NL9400818A - Vaartuig, baggermiddelen en samenstel daarvan. - Google Patents

Description

VAARTUIG, BAGGERMIDDELEN EN SAMENSTEL DAARVAN

Deze uitvinding heeft ten eerste betrekking op een baggersamenstel en meer in het bijzonder op een baggersamen-stel, dat bij moeilijk toegankelijke wateren, zoals stuwmeren in of achter de bergen, dient te worden gebruikt.

Dichtslibbing van bij voorbeeld diepe stuwmeren, kan verschillende problemen veroorzaken, bij voorbeeld een milieugevaar met zich mee brengen en leiden tot verstopping van rivieren, van installaties in of bij stuwdammen.

Tegenwoordig wordt het slib van de bodem van zulke stukken water opgebaggerd door het opzuigen van het bodem-slib, dat vervolgens afgevoerd wordt. Een eerste probleem hierbij is dat veel water samen met het slib weggezogen wordt, 7 delen water bij 1 deel slib bij voorbeeld is niet ongewoon. Dit heeft natuurlijk een negatieve invloed op de waterspiegel en/of de hoeveelheid af te voeren baggerslib.

Het opbaggeren van slib door zuiging bij een diepte tot ongeveer 50 meter kan eveneens niet met een grote nauwkeurigheid uitgevoerd worden, omdat de zuiger de neiging heeft om alles dat hiermee in contact raakt weg te zuigen.

Een derde probleem is de bijbehorende logistiek van het transporteren en assembleren van een zodanig bagger-systeem bij moeilijk toegankelijke stukken water.

De onderhavige uitvinding verschaft volgens een eerste aspect een bagger samenstel omvattende een vaartuig en baggermiddelen, waarbij de baggermiddelen een steun van voorafbepaalde lengte, een aan de steun aangebrachte eindloze kabel, en aan de eindloze kabel aangebrachte verzamelmid-delen voor het verzamelen van slib of dergelijke, omvatten.

De onderhavige uitvinding verschaft volgens een tweede aspect een vaartuig voor het monteren van een bagger-boom, omvattende ten minste twee componenten die zodanige vormen hebben, teneinde gedemonteerd te worden, afhankelijk van elkaar getransporteerd te worden, en op een gewenste plaats opnieuw gemonteerd te worden.

Eén of meer van bovengenoemde problemen wordt vermeden met een bagger samenstel volgens de onderhavig uitvinding.

De onderhavige uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het opbaggeren van materiaal bij bodemdiepten van ongeveer 50 meter van moeilijk toegankelijke wateren. Voorts verschaft de onderhavige uitvinding een vaartuig en baggermiddelen.

Verdere kenmerken voordelen en details van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de navolgende beschrijving met verwijzing naar de bijgevoegde figuren, waarin tonen: figuur 1 een aanzicht in perspectief van een baggersamenstel volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken aanzicht in perspectief van de kettingemmers, uit figuur 1, indien deze worden geledigd.

Een baggersamenstel 1 (fig. 1) omvat een vaartuig 2, dat op zijn beurt pontons 3 omvat en een in een achteruitspar ing 4 van het vaartuig 2 gemonteerde baggermolen 5, in dit verband ook baggerpaal genoemd. Bij deze voorkeursuitvoeringsvorm van een vaartuig 2 zijn zeventien pontons, die elk een maximum gewicht van 30 ton hebben, samengebracht, teneinde een vaartuig met een lengte van ongeveer 55 meter en een breedte van ongeveer 15 meter te vormen. Indien gewenst, kan het baggersamenstel 1 worden gedemonteerd, waarbij de pontons 3 en de baggermolen 5 afhankelijk van elkaar naar een moeilijk toegankelijk stuk water, zoals een stuwmeer in de bergen, kunnen worden getransporteerd, waarbij het baggersamenstel l op deze gewenste plaats opnieuw gemonteerd kan worden. De pontons 3 hebben een zodanige vorm, dat het opstellen van het baggersamenstel een minimum van ondersteuning van de lokale mensen en gereedschappen nodig heeft.

De baggerpaal 5 is verticaal en eventueel horizontaal beweegbaar en bevestigbaar in een uitsparing 4 van het vaartuig 2 door gebruik van kabels 6 en 7. De lieren 8 en 9 zorgen voor het kantelen van de baggerpaal naar/van een horizontale positie voor onderhoud, reparatie, montage en dergelijke van de onderwaterkomponenten van deze paal.

De baggerpaal 5 die bij voorkeur een lengte heeft van tussen 50 en 60 m, wordt bij voorkeur door uitschuif bare secties 10 gevormd, die elk een lengte van ongeveer 10 meter hebben. Verder heeft de baggerpaal 5 een verticaal bewegend topwiel 11, dat gebruikt kan worden teneinde de spanning in een emmerketting 13 aan te passen, en een baggerwiel 12 waaromheen de emmerketting 13 wordt geleid, waarop emmers 14 zijn bevestigd. De emmerketting 13 wordt door een drijfwiel 16 rond de baggermolen 5 aangedreven.

Tijdens baggeren worden de emmers 14, die bij voorkeur geslepen snijranden hebben, in contact gebracht met de bodem van het meer door het baggerwiel 12. De emmers 14 worden vervolgens door de emmerketting 13 terug naar het vaartuig 2 geleid, waar de emmers 14 door het kettingspan-wiel 16 worden omgekeerd teneinde hun inhoud in een trechter 17 te ledigen, waarna de emmers 14 terug naar de bodem via het drijfwiel 15 en topwiel 11 door de emmerketting 13 worden geleid. Elke emmer 14 heeft bij voorkeur een aantal gaten 18 (zie fig. 2), waardoor het samen met het opgebaggerde materiaal opgebrachte water afvloeit. Aldus wordt het opgebaggerde materiaal in de trechter 17 in hoofdzaak in een droge staat neergeslagen, waardoor de waterspiegel van, bij voorbeeld, een stuwmeer op een ongeveer constant niveau wordt gehanteerd.

Opgebaggerd materiaal wordt dan van de trechter 17 naar bij voorkeur twee pompen 19 bij voorbeeld van het merk Putzmeister geleid, teneinde naar de kust via bij voorkeur pijpleiding 20 te worden weggepompt.

Verder omvat het vaartuig 2 een cabine 21, een be-vestigingspaal 22 en een ankerpaal 23, die beide een lengte van ongeveer 60 meter hebben. De ankerpaal 23 is zowel verticaal en, tot ongeveer 6 meter, horizontaal in een vooruitsparing 24 van het vaartuig 2 horizontaal beweegbaar als bevestigbaar in het vooruitsparing 24 door een (niet getoonde) lier en kabelsysteem. De bevestigingspaal 22 wordt bevestigd en is verticaal beweegbaar door een andere lier en kabelsysteem 25. De bevestigingspaal houdt het schip in positie tijdens het verzetten naar een nieuwe slag van de ankerpaal 23.

Tijdens het opbaggeren, wordt het vaartuig 2 op zijn plaats gehouden door middel van twee aan het achtereinde van het vaartuig 2 aangebrachte ankerlijnen 26, 27 en de bevestigingspaal 22 en ankerpaal 23 die in de bodem zijn ingebed.

Het baggergebied wordt door plaatsing van het bag-gerwiel 12 bepaald. Het baggergebied kan op laterale wijze, teneinde een cirkelvormig bodemgebied te omvatten, verticaal en horizontaal veranderd worden.

Het plaatsen van het baggerwiel 12 wordt door het verstellen van de posities van de baggerpaal 5, de ankerpaal 23, en het vaartuig 2 zelf door middel van het heen en weer trekken tussen de uitstaande ankers (vergelijk de werking van een cutter), elkaar uitgevoerd. Het laterale baggergebied wordt veranderd door het loslaten van de ankers aan de achterlijnen 26,27 en het omhoog heffen van de ankerpaal 23 waarbij het vaartuig thans aan de bodem wordt bevestigd door de bevestigingspaal 22. Door besturing van de motoren (niet getoond) van het vaartuig 2, kan het vaartuig rondom de bevestigingspaal 22 worden geroteerd, teneinde het vaartuig 2 te herplaatsen, zonder verlies van diens referentie-plaats.

Aldus is het met deze gestuurde beweging van het vaartuig 2 en de baggermolen 5, mogelijk op nauwkeurige wijze een vooraf bepaald bodemprofiel op te baggeren. Bij deze uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kan opbaggering tot een maximale diepte van ongeveer 50 meter uitgevoerd worden. Dit baggersamenstel 1 kan gebruikt worden teneinde ongeveer 50.000 m3 materiaal per week op te baggeren en weg te pompen, zonder dat de waterspiegel van bij voorbeeld een stuwdam, tot op zekere mate wordt verlaagd. Aldus in gebruik, is het mogelijk het vaartuig 2 te plaatsen en gelijktijdig de baggerdiepte te bepalen teneinde een bodembaggerprofiel te geven. Dit profiel kan dus in verge- lijking met een voorafgaand overzicht gebracht worden en, indien nodig, aangepast worden.

Daar bij voorkeur de emmerketting 13 over de bovenzijde van het kettingspanwiel 16 en onder het drijfwiel 15 aangebracht is, worden de emmers omgekeerd teneinde hun inhoud in de trechter 17 te ledigen (zie fig. 1 en fig. 2) . Door gebruik van een kettingspanwiel 16 teneinde de emmers 14 om te keren, is het mogelijk de emmers 14 te ledigen zonder storing van de diepgang van het vaartuig en/of de baggermolen 5. Een rooster 28 (fig. 2) wordt boven de trechter 17 geplaatst teneinde te voorkomen dat obstructies, zoals met het opgebaggerde materiaal opgebrachte rotsen of dergelijke, in de trechter 17 vallen, waardoor de trechter 17 en/of de pompen 19 verstopt kunnen raken. Materiaal dat zich in de trechter 17 bevindt, wordt via twee kanalen 29, 30 binnenin de twee pompen 19 geleid, waar het materiaal dan via de pijpleiding 20 naar de kust weggepompt wordt.

De trechter 17 is terugtrekbaar via een trekorgaan 31 teneinde toegang aan de trechter 17 en pompen 19 te vergemakkelijken, teneinde, bij voorbeeld, deze schoon te maken en/of te repareren. Bij de verplaatsing van de trechter 17 kan het rooster 28 schoon gemaakt worden en/of weggenomen worden, teneinde, bij voorbeeld, in het rooster 28 vastzittend materiaal weg te halen.

De gevraagde rechten worden in generlei wijze beperkt door de voorafgaande getoonde en beschreven uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Het is bij voorbeeld mogelijk dat het baggermolensamenstel volledig op ankers kan werken zodat de bevestigingspaal 22 en de anker-paal 23 zouden wegvallen. De gevraagde rechten worden in eerste instantie bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties mogelijk zijn.

Claims (14)

1. Baggersamenstel omvattende een vaartuig en baggermiddelen waarbij de baggermiddelen een steun van voorafbepaalde lengte, een aan de steun aangebrachte eindloze kabel, en aan de eindloze kabel aangebrachte verzamelmid-delen voor het verzamelen van slib of dergelijke, omvatten.

2. Baggersamenstel volgens conclusie 1, waarbij de baggermiddelen op zodanige wijze aan het vaartuig zijn aangebracht, dat de positie van de baggermiddelen ten opzichte van het vaartuig verstelbaar zijn.

3. Baggermiddelen omvattende een steun van vooraf-bepaalde lengte, een aan de steun aangebrachte eindloze kabel en aan de eindloze kabel aangebrachte verzamelmiddelen voor het verzamelen van slib of dergelijke.

4. Baggermiddelen volgens conclusie 3, verder omvattende scheidingsmiddelen voor het scheiden van verzameld materiaal van water, dat met het verzamelde materiaal door de verzamelmiddelen opgebracht werd.

5. Baggermiddelen volgens conclusie 4, waarbij de steun de vorm van een boom heeft, die ten minste één sectie van voorafbepaalde lengte omvat.

6. Baggermiddelen volgens conclusies 3, 4 en 5, waarbij de verzamelmiddelen worden gevormd door een voorafbepaald aantal scheppen die aan de eindloze kabel aangebracht zijn.

7. Baggermiddelen volgens conclusies 3, 4, 5 of 6, waarbij de scheidingsmiddelen worden gevormd door een voorafbepaald aantal gaten, die aan elke schep aangebracht zijn.

8. Vaartuig voor het monteren van een baggerboom, omvattende ten minste twee componenten die zodanige vormen hebben, teneinde gedemonteerd te worden, afhankelijk van elkaar getransporteerd te worden, en op een gewenste plaats opnieuw gemonteerd te worden.

9. Vaartuig volgens conclusie 8, verder omvattende ten minste één opening waardoor een baggerboom of dergelijke gemonteerd is.

10. Vaartuig volgens conclusie 8 of 9, verder omvattende rotatiemiddelen voor het laten roteren van het vaartuig op een vooraf bepaalde plaats.

11. Vaartuig volgens conclusie 10, waarbij de rotatiemiddelen worden gevormd door ten minste één aan het vaartuig aangebrachte ankerpaal van voorafbepaalde lengte.

12. Baggersamenstel volgens conclusies 1 en 2, omvattende baggermiddelen volgens conclusies 3 t/m 7 en een vaartuig volgens conclusies 8 t/m 11.

13. Werkwijze voor het opbaggeren van materiaal van een meerbodem, zeebodem of dergelijke met het gebruik van een baggersamenstel volgens conclusie 12, omvattende het ankeren van een vaartuig, het laten uitstrekken van een baggerboom naar de bodem, het aandrijven van een eindloze kabel rond de baggerboom teneinde de scheppen het bodemslib te laten opgraven, waarbij het slib vervolgens naar het vaartuig wordt getransporteerd, waarbij de scheppen worden geledigd, waarna de thans lege scheppen door de eindloze kabel terug naar de bodem worden geleid, teneinde het opbaggeren van het slib te herhalen, waarbij een uitgebreid gebied wordt opgebaggerd door zowel wijziging van de positie van de baggerboom ten opzichte van het vaartuig, als door het roteren van het vaartuig rondom diens verankerde positie.

14. Werkwijze volgens conclusie 13 voor het opbaggeren van een bodem van een stuwmeer dat moeilijk toegankelijk is.