NL9300773A - Vistuig voor de elektrische visserij. - Google Patents

Description

Vistuig voor de elektrische visseri.i

De uitvinding betreft een vistuig voor de elektrische visserij, omvattende een boomkor die is voorzien van paren elektroden waarover een spanningsverschil kan worden opgewekt, alsmede van een stroombron en pulsgenerator.

Een dergelijk vistuig is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-8603257. De stroombron en spanningsgenerator zijn daarbij ondergebracht in een of beide kastvormige glijschoenen die aan de uiteinden van de boomkor zijn bevestigd. De ruimte in een dergelijke glijschoen is echter beperkt. Bovendien staan deze glijschoenen ook bloot aan hoge belastingen, zoals bij het voortslepen van de boomkor over een onregelmatig gevormde bodem. Daardoor is het niet eenvoudig om de waterdichtheid van de kast en de juiste werking van stroombron en pulsgenerator te garanderen.

Doel van de uitvinding is daarom een vistuig van het hiervoor genoemde soort te verschaffen dat zowel een grotere ruimte biedt voor het meevoeren van apparatuur, en tevens een betere bescherming levert. Dit wordt bereikt doordat stroombron, pulsgenerator alsmede de aansluitingen der elektroden zijn opgenomen in een waterdichte ruimte in het inwendige van de boomkor.

Volgens de uitvinding is de boomkor uitgevoerd als een langwerpige doos, waarin voldoende ruimte aanwezig is om alle componenten van het elektrische systeem op te nemen. Deze componenten zijn daardoor beter beschermd tegen vocht en stoten dan in de glijschoenen of in aparte kamers aan de buitenzijde van de boomkor.

Bij voorkeur is de pulsgenerator opgenomen in een ruimte die in verband met koeling gedeeltelijk is omspoeld door water. De warmte die de pulsgenerator tijdens bedrijf ontwikkelt kan nu direkt afgevoerd worden naar het omgevende water, zonder dat de overige componenten te warm zouden worden. Een uitstekende koeling kan worden verkregen indien in sleep-richting van de boomkor, dwars op zijn langsrichting, zich kanalen uitstrekken van de voorzijde naar de achterzijde door de boomkor, welke kanalen de ruimte voor de pulsgenerator begrenzen.

In verband met een goede toegankelijkheid van alle componenten is de ruimte in de boomkor aan de bovenzijde is afgesloten door middel van een deksel.

De boomkor volgens de uitvinding bezit een groter frontaal oppervlak dan de bekende kor. Teneinde toch een goed gedrag van de boomkor bij het voortslepen over de zeebodem te verkrijgen, is de boomkor aan de in sleeprichting voorste zijde afgerond, en bezit hij aan de achterzijde doorvoeren voor de elektroden.

De elektroden zijn aan hun van de boomkor afgekeerde eind bevestigd aan de onderste rand van een sleepnet. De bovenste rand van het sleepnet is op bekende wijze aan de bovenzijde van de boomkor bevestigd.

De elektroden zijn bij voorkeur uitgevoerd met een kern van willekeurig gevormd, geleidend materiaal, op welke kern met regelmatige tussenafstanden metalen elektrodestukken van de gewenste vorm en afmeting elektrisch zijn bevestigd, terwijl de kern tussen de elektrodestukken is geïsoleerd. Met aldus uitgevoerde elektroden kunnen geconcentreerde stroomstoten worden afgegeven, die een uitstekende wekimpuls leveren.

Indien zich tussen de elektrodestukken een rubbermantel uitstrekt, kunnen de elektroden op betrouwbare wijze worden voortgesleept, zonder dat zij achter obstakels blijven haken.

Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een vissersvaartuig, in combinatie met het vistuig volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een gedeelte van het vistuig in zijaanzicht.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht van de boomkor.

Figuur 4 toont aanzicht IV-IV volgens figuur 3·

Figuur 5 toont het aanzicht V-V volgens figuur 3·

Figuur 6 toont een dwarsdoorsnede door de boomkor op grotere schaal.

Figuur 7 toont een elektrode-aansluiting.

Figuur 8 toont een voorbeeld in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een positieve elektrode in gestroomlijnde, ronde uitvoering.

Figuur 9 toont een voorbeeld in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een negatieve elektrode in gestroomlijnde, ronde uitvoering.

Figuur 10 toont een voorbeeld in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een positieve elektrode in platte uitvoering.

Figuur 11 toont een voorbeeld in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een negatieve elektrode in platte uitvoering.

In figuur 1 is een vissersvaartuig 1 afgebeeld, dat voorzien is van twee bomen 2 waaraan door middel van sleeplijn 3 bet in zijn geheel met 4 aangeduide vistuig wordt voortgesleept.

Dit vistuig 4 omvat een boomkor 5, die aan zijn beide uiteinden is voorzien van schoenen 6. De sleepkabel 3 alsmede stabilisatiekabels 7 zijn bevestigd aan de in sleeprichting voorste zijde van de boomkor.

Aan de in sleeprichting achterste zijde van de boomkor 5 is een net 8 aangebracht, alsmede positieve elektroden 9 en negatieve elektroden 10.

Zoals weergegeven in het zijaanzicht van figuur 2, worden de elektroden over, in, of op zekere hoogte boven de zeebodem voortgesleept.

Deze elektroden bevinden zich, afhankelijk van het soort vis, onder (9, 10), tussen, boven (9*, 10’) of aan de zijkanten (9*f * 10") van een net 11 met vrij grove mazen dat enerzijds verbonden is aan de boomkor 5 en anderzijds aan de onderrand van het net 8. De bovenrand van het net 8 is door middel van trekkabels 12 eveneens verbonden aan de boomkor 5·

Zoals in figuur 2 duidelijk te zien is, zijn de schoenen 6 uitgevoerd met een omhooglopende voorrand 13, zodanig dat zij gemakkelijk over obstakels 14 heen getrokken kunnen worden. Teneinde de flora van de zeebodem te sparen, bezitten de schoenen 13 wielen of rollend materieel 15, waarmee de schoenen 13 al rijdend over de zeebodem getrokken kunnen worden. De compartimenten a-b-c-d-e zijn bestemd voor het vullen met water ten behoeve van trimmen van het vistuig, via pijpen 50.

In figuur 2 is de boomkor 5 In doorsnede weergegeven. In de doorsnede zijn te zien de stroombron 16, alsmede de in zijn geheel met 17 aangeduide aansluitpunten voor de elektroden 9. 10.

In het bovenaanzicht van figuur 3 Is de boomkor 5 weergegeven zonder deksel. Daardoor zijn drie ruimten te zien, te weten ruimten 18, 19 alsmede ruimte 20. De ruimten 18, 19 worden begrensd door kanalen 21, 22 respectievelijk 23, 24, die van de voorzijde van de boomkor 5. waar zich de sleepogen 25 bevinden, naar de achterzijde wijder worden. Zoals te zien is in het vooraanzicht 4, is de ruimte 18 ook begrensd door een kanaal 26. Kanalen 21, 22 en 26 zijn voorzien van tralies 27, waarmee verhinderd wordt dat die kanalen 21, 22 en 26 verstopt raken.

In het achteraanzicht van figuur 5 is te zien dat de kanalen 21, 22 en 26 wijder worden, en wel naar de achterzijde van de boomkor 5 toe.

In de ruimten 18, 19 worden componenten opgenomen die tijdens bedrijf warm worden, te weten de pulsgeneratoren (die verder niet zijn weergegeven). In de ruimte 20 worden de overige componenten opgenomen, in het bijzonder de accu's of stroombronnen 16.

In de vergrote doorsnede van figuur 6 is te zien dat de ruimte 20 aan de bovenzijde waterdicht is afgesloten door een deksel 28. De stroombron 16 is opgenomen tussen rubberblokken 29, en vastgezet door middel van elastische kabels 30. Daardoor zijn de accu's 16 goed beschermd tegen schokken.

Boven de ruimte 20 bevindt zich een verdere, waterdichte ruimte 31* waar de elektroden 9. 10 elektrisch zijn aangesloten door middel van de aansluitinrichtingen 32. Deze aansluitinrichtingen bezitten een voedings-kabel 33* die verder verbonden is met de niet getoonde pulsgeneratoren.

Tevens zijn in de boomkor twee ontluchtings- resp. opslagsystemen voorzien waarin het gas dat vrijkomt uit de accu’s kan worden opgeslagen.

Het eerste systeem is rechtstreeks is aangesloten op de ontluch-tingsgaten van de accu's en omvat een leiding 53 die enerzijds is verbonden met die gaten, en anderzijds met een balgvormige opslagkamer 5^·

Het tweede systeem is aangesloten op de ruimte 20, en omvat een balgvormige opslagkamer 56.

Nadat het deksel van ruimte 31 is geopend, kan het in de ballonvormig opslagkamers 5^ en 55 verzamelde gas worden afgevoerd door de afsluitingen 57* 58 te verwijderen en de balgen 55* 56 samen te knijpen.

Door deze twee systemen zijn zowel de accu's 16 rechtstreeks, alsmede de accu-ruimte 20 beveiligd tegen explosiegevaar, dat zich zou kunnen voordoen wanneer de vrijkomende accugassen zich vermengen met de lucht in de boomkor wanneer daarin vonken tengevolge van bijvoorbeeld slechte elektrische kontakten zouden optreden.

Ten overvloede wordt in dat verband de accuruimte 20 ook nog gevuld met stikstof.

In de wand van ruimte 20 is bovendien nog een breekvlak 51 aangebracht, dat bezwijkt indien zich toch nog een explosie in die ruimte 20 zou voordoen. De daarbij optredende drukverhoging kan dan opgevangen worden in ruimte 52. Belangrijk is dat ook indien dat breekvlak 51 bezwijkt, er geen water in ruimte 20 kan binnendringen. Tevens blijft de explosie beperkt tot de ruimte binnen de boomkor.

Figuur 7 toont de aansluitinrichting 32 op grotere schaal. Hij omvat een bout 3^. waar omheen twee isolerende platen 35» 36 zijn aangebracht. In de onderste isolerende plaat 36 is een aansluitcontact 37 opgenomen, in de bovenste isolerende plaat 35 een verschuifbaar aansluitcontact 38 dat onder veervoorspanning van veer 39 staat. De mate waarin aansluitcontact 39 naar buiten steekt, wordt bepaald door het schroefdraadeind 40 en de daarop aangebrachte moer 4l. Door de de moer 4l te verdraaien, beweegt het bovenste aansluitcontact 38 naar het onderste aansluitcontact 37 toe, danwel daar vanaf. Op die manier kan de verbinding tot stand gebracht worden, danwel verbroken worden.

Tijdens normaal bedrijf van de boomkor is de moer kl zover teruggeschroefd, dat het bovenste contact 38 veerkrachtig in aanraking wordt gehouden met het onderste contact 37. Voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden wordt de moer 4l aangedraaid, zodanig dat het contact 38 loskomt van contact 37·

In figuur 8 is een positieve elektrode weergegeven, die een centrale, stroomgeleidende kern 42 omvat, waarop elektrodestukken 43 elektrisch zijn bevestigd. Door middel van stroomgeleidende draden 44, die met een boutverbinding 45 aan de elektrodestukken 43 zijn vastgezet, is de elektrische verbinding tussen de elektrodestukken 43 en de kern 42 verzekerd.

Deze kern bevat niet alleen stroomgeleidende draden, doch ook een trekkabel die de trekkrachten uit de elektrode opnneemt.

Tussen de stroomgeleidende stukken 43 is een rubber mantel 46 aangebracht, waarvan de buitenomtrek nabij de elektrodestukken 43 daaraan gelijk is. In het tussenliggende gebied is de rubbermantel 46 ingesnoerd, teneinde vasthaken te vermijden en de stroomgeleiding bij het voortslepen van de elektrode te verbeteren. De elektrodestukken 43 zijn bovendien door middel van stabilisatiepennen 47 aanvullend verankerd in de rubbermantel 46.

De negatieve elektrode 10 bezit elektrodestukken 48 met een vrij grote lengteafmeting. Deze elektrodestukken 48 zijn op dezelfde wijze door middel van boutverbinding 45, alsmede kabel 44 verbonden aan de centrale stroomgeleidende kern 42.

Bij de in figuur 10 en 11 afgebeelde alternatieve uitvoeringsvorm bezitten de elektroden een rechthoekige dwarsdoorsnede. De elektrodestuk-ken zijn met 60 aangeduid. Door middel van ankers 61 zijn zij verankerd in het soepele rubber materiaal 62 van de elektroden.

Met 63 zijn de elektrische verbindingen voor de elektroden weergegeven .

De elektroden zijn bevestigd aan de draden 64 van een grofmazig visnet. Daartoe worden nylondraden 65 toegepast, die de draden 64 van het visnet vastklemmen op de bovenzijde van de elektroden. De draden 64 zijn daartoe ingelaten in uitsparingen 66 aan de bovenzijde van de elektroden, terwijl de nylondraden zijn opgenomen in een uitsparing 67, die zich uitstrekt over een gedeelte van de zijden alsmede van de bovenkant van de elektroden. Verder strekt de nylondraad 65 zich uit door een gat 68 in het rubber materiaal van de elektroden.

Afgebeeld is een positieve elektrode. Voor een negatieve elektrode worden elektrodestukken toegepast die, gezien in figuur 10, een grotere breedte bezitten.

Claims (10)

1. Vistuig voor de elektrische visserij, omvattende een boomkor die is voorzien van paren elektroden waarover een spanningsverschil kan worden opgewekt, alsmede van een stroombron en pulsgenerator met het kenmerk dat stroombron, pulsgenerator alsmede de aansluitingen der elektroden zijn opgenomen in een waterdichte ruimte in het inwendige van de boomkor.

2. Vistuig volgens conclusie 1, waarbij de pulsgenerator is opgenomen in een ruimte die in verband met koeling gedeeltelijk is omspoeld door water.

3· Vistuig volgens conclusie 2, waarbij in sleeprichting van de boomkor, dwars op zijn langsrichting, zich kanalen uitstrekken van de voorzijde naar de achterzijde door de boomkor, welke kanalen de ruimte voor de pulsgenerator begrenzen. k. Vistuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ruimte in de boomkor aan de bovenzijde is afgesloten door middel van een deksel.

5· Vistuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de boomkor aan de in sleeprichting voorste zijde is afgerond, en aan de achterzijde doorvoeren voor de elektroden bezit.

6. Vistuig volgens conclusie een der voorgaande conclusies, waarbij de elektroden aan hun van de boomkor afgekeerde eind bevestigd zijn aan de onderste rand van een sleepnet.

7. Vistuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke elektrode een kern van stroomgeleidend materiaal omvat, op welke kern met regelmatige tussenafstanden metalen elektrodestukken elektrisch zijn bevestigd, en de kern tussen de elektrodestukken is geïsoleerd.

8. Vistuig volgens conclusie 7. waarbij zich tussen de elektrode-stukken een rubber mantel uitstrekt.

9. Vistuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de boom- kor aan beide uiteinden is voorzien van schoenen waarvan de voorzijde schuin omhoog loopt.

10. Vistuig volgens conclusie 9» waarbij de schoenen zijn voorzien van wielen, rollend materieel en/of glijdend materieel.

11. Vistuig volgens conclusie 9 of 10. waarbij de schoenen voorzien zijn van compartimenten die afzonderlijk gevuld kunnen worden met water voor het trimmen van het vistuig.