen de nokken 28 door naar binnen en vult die gehele ruimte en stroomt tegelijk door de perforaties of gaten 27 naar beneden en dringt gelijkmatig verdeeld over het oppervlak van de vorm in bijvoorbeeld de houtwolcementplaat 12.

De toegepaste kunststof matten 25 hebben een hoge perforatiegraad, zodat het indringen van het C02 in bijvoorbeeld de houtwolcementplaten over hun gehele oppervlak gelijkmatig is, terwijl zij een geringe hoogte en een groot aantal draagpunten hebben en gemakkelijk aan be- staande vormen kunnen worden aangebracht.

Bij het toepassen van de bovenbeschreven installatie voor het verharden van bijvoorbeeld houtwolcement-platen kan men als volgt te werk gaan.

Eerst wordt de autoclaaf 1 gevuld met bijvoorbeeld vijf stapels van bijvoorbeeld zesentwintig vormen elk, vervolgens worden de deksels 2 en 6 gesloten, worden de persinrichtingen 17 of 18 in werking gesteld en wordt vacuum gezogen in de autoclaaf 1 tot een onderdruk van ongeveer -0,3 bar tot ongeveer -0,7 bar. Dan wordt C02 in de autoclaaf 1 toegevoerd onder een hoge druk van plusminus 3 bar. Hierna heeft het zogenaamde carbonateren plaats, dat wil zeggen het verharden van de cementbrij op en tussen de houtwolvezels of houtspaanders. Na het carbonateren wordt de niet-verbruikte C02 uit de autoclaaf afgevoerd en opgeslagen, waarna de autoclaaf op atmosferische druk wordt gebracht. De stapels vormen kunnen dan uit de autoclaaf worden afgevoerd en de platen of andere gevormde voorwerpen zijn zover verhard, dat zij onbeschadigd uit de vormen kunnen worden gehaald en worden opgeslagen voor verdere uitharding.

De procesduur tot en met het legen van de autoclaaf bedraagt plusminus 30 minuten.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het verharden van platen of andere gevormde voorwerpen uit vezels of spaanvormige deeltjes met cement als bindmiddel, in het bijzonder houtwol- en houtspaandercementplaten, in vormen, met het kenmerk, dat tenminste één stapel vormen met die platen of andere gevormde voorwerpen in een afgesloten ruimte wordt geplaatst, en dat in de afgesloten ruimte C02 wordt toegevoerd en gedurende een voorafbepaalde tijdsperiode in die ruimte wordt gehouden.

2. Werkwijze volgens conclusiee 1, met het kenmerk, dat voorafgaande aan het toevoeren van C02 in de afgesloten ruimte een vacuum wordt gezogen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als afgesloten ruimte een autoclaaf wordt gebruikt, waarbij het C02 onder overdruk in de autoclaaf wordt toegevoerd, en dat tussen telkens twee vormen een geperforeerde plaat wordt aangebracht, die aan de naar de bovenliggende vorm toegekeerde zijde is voorzien van op afstand van elkaar staande uitsteeksels.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de vormen in de autoclaaf gedurende het verblijf op elkaar worden geklemd.

5. Installatie voor het verharden van platen of andere gevormde voorwerpen uit vezels of spaanvormige deeltjes met cement als bindmiddel, in het bijzonder houtwol- en houtspaandercementplaten, in vormen, met het kenmerk, dat de installatie is voorzien van een afsluitbare ruimte (1) voor tenminste één stapel (11) van vormen (12) voor die platen of andere gevormde voorwerpen (13) en dat de afsluitbare ruimte verbindbaar is met een apparaat voor het toevoeren van C02.

6. Installatie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afsluitbare ruimte (1) verbindbaar is met een bron van vacuum.

7. Installatie volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de afsluitbare ruimte een autoclaaf (l) is, en dat aan de onderzijde van elke vorm (12) in de tenminste ene stapel (11) een geperforeerde plaat (25) is aangebracht, die aan de naar de bovenliggende vorm toegekeerde zijde is voorzien van op afstand van elkaar staande uitsteeksels (28).

8. Installatie volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de installatie is voorzien van tenminste één persinrichting (17;18), waarmee de vormen (12) in de stapel (11) op elkaar kunnen worden gedrukt.

9. Installatie volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de autoclaaf (1) is voorzien van een inrichting (10) voor het verplaatsen van een stapel vormen in en door de autoclaaf.