NL9201426A - Werkwijze en inrichting voor het voor machinale ontbening voorbereiden van een varkenskop. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VOOR MACHINALE ONTBENING VOORBEREIDEN VAN EEN VARKENSKOP

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het voor machinale ontbening voorbereiden van een varkenskop en eveneens op een inrichting voor het voor machinale ontbening voorbereiden van een varkenskop.

Bij het machinaal ontbenen van een varkenskop wordt veelal gebruik gemaakt van een ontbeningslijn, waarbij de varkenskop op een drager wordt geplaatst, en waarbij in diverse stations van de ontbeningslijn slacht-handelingen op de varkenskop worden uitgevoerd. Hiervoor is het van belang dat de varkenskop op een drager wordt geplaatst, en dat deze drager tezamen met de varkenskop langs de diverse stations wordt gevoerd. Aangezien op de stations van de ontbeningslijn veelal grote krachten op de varkenskop worden uitgeoefend in verband met het van het bot van de varkenskop verwijderen van stukken vlees en dergelijke, is het van belang dat de varkenskop stevig op de drager wordt gefixeerd.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en een inrichting voor het voor machinale ontbening voorbereiden van een varkenskop, die het mogelijk maakt de aldus voorbereide varkenskop te fixeren op een drager, waarmee de varkenskop langs een ontbeningslijn gevoerd wordt.

Dit doel wordt bereikt, door het vanaf de onderzijde van de kop maken van een dwarse snede in de snuit, waarbij de snede het grootste deel van het snavelvormige been (os rostrale) scheidt van het grootste deel van het kaakbeen (os incisivum).

Als gevolg van maatregelen is het mogelijk het snavelvormige been te scheiden van het neusbeen, zodat het masker tenminste gedeeltelijk verwijderd kan worden.

Na het uitvoeren van deze handeling zijn diverse holtes vrijgekomen, zodat het mogelijk is de varkenskop zodanig op een drager te plaatsen, dat de varkenskop voldoende gefixeerd is voor tijdens het ontbeningsproces uit te voeren bewerkingen. Bovendien komt, wanneer het masker voldoende ver wordt weggetrokken een aanzienlijk deel van het bot van de kop vrij, hetgeen eveneens mogelijkheden tot fixatie biedt.

Een ander voordeel van bovengenoemde inrichting ligt in het feit, dat het van het overige skelet gescheiden, snavelvormige been een goed aangrijpingspunt vormt voor het lostrekken van het masker.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een zich in de lengterichting uitstrekkende snede door het zwoerd in het midden van de bovenzijde van de kop gemaakt.

Deze maatregel vergemakkelijkt het lostrekken van het masker van de kop.

Het in de lengterichting maken van een snede in de snuit, die zich uitstrekt tot in het neusbeen (os nasale), verbetert de toegankelijkheid van de neusholte.

Volgens de uitvinding omvat de inrichting een in rotatie aangedreven zaagblad dat volgens een zich in de lengterichting van de kop uitstrekkend traject vanaf de voorzijde van de snuit tot in de snuit beweegbaar is, en dat tenminste gedeeltelijk boven de steunplaat uitsteekt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een zich in de lengterichting uitstrekkende snede door het zwoerd in het midden van de bovenzijde van de kop gemaakt.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting een in rotatie aangedreven mesblad dat beweegbaar is door een in de steunplaat aangebrachte spleet, en dat ingericht is voor het langs de bovenzijde van de kop doorsnijden van het zwoerd tot hoofdzakelijk aan het bot.

Hiermee wordt het gemakkelijker het masker van de varkenskop af te trekken bij een van de eerste stations van de daarop volgende slachtlijn.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1; een doorsnedeaanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2: een bovenaanzicht van de in fig. 1 afge-beelde inrichting; fig. 3: een gedetailleerd doorsnedeaanzicht van de in fig. 1 afgeheelde inrichting; fig. 4: een doorsnedeaanzicht van een snijorgaan dat bij de in fig. 1 afgeheelde inrichting wordt gebruikt; en fig. 5: een dwarsdoorsnede van het in fig. 4 afgeheelde snijorgaan.

De in fig. 1 afgeheelde inrichting wordt gevormd door een kast 1 die aan zijn bovenzijde afgesloten wordt door een plaat 2, en die aan zijn onderzijde door middel van verstelbare poten 3 op de grond rust. Bij voorkeur is de kast van roestvast staal vervaardigd om een gemakkelijke reiniging mogelijk te maken.

Op de bovenplaat 2 is een zich gedeeltelijk daarboven uitstrekkende steunplaat 4 aangebracht die voorzien is van een verdieping 5 voor het positioneren van de voor te bereiden varkenskop 6. Aan de voorzijde van de plaats waar de varkenskop komt te misten is een stel schakelaars 7 aangebracht die detecteren of er een varkenskop aanwezig is. Boven het andere deel van de bovenplaat 2 is een kap 8 aangebracht.

Op de kap 8 is een steun 9 bevestigd, waarop een pneumatische cilinder 10 bevestigd is. Aan de zuigerstang van de pneumatische cilinder is een snijorgaan in de vorm van een hakmes 11 bevestigd.

In het midden van de steunplaat 4 is een doorgaande sleuf 12 aangebracht, zoals in fig. 2 getoond is. De sleuf 12 strekt zich overigens eveneens uit door het grootste deel van de bovenplaat 2 en door de voorwand van de kap 8.

In het inwendige van de kast 1 is tegen de bodem 13 van de kast 1 aan een steun 14 aangebracht, waaraan een tweede hefboom 15 draaibaar is bevestigd. Aan één einde van de tweede hefboom 15 is een eerste hefboom 16 draai» baar bevestigd, aan het andere einde waarvan een in rotatie aandrijfbaar rond mes 17 is bevestigd. Het mesblad 17 is aandrijfbaar door middel van een op de eerste hefboom 16 bevestigde hydromotor 18. Verder is de andere zijde van de tweede hefboom 15 verbonden met de zuigerstang van een pneumatische cilinder 19 die met zijn vaste einde aan de voorwand 20 van de kast 1 bevestigd is. Aldus zal bij bekrachtiging van de pneumatische cilinder 19 het in rotatie aandrijfbare mesblad 17 naar boven worden bewogen, waarbij het mesblad zich door de sleuf 12 uitstrekt.

Voor beweging in hoofdzakelijk horizontale richting is een pneumatische cilinder 21 aangebracht die met zijn vaste einde draaibaar verbonden is met een aan de bovenplaat 2 bevestigde steun 22. De zuigerstang 23 van deze pneumatische cilinder 21 is verbonden met de eerste hefboom 16. Bij bekrachtiging van de pneumatische cilinder 21 wordt het roteerbare mesblad 17 in hoofdzakelijk horizontale richting bewogen.

Ten slotte is tegen de bodem 13 een volgende steun 24 bevestigd, waaraan een derde hefboom 25 draaibaar is bevestigd. Aan het vrije einde van de derde hefboom 25 is een in rotatie aandrijfbaar zaagblad 26 bevestigd. Het in rotatie aandrijfbare zaagblad 26 is aandrijfbaar door een hydromotor 27.

De derde hefboom 25 is voorzien van een pen 28 die zich uitstrekt door een in een vierde hefboom 29 aangebrachte sleuf 30. Aldus zal de derde hefboom 25 de bewegingen van de hefboom 16 volgen, zij het met een vrije slag die veroorzaakt wordt door de lengte van de sleuf 30. Als gevolg hiervan zal met dezelfde vrije slag in horizontale richting het in rotatie aandrijfbare zaagblad 26 de bewegingen in horizontale richting van het in rotatie aandrijfbare mesblad 17 volgen.

Boven de steunplaat 4 en in het bijzonder boven de verdieping 5 is een beschermingskooi 31 aangebracht die er zorg voor draagt dat de gebruiker bij aanwezigheid van een te bewerken kop niet met zijn handen in de nabijheid van het hakmes 11, het mesblad 17 of het zaagblad 27 kan komen. Als extra veiligheidsmaatregel zijn aan de zijden van de kooi 31 veiligheidsschakelaars 32 aangebracht, waarbij de aandrijving en de beweging van de genoemde zaag-, hak- en snijwerktuigen slechts mogelijk is, wanneer deze schakelaars 32 zijn ingedrukt. De afstand tussen beide schakelaars 32 is zodanig, dat deze niet met één hand kunnen worden ingedrukt, zodat de gebruiker beide handen nodig heeft voor het indrukken van de schakelaars en aldus niet met de handen in de nabijheid van de gevaarlijke onderdelen kan komen.

Vervolgens zal de werking van de inrichting volgens de uitvinding worden toegelicht. Aanvankelijk wordt een varkenskop 6 op de bovenplaat 2 geplaatst, en wel zover mogelijk in de holte 5, zoals in fig. 3 is weergegeven. Hierbij rust de snuit 33 van de varkenskop tegen de detectieschakelaars 7, zodat de aanwezigheid van de varkenskop 6 gedetecteerd wordt, en zodat het mogelijk is na het indrukken van de veiligheidsschakelaars 32 de snij-, hak- en zaagwerktuigen in werking te stellen.

Aanvankelijk wordt de pneumatische cilinder 19 bekrachtigd, zodat de hefboom 16 in zijn geheel naar boven wordt bewogen, waarbij tevens druk toegevoerd wordt aan de hydromotor 18. Als gevolg daarvan zal het mesblad 17 gaan roteren. Hierbij zal het roterende mesblad 17 tot in de varkenskop 6 snijden. De diepte van de snede hangt af van de kracht, waarmee de cilinder 19 wordt bekrachtigd. Deze kracht wordt zodanig gekozen, dat de snede zich uitstrekt tot in het zwoerd, maar niet, of slechts in geringe mate, tot in het neusbeen. Hierbij zal eveneens de pneumatische cilinder 21 worden bekrachtigd, zodat het roterende mesblad 17 zich in horizontale richting zal verplaatsen, waarbij de door de pneumatische cilinder 19 uitgeoefende druk zodanig is, dat de contour van het neusbeen 39 wordt gevolgd, en dat slechts het zwoerd 38 wordt doorgesneden.

Deze handeling is van belang voor het tijdens de volgende slachtprocedure verwijderen van het masker.

Bij de horizontale beweging van het mesblad 17 wordt door middel van de hefbomen 16,29,25 deze beweging na een zekere dode zone, die afhankelijk is van de lengte van de sleuf 30, overgedragen aan het roterende zaagblad 26. Uiteraard wordt dit in rotatie aangedreven door de hydromotor 27. Hierbij maakt het roterende zaagblad een zaagsnede door zowel het snavelvormige been 34 als het kaakbeen 35. Hiermee wordt de snuit van de varkenskop in twee stukken gezaagd, hetgeen het aangrijpen door grijpor-ganen tijdens de daaropvolgende slachthandeling voor het verwijderen van het masker vergemakkelijkt. Bovendien wordt door het in elk twee stukken zagen van het snavelvormige been 34 en van het kaakbeen 35 het tot op de pennen plaatsen van de varkenskop eveneens vergemakkelijkt.

Vervolgens wordt lucht toegevoerd aan de pneumatische cilinder 10, zodat het hakmes 11 naar beneden beweegt en door de snuit 33 van het varken heen snijdt, en wel tussen het snavelvormige been 34 en het kaakbeen 35. Hierbij wordt het daartussen aanwezige kraakbeen 36 doorgesneden. Als gevolg daarvan komt het snavelvormige been 34 los te liggen, zodat het in principe mogelijk is de aldus bewerkte varkenskop 6 op pennen te plaatsen die zich uitstrekken tot in de neusholte 37.

Bij bovenstaande uitvoeringsvorm is steeds sprake van pneumatisch aangedreven cilinders. Het zal duidelijk zijn dat deze vervangen kunnen worden door hydraulisch aangedreven cilinders of door andere lineaire aandrij-vingsorganen. Hierbij zij opgemerkt dat het minder aantrekkelijk is de pneumatische cilinder 10 te vervangen door een hydraulische cilinder, omdat voor een goede hakwerking het van belang is dat de schuine beweging zo snel mogelijk plaatsvindt; vanwege de geringe massa van de lucht is het duidelijk dat een pneumatisch aangedreven cilinder daarbij in het voordeel is.

Voor het aandrijven wordt gebruik gemaakt van hydromotoren. Dit is uiteraard een aantrekkelijke oplossing, omdat een hydromotor een klein volume heeft en dus gemakkelijk op de desbetreffende plaatsen kan worden ingebouwd. Het zal duidelijk zijn dat eveneens andere typen aandrijforganen kunnen worden toegepast, zoals elektromotoren.

Het kan aantrekkelijk zijn de op het in rotatie aanwezige mes te vergroten met een aan de tweede hefboom 25 bevestigd gewicht.

Het zal eveneens duidelijk zijn dat diverse andere wijzigingen aan de inrichting kunnen worden aangebracht.

Bovengenoemde volgorde wordt uitgevoerd om het omdraaien van de neus te voorkomen. Het is echter mogelijk binnen het kader van de uitvinding een andere volgorde toe te passen.

Claims (11)

1. Werkwijze voor het voor mechanische ontbening voorbereiden van een varkenskop, gekenmerkt door het vanaf de onderzijde van de kop maken van een dwarse snede in de snuit, waarbij de snede het grootste deel van het snavelvormige been (os rostrale) scheidt van het grootste deel van het kaakbeen (os incisivum).

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat een zich in de lengterichting uitstrekkende snede door het zwoerd in het midden van de bovenzijde van de kop gemaakt wordt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de lengterichting een snede in de snuit wordt gemaakt die zich uitstrekt tot in het neusbeen (os nasale).

4. Werkwijze volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat aanvankelijk de snede in het zwoerd gemaakt wordt en vervolgens de dwarse snede in de snuit gemaakt wordt.

5. inrichting voor het voor mechanische ontbening voorbereiden van een varkenskop, omvattende; - een steunplaat voor het daarop ondersteboven plaatsen van de voor te bereiden varkenskop; en - een in rotatie aangedreven snijblad dat volgens een zich in de lengterichting van de kop uitstrekkend traject vanaf de voorzijde van de snuit tot in de snuit beweegbaar is, en dat tenminste gedeeltelijk boven de steunplaat uitsteekt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door een in schuine richting naar beneden tot in de nabijheid van de plaat beweegbaar snijorgaan dat is ingericht voor het vanaf de onderzijde van de kop maken van een dwarse snede in de snuit.

7. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat het snijorgaan een gebogen snijvlak heeft.

8. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, gekenmerkt door een in rotatie aangedreven mesblad dat beweegbaar is door een in de steunplaat aangebrachte spleet/ en dat ingericht is voor het langs de bovenzijde van de kop tenminste doorsnijden van het zwoerd.

9. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat het in rotatie aandrijfbare mesblad bevestigd is op een eerste hefboom die via een tweede hefboom met een pneumatische cilinder is verbonden voor het op het snij-blad uitoefenen van een opwaartse kracht, en dat de eerste hefboom verbonden is met een tweede pneumatische cilinder voor het in horizontale richting aandrijven van het mesblad.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 5-8 met het kenmerk, dat het in rotatie aandrijfbare zaagblad op een derde hefboom bevestigd is, welke derde hefboom door middel van een vierde hefboom met de eerste hefboom is verbonden.

11. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat in de vierde hefboom de eerste hefboom met speling met de derde hefboom verbonden is.