NL9300726A - Drager voor het verpakken van houders in twee rijen van elk ten minste twee stuks alsmede een werkwijze voor het verkrijgen van een dergelijke, van houders voorziene drager. - Google Patents

Description

Titel: Drager voor het verpakken van houders in twee rijen vanelk ten minste twee stuks alsmede een werkwijze voor het ver¬krijgen van een dergelijke, van houders voorziene drager

De uitvinding heeft betrekking op een drager voor hetverpakken van houders in twee rijen van elk ten minste tweestuks, welke drager is voorzien van een handgreepdeel en eendaarmee verbonden steundeel voorzien van in twee rijen van elkten minste twee stuks opgestelde en onderling tot één geheelverbonden ringen voor het doorlatend opnemen van telkens eenhouder, alsmede op een werkwijze voor het verkrijgen van eendergelijke, van houders voorziene drager.

Een dergelijke drager is bekend uit US-A-3 186 544. Deringen van het steundeel dienen hierbij van onderaf aan tegrijpen op een uitstekende rand aan de houder, waartoe dehouders van bovenaf in de ringen dienen te worden geschoven.Houders zonder of met niet geschikte uitstekende randen zijnderhalve door deze drager niet pakketgewijs samen te houden.

De vereiste aanwezigheid van een geschikte uitstekende randbetekent derhalve een aanzienlijke beperking voor detoepasbaarheid van die drager. Dit nog afgezien van deomstandigheid, dat een dergelijke uitstekende rand de plaatsis waar houders tijdens het reinigen en vullen onderlingcontact maken, hetgeen als gevolg van beschadigingen al snelleidt tot een uit esthetisch oogpunt minder mooie rand.Daarnaast zou een door bedoeld veelvuldig contact afgesletenrand aanleiding kunnen zijn tot het uit de ring vallen van dehouder, bijvoorbeeld bij een schoksgewijze belasting, met allenadelige gevolgen van dien.

Een verder nadeel van de bekende drager is dat eenhouder van bovenaf in een ring dient te worden geschoven,hetgeen snel kan leiden tot beschadiging van een op de houdergeplakt etiket. Daarbij komt nog, dat het verpakken van dehouders in de dragers veelal plaatsvindt als het etiket op de houder nog vochtig is, hetgeen de kans op beschadiging van hetetiket bij het in de drager schuiven nog aanzienlijk doettoenemen.

Met de uitvinding wordt beoogd een drager van de in deaanhef omschreven soort zodanig uit te voeren, dat daarin opuiterst betrouwbare wijze ook houders die niet voorzien zijnvan een uitstekende rand, kunnen worden opgenomen, zonder datdaarbij de kans bestaat dat door contact tussen de houder ende drager een op de houder aangebracht etiket wordt be¬schadigd.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bij een dragervan de in de aanhef omschreven soort bereikt, doordat van elkering twee langgerekte, buigbare, stripvormige delen metgelijke lengte uitgaan, die aan hun van de ringen afgekeerdeuiteinden een schotelring dragen, welke stripvormige delen,althans de op de ring aansluitende delen daarvan, in hoofdzaakzijn gelegen in het middenloodvlak van de rij ringen waartoede ring behoort waarvan de stripvormige delen uitgaan, waarbijde in een rij naast elkaar gelegen schotelringen onderling totéén geheel zijn verbonden, een en ander zodanig, dat destripvormige delen enerzijds in een zodanige configuratie zijnte brengen dat elke schotelring in hoofdzaak is gelegen buiteneen rechte cilinder bepaald door het binnenomtreksvlak van dering waarmee die schotelring door de stripvormige delen isverbonden, en anderzijds in een zodanige configuratie dat dehartlijn van een schotelring in hoofdzaak samenvalt met dehartlijn van de ring waarmee die schotelring door destripvormige delen is verbonden.

Door deze maatregelen wordt een drager verkregen,waarbij elke houder steunt op een schotelring en als gevolgvan de zwaartekracht en geleid door de boven de betreffendeschotelring gelegen ring in nauw contact wordt gehouden metdie schotelring. Door het buitenwaarts kantelen van de rijenschotelringen, hetgeen mogelijk is door de buigzamestripvormige delen, zijn de houders in de drager onder tebrengen zonder dat een daarop bevestigd etiket in contact hoeft te komen met delen van die drager. Dit is op eenvoudigewijze te verwezenlijken, als overeenkomstig een verdereuitvoeringsvorm van de uitvinding de houders op een steunvlakin twee rijen naast elkaar opgesteld worden aangevoerd, eendrager, waarvan de rijen schotelringen buitenwaarts zijngekanteld, met zijn ringen zover over de houders wordt ge¬schoven, dat de daarmee verbonden schotelringen, die zich bijdit opschuiven van de drager in een stand links en rechtsnaast de houders liggen, tot onder het steunvlak in lijn metde erboven gelegen rijen ringen kunnen worden gebracht, waarnahet steunvlak tussen de houders en de schotelringen uit wordtgetrokken, waardoor de houders ten opzichte van de dragerzakken en steun gaan nemen op en in de schotelringen. Alduswordt de drager na het deels op de houders schuiven vervolgensdaaromheen geklapt voor het omsluiten van die houders.

Bij het met de hand oppakken van een dergelijke dragerdoor het optillen daarvan aan het handgreepdeel zullen de tweerijen houders door hun gewicht in het algemeen onderling steunnemen. Schokken of golvende bewegingen kunnen echter het vanen naar elkaar toe bewegen van de rijen houders tot gevolghebben. Om dit te voorkomen verdient het overeenkomstig eenverdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur, datmiddelen aanwezig zijn waarmee de twee rijen schotelringen ineen onderling aangrenzende stand met elkaar zijn te verbinden.

Het in de gebruiksstand van de drager samenhouden vande twee rijen schotelringen kan op velerlei wijzen tot standworden gebracht, bijvoorbeeld via losmaakbare druk- of snap-verbindingen. Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm vande uitvinding wordt er evenwel een voorkeur voor uitgesproken,dat de middelen voor het verbinden van twee rijen schotel¬ringen een semi-permanent karakter hebben, zoals een lijm- oflasverbinding of een mechanische verbinding via vervormbarekrammen of ringen.

Een in de praktijk de voorkeur verdienende, vereen¬voudigde uitvoeringsvorm van de drager wordt verkregen, alsovereenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding ter plaatse van twee aangrenzende ringen de stripvormige delenaldaar samenvallen.

Als verder het handgreepdeel wordt gevormd door eenzich in hoofdzaak evenwijdig aan het steundeel uitstrekkendstaafvormig deel, dat door zich in het verlengde van destripvormige delen uitstrekkende verdere stripvormige delenmet het steundeel is verbonden, is op eenvoudige wijzevoorzien in een gunstige krachtoverdacht van de schotelringennaar het met de hand vast te pakken staafvormige deel.

De verdere stripvormige delen kunnen op vele wijzenzijn aangebracht, uitgevoerd en vormgegeven. Zo kunnen zichvanaf de buitenste ringen van de twee rijen geen verderestripvormige delen uitstrekken, zodat het handgreepdeel zichconcentreert in het middengebied van de drager. Zou daarbij dedraagkracht van de verdere stripvormige delen te klein wordengeacht, dan kan er in zijn voorzien, dat vanaf elk uiteindevan het staafvormige deel zich een gebogen stripvormig deeluitstrekt dat eindigt ter plaatse van het samenkomen van tweeaangrenzende, buitenste ringen.

De drager kan daarbij een hoogte hebben die vrijwelgelijk is aan die van de houders, indien de verdere strip¬vormige delen dwars op een rij gezien met het symmetrievlakdat zich loodrecht op die rij uitstrekt, een scherpe hoekinsluiten, bij voorkeur een hoek tussen 5° en 20°. Het staaf¬vormige deel kan zich dan ter hoogte van de bovenzijden van dehouders bevinden. Wordt het staafvormige deel met de handvastgegrepen, dan zullen de verdere stripvormige delen naarelkaar toe veren, waardoor voldoende ruimte boven de houderstot stand komt om de drager te kunnen transporteren zonder datde hand met de houders in contact komt.

Een betrouwbare afsteuning van een houder tegen eenschotelring is te verkrijgen, als elke schotelring een j-vormige dwarsdoorsnede heeft, waarbij die j-vorm bij voorkeurin vorm aansluit op de onderzijde van de houder.

Onder verwijzing naar in de tekening weergegevenuitvoeringsvoorbeelden zal de drager volgens de uitvinding alsmede de werkwijze voor het aanbrengen daarvan rond eengroep houders thans nader worden besproken en toegelicht.Daarbij toont:

Fig. 1 een drager volgens de uitvinding in zijaanzicht;

Fig. 2 de drager volgens Fig. 1 in vooraanzicht;

Fig. 3 de drager volgens Fig. 1 in bovenaanzicht;

Fig. 4 een aantal dragers volgens Fig. 1 gestapeld in eentransport- en opslagstand;

Fig. 5 - 7 de wijze van het aanbrengen van de dragervolgens Fig. 1 om een groep houders;

Fig. 8 in perspectief een groep houders opgenomen in eendrager volgens Fig. 1;

Fig. 9 in perspectief een groep houders opgenomen in eendrager volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 10 in perspectief een groep houders opgenomen in eendrager volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 11 in vooraanzicht een opslag- of etaleerstand vaneen groep houders opgenomen in een drager volgens een vierdeuitvoeringsvorm van de uitvinding; en

Fig. 12 in vooraanzicht een draagstand van een groephouders opgenomen in de drager volgens Fig. 11.

De drager volgens de Fign. 1-3 is samengesteld uit eensteundeel bestaande uit een zestal ringen 1 opgesteld in tweerijen van elk drie ringen 1, waarbij de ringen van een rijonderling zijn gekoppeld door een stripvormig deel 2, dat zichter plaatse van de bevestiging aan een ring 1 loodrechtuitstrekt op het doorlaatvlak van die ring 1. Tevens strektelk stripvormig deel 2 zich in het gebied nabij de ring 1 uitin een vlak, dat het middenloodvlak van een rij van drieonderling verbonden ringen 1 vormt. Een soortgelijk strip¬vormig deel 2 bevindt zich aan elk uiteinde van een rijringen, zodat elke rij van drie ringen verbonden is met vierstripvormige delen 2.

Elk stripvormig deel 2 eindigt aan zijn ene uiteinde bijeen handvatdeel 3 en aan zijn andere uiteinde bij een schotel¬ring 4, waarvan er in totaal zes, in twee rijen van elk drie aanwezig zijn, waarbij de stripvormige delen 2 in een soort¬gelijke configuratie met de schotelringen 4 zijn verbonden alsdat het geval is met de ringen 1, zij het dat de stripvormigedelen 2 bij de schotelringen 4 eindigen. Verder heeft elkstripvormig deel 2 in zijaanzicht, zoals moge blijken uit Fig.1, een ongeveer S-vormige configuratie, een en ander zodanig,dat in geval er geen krachten van buitenaf worden uitgeoefend,de schotelringen 4 zich in bovenaanzicht gezien terweerszijden van de twee rijen ringen 1 bevinden, zoals hetduidelijkst moge blijken uit Fig. 3.

Het handvatdeel 3 strekt zich evenwijdig uit aan de rijenringen 1 en vormt een geheel met de zes uiteinden van destripvormige delen 2, zodat de twee rijen ringen 1, en zodoen¬de ook de twee rijen schotelringen 4 via de stripvormige delen2 en het handvatdeel 3 onderling zijn verbonden.

De drager kan als een geheel zijn vervaardigd uit een endezelfde kunststof, waarbij de afmetingen van de diverseonderdelen van de drager zodanig dienen te zijn gekozen en dekunststof zodanige materiaal eigenschappen dient te hebben,dat het handvatdeel 3, de ringen 1 en de schotelringen 4voldoende stijf zijn voor het op betrouwbare wijze vasthoudenvan een aantal houders overeenkomend met het aantal ringen 1,terwijl tevens de stripvormige delen 2 soepel verbuigbaarzijn.

Dit soepel verbuigbaar zijn bevordert het zo compactmogelijk kunnen opslaan en transporteren van de dragers,doordat deze in een meer gestrekte vorm kunnen worden gebrachten aldus gestapeld, zoals moge blijken uit Fig. 4 waar eenvijftal dragers in een uitgebogen vorm gestapeld is weerge¬geven. Het zal uit Fig. 4 tevens duidelijk zijn, dat de dra¬gers desgewenst in een nog plattere gestrekte vorm kunnenworden gedrukt.

Onder verwijzing naar de Fign. 5-7 zal thans het plaatsenvan een groep van zes houders 5 in de bovenstaand omschrevendrager worden toegelicht.

De houders 5 worden in twee rijen naast elkaar opgesteldaangevoerd tot op een steunelement 6. Alsdan wordt van boven¬af, zoals is getoond in Fig. 5, een drager toegevoerd en welop zodanige wijze, dat de ringen 1 over de houders 5 schuiven,terwijl de schotelringen 4 zich zijdelings langs de houders 5verplaatsen. Deze verplaatsing wordt voortgezet tot de ringen1 zover over de houders 5 zijn geschoven, dat de schotelringen4 tot onder het steunelement 6 kunnen worden gezwenkt, zoalsis weergegeven in Fig. 6. In deze stand dient elke ring 1 zichboven een op een houder 5 aangebracht etiket 7 te bevinden,zodat een op de houder 5 geschoven ring 1 dit etiket 7 nietkan beschadigen. Het zal tevens duidelijk zijn dat een etiket7 evenmin zal worden beschadigd door een op afstand langs dehouder 5 verplaatste schotelring 4, die daarna tot onder hetsteunelement 6 en zodoende tot onder de houder 5 wordtgezwenkt.

Na het tot in de in Fig. 6 weergegeven stand zwenken vande twee rijen schotelringen 4, worden deze onderling verbondendoor middel van een of een aantal koppelelementen 8. Hetweergegeven koppelelement 8 is vervaardigd uit kunststof en isop een plaats waar twee schotelringen 4 uit aangrenzende rijenelkaar het dichtst naderen via lijmen of lassen aan dieschotelringen 4 vastgemaakt. Het zal duidelijk zijn, dat hetonderling verbinden van de twee rijen schotelringen 4 ook opvelerlei andere wijzen kan geschieden. Zo kan er zijn voorzienin via een snap- of klikverbinding te koppelen elementen of invervormbare metalen elementen. Ook kunnen de schotelringen opgeschikte plaatsen worden voorzien van uitsteeksels die na hetnaar elkaar toe zwenken van de twee rijen schotelringen onder¬ling in contact komen en aldus zijn te verbinden. In geval deschotelringen 4 een zodanige uitvoering hebben, dat deze nahet naar elkaar toezwenken onderling plaatselijk contactmaken, is het verbinden simpelweg uit te voeren door hetaldaar aan elkaar lassen of lijmen van de schotelringen 4.

Na het onderling verbinden van de twee rijen schotel¬ringen 4 wordt het steunelement 6 onder de houders 5 uit getrokken door een actieve beweging van dat element dan weldoor een verder schuiven van de houders 5. Zodra het steun¬element 6 het ondervlak van een houder 5 vrijgeeft, zal deze,zoals getoond in Fig. 7, omlaag zakken tot steun op deschotelring 4, die bij voorkeur een zodanige configuratie metomhoog reikende rand heeft, dat de houder 5 wordt gecentreerdten opzichte van de schotelring en vervolgens tegenzijdelingse verplaatsing geborgd wordt ondersteund. Na hetgeheel verwijderen van het steunelement 6 wordt elke houder 5gedragen door een schotelring 4 en in die ondersteuninggehouden door samenwerking van die schotelring 4 met een inlijn daarboven gelegen ring 1.

Bij het tot steun komen van de houder 5 op de schotelring4 beweegt het etiket 7 zich van de ring 1 vandaan. Aldus iseen drager op en om een houder 5 aan te brengen zonder incontact te komen met het etiket 7, hetgeen in het bijzondervan belang is als de houders 5 uit een bottelarij komen endirect voorafgaande aan het onderbrengen in de drager zijnvoorzien van een etiket 7, omdat dat etiket dan nog vochtig isen zodoende snel kan worden beschadigd.

Hierbij zij nog opgemerkt, dat het ook mogelijk is af tezien van een onderlinge verbinding van de twee rijen schotel¬ringen 4. Het gewicht van de houders 5 zal er dan in hetalgemeen voor zorg dragen dat de in Fig. 7 weergegeven standbehouden blijft, ook bij het aan het handgreepdeel 3 optillenvan de drager met houders, zij het dat bij schokken of eengolvende verplaatsing van de dragers de kans bestaat dat detwee rijen houders uit elkaar bewegen en vervolgens weer tegenelkaar tikken. Wordt dit, bijvoorbeeld door een geschikteuitvoering van de ringen 1 en de schotelringen 4, toelaatbaargeacht, dan verdient het de voorkeur uit te gaan van eenaanvankelijk anders dan in Fig. 5 vormgegeven drager. Dezegewijzigde drager heeft, in geval er van buitenaf geenkrachten op worden uitgeoefend, een vorm als weergegeven inFig. 7, m.a.w. de stripvormige delen 2 hebben tussen de ringen1 en de schotelringen 4 een recht verloop. Het zal duidelijk zijn, dat voor het om de houders 5 aanbrengen van eendergelijke drager de twee rijen schotelringen 4 actiefgestuurd tot in de in Fig. 5 getoonde stand dienen te wordengebracht voordat het opschuiven van de ringen 1 een aanvangneemt. Overigens kan een dergelijke drager ook worden gebruiktbij toepassing van koppelelementen 8. De stripvormige delen 2zullen dan minder terugveerneigingen hebben en strakker in dein Fig. 7 getoonde stand blijven staan, hetgeen esthetischbeter kan ogen.

De met bovenomschreven werkwijze verkregen drager metdaarin opgenomen houders 5 is in perspectief weergegeven inFig. 8. Het handgreepdeel 3 strekt zich daarbij uit over devolle lengte van een rij van drie houders 5. Voor het kunnenoppakken en dragen van de drager is een dergelijke lengte vanhet handgreepdeel 3 niet noodzakelijk. Wordt, bijvoorbeeld uithet oogpunt van materiaalbesparing, de voorkeur gegeven aaneen korter handgreepdeel, dan kan die wens worden vormgegevenals bijvoorbeeld is weergegeven in Fig. 9, waarbij hethandgreepdeel 13 een lengte heeft gelijk aan de diameter vaneen ring 1. De buitenste stripvormige delen 12a eindigen danter hoogte van de ring 1, terwijl tussen twee houders 5 eensoortgelijk stripvormig deel 12a is verlengd met een zich inhoofdzaak recht tussen de ringen 1 en het handgreepdeel 13uitstrekkend stripvormig deel 12b.

In geval een dergelijke constructie niet voldoende sterkwordt geacht, kan worden gekozen voor de uitvoeringsvorm alsweergegeven in Fig. 10, waarbij het handgreepdeel 23 door zesstripvormige delen 12c met de ringen 1 is verbonden, welkestripvormige delen 12c alle uitgaan van een uiteinde van hethandgreepdeel 23 en zich boogvormig uitstrekken naar eenplaats van samenkomst van twee ringen 1.

In geval de ruimte tussen de bovenuiteinden van dehouders 5 voor het met de hand vastpakken van het handgreep¬deel te krap wordt geacht, waardoor de bovenuiteinden van dehouders 5 bij het vervoeren van de drager langs de vingers vande, de drager vasthoudende hand zouden kunnen gaan schuren, kan gekozen worden voor de in de Fign. 11 en 12 weergegevenuitvoeringsvorm, waarbij voorzien is in een handgreepdeel 23,dat een grotere lengte heeft dan de diameter van een ring 1.

De uiteinden van het handgreepdeel 23 zijn via vier strip¬vormige delen 22b verbonden met de vier plaatsen van samen¬komst van de ringen 1 uit beide rijen, waardoor in zijaanzichtgezien het handgreepdeel 23, de middelste ring 1 en de tweezich daartussen uitstrekkende stripvormige delen 22b eentrapeziumvorm hebben, zoals het duidelijkst zichtbaar mogezijn in Fig. 11. De buitenste ringen 1 en schotelringen 4 zijnaan hun buitenzijden verbonden door zich daartussenuitstrekkende stripvormige delen 22a.

Bij het met de hand oppakken van een dergelijke methouders gevulde drager zal het handgreepdeel 23 door hetgewicht van de houders uitbuigen onder gelijktijdig tot in eenrechte, verticale stand scharnieren van de stripvormige delen22b, zoals getoond in Fig. 12.

Op deze wijze is een drager verkregen, die in de etaleer-of opslagstand niet of nauwelijks boven de houders uitsteekt,terwijl bij het met de hand oppakken door het uitbuigen vanhet handgreepdeel 23 en het scharnieren van de stripvormigedelen 22b voldoende ruimte wordt geschapen om de drager met dehand aan het handgreepdeel 23 te kunnen transporteren zonderdat de bovenuiteinden van de houders 5 met de vingers van dehand in contact hoeven te komen.

Opgemerkt wordt, dat de drager bijzonder geschikt is omtezamen met een aantal andere dragers in een krat te wordenverpakt. Dit krat kan op de gebruikelijke wijze zijn voorzienvan pilonen, die op een aantal plaatsen vanaf de bodem van hetkrat omhoog in het inwendige reiken. Door te voorzien in eenzodanig pilonenpatroon dat de pilonen door de openingen tussende schotelringen tussen de houders kunnen reiken, zijn dedragers op eenvoudige doch effectieve wijze in het krat op hunplaats te houden.

Het spreekt vanzelf, dat er binnen het kader van deuitvinding als neergelegd in de bijgaande conclusies vele wijzigingen en varianten mogelijk zijn. Zo zouden de schotel¬ringen kunnen zijn voorzien van hulsvormige verlengingen, diezich tot nabij de onderzijden van de etiketten op de houdersuitstrekken. Verder kunnen zowel het handgreepdeel als de zichdaarvan tot de ringen uitstrekkende stripvormige delen opvelerlei andere wijzen worden vormgegeven; zowel uit esthe¬tisch als uit sterkte-oogpunt. In de weergegeven uitvoerings-voorbeelden strekt zich vanaf de plaats tussen twee aangren¬zende ringen naar een corresponderende plaats tussen tweeschotelringen telkens een stripvormig deel uit. Eventueelkunnen dit ook twee stripvormige delen zijn, terwijl een ringen een schotelring ook op andere plaatsen dan getoond doorstripvormige delen onderling kunnen zijn verbonden. Het koppe¬len van de twee rijen schotelringen is ook mogelijk op eenandere plaats dan de samenkomst van twee schotelringen,bijvoorbeeld door een stripvormig koppelelement tussen de opde buitengelegen schotelringen buitengelegen stripvormigedelen of door het buitenom de schotelringen aanbrengen van eendaarmee verbonden band. Het van opzij tot onder de houderszwenken van de schotelringen werd in de bovenomschrevenuitvoeringsvoorbeelden mogelijk gemaakt door de buigbaarheidvan de stripvormige delen. Uiteraard is het ook mogelijkgebruik te maken van minder gebogen of rechte stripvormigedelen, die scharnierbaar zijn ten opzichte van de ringen en/ofde schotelringen.

Claims (11)

1. Drager voor het verpakken van houders in twee rijen vanelk ten minste twee stuks, welke drager is voorzien van eenhandgreepdeel en een daarmee verbonden steundeel voorzien vanin twee rijen van elk ten minste twee stuks opgestelde enonderling tot één geheel verbonden ringen voor het doorlatendopnemen van telkens een houder, met het kenmerk, dat van elkering twee langgerekte, buigbare, stripvormige delen metgelijke lengte uitgaan, die aan hun van de ringen afgekeerdeuiteinden een schotelring dragen, welke stripvormige delen,althans de op de ring aansluitende delen daarvan, in hoofdzaakzijn gelegen in het middenloodvlak van de rij ringen waartoede ring behoort waarvan de stripvormige delen uitgaan, waarbijde in een rij naast elkaar gelegen schotelringen onderling totéén geheel zijn verbonden, een en ander zodanig, dat destripvormige delen enerzijds in een zodanige configuratie zijnte brengen dat elke schotelring in hoofdzaak is gelegen buiteneen rechte cilinder bepaald door het binnenomtreksvlak van dering waarmee die schotelring door de stripvormige delen isverbonden, en anderzijds in een zodanige configuratie dat dehartlijn van een schotelring in hoofdzaak samenvalt met dehartlijn van de ring waarmee die schotelring door destripvormige delen is verbonden.

2. Drager volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat middelenaanwezig zijn waarmee de twee rijen schotelringen in eenonderling aangrenzende stand met elkaar zijn te verbinden.

3. Drager volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat demiddelen voor het verbinden van twee rijen schotelringen eensemi-permanent karakter hebben, zoals een lijm- of lasverbin-ding of een mechanische verbinding via vervormbare krammen ofringen.

4. Drager volgens een der voorgaande conclusies, met hetkenmerk, dat ter plaatse van twee aangrenzende ringen destripvormige delen aldaar samenvallen.

5. Drager volgens een der voorgaande conclusies, met hetkenmerk, dat het handgreepdeel wordt gevormd door een zich inhoofdzaak evenwijdig aan het steundeel uitstrekkend staaf-vormig deel, dat door zich in het verlengde van de stripvor¬mige delen uitstrekkende verdere stripvormige delen met hetsteundeel is verbonden.

6. Drager volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat zichvanaf de buitenste ringen van de twee rijen geen verderestripvormige delen uitstrekken.

7. Drager volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat vanafelk uiteinde van het staafvormige deel zich een gebogen strip¬vormig deel uitstrekt dat eindigt ter plaatse van het samen¬komen van twee buitenste ringen.

8. Drager volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ver¬dere stripvormige delen dwars op een rij gezien met het symme-trievlak dat zich loodrecht op die rij uitstrekt, een scherpehoek insluiten, bij voorkeur een hoek tussen 5° en 20°.

9. Drager volgens een der voorgaande conclusies, met hetkenmerk, dat elke schotelring een j-vormige dwarsdoorsnedeheeft.

10. Werkwijze voor het in een drager volgens een der voor¬gaande conclusies verpakken van een aantal houders, die intwee rijen van elk ten minste twee stuks zijn opgesteld, methet kenmerk, dat de houders op een steunvlak in twee rijennaast elkaar opgesteld worden aangevoerd, een drager, waarvande rijen schotelringen buitenwaarts zijn gekanteld, met zijnringen zover over de houders wordt geschoven, dat de daarmeeverbonden schotelringen, die zich bij dit opschuiven van dedrager in een stand links en rechts naast de houders liggen,tot onder het steunvlak in lijn met de erboven gelegen rijenringen kunnen worden gebracht, waarna het steunvlak tussen dehouders en de schotelringen uit wordt getrokken, waardoor dehouders ten opzichte van de drager zakken en steun gaan nemenop en in de schotelringen.

11. Drager met daarin opgenomen houders verkregen door toe¬passing van de werkwijze volgens conclusie 10.