NL9400023A - Lijmopbrenggereedschapstel voor timmerlieden. - Google Patents

Description

Liimopbrenaaereedschapstel voor timmerlieden.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een lijmopbrenggereedschapstel voor timmerlieden en meer in het bijzonder op een voor timmerlieden bestemd gereedschapstel voor het op effectieve wijze opbrengen van de lijm op de binnenrand van een gleuf of sparing.

Algemeen gezegd brengen gebruikelijke methodes voor het aan elkaar vastmaken van twee houtplaten het gebruik met zich mee van boogvormige of cilindervormige bevestigingsgleuven of -sparingen, die tegenover elkaar gelegen zijn in de twee aan elkaar te bevestigen houtplaten. De bevestigingsgleuven worden op geschikte wijze bedekt met lijm en vervolgens wordt daarin een insteek-deel, zoals bijvoorbeeld een deuvel, gestoken, door middel waarvan de twee houtplaten samengehouden worden. Een andere veel gebruikte methode voor het aan elkaar bevestigen van twee houtplaten brengt het gebruik van een zwaluwstaartvormig vasthoudorgaan en een zwaluwstaartvormige gleuf met zich mee, die tegenover elkaar gelegen zijn in de twee aan elkaar te bevestigen houtplaten. De zwaluwstaartvormige gleuf wordt op geschikte wijze bedekt met lijm voor het daarin stevig vasthouden van het zwaluwstaartvormige vasthoudorgaan.

Het met lijm bedekken van de bovenbeschreven bevestigingsgleuf of de zwaluwstaartvormige gleuf wordt in het algemeen gedaan met behulp van een borstel, die voldoende doordrenkt is met lijm om de lijm uit te spreiden over de binnenwand van de bevestigingsgleuf of de zwaluwstaartvormige gleuf. Het aanbrengen van de lijm op de binnenwand van de bevestigingsgleuf of de zwaluwstaartvormige gleuf kan echter niet goed en gemakkelijk gedaan worden vanwege het feit dat de bevestigingsgleuf of de zwaluwstaartvormige gleuf niet zó breed is dat de borstel daarin vrij binnen kan treden. Als gevolg daarvan is de binnenwand van de bevestigingsgleuf of de zwaluwstaartvor- i mige gleuf vaak niet gelijkmatig met lijm bedekt.

Bovendien is het nogal tijdrovend en lastig om de lijm aan te brengen op de twee houtplaten, die zonder gebruikmaking van de bevestigingsgleuf of de zwaluwstaartvormige gleuf aan elkaar bevestigd moeten worden.

Het is daarom het hoofddoel van de uitvinding om een lijmopbrenggereedschap te verschaffen, dat het de timmerlieden mogelijk maakt om de lijm op gelijkmatige wijze aan te brengen op twee aan elkaar te bevestigen houtplaten.

Het is een ander doel van de uitvinding om een lijmopbrenggereedschapstel te verschaffen, dat het de timmerlieden mogelijk maakt om de lijm gelijkmatig aan te brengen in de bevestigingsgleuven of op de vlakke oppervlakken van de twee aan elkaar te bevestigen houtplaten.

Het is nog een doel van de uitvinding om een lijmopbrenggereedschapstel te verschaffen, met een gereed-schapfles of -koker waarin het gereedschap tijdelijk bewaard kan worden om te voorkomen dat de lijm op het gereedschap gaat stollen wanneer het werk van de timmerlieden onderbroken is.

De voorgaande doelen van de uitvinding worden bereikt middels een lijmopbrenggereedschap voor timmerlieden, in hoofdzaak omvattend een houder, een verbindingsdeel en tenminste één mondstuk. De houder is bestemd om lijm te bevatten en is voorzien van een uitlaat, waaraan het verbindingsdeel bevestigd is. Het mondstuk is bevestigd aan het verbindingsdeel en is voorzien van een eerste axiaal gat en een verlengingsgedeelte met een tweede axiaal gat, dat in verbinding staat met het eerste axiale gat. Het mondstuk kan zodanig verlengd worden dat elk gedeelte van de bevestigingsgleuven of de zwaluwstaartvormige gleuven van de aan elkaar te bevestigen houtplaten bereikt kan worden. De in de houder aanwezige lijm treedt naar buiten via de eerste en tweede axiale gaten om op gelijkmatige wijze verspreid te worden op de binnenwand van de bevestigingsgleuven of de zwaluwstaartvormige gleuven.

Het mondstuk is voorzien van een kop van vooraf-bepaalde gedaante, die geschikt is voor het op gelijkmatige wijze verspreiden van de lijm in de bevestigingsgleuven, de zwaluwstaartvormige gleuven of de vlakke oppervlakken van de twee aan elkaar te bevestigen houtplaten.

Het lijmopbrenggereedschap volgens de uitvinding omvat voorts een gereedschapsfles of -koker waarin de mondstukken bewaard kunnen worden om te voorkomen dat de lijm in de mondstukken gaat stollen wanneer de mondstukken tijdelijk niet in gebruik zijn.

De uitvinding zal nu nader beschreven worden aan de hand van een in de begeleidende tekening weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in: figuur 1 een uiteengenomen aanzicht van een voorkeursuitvoering van het gereedschap volgens de uitvinding ; figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht, waarin verschillende manieren van bevestiging van houtplaten, volgens de uitvinding, weergegeven worden; figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een eerste mondstuk van de voorkeursuitvoering van het gereedschap volgens de uitvinding; figuur 4 een langsdoorsnede volgens de hartlijn van het eerste mondstuk van de voorkeursuitvoering van het gereedschap volgens de uitvinding, waarbij het eerste mondstuk geplaatst is in een boogvormige bevestigingsgleuf van een houtplaat; figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een tweede mondstuk van de voorkeursuitvoering van het gereedschap volgens de uitvinding; figuur 6 een langsdoorsnede volgens de hartlijn van het tweede mondstuk van de voorkeursuitvoering van het gereedschap volgens de uitvinding, waarbij het tweede mondstuk geplaatst is in een cilindervormige bevestigingsgleuf of -sparing van een houtplaat; figuur 7 een schematisch aanzicht, waarin een gereedschapsfles in gebruik is met het mondstuk volgens de voorkeursuitvoering van het gereedschap volgens de uitvinding; en figuur 8 een langsdoorsnede volgens de hartlijn van een derde mondstuk volgens de voorkeursuitvoering van het gereedschap volgens de uitvinding, tijdens gebruik.

In alle figuren wordt een lijmopbrenggereedschap 10 voor timmerlieden weergegeven, dat de uitvinding belichaamt en een lijmhouder 11, een verbindingsdeel 12, een aantal eerste, tweede en derde mondstukken 13, 14 en 15, een gereedschapsfles of -koker 16 en een opstelhouder 17 voor het bewaren van de bovengenoemde samenstellende delen omvat.

De lijmhouder 11 van holle, cilindervormige constructie is vervaardigd van een inknijpbaar kunststof materiaal en is aan één eind daarvan voorzien van een hals 20, die voorzien is van een van een schroefdraad voorzien buitenwandoppervlak dat aan te grijpen is door een dop 21.

Het verbindingsdeel 12 van cilindervormige constructie heeft een open eind dat neerwaarts gekeerd is en is voorzien van een van een schroefdraad voorzien binnenwandoppervlak dat aan te grijpen is door het van een schroefdraad voorziene buitenwandoppervlak van de hals 20 van de lijmhouder 11. Het verbindingsdeel 12 is aan het boveneind daarvan in het midden voorzien van een doorgaand gat 22 met een diameter, die enigszins groter is dan de buitendiameter van een eerste lichaam 24, maar kleiner is dan de binnendiameter van het open eind.

Het eerste mondstuk 13 is als één geheel vervaardigd en is voorzien van een eerste lichaam 24 van cilindervormige constructie en geschikte lengte. Het eerste lichaam 24 is voorzien van een eerste axiaal gat 25 met een naar binnen gekeerd open eind, een ringvormige rand 26 die een geschikte breedte heeft en opstaand verloopt langs de buitenrand van het binneneind van het eerste lichaam 24, en verder van een eerste verlengingsge- deelte 27 dat een geschikte lengte heeft en zich in axiale richting uitstrekt vanaf het buiteneind van het eerste lichaam 24. Het eerste verlengingsgedeelte 27 is voorzien van een tweede axiaal gat 28, dat in verbinding staat met het eerste axiale gat 25. Aan het staarteind van het eerste verlengingsgedeelte 27 bevindt zich een eerste kop 29 met twee eindoppervlakken 30, die tegengesteld ten opzichte van elkaar gelegen zijn. Op de twee eindoppervlakken 30 zijn twee eerste geleidingsgleuven 31 voorzien, waarvan de lengte-as loodrecht staat op de hartlijn van het eerste verlengingsgedeelte 27. Een eerste geleidings-stroomgat 32 staat in verbinding met het midden van de bodem van de eerste geleidingsgleuven 31, zodat het middensegment van het eerste geleidingsstroomgat 32 in verbinding staat met het tweede axiale gat 28.

De tweede mondstukken 14 bezitten respectievelijk een tweede lichaam 34, een tweede verlengingsgedeelte 35 en een tweede kop 36, die in constructie gelijk zijn aan het eerste lichaam 24 en het eerste verlengingsgedeelte 27. Het tweede verlengingsgedeelte 35 is aan het staarteind daarvan voorzien van een tweede kop 36, die zelf weer voorzien is van een tweede geleidingsgleuf 37. Een tweede geleidingsstroomgat 38 heeft een hartlijn die loodrecht staat op het tweede verlengingsgedeelte 35 en is voorzien van twee einden, die in verbinding staan met de bodem van de tweede geleidingsgleuf 37. De tweede koppen 36 van de tweede mondstukken 14 bezitten verschillende buitendiameters.

Het derde mondstuk 15 bezit een derde lichaam 40, een van een schroefdraad voorzien gat 41 dat in het derde lichaam 40 aangebracht is, een derde geleidingsstroomgat 42, dat zich vanaf de bodem van het van een schroefdraad voorziene gat 41 opwaarts uitstrekt om aan te sluiten op het boveneind van het derde lichaam 40, twee steunarmen 43 van geschikte lengte, die zich op evenwijdige wijze uitstrekken vanaf beide einden van het derde lichaam 40, een rol 44, die aan beide einden daarvan op een om een pen draaibare wijze verbonden is met de twee steunarmen 43, een enigszins elastische kunststof strook 45 van geschikte lengte, die zich naar buiten toe uitstrekt vanaf de zijde van het derde lichaam 40 en een vergroot eind bezit, en een als een geheel met het vergrote eind van de kunststofstrook 45 gevormd uitstekend lichaam 46. Het uitstekende lichaam 46 kan in het derde geleidingsstroomgat 42 geplaatst worden wanneer het derde mondstuk 15 niet in gebruik is.

De gereedschapsfles 16 van cilindervormige constructie bezit een open eind dat opwaarts gericht is en heeft een binnendiameter die overeenkomt met de buitendiameters van het eerste lichaam 24 en het tweede lichaam 34. Een dop 47 is op verwijderbare wijze bevestigd aan het open eind.

De opstelhouder 17 is als één geheel vervaardigd uit een kunststof materiaal en is voorzien van een aantal eerste uitsteeksels 48 en tweede uitsteeksels 49, die van cilindervormige constructie zijn, en van een eerste verdieping 50 en een tweede verdieping 51.

Met de uitvinding wordt tevens verschaft een paar vierde mondstukken 52, die respectievelijk voorzien zijn van een vierde lichaam 53 en een vierde verlengings-gedeelte 54, die in constructie overeenkomen met het eerste lichaam 24 en het eerste verlengingsgedeelte 27. Het vierde verlengingsgedeelte 54 is voorzien van een vierde axiaal gat 55 of van een radiaal gat (figuur 1).

Het eerste mondstuk 13, de tweede mondstukken 14 en de vierde mondstukken 52 zijn respectievelijk op de overeenkomstige eerste uitsteeksels 48 geplaatst door middel van eerste, tweede en vierde lichamen 24, 34 en 53. Het verbindingsdeel 12 en het derde mondstuk 15 worden respectievelijk op de overeenkomstige tweede uitsteeksels 49 geplaatst. De lijmhouder 11 en de gereedschapsfles 16 worden respectievelijk in de eerste verdieping 50 en de tweede verdieping 51 gehouden.

In de figuren 2-6 wordt de toestand van het gereedschap volgens de uitvinding tijdens gebruik weergegeven. Het eerste mondstuk 13 is daarbij zodanig vastgemaakt met het verbindingsdeel 12, dat het eerste verlen-gingsgedeelte 27 en de eerste kop 29 van het eerste mondstuk 13 door de doorgaande gaten 22 gevoerd zijn voordat het verbindingsdeel 12 aangegrepen wordt door de hals 20 van de lijmhouder 11. De ringvormige rand 26 van het eerste mondstuk 13 is bestemd om tussen de hals 20 en het verbindingsdeel 12 gelegen te zijn. Daarenboven moet het eerste axiale gat 25 in verbinding staan met het inwendige van de lijmhouder 11. De eerste kop 29 van het eerste mondstuk 13 wordt geplaatst in een boogvormig gat 61 in een houtplaat 60. De lijmhouder 11 wordt voldoende ingeknepen wanneer het eerste mondstuk 13 langzaam en geleidelijk teruggetrokken wordt uit het boogvormige gat 61. Door het inknijpen van de lijmhouder 11 vloeit de in de houder 11 aanwezige lijm via het eerste axiale gat 25, het tweede axiale gat 28 en het eerste geleidingsstroomgat 32 naar elk van de eerste geleidingsgleuven 31, waardoor de lijm gelijkmatig opgebracht kan worden op het binnenwandopper-vlak van het boogvormige gat 61.

Het aanbrengen van de tweede mondstukken 14 geschiedt op een wijze die in hoofdzaak gelijk is aan die voor het bovenbeschreven eerste mondstuk 13. Elk van de tweede mondstukken 14 is echter voorzien van een tweede kop 36 van cilindervormige constructie, waardoor de tweede mondstukken 14 bijzonder geschikt zijn voor gebruikt bij het verspreiden van lijm op het binnenwandoppervlak van een cilindervormig gat 62 van de houtplaat 60. De tweede kop 36 van elk van de tweede mondstukken 14 is langs de omtrek daarvan voorzien van een tweede geleidingsgleuf 36, waardoorheen lijm op gelijkmatige wijze aangebracht wordt op het binnenwandoppervlak van het cilindervormige gat 62 van de houtplaat 60.

De constructie van het vierde mondstuk 52 is zodanig dat de lijm direct uit het eind van het mondstuk gelaten wordt en dat het vierde mondstuk 52 geschikt is voor gebruik bij het gelijkmatig verspreiden van de lijm in een zwaluwstaartvormige gleuf 63 van een houtplaat.

Verwacht kan worden dat een timmerman soms onderbroken zal worden in zijn werk. Wanneer een dergelijke onderbreking plaatsvindt kan de timmerman het eerste mondstuk 13 (of de tweede en vierde mondstukken 14 en 52) in het open eind van de gereedschapsfles 16 steken, waarbij het eerste mondstuk 13 bevestigd blijft aan de lijm-houder 11, zoals weergegeven is in figuur 7. De gereedschapsfles 16 bevat water, dat samenwerkt met het eerste lichaam 24 van het eerste mondstuk 13 om te voorkomen dat de lijm in de eerste kop 29 gaat stollen wanneer de timmerman tijdelijk weg is van zijn werk.

Zoals weergegeven is in figuur 8, waarin het gebruik van het derde mondstuk 15 geïllustreerd wordt, welk mondstuk door middel van het van een schroefdraad voorziene gat 41 bevestigd is aan de hals 20 van de lijm-houder 11, wordt de rol 44 van het derde mondstuk 15 over het oppervlak van de houdplaat 16 gerold, terwijl de lijmhouder 11 ingeknepen wordt om de lijm via het derde geleidingsstroomgat 42 uit te laten. De lijm wordt dan op gelijkmatige wijze via de rol 44 op het oppervlak van de houtplaat 60 aangebracht.

De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op een borstel 18 met een vijfde lichaam 181 en een vijfde verlengingsgedeelte 182, die respectievelijk gelijk zijn aan het eerste lichaam 24 en het eerste verlengingsgedeelte 27. Het vijfde verlengingsgedeelte 182 is voorzien van een reeks opstaande borstels 183 voor het aanbrengen van lijm in een klein werkgebied.

Claims (9)

1. Gereedschapstel voor timmerlieden voor het opbrengen van lijm, omvattend: een lijmhouder met een uitlaat; tenminste één eerste mondstuk met een eerste lichaam, een eerste axiaal gat, dat in het eerste lichaam aangebracht is, een ringvormige rand, die aangebracht is op een buitenrand van een binneneind van het eerste lichaam, een eerste verlengingsgedeelte van voorafbepaalde lengte, dat zich naar buiten toe uitstrekt vanaf een buiteneind van het eerste lichaam, en een tweede axiaal gat, dat aangebracht is in het eerste verlengingsgedeelte en met één eind verbonden is met het eerste axiale gat en met een ander eind verbonden is met een op een voorafbepaalde plaats gelegen omtreksrand van het eerste verlengingsgedeelte; een verbindingsdeel van cilindervormige constructie met een open eind dat aangegrepen kan worden door de uitlaat van de lijmhouder en met een buiteneind, dat voorzien is van een doorgaand gat met een binnendiame-ter, die groter is dan een buitendiameter van het eerste lichaam, maar kleiner is dan een buitendiameter van de ringvormige rand; en een opstelhouder, die in het bovenoppervlak daarvan voorzien is van tenminste één eerste uitsteeksel, een tweede uitsteeksel en een eerste verdieping; waarbij de lijmhouder voorzien is van een bodemge-deelte dat zodanige afmetingen heeft dat dit past in de eerste verdieping van de opstelhouder voor het vasthouden van de lijmhouder wanneer deze niet in gebruik is; waarbij het eerste lichaam van het eerste mondstuk zodanige afmetingen heeft dat dit op het eerste uitsteeksel van de opstelhouder vastgehouden kan worden wanneer het eerste mondstuk niet in gebruik is; waarbij het verbindingsdeel zodanige afmetingen heeft dat dit op het tweede uitsteek- sel van de opstelhouder vastgehouden kan worden wanneer het verbindingsdeel niet in gebruik is; waarbij het eerste mondstuk in gebruik gesteld wordt door eerst het eerste mondstuk door het doorgaande gat heen te steken alvorens het verbindingsdeel vast te maken aan de uitlaat van de lijmhouder, waarbij het vastmaken van het verbindingsdeel met de uitlaat van de lijmhouder zodanig geschiedt dat de ringvormige rand tussen de uitlaat van de lijmhouder en een voorafbepaalde positie van het verbindingsdeel gehouden wordt en dat het eerste axiale gat van het eerste mondstuk in verbinding staat met het inwendige van de lijmhouder.

2. Gereedschapstel volgens conclusie 1, waarbij de uitlaat van de lijmhouder gevormd wordt door een hol, kolomachtig lichaam met een voorafbepaalde lengte en een van een schroefdraad voorzien buitenoppervlak, waarbij het open eind van het verbindingsdeel een voorafbepaalde diepte en een van een schroefdraad voorzien binnenwandop-pervlak bezit, dat aangegrepen kan worden door het van een schroefdraad voorziene buitenoppervlak van de uitlaat van de lijmhouder.

3. Gereedschapstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het eerste verlengingsgedeelte één eind heeft dat voorzien is van een eerste kop, tenminste een eerste geleidingsgleuf en een eerste geleidingsstroomgat, dat zodanig in de eerste kop aangebracht is dat dit verbonden is met een gedeelte dat tussen het tweede axiale gat en een bodemgedeelte van de eerste geleidingsgleuf gelegen is, waarbij de langsas van de eerste geleidingsgleuf loodrecht staat op de hartlijn van het eerste verlengingsgedeelte.

4. Gereedschapstel volgens één der voorgaande conclusies, voorts omvattend tenminste één tweede mondstuk met een tweede lichaam en een tweede verlengingsgedeelte, welke in constructie en afmetingen respectievelijk gelijk zijn aan het eerste lichaam en het eerste verlengingsgedeelte van het eerste mondstuk, waarbij het tweede verlen- gingsgedeelte aan één eind daarvan voorzien is van een tweede kop van kolomachtige constructie, welke tweede kop in een buitenomtreksrand daarvan voorzien is van een tweede geleidingsgleuf, waarbij het tweede mondstuk voorts voorzien is van een tweede geleidingsstroomgat, dat verbonden is met een gedeelte dat gelegen is tussen het inwendige van het tweede verlengingsgedeelte en een bodem-gedeelte van de tweede geleidingsgleuf.

5. Gereedschapstel volgens één der voorgaande conclusies, voorts omvattend tenminste een derde mondstuk met een derde lichaam, een van een schroefdraad voorzien gat dat aangebracht is in een binneneind van het derde lichaam, zodat het van een schroefdraad voorziene gat aangegrepen kan worden door de uitlaat van de lijmhouder, een derde geleidingsstroomgat, dat verbonden is met een gedeelte dat gelegen is tussen een bodemgedeelte van het van een schroefdraad voorziene gat en een buitenrand van het derde lichaam, een paar steunarmen van voorafbepaalde lengte, die zich in een vooraf bepaalde richting, op evenwijdige wijze, uitstrekken vanaf twee einden van het derde lichaam, en een elastische kunststof strook van voorafbepaalde lengte, die aan één eind verbonden is met het derde lichaam en aan het andere eind voorzien is van een uitstekend lichaam dat zodanige afmetingen heeft dat dit past in het derde geleidingsstroomgat.

6. Gereedschapstel volgens één der voorgaande conclusies, voorts omvattend een gereedschapsfles met een open eind met een binnendiameter, die overeenkomt met een buitendiameter van het eerste lichaam, waarbij de gereedschapsf les voorts voorzien is van een dop, die op verwijderbare wijze bevestigd is aan het open eind van de fles, en van een bodemgedeelte, dat zodanige afmetingen heeft dat dit past in een tweede verdieping van de opstelhouder.

7. Gereedschapstel volgens één der voorgaande conclusies, voorts omvattend een borstel, die voorzien is van een vijfde lichaam en een vijfde verlengingsgedeelte, die in gedaante respectievelijk gelijk zijn aan het eerste lichaam en het eerste verlengingsgedeelte, waarbij het vijfde verlengingsgedeelte voorzien is van daarop bevestigde opstaande borstels.

8. Mondstuk kennelijk geschikt voor het gereed-schapstel volgens één der voorgaande conclusies, met een kop en een verlengingsgedeelte met een axiaal lijmdoor-voergat, waarbij het mondstuk voorzien is van radiale lijmafgifte-openingen.

9. Opstelhouder kennelijk geschikt voor het gereedschapstel volgens één der conclusies 1-7.