NL9300525A - Draagrooster voor plafondbekleding. - Google Patents

Description

Draagrooster voor plafondbekleding.

De uitvinding heeft betrekking op een draagrooster voor plafondbekledingen, zoals panelen, akoestische platen en dergelijke, eventueel met verlichtings- en ventilatie-elemen-ten.

Er zijn draagroosters van deze soort bekend, die zijn samengesteld uit T-profielen, waarbij de centrale lijven van de dwarsrails aan het uiteinde tongvormig zijn uitgevoerd en in overeenkomstige openingen in het centrale lijf van de draagrails worden gestoken. Deze tongen zijn relatief zwak, zodat zij bij dwars- of torsiebelasting kunnen verbuigen, in het bijzonder wanneer deze dunwandige profielen bestaan uit aluminium. Daardoor ontstaan moeilijkheden bij de demontage van dergelijke draagroosters, bijvoorbeeld voor inspectiedoel-einden. Een torsiebelasting leidt bovendien tot een helling van de oplegflens en bijgevolg tot een niet meer vlakke, gladde plafondbekleding.

Aan de uitvinding ligt derhalve het doel ten grondslag een draagrooster te ontwikkelen dat eveneens kan worden samengestoken, doch niettemin een betere stabiliteit bezit.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een draagrooster uit draagrails 1, dwarsrails 2, stootverbindingen 3, hoekstukken 4, ophangplaten 5, randrails 6 en eventueel knooppuntelementen, waarbij de rails 1 en 2 bestaan uit een naar boven open C-profiel uit staalplaat, waarvan de naar binnen gebogen randen 7 ten minste bij de draagrails 1 en de hoekstukken 4 zijn voorzien van rechthoekige openingen 8, waarin de over de materiaaldikte naar boven gebogen uitgevoerde tongen aan het uiteinde van de randen 7 van de dwarsrails 2 met hun naar beneden gebogen, van een uitsteeksel 10 voorziene uiteinden 11 steekbaar zijn.

De uiteinden van de dwarsrails kunnen gedeeltelijk zijn afgesloten door omhoogbuigen van het lijf van het C-profiel.

De stootverbinding is een U-profiel dat in het C-profiel wordt geplaatst en de rails met elkaar verbindt. Bij een T-knooppunt wordt in plaats van de tweede rail een hoekstuk op de stootverbinding geschoven, welke overeenkomt met het uit einde van een draagprofiel bij het vrije uiteinde waarvan de dwarsdoorsnede gesloten is uitgevoerd, bijvoorbeeld door omhoogzetten Van hét lijf.

Volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding zijn de benen van de stootverbinding van uitsteeksels voorzien, die in overeenkomstige uitsparingen in de benen van de uiteinden van de draagrails en de hoekstukken grijpen en deze ook in langsrichting fixeren.

De ophangplaat bestaat uit een T-vormige staalplaat met een boring, waarvan de beide armen aan de uiteinden U-vor-mig zijn omgebogen. Hij wordt met deze armen in het draagprofiel geschoven, waarbij de armen althans gedeeltelijk inwendig tegen de benen van het draagprofiel aanliggen. Bij voorkeur zijn de verende armen z6 gevormd, dat de plaat ook van boven af door draaien in de draagrails kan worden geplaatst.

Bij de uitvoering van een kruispunt van draag- en dwarsrails worden de tongen aan het uiteinde van de dwarsrails in de overeenkomstige openingen in de randen op beide zijden van de draagrails gedrukt, zodat een gelijkmatig rechthoekig of vierkant rooster ontstaat. Valt het knooppunt op een voeg van twee draagrails, bijvoorbeeld van een draagrail met een hoekstuk, dan wordt telkens één van de tongen in de opening van de eerste draagrail en de andere tong in de opening van de tweede draagrail respectievelijk het hoekstuk geplaatst. Daarmee wordt de voeg geborgd. Bij de montage of bij een niet in een knooppunt liggende voeg is het zinvol een stootverbinding te gebruiken, waarvan de benen elk twee naar buiten gerichte uitsteeksels hebben, waarvan er telkens één in een overeenkomstige uitsparing in het been van de draagrail grijpt.

Dient tussen de draagrails een rooster van dwarsrails te worden gemaakt, dan moeten ook de dwarsrails met openingen in hun naar binnen gebogen randen worden uitgevoerd voor het inhaken van de tongen, wanneer de roostermaat kleiner is dan de lengte van de dwarsrails. Aanvullende kruispunten kunnen met verkorte dwarsrails en een kastvormig knooppuntelement worden verkregen, waarvan de naar binnen gebogen randen aan alle vier zijden met openingen voor het opnemen van de tongen van de dwarsrails en een ophangplaat zijn uitgevoerd.

Het draagrooster volgens de uitvinding biedt twee uitvoeringsmogelijkheden:

Onder toepassing van plafondplaten die ten minste aan twee tegenover elkaar liggende zijden zijn uitgevoerd met uitstekende randen voor opleggen op de randen van de rails, kunnen vlakke plafonds worden gemaakt, waarbij het rooster met de plafondplaten één gesloten vlak vormt. De plafondplaten kunnen voorzover dit nodig is, worden bevestigd met tussen de randen van de rails ingrijpende, op de randen van de plafondplaten liggende bevestigingsklemmen.

Bij het maken van een plafond met uitstekend rooster kunnen ook plafondplaten zonder uitstekende randen worden gebruikt, die direct op de randen van de rails worden gelegd. Indien nodig kunnen de platen door middel van afstandsklemmen die van bovenaf in de rails worden geplaatst, tegen verschuiven worden geborgd. Bij de toepassing van plafondplaten met randen kunnen deze op de bevestigingsklemmen worden gelegd. Door combinatie van beide mogelijkheden kunnen de plafonds individueel worden gevormd.

Als randrail voor het bevestigen van het rooster aan de wand wordt dikwijls een hoekprofiel of dergelijke gebruikt.

Dit is ook bij het rooster volgens de uitvinding mogelijk. Bij voorkeur wordt echter een rechthoekig W-profiel, in het bijzonder uit aluminium, gebruikt, waarvan een vrij been is voorzien van boringen voor bevestiging op de wand en op het andere vrije been waarvan het rooster wordt gelegd. Een dergelijk W-profiel vormt bij de wand een schaduwvoeg. Bij een verdere uitvoering van deze randrail is het vrije been voor bevestiging op de wand naar beneden verlengd en deze verlenging tweemaal van de wand weg en naar boven rechthoekig omgebogen. In de aldus gevormde, verdekt in de schaduwvoeg liggende groef kunnen verschuifbare haken voor het ophangen van platen en dergelijke vlakke voorwerpen worden geplaatst. Bij een verdere uitvoering van het wandprofiel is het aan het vrije been voor het opleggen van het rooster grenzende lijf naar boven verlengd en aan de rand naar de wand toe omgebogen. Bovendien is deze van een veer voorzien, die met het aangrenzende been een onderste groef vormt. In het middengebied bevindt zich een verdere versterking die is voorzien van een naar boven open en een naar de ruimte toe open groef. De’ ombuiging en de naar boven open groef dienen voor het vasthouden van een veerklem voor het borgen van de rails. De naar de ruimte toe open groeven kunnen de rand van de bodem van metalen vakken opnemen en tegen afnemen borgen. In de onderste groef kan ook een opvulhoek worden geplaatst, wanneer de pla-fondplaten niet in één vlak met het draagrooster worden gelegd.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht.

Fig. 1 toont de uitvoering van een T-knooppunt, fig. 2 toont een doorsnede door het rooster met hoog geplaatste plafondplaten, fig. 3 toont een doorsnede door het rooster met verschillend geplaatste vakken en fig. 4 een doorsnede door de randrail.

In fig. 1 is ter bevestiging aan het plafond in het C-profiel van de draagrail 1 een ophangplaat 5 geschoven. De benen van het U-profiel van de stootverbinding 3 zijn voorzien van naar buiten gerichte uitsteeksels 12. Bij het inschuiven in de draagrail 1 vergrendelen zij in de overeenkomstige uitsparingen 13 van de draagrail 1. Het hoekstuk 4 is eveneens van dergelijke uitsparingen 13 voorzien, zodat dit na de montage tegen verschuiven is geborgd. De dwarsrails 2 hebben aan de binnenzijde op de randen 7 aansluitende, over de materiaal-dikte naar boven verplaatste tongen 9 die over ongeveer de halve randbreedte uitsteken. De uiteinden 11 van de tongen 9 zijn naar beneden gebogen en aan de naar buiten gerichte zijden voorzien van een uitsteeksel 10. Bij het aanbrengen in de openingen 8 van de draagrail 1 en van het hoekstuk 4 wordt daardoor een beveiliging tegen een ongewild losraken van de verbinding bereikt. Bij de demontage worden de benen van de dwarsrail 2 samengedrukt en daarmee de verbinding ontgrendeld.

in fig. 2 zijn plafondplaten 14 op het draagrooster gelegd en met afstandsklemmen 15 die tussen de randen 7 van de draagrail 1 grijpen tegen verschuiving beveiligd. De afstandsklemmen 15 zijn slechts weinig breder dan de afstand van de randen 7, zodat een voldoende oplegvlak voor de plafondplaten 14 resteert.

In fig. 3 is aan de ene zijde een vak 16 in het draagrooster gelegd en met de tussen de randen 7 van de draagrail 1 vergrendelde bevestigingsklem 17 tegen afnemen beveiligd. Aan de andere zijde ligt de rand van het vak 16 op de bevestigingsklemmen 17. De bevestigingsklemmen 17 hebben nagenoeg dezelfde breedte als het c-profiel van de draagrail 1.

Bij de randrail uit fig. 4 is het vrije been 18 voor de bevestiging op de wand naar beneden verlengd en voorzien van een groef 19 voor het opnemen van haken 20 voor prenten.

In de onderste, naar de ruimte gerichte groef 21 is een opvul-hoek 22 geplaatst en in de bovenste, naar de ruimte gerichte groef 23 is de bodem van het vak 16 geschoven. Op het andere vrije been 24 ligt de dwarsrail 2 en wordt daar door de klauw-vormig gevormde veerklem 25 vastgehouden. De veerklem 25 grijpt om het omgebogen deel 26 en steekt met zijdelingse verlengstukken 27 in de naar boven open groef 28. Op deze wijze wordt hij tegen verschuiven en verdraaien geborgd.

Claims (4)

1. Draagrooster uit draagrails (l), dwarsrails (2), stootverbindingen (3), hoekstukken (4), ophangplaten (5), randrails (6) en eventueel knooppuntelementen, met het kenmerk, dat de rails (1 en 2) bestaan uit een naar boven open C-profiel uit staalplaat, waarvan de naar binnen gebogen randen (7) ten minste bij de draagrails (1) en de hoekstukken (4) zijn voorzien van rechthoekige openingen (8), waarin de over de materiaaldikte naar boven gebogen uitgevoerde tongen aan het uiteinde van de randen (7) van de dwarsrails (2) met hun naar beneden gebogen, van een uitsteeksel (10) voorziene uiteinden (11) steekbaar zijn.

2. Draagrooster volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stootverbinding (3) bestaat uit een U-profiel, waarvan de benen met naar buiten gerichte uitsteeksels (12) zijn uitgevoerd en dat de draagrails (l) en de hoekstukken (4) met overeenkomstige uitsparingen (13) zijn uitgevoerd.

3. Draagrooster volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het knooppuntelement bestaat uit een naar boven open kast met naar binnen gebogen randen die zijn voorzien van openingen voor het opnemen van de tongen (9) van de dwarsrails (2).

4. Draagrooster volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de randrail (6) bestaat uit een rechthoekig W-profiel, waarvan het vrije been (18) is voorzien van boringen en naar beneden onder vorming van de groef (19) is verlengd en waarvan het aan het vrije been (24) grenzende lijf is voorzien van een onderste, naar de ruimte gerichte groef (21), een bovenste, naar de ruimte gerichte groef (23) en een naar boven open groef (28) en aan zijn naar boven gerichte verlengstuk is uitgevoerd met een naar de wand gericht omgebogen deel (26).