NL9301164A - Houder voor een giet- of strooibaar produkt, en daarvoor bestemd afdekmateriaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Houder voor een giet- of strooibaar produkt, en daarvoor bestemd afdekmateriaal.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor een giet- of strooibaar produkt, omvattende een op een bodem aansluitende opstaande zijwand, die aan de openings-zijde aansluit op een vlakke rondgaande rand, op welke vlakke rand een af dekblad is bevestigd, dat de houderope-ning afsluit, waarbij een gedeelte van het afdekblad als een treklip is uitgevoerd, waarmede het afdekblad van de rand kan worden losgetrokken om een afgeefopening vrij te geven.

Dergelijke houders kunnen bijvoorbeeld de vorm hebben van een drinkbeker voor gietbare produkten zoals een melkprodukt, limonade en dergelijke, een kuipje voor koffiemelk of room. Ook kunnen dergelijke houders worden gebruikt voor strooibare produkten zoals poeder- of korrelvormige produkten, zoals bijvoorbeeld suiker, melkpoeder, kruiden, wasmiddelen, talkpoeder en dergelijke.

Bij de bekende houders wordt als bezwaar ondervonden, dat bij het lostrekken van het afdekblad een niet te beheersen opening wordt gevormd, terwijl voorts daarbij dikwijls een schokwerking optreedt, waardoor het onderbreken van de trekbeweging wordt bemoeilijkt en bovendien de inhoud kan worden gemorst.

De uitvinding verschaft een houder van deze soort, waarbij op eenvoudige wijze bij het lostrekken van de treklip steeds een welbepaalde afgeefopening wordt verkregen, terwijl een te sterke krachtuitoefening geen nadelige gevolgen heeft.

Daartoe heeft de houder volgens de uitvinding als kenmerk, dat het afdekblad bestaat uit twee aan elkaar gehechte deelbladen en dat in een van beide deelbladen een de te vormen opening gedeeltelijk begrenzende verzwakkings-of onderbrekingslijn is gevormd, een en ander zodanig, dat bij het van de rand lostrekken van de treklip bij het bereiken van deze lijn en het verder uitoefenen van een trekkracht het afdekblad tot aan de lijn van de houder wordt verwijderd, en tenminste het onderste deelblad de afgeefopening voorbij de lijn gesloten houdt.

Door een geschikte keus van de vorm van deze verzwakkings- of onderbrekingslijn kan gemakkelijk een voor het beoogde doel geschikte afgeefopening worden gevormd, ongeacht het materiaal van de houder en het samengestelde afdekblad.

Bij voorkeur is de verzwakkings- of onderbrekingslijn in het onderste deelblad gevormd, en is de hechtkracht tussen beide deelbladen zodanig gering dat bij het openen van de houder het onderste deelblad de afgeefopening voorbij de lijn gesloten houdt en het bovenste deelblad voorbij de lijn van het onderste wordt losgetrokken. Aldus wordt een houder verschaft die ongeacht de tijdens het openen uitgeoefende kracht geen aanleiding geeft tot schokwerkin-gen en derhalve morsen wordt vermeden.

Bovengenoemde uitvoeringsvorm werkt zeer goed, doch gebleken is dat als gevolg van het feit dat voorbij de verzwakkings- of onderbrekingslijn het bovenste deelblad van het onderste wordt verwijderd, het gevaar bestaat, dat de gebruiker de indruk krijgt dat de houder op onjuiste wijze wordt geopend. De uitvinding verschaft derhalve de volgende voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij de verzwakkings-of onderbrekingslijn in het bovenste deelblad is gevormd, en de hechtkracht tussen beide deelbladen voldoende is om te waarborgen dat bij het openen van de houder beide deelbladen als een gedeelte van het afdekblad tot aan de lijn van de houder worden verwijderd en beide deelbladen de afgeefopening voorbij de lijn gesloten houden.

Het zal duidelijk zijn dat in het licht van deze beschrijving andere uitvoeringen van de houder volgens de uitvinding voor de gemiddelde vakman voor de hand zullen liggen, welke echter alle op dezelfde openingswijze berusten. Dat wil zeggen, dat een afgeefopening wordt gevormd die wordt begrensd door tenminste het onderste deelblad en de houderwand.

Met voordeel zijn voor het waarborgen van het op een juiste wijze inscheuren van het afdekblad scheurinleidmid-delen ter weerszijden van de treklip aanwezig.

De uitvinding verschaft eveneens een houder van de eerder beschreven soort, waarbij de wand van een tuitvormi-ge uitstulping is voorzien, welke wordt gekenmerkt, doordat de verzwakkings- of onderbrekingslijn dwars op de langsas van deze uitstulping is gericht en nabij de aansluiting van deze uitstulping op de houderwand is gelegen.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een afdekmateriaal bestemd voor een houder volgens de uitvinding, welk materiaal wordt gekenmerkt, doordat dit twee aan elkaar gehechte bladen omvat, waarbij het ene een verzwak-kingslijn omvat.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; daarin toont:

Fig. IA, B en c schematische doorsneden van een houder volgens de uitvinding in drie opeenvolgende toestanden bij het openen daarvan;

Fig. 2A en B bovenaanzichten van een uitvoeringsvorm van de houder volgens fig. 1 in een gewijzigde uitvoering voor resp. na het openen; Fig. 3 een bovenaanzicht van een andere uitvoe ringsvorm van een dergelijke houder;

Fig. 4A, B en C schematische doorsneden van nog een andere uitvoering van de houder volgens de uitvinding in drie opeenvolgende openingstoe-standen;

Fig. 5A en B bovenaanzichten van de houder volgens fig.

4 in een gewijzigde uitvoering voor resp. na het openen; en

Fig. 6A en B bovenaanzichten van nog een andere uitvoering van de houder volgens fig. 4 voor resp. na het openen.

De in fig. 1 afgebeelde houder omvat een opstaande wand 1, die aan de bovenzijde aansluit op een rondgaande vlakke rand 2. Zoals afgebeeld bij 3 is deze rand 2 plaat- selijk verbreed tot een treklip, die door een breuklijn 4 van de eigenlijke rand 2 is gescheiden.

De houder 1 is afgesloten met een afdekblad 5, dat bestaat uit twee aan elkaar gehechte deelbladen 5a en 5b. Dit samengestelde afdekblad 5 is over de gehele omtrek met de rand 2 verbonden, bijvoorbeeld door lassen. Het onderste deelblad 5b dient voor het vormen van een dergelijke verbinding geschikt te zijn, en moet bovendien verenigbaar zijn met de in de houder aan te brengen vulling. Het bovenste deelblad 5a kan gasdicht zijn, en bijvoorbeeld uit aluminiumfolie bestaan, en kan voorts van opdruk zijn voorzien.

In het onderste deelblad 5b bevindt zich een ver-zwakkings- of onderbrekingslijn 6, waarvan de vorm zodanig is, dat daarmede, zoals nog zal worden toegelicht, een geschikte afgeefopening kan worden begrensd.

Om de houder te openen wordt de treklip 3 door het verbreken van de breuklijn 4 losgemaakt, waarna door trekken aan de lip 3 de verbinding tussen het afdekblad 5 en de rand 2 wordt verbroken, zoals in fig. 1B is aangeduid.

Bij het verder trekken aan de lip 3 treedt een toestand op, dat de trekkracht ter plaatse van de verzwak-kingslijn 6 aanleiding zal geven tot het lostrekken van het bovenste deelblad 5a van het onderste deelblad 5b. Daarna kan de treklip 3 verder worden doorgetrokken, zoals in fig. IC is afgeheeld, doch blijft het onderste blad 5b op de houderrand 2 achter. Aldus wordt de gewenste schenkopening 7 begrensd doorhet achterblijvende deel van het blad 5b en de houderwand 1.

Het zal duidelijk zijn, dat de treklip 3 niet noodzakelijkerwijs een deel van de rand 2 behoeft te omvatten, en alleen uit een uitstekend gedeelte van het afdekblad 5 kan bestaan.

In fig. 2 is een gewijzigde uitvoering van de houder volgens fig. 1 in bovenaanzicht afgeheeld, waarbij gezien kan worden, dat de verzwakkingslijn 6 een enigzins gebogen lijn is. Voorts zijn hier ter weerszijden van de lip 3 scheurinleidmiddelen 8 aanwezig, bijvoorbeeld in de vorm van inkepingen. Wanneer dan aan de lip 3 wordt getrokken zal bij het lostrekken van de verbinding met de rand 2 het afdekblad 5 aldaar inscheuren en wordt de opening 7 vrijgegeven. Bij het bereiken van de verzwakkingslijn 6 wordt alleen een strook van het bovenste blad 5a verder losgetrokken .

Fig. 3 toont een bovenaanzicht van een houder met een tuit 9, waarbij de verzwakkingslijn 6 zich dwars op de langsas van de tuit 9 uitstrekt. Bij het lostrekken van de treklip 3 wordt dan een kleine afgeefopening 7 in het tuitgedeelte vrijgegeven. Wanneer de lip wordt doorgetrokken wordt in dit geval het gehele bovenblad 5a verwijderd. Dit kan hergebruik van het materiaal van de houder met het onderste dekblad 5b vergemakkelijken, wanneer het bovenste blad 5a bijvoorbeeld uit metaalfolie bestaat dat bij hergebruik van het kunststofmateriaal van de houder en het onderste deelblad 5b dient te worden gescheiden.

De hechtkracht tussen de deelbladen 5a en 5b moet in elk geval zodanig zijn, dat de bladen gemakkelijk van elkaar kunnen worden losgetrokken, zodra het onderste blad 5b voorbij de verzwakkingslijn 6 door de aanhechting aan de rand 2 wordt tegengehouden.

Het zal duidelijk zijn dat een van de deelbladen en in het bijzonder de onderste kan worden gevormd door het op het andere blad afzetten van een een samenhangende laagvor-mend materiaal, waarbij voorts genoemd laagvormend materiaal niet noodzakelijkerwijs op de rand van de houder behoeft aan te sluiten.

In fig. 4 is een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding getoond in drie opeenvolgende ope-ningstoestanden, waarbij de verzwakkingslijn met 10 is aangegeven. Deze is in dit geval in het bovenste deelblad 5a gevormd. Voorts is bij deze uitvoeringsvorm de hechtkracht tussen de beide deelbladen 5a, 5b voldoende om te waarborgen dat de deelbladen 5a, 5b tijdens het openen niet van elkaar lossen.

Het openen van deze houder vangt op dezelfde wijze aan als bij de houder volgens fig. 1, doch bij het verder dan de verzwakkingslijn trekken van de treklip 3 zal laatstgenoemde met een gedeelte 11 van het afdekblad worden verwijderd. De afgeefopening wordt voorbij de verzwakkings-lijn 10 dus door beide deelbladen 5a, 5b gezamelijk gesloten gehouden. Bij voorkeur is het materiaal van het onderste deelblad in deze uitvoeringsvorm uit een zodanig materiaal vervaardigd, dat dit ter plaatse van de lijn 10 kan afbreken, danwel kan doorscheuren. Als voorbeeld van een dergelijk materiaal kan metaalfolie zoals aluminiumfolie worden genoemd.

Doordat bij deze uitvoeringsvorm de verzwakkings-lijn, die kan zijn uitgevoerd als bijvoorbeeld een perforatie of een doorgaande onderbrekingslijn, zich in het bovenste deelblad 5b bevindt kan deze nimmer worden verontreinigd door het in de houder aanwezige produkt.

In fig. 5 is de houder volgens fig. 4 in bovenaanzicht voor resp. na openen getoond. Gezien kan worden, dat vergeleken met de onder verwijzing naar fig. 1 en 2 beschreven uitvoeringen bij deze uitvoering een opening wordt verkregen die eenzelfde vorm heeft. De gebruiker heeft bij het openen van de houder volgens fig. 4 en 5 echter niet de indruk dat de houder op onjuiste wijze wordt geopend, welk gevaar bestaat bij de houder volgens fig 1 en 2.

In fig. 6 is nog een uitvoering van de houder volgens fig. 5 getoond, welke geen scheurinleidmiddelen omvat en waarbij de verzwakkingslijn 10 een zeer grote kromming heeft. Hierbij wordt het gehele door de verzwakkingslijn 10 omsloten gedeelte 11 van het afdekblad 5 verwijderd. Deze uitvoering is in het bijzonder geschikt als drinkbeker voor limonades, melkprodukten etc.

Bij de in fig. 3 getoonde houder kan in plaats van het onderste ook het bovenste dekblad 5a van een verzwak-kinslijn 10 zijn voorzien, zodat deze kan worden geopend op de onder verwijzing naar fig 4, 5 en 6 beschreven wijze.

Een voordeel van de onder verwijzing naar de teke- ning beschreven wijze van afsluiten van een houder is, dat steeds een nauwkeurig bepaalde afgeefopening kan worden verkregen, onafhankelijk van de vorm en het materiaal van de houder. Dit geldt in het bijzonder voor houders uit karton of dergelijke die niet van een aangevormde schenk-tuit kunnen worden voorzien.

Verder kan door een aangepaste keus van de ligging en de vorm van de verzwakkingslijn 6, 10 een aan de aard van de vulling en het gebruik van de houder aangepaste afgeefopening 7 worden gevormd. Zo zullen bijvoorbeeld frisdranken een andere afgeefopening 7 vereisen dan vanil-levla.

De deelbladen 5a, 5b van het afdekblad 5 kunnen zonodig zelf weer uit verscheidene lagen zijn opgebouwd.

Het vormen van de verzwakkingslijn 6, 10 kan op verschillende wijzen geschieden, zoals bijvoorbeeld door ponsen, met behulp van en laserstraal of dergelijke, en dit kan voor of na het samenvoegen van de deelbladen geschieden.

Claims (7)

1. Houder voor een giet- of strooibaar produkt, omvattende een op een bodem aansluitende opstaande zijwand, die aan de openingszijde aansluit op een vlakke rondgaande rand, op welke vlakke rand een afdekblad is bevestigd, dat de houderopening afsluit, waarbij een gedeelte van het afdekblad als een treklip is uitgevoerd, waarmede het afdekblad van de rand kan worden losgetrokken om een afgee-fopening vrij te geven, met het kenmerk, dat het afdekblad (5) bestaat uit twee aan elkaar gehechte deelbladen (5a, 5b), en dat in een van beide deelbladen (5a, 5b) een de te vormen opening (7) gedeeltelijk begrenzende verzwakkings-of onderbrekingslijn (6; 10) is gevormd, een en ander zodanig, dat bij het van de rand (2) lostrekken van de treklip (3) bij het bereiken van deze lijn (6; 10) en het verder uitoefenen van een trekkracht het afdekblad (5) tot aan de lijn (6; 10) van de houder wordt verwijderd, en tenminste het onderste deelblad (5b) de afgeefopening (7) voorbij de lijn (6; 10) gesloten houdt.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verzwakkings- of onderbrekingslijn (6) in het onderste deelblad (5b) is gevormd, en de hechtkracht tussen beide deelbladen (5a, 5b) zodanig gering is dat bij het openen van de houder het onderste deelblad (5b) de afgeefopening (7) voorbij de lijn (6) gesloten houdt en het bovenste deelblad (5a) voorbij de lijn (6) van het onderste wordt losgetrokken.

3. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verzwakkings- of onderbrekingslijn (10) in het bovenste deelblad (5a) is gevormd, en de hechtkracht tussen beide deelbladen (5a, 5b) voldoende is om te waarborgen dat bij het openen van de houder beide deelbladen (5a, 5b) als een gedeelte van het afdekblad (5) tot aan de lijn (10) van de houder worden verwijderd en beide deelbladen (5a, 5b) de afgeefopening (7) voorbij de lijn (10) gesloten houden.

4. Houder volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat ter weerszijden van de treklip (3) scheurinleidmiddelen (8) aanwezig zijn.

5. Houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de wand van een tuitvormige uitstulping is voorzien, met het kenmerk, dat de verzwakkings- of onder-brekingslijn (6; 10) dwars op de langsas van deze uitstulping (9) is gericht en nabij de aansluiting van deze uitstulping (9) op de houderwand (1) is gelegen.

6. Houder volgens een of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de verzwakkings- of onderbrekingslijn (6; 10) samen met de houderwand (1) de afgeefopening (7) begrenst.

7. Afdekmateriaal bestemd voor een houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit twee aan elkaar gehechte bladen (5a, 5b) omvat, waarbij het ene een verzwakkingslijn (6; 10) omvat.