NL9201133A - Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste een label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem. - Google Patents

Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste een label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL9201133A
NL9201133A NL9201133A NL9201133A NL9201133A NL 9201133 A NL9201133 A NL 9201133A NL 9201133 A NL9201133 A NL 9201133A NL 9201133 A NL9201133 A NL 9201133A NL 9201133 A NL9201133 A NL 9201133A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
response
label
command
code
detection station
Prior art date
Application number
NL9201133A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Nederland Ptt
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL9200142A external-priority patent/NL9200142A/nl
Application filed by Nederland Ptt filed Critical Nederland Ptt
Priority to NL9201133A priority Critical patent/NL9201133A/nl
Priority to AT93200061T priority patent/ATE165180T1/de
Priority to ES93200061T priority patent/ES2116397T3/es
Priority to DE69317916T priority patent/DE69317916T2/de
Priority to EP93200061A priority patent/EP0553905B1/en
Priority to DK93200061T priority patent/DK0553905T3/da
Publication of NL9201133A publication Critical patent/NL9201133A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K7/00Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns
    • G06K7/10Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation
    • G06K7/10009Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation sensing by radiation using wavelengths larger than 0.1 mm, e.g. radio-waves or microwaves
    • G06K7/10019Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation sensing by radiation using wavelengths larger than 0.1 mm, e.g. radio-waves or microwaves resolving collision on the communication channels between simultaneously or concurrently interrogated record carriers.
    • G06K7/10029Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation sensing by radiation using wavelengths larger than 0.1 mm, e.g. radio-waves or microwaves resolving collision on the communication channels between simultaneously or concurrently interrogated record carriers. the collision being resolved in the time domain, e.g. using binary tree search or RFID responses allocated to a random time slot
    • G06K7/10059Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns by electromagnetic radiation, e.g. optical sensing; by corpuscular radiation sensing by radiation using wavelengths larger than 0.1 mm, e.g. radio-waves or microwaves resolving collision on the communication channels between simultaneously or concurrently interrogated record carriers. the collision being resolved in the time domain, e.g. using binary tree search or RFID responses allocated to a random time slot transponder driven
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K7/00Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns
    • G06K7/0008General problems related to the reading of electronic memory record carriers, independent of its reading method, e.g. power transfer

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Toxicology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Artificial Intelligence (AREA)
  • Computer Vision & Pattern Recognition (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Radar Systems Or Details Thereof (AREA)
  • Mobile Radio Communication Systems (AREA)
  • Communication Control (AREA)

Description

Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste één label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en. label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem.
A Achtergrond van de uitvinding
De uitvinding betreft een werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste één label in een identificatie/ communicatiesysteem.
Een dergelijke werkwijze is bekend uit US 4,647,931. Bij de hierin beschreven werkwijze ontvangt het label (tag) op een gegeven moment een draaggolf van het detectiestation en moduleert het label deze draaggolf alternerend met een 'eerste en éen tweede frequentie in afhankelijkheid van een in een schuifregister opgeslagen code, waarna het in fase gemoduleerde signaal door heruitstraling wordt teruggezonden naar het detectiestation. Het schuifregister is aangesloten op een in het label aanwezige voedingsbron, terwijl de oscillatoren die de eerste en tweede frequentie genereren hierbij gevoed kunnen worden vanuit de (gelijkgerichte) draaggolf of eveneens vanuit de voedingsbron.
Met de bekende werkwijze is het in het algemeen reeds vrijwel ónmogelijk te voldoen aan de vaak gestelde eis dat het label minimaal zeven jaar moet kunnen functioneren met dezelfde voedingsbron (batterij), en in het bijzonder naarmate het label complexer van opbouw wordt.
B Samenvatting van de uitvinding
De uitvinding stelt zich onder meer ten doel een werkwijze van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen waarmee op eenvoudige wijze aan de eerdergenoemde eis kan worden voldaan.
De werkwijze volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat het detectiestation een activeringssignaa! uitzendt, waarbij ten minste één label dat is voorzien van activeerbare en na activering deactiveerbare schakelmidde-len voor het inschakelen en uitschakelen van processormiddelen in responsie op het activeringssignaal de schakelmiddelen activeert.
Door de in het label aanwezige processormiddelen pas in te schakelen wanneer het detectiestation daartoe opdracht geeft via het activeringssignaal en door de processormiddelen enige tijd daarna op later aan bod komende wijze uit te schakelen wordt zuinig met de in het label aanwezige energie omgesprongen en kan aan de eerder genoemde eis worden voldaan.
De uitvinding berust op het inzicht, dat zuiniger met de In het label aanwezige energie wordt omgesprongen wanneer de processormiddelen slechts af en toe gedurende korte tijd worden ingeschakeld dan wanneer de processormiddelen voortdurend en het grootste gedeelte van de tijd onnodig zijn ingeschakeld. In de regel zal een label in een identificatie/communicatie-systeem slechts een klein gedeelte van de tijd zich in de omgeving van een detectiestation bevinden, en alleen dan is er energie nodig, en vaak nog slechts gedurende een weer kleiner gedeelte van de tijd wanneer er zich verschillende labels in de omgeving van een detectiestation bevinden die in tijd "gemultiplexed" informatie hiermee uitwisselen.
In een eerste uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een slaapopdracht uitzendt die een bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode omvat welk label in responsie op de slaapopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
Wanneer het detectiestation reeds over de unieke iabetcode van het label, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de slaapopdracht de schakelmiddelen van dit label deactiveren, waarna het detectiestation met een ander label, waarvan de schakelmiddelen nog wel geactiveerd zijn, informatie kan gaan uitwisselen (zoals identificeren en/of communiceren). Hiermee wordt voorkomen dat indien er in responsie op een activeringssignaal bijvoorbeeld de schakelmiddelen van twee labels geactiveerd zijn en er met een eerste label informatie wordt uitgewisseld de schakelmiddelen van een tweede label ten onrechte geactiveerd blijven, hetgeen een efficiënter gebruik van de in het tweede label aanwezige energie met zich meebrengt.
In een tweede uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een aliasopdracht uitzendt die een bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd beho-rende unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label in responsie op de aliasopdracht de tijdelijke code opslaat.
Wanneer het detectiestation reeds over de unieke labelcode van het label, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de aliasopdracht de aan de unieke code gekoppelde tijdetijke code naar het label zenden, dat deze tijdelijke code opslaat. Doordat deze tijdelijke code korter is dan de unieke code kan er sneller informatie worden uitgewisseld, hetgeen een efficiënter gebruik van de in het label aanwezige energie met zich meebrengt.
In een derde uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een algemene stopopdracht uitzendt die een standaard tijdelijke code omvat, waarbij labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd en die geen tijdelijke code hebben opgesfa-gen in responsie op de algemene stopopdracht hun schakelmiddelen deactive-ren.
Wanneer het detectlestation na een aliasopdracht de algemene stopopdracht uitzendt worden de schakelmiddelen van alle labels die geen tijdelijke code toegezonden hebben gekregen gedeactiveerd, hetgeen een efficiënter gebruik van de in deze labels aanwezige energie met zich meebrengt.
In een vierde uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat communicatie tussen het detectiestation en het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd plaatsvindt via door het detectiestation uit te zenden leesopdrachten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
Nadat het detectiestation een aliasopdracht heeft uitgezonden en er een label hiermee een tijdelijke code heeft gekregen kan er een communicatie tussen het detectiestation (master) en het label (slave) plaatsvinden. Het detectiestation zendt een leesopdracht uit indien het label bepaalde data dient uit te lezen en naar het detectiestation dient te zenden en het detectiestation zendt een schrijfopdracht uit (met data) indien het label de hierbij behorende data dient op te slaan. Beide opdrachten zijn zo kort mogelijk door toepassing van de tijdelijke code in plaats van de unieke labelcode, waardoor het communiceren snel geschiedt, hetgeen gunstig is voor het energiegebruik van het label.
In een vijfde uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een stopopdracht uitzendt die de tijdeiijke code omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de stopopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
Wanneer het detectiestation na een aliasopdracht de stopopdracht uitzendt worden de schakelmiddelen van het label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen gedeactiveerd, hetgeen een efficiënter gebruik van de in dit label aanwezige energie met zich meebrengt.
In een zesde uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een identificatieopdracht uitzendt en dat één label waarvan de schakelmiddefen zijn geactiveerd in responsie op deze identificatieopdracht een identificatieantwoord terugzendt dat een bij het label behorende unieke labelcode omvat, waarna het detectiestation deze unieke labelcode opslaat.
Wanneer het detectiestation nog niet over de unieke labelcode van het label, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de identificatieopdracht de beschikking krijgen over de unieke code van het label, doordat dit label in responsie op een identificatieopdracht een identificatieantwoord terugzendt dat de unieke code omvat. Hierbij wordt er van uit gegaan dat slechts één label reageert op de identificatieopdracht. Het geval dat er twee of meer reageren zal later aan bod komen.
in een zevende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een slaapopdracht uitzendt die de unieke labelcode omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de slaapopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
Wanneer het detectiestation nu weer reeds over de unieke labelcode van het label, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de slaapopdracht de schakelmiddelen van dit label deactive-ren, waarna het detectiestation met een ander label, waarvan de schakei-middeien nog wel geactiveerd zijn, informatie kan gaan uitwisselen (zoals identificeren en/of communiceren). Hiermee wordt voorkomen dat indien er in responsie op een activeringssignaal bijvoorbeeld de schakelmiddelen van twee labels geactiveerd zijn en er met een eerste label informatie wordt uitgewisseld de schakelmiddelen van een tweede label ten onrechte geactiveerd blijven, hetgeen een efficiënter gebruik van de in het tweede label aanwezige energie met zich meebrengt.
In een achtste uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een aiiasopdracht uitzendt die de bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label in responsie op de aiiasopdracht de tijdelijke code opslaat.
Wanneer het detectiestation nu weer reeds over de unieke labelcode van het label, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de aiiasopdracht de aan de unieke code gekoppelde tijdelijke code naar het label zenden, dat deze tijdelijke code opslaat. Doordat deze tijdelijke code korter is dan de unieke code kan er sneller informatie worden uitgewisseld, hetgeen een efficiënter gebruik van de in het label aanwezige energie met zich meebrengt.
In een negende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat communicatie tussen het detectiestation en het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd plaatsvindt via door het detectiestation uit te zenden leesopdrachten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
Nadat het detectiestation een aliasopdracht heeft uitgezonden en er een tabel hiermee een tijdelijke code heeft gekregen kan er een communicatie tussen het detectiestation (master) en het label (slave) plaatsvinden. Het detectiestation zendt een leesopdracht uit indien het label bepaalde data dient uit te lezen en naar het detectiestation dient te zenden en het detectiestation zendt een schrijfopdracht uit (met data) indien het label de hierbij behorende data dient op te slaan. Beide opdrachten zijn zo kort mogelijk door toepassing van de tijdelijke code in plaats van de unieke labelcode, waardoor het commu- niceren snel geschiedt, hetgeen gunstig is voor het energiegebruik van het label.
In een tiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een stopopdracht uitzendt die de tijdelijke code omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de stopopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
Wanneer het detectiestation na een aliasopdracht de stopopdracht uitzendt worden de schakelmiddelen van het label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen gedeactiveerd, hetgeen een efficiënter gebruik van de in dit label aanwezige energie met zich meebrengt.
In een elfde uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een identificatieopdracht uitzendt en dat ten minste twee labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op deze identificatieopdracht elk met een bepaalde antwoordkans een identificatieantwoord terugzenden dat een bij elk label behorende unieke labelcode omvat, waarna het detectiestation een collisieop-dracht uitzendt die de antwoordkans verkleint, en de labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op de collisieopdracht elk met een verkleinde antwoordkans een collisieantwoord terugzenden, welk coliisie-antwoord de bij het label behorende unieke labelcode omvat.
Wanneer het detectiestation nog niet over de unieke labelcode van het label, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de identificatieopdracht de beschikking krijgen over de unieke code van het label, doordat dit label in responsie op een identificatieopdracht een identificatieantwoord terugzendt dat de unieke code omvat. Indien zich er echter verschillende labels in de omgeving van het detectiestation bevinden, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, zullen al deze labels hun identificatieantwoord terugzenden, elk met een antwoordkans die bijvoorbeeld gelijk is aan 100% (tenzij het bijvoorbeeld van te voren bekend is dat er zich altijd twee of meer labels vlak bij elkaar bevinden, in welk geval de labels reeds in responsie op de eerste identificatieopdracht met een antwoordkans van bijvoorbeeld 75%, 50% of 25% hun identificatieantwoorden terugzenden), en zal het detectiestation een vermenging van deze identificatieantwoorden ontvangen. In responsie hierop zendt het detectiestation een collisieop-dracht uit die de antwoordkans verkleint, en in responsie op de collisieop-dracht zenden alle eerder genoemde labels het collisieantwoord terug, nu echter elk met een verkleinde antwoordkans van bijvoorbeeld 50%, waardoor de kans op een verdere collisie afneemt en de kans op een identificatie toeneemt (het collisieantwoord omvat evenals het identificatieantwoord de bij een label behorende unieke labelcode).
In een twaalfde uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van ten minste twee collisieantwoorden opnieuw de collisieopdracht uitzendt die de antwoordkans verder verkleint, en de labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op de collisieopdracht elk met een verder verkleinde antwoordkans het collisieantwoord terugzenden.
Indien ten minste twee labels in responsie op de collisieopdracht elk een collisieantwoord terugzenden, zal het detectiestation een vermenging van deze collisieantwoorden ontvangen. In responsie hierop zendt het detectiestation weer een collisieopdracht uit die de antwoordkans verder verkleint, en in responsie op de collisieopdracht zenden alle eerder genoemde labels opnieuw het collisieantwoord terug, nu echter eik met een verder verkleinde antwoordkans van bijvoorbeeld 25%, waardoor de kans op een weer verdere collisie afneemt en de kans op een identificatie verder toeneemt.
In een dertiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van één collisieantwoord een slaapopdracht uitzendt die de bij het label waarvan de schakelmid- delen zijn geactiveerd behorende unieke iabelcode omvat, welk label in responsie op de slaapopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
Indien één label in responsie op de collisieopdracht het collisieantwoord terugzendt, is dit label door het detectiestation geïdentificeerd, en beschikt het detectiestation nu over de unieke Iabelcode van het label, en kan het detectiestation via de slaapopdracht de schakelmiddelen van dit label deactiveren, waarna het detectiestation met een ander label, waarvan de schakelmiddelen nog wel geactiveerd zijn, informatie kan gaan uitwisselen (zoals identificeren en/of communiceren).
In een veertiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van één collisieantwoord een aliasopdracht uitzendt die de bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke Iabelcode en een aan de unieke Iabelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label deze tijdelijke code opslaat.
Indien één label in responsie op de collisieopdracht het collisieantwoord terugzendt, is dit label door het detectiestation geïdentificeerd, en beschikt het detectiestation nu over de unieke Iabelcode van het label, en kan het detectiestation via de aliasopdracht de aan de unieke code gekoppelde tijdelijke code naar het label zenden, dat deze tijdelijke code opslaat.
In een vijftiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat communicatie tussen het detectiestation en het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd plaatsvindt via door het detectiestation uit te zenden leesopdrachten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
Nadat het detectiestation een aliasopdracht heeft uitgezonden en er een label hiermee een tijdelijke code heeft gekregen kan er een communicatie tussen het detectiestation (master) en het label (slave) plaatsvinden. Het detectiestation zendt een leesopdracht uit indien het label bepaalde data dient uit te lezen en naar het detectiestation dient te zenden en het detectiestation zendt een schrijfopdracht uit (met data) indien het label de hierbij behorende data dient op te slaan.
In een zestiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een stopopdracht uitzendt die de tijdelijke code omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de stopopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
Wanneer het detectiestation na een aliasopdracht de stopopdracht uitzendt worden de schakelmiddelen van het label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen gedeactiveerd.
In een zeventiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens de identificatieop-dracht opnieuw uitzendt die de antwoordkans vergroot, en dat labels waarvan de schakelmiddelen nog zijn geactiveerd in responsie op de identificatieop-dracht elk met een vergrote antwoordkans het identificatieantwoord terugzenden.
Nadat het detectiestation een slaapopdracht of een stopopdracht heeft ' uitgezonden zijn de schakelmiddelen van het label waarvan de unieke labelco-de (in geval van de slaapopdracht) en de tijdelijke code (in geval van de stopopdracht) bekend waren gedeactiveerd, en kan het detectiestation via de identificatieopdracht er achter komen, of er nog onbekende labels, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, zich in zijn omgeving bevinden. Hierbij vergroot de identificatieopdracht de antwoordkans van de labels (indien deze bijvoorbeeld 50% was, wordt de antwoordkans bijvoorbeeld 100%, en indien deze 100% was blijft de antwoordkans 100% doordat deze uiteraard niet verder kan worden vergroot). ·
In een achttiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op de ontvangst van collisieopdrachten en identificatieopdrachten een randomcode genereert en deze vergelijkt met een instelcode voor het bepalen van de antwoordkans, waarbij een waarde van de instelcode in responsie op een collisieopdracht in ene zin verandert en in responsie op een identificatieopdracht in andere zin verandert.
Het veranderen van de antwoordkans wordt op eenvoudige wijze gerealiseerd door bijvoorbeeld in responsie op een collisieopdracht de waarde van de instelcode te verlagen en in responsie op een identificatieopdracht de waarde van de instelcode te verhogen, en door het label te laten antwoorden indien de waarde van de randomcode kleiner is dan de waarde van de instel-code. indien de instelcode bijvoorbeeld bestaat uit logische enen, waarbij het MSB (Most Significant Bit) zich links bevindt en het LSB (Least Significant Bit) zich rechts bevindt, kan het verlagen van de waarde van de instelcode worden gerealiseerd door de instelcode naar rechts te schuiven en aan de linkerzijde aan te vullen met nullen, en kan daarna het verhogen van de waarde van de instelcode worden gerealiseerd door de instelcode naar links te schuiven en aan de rechterzijde aan te vullen met enen.
In een negentiende uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat stopopdrachten en slaapopdrachten een tijdcode omvatten, waarbij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie hierop zijn schakelmiddelen deactiveert via met de tijdcode instelbare en door het label omvatte timingmiddelen, waarbij de tijdcode representatief is voor een bepaalde tijd gedurende welke de schakelmiddelen niet activeer-baar zijn.
Hiermee kan het detectiestation voorkomen dat de schakelmiddelen van een label gedurende de bepaalde tijd door het activeringssignaal geactiveerd worden, hetgeen bijvoorbeeld van nut is indien zo'n label zich nog langere tijd in de omgeving van het detectiestation blijft bevinden, terwijl alle informatie reeds is uitgewisseld en er nieuwe onbekende labels het detectiestation naderen.
In een twintigste uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het label, wanneer het gedurende een vooraf vastgesteld tijdinterval geen opdracht ontvangen heeft, zijn schakelmiddelen deac-tiveert via door het label omvatte verdere timingmiddelen.
Wanneer een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd bulten het bereik van een detectiestation komt, zouden de schakelmiddelen van dit label geactiveerd blijven totdat een volgend detectiestation bereikt zou worden. Dit zou een zeer inefficiënt gebruik van de in het label aanwezige energie betekenen en wordt voorkomen door elk label na het vooraf vastgestelde tijdinterval zelf zijn schakelmiddelen te laten deactiveren via de verdere (softwarematig of hardwarematig gerealiseerde) timingmiddelen.
De uitvinding betreft verder een systeem voor toepassing van de werkwijze van het in de aanhef vermelde type, omvattende ten minste één detectiestation en ten minste één label.
Het systeem volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een activeringssignaal, waarbij het label is voorzien van processormiddelen en van activeerbare en na activering deactiveerbare schakelmiddelen voor het inschakelen en uitschakelen van de processormiddelen, welk label is ingericht voor het in responsie op het activeringssignaal activeren van de schakelmiddelen.
Doordat het label voorzien is van processormiddelen en van schakelmiddelen die na activering de processormiddelen inschakelen en die na deactivering de processormiddelen uitschakelen bepaalt het detectiestation door uitzending van het activeringssignaal wanneer de schakelmiddelen worden geactiveerd en de processormiddelen worden ingeschakeld, en door de schakelmiddelen enige tijd daarna op later aan bod komende wijze te deactiveren wordt zuinig met de in het label aanwezige energie omgesprongen.
In een eerste uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een slaapopdracht die een bij een tabel waarvan de schakeimiddelen zijn geactiveerd behorende unieke iabeicode omvat, welk label is ingericht voor het in responsie op de siaapopdracht deactiveren van zijn schakeimiddelen.
Wanneer het detectiestation reeds over de unieke Iabeicode van het label, waarvan de schakeimiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de siaapopdracht de schakeimiddelen van dit label deactiveren, waarna het detectiestation met een ander label, waarvan de schakeimiddelen nog wel geactiveerd zijn, informatie kan gaan uitwisselen (zoals identificeren en/of communiceren).
In een tweede uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een aliasopdracht die een bij een label waarvan de schakeimiddelen zijn geactiveerd behorende unieke Iabeicode en een aan de unieke Iabeicode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label is voorzien van geheugenmiddelen voor het in responsie op de aliasopdracht opslaan van de tijdelijke code.
Wanneer het detectiestation reeds over de unieke iabeicode van het label, waarvan de schakeimiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de aliasopdracht de aan de unieke code gekoppelde tijdelijke code naar het label zenden, dat deze tijdelijke code opslaat.
In een derde uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een algemene stopopdracht die een standaard code omvat, waarbij labels waarvan de schakeimiddelen zijn geactiveerd en waarvan de geheugenmiddelen geen tijdelijke code hebben opgeslagen zijn ingericht voor het in responsie op de algemene stopopdracht deactiveren van hun schakeimiddelen.
Wanneer het detectiestation na een aliasopdracht de algemene stopop-dracht uitzendt worden de schakelmiddelen van alle labels die geen tijdelijke code toegezonden hebben gekregen gedeactiveerd.
In een vierde uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation voor communicatie met een label is ingericht voor het uitzenden van leesopdrachten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
Nadat het detectiestation een aliasopdracht heeft uitgezonden en er een label hiermee een tijdelijke code heeft gekregen kan er een communicatie tussen het detectiestation (master) en het label (slave) plaatsvinden. Het detectiestation zendt een leesopdracht uit indien het label bepaalde data dient uit te lezen en naar het detectiestation dient te zenden en het detectiestation zendt een schrijfopdracht uit (met data) indien het label de hierbij behorende data dient op te slaan.
In een vijfde uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een stopopdracht die de bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende tijdelijke code omvat, wetk label is ingericht voor het in responsie op de stopopdracht deactiveren van zijn schakelmiddelen.
Wanneer het detectiestation na een aliasopdracht de stopopdracht uitzendt worden de schakelmiddelen van het label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen gedeactiveerd.
In een zesde uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een identificatieopdracht, waarbij een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd is ingericht voor het in responsie op de identificatieopdracht terugzenden van een identificatieantwoord dat een bij het label behorende unieke labelcode omvat, en welk detectiestation is voorzien van geheugen-middelen voor het opslaan van de unieke labelcode.
Wanneer het detectiestation nog niet over de unieke iabelcode van het label, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, beschikt, kan het detectiestation via de identificatieopdracht de beschikking krijgen over de unieke code van het label, doordat dit label in responsie op een identificatieopdracht een identificatieantwoord terugzendt dat de unieke code omvat. Hierbij wordt er van uit gegaan dat slechts één label reageert op de identificatieopdracht. Het geval dat er twee of meer reageren zal later aan bod komen.
In een zevende uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het detecteren van ten minste twee vermengde identificatieant-woorden die elk afkomstig zijn van een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd en die elk een bij één der labels behorende unieke Iabelcode omvatten, en voor het in responsie hierop uitzenden van een collisieopdracht, welke labels zijn ingericht voor het in responsie op de identificatieopdracht met een bepaalde antwoordkans terugzenden van het identificatieantwoord, en voor het in responsie op de collisieopdracht verkleinen van de antwoordkans en met verkleinde antwoordkans terugzenden van een collisie-antwoord dat de bij het label behorende unieke Iabelcode omvat.
Indien zich er verschillende labels in de omgeving van het detectiestation bevinden, waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, zullen al deze labels hun identificatieantwoord terugzenden, elk met een antwoordkans die bijvoorbeeld gelijk is aan 100%, en zal het detectiestation een vermenging van deze identificatieantwoorden ontvangen. In responsie hierop zendt het detectiestation een collisieopdracht uit die de antwoordkans verkleint, en in responsie op de collisieopdracht zenden alle eerder genoemde labels het collisieantwoord terug, nu echter elk met een verkleinde antwoordkans van bijvoorbeeld 50%, waardoor de kans op een verdere collisie afneemt en de kans op een identificatie toeneemt (het coilisieantwoord omvat evenals het identificatieantwoord de bi] een tabel behorende unieke labelcode).
In een achtste uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het in responsie op één coilisieantwoord uitzenden van een aliasopdracht die de door het coilisieantwoord omvatte unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, voor het uitzenden van een stopopdracht die de tijdelijke code omvat, en voor het opnieuw uitzenden van de identificatieopdracht, waarbij het bij de unieke labelcode behorende label waarvan de schakelmidde-len zijn geactiveerd is ingericht voor het in responsie op de aliasopdracht in zijn geheugenmiddelen opslaan van de tijdelijke code, en voor het in responsie op de stopopdracht deactiveren van zijn schakel-middelen, en waarbij de andere labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd zijn ingericht voor het in responsie op de identificatieopdracht vergroten van de antwoordkans en het met vergrote antwoordkans terugzenden van het identificatieantwoord.
Indien één label in responsie op de collisieopdracht het coilisieantwoord terugzendt, is dit label door het detectiestation geïdentificeerd, en beschikt het detectiestation nu over de unieke labelcode van het label, en kan het detectiestation via de aliasopdracht de aan de unieke code gekoppelde tijdelijke code naar het label zenden, dat deze tijdelijke code opslaat. Wanneer het detectiestation hierna de stopopdracht uitzendt worden de schakelmiddelen van het label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen gedeactiveerd. Nadat het detectiestation de stopopdracht heeft uitgezonden zijn de schakelmiddelen van het label waarvan de unieke labelcode en de tijdelijke code bekend waren gedeactiveerd, en kan het detectiestation via de nieuwe identificatieopdracht achter de identiteit van het andere label of de andere labels komen, waarvan de schakeimiddelen zijn geactiveerd, en waarmee het label waarvan de schakelmiddelen inmiddels zijn gedeactiveerd in collisie was. Hierbij vergroot de nieuwe identificatieopdracht de antwoordkans van de labels.
In een negende uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het detecteren van ten minste twee vermengde collisieantwoorden en het in responsie daarop opnieuw uitzenden van de collisieopdracht, en dat de labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd zijn ingericht voor het in responsie op de collisieopdracht verder verkleinen van de antwoordkans en het met verder verkleinde antwoordkans terugzenden van het collisieantwoord.
indien ten minste twee labels in responsie op de collisieopdracht elk een collisieantwoord terugzenden, zal het detectiestation een vermenging van deze collisieantwoorden ontvangen. In responsie hierop zendt het detectiestation weer een collisieopdracht uit die de antwoordkans verder verkleint, en in responsie op de collisieopdracht zenden alle eerder genoemde labels opnieuw het collisieantwoord terug, nu echter elk met een verder verkleinde antwoordkans, waardoor de kans op een weer verdere collisie afneemt en de kans op een identificatie verder toeneemt.
In een tiende uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat een label is voorzien van randomgeneratormiddelen voor het in responsie op collisieopdrachten en identificatieopdrachten genereren van een randomcode, - vergelijkmiddelen voor het vergelijken van de randomcode met een instelcode, en aanpassingsmiddelen voor het opslaan van de instelcode en voor het in responsie op een collisieopdracht veranderen van een waarde van de instelcode in ene zin en voor het in responsie op een identiflcatieopdracht veranderen van de waarde van de instelcode in andere zin.
Het veranderen van de antwoordkans wordt op eenvoudige wijze gerealiseerd door bijvoorbeeld in responsie op een collisieopdracht de waarde van de instelcode te verlagen en in responsie op een identificatieopdracht de waarde van de instelcode te verhogen, en door het label te laten antwoorden indien de waarde van de randomcode kleiner is dan de waarde van de instelcode.
In een elfde uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van stopopdrachten en slaapopdrachten die een tijdcode omvatten, waarbij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd is voorzien van met de tijdcode instelbare timingmiddelen voor het in responsie op de stopopdrachten en de slaapopdrachten deactiveren van de schakelmiddelen en voor het gedurende een bepaalde tijd blokkeren van het activeren van de schakelmiddelen, waarbij de tijdcode representatief is voor deze bepaalde tijd.
Hiermee kan het detectiestation voorkomen dat de schakelmiddelen van een label gedurende de bepaalde tijd door het activeringssignaal geactiveerd worden, hetgeen bijvoorbeeld van nut is indien zo'n label zich nog langere tijd in de omgeving van het detectiestation blijft bevinden, terwijl alle informatie reeds is uitgewisseld en er nieuwe onbekende labels het detectiestation naderen.
In een twaalfde uitvoeringsvorm heeft het systeem volgens de uitvinding het kenmerk, dat het label is voorzien van verdere timingmiddelen voor het vaststellen of gedurende een vooraf vastgesteld tijdinterval geen opdracht is ontvangen en het in responsie daarop deactiveren van zijn schakelmiddelen.
Wanneer een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd buiten het bereik van een detectiestation komt, zouden de schakelmiddelen van dit label geactiveerd blijven totdat een volgend detectiestation bereikt zou worden. Dit zou een zeer inefficiënt gebruik van de in het label aanwezige energie betekenen en wordt voorkomen door elk label na het vooraf vastge-steide tijdinterval zelf zijn schakelmiddelen te laten deactiveren via de verdere (softwarematig of hardwarematig gerealiseerde) timingmiddelen.
De uitvinding betreft weer verder een label en een detectiestation voor toepassing in het systeem volgens de uitvinding.
De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het identificeren van verschillende fabels door een detectiestation in een identificatie/commuru-catiesysteem.
Deze werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het detectiestation een identificatieopdracht uitzendt en dat ten minste twee labels in responsie op de2e identificatieopdracht elk met een bepaalde ant-woordkans een identiflcatieantwoord terugzenden dat een bij elk label behorende unieke labelcode omvat, waarna het detectiestation een collisieopdracht uitzendt die de antwoordkans verkleint, en de labels in responsie op deze collisieopdracht elk met een verkleinde antwoordkans een collisieantwoord terugzenden dat de bij elk label behorende unieke labelcode omvat.
Uiteraard kan de eerder genoemde identificatie/collisie procedure tevens worden toegepast voor labels die hierbij geen gebruik maken van hun schakelmiddelen of voor labels die niet zijn voorzien van schakelmiddelen doordat ze voortdurend hun voedingsbron belasten met de processormiddelen zonder deze in of uit te schakelen. Wanneer het detectiestation dan nog niet over de unieke labelcode van het label beschikt, kan het detectiestation via de identificatieopdracht de beschikking krijgen over de. unieke code van het label, doordat dit label in responsie op een identificatieopdracht een identificatie· antwoord terugzendt dat de unieke code omvat. Indien zich er echter verschillende labels in de omgeving van het detectiestation bevinden, zullen al deze labels hun identificatieantwoord terugzenden, elk met een antwoordkans die bijvoorbeeld gelijk is aan 100% {tenzij het bijvoorbeeld van te voren bekend is dat er zich altijd twee of meer labels vlak bij elkaar bevinden, in welk gevat de labels reeds in responsie op de eerste identificatieopdracht met een antwoord-kans van bijvoorbeeld 75%, 50% of 25% hun identificatieantwoorden terugzenden), en zal het detectiestation een vermenging van deze identificatieantwoorden ontvangen. In responsie hierop zendt het detectiestation een collisieopdracht uit die de antwoordkans verkleint, en in responsie op de collisieopdracht zenden alle eerder genoemde labels het collisieantwoord terug, nu echter elk met een verkleinde antwoordkans van bijvoorbeeld 50%, waardoor de kans op een verdere collisie afneemt en de kans op een identificatie toeneemt (het collisieantwoord omvat evenals het identificatieantwoord de bij een label behorende unieke labelcode).
In een eerste uitvoeringsvorm heeft deze werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van ten minste twee collisieantwoorden opnieuw de collisieopdracht uitzendt die de antwoordkans verder verkleint, en de labels in responsie op de collisieopdracht elk met een verder verkleinde antwoordkans het collisieantwoord terugzenden.
Indien ten minste twee labels in responsie op de collisieopdracht elk een collisieantwoord terugzenden, zal het detectiestation een vermenging van deze collisieantwoorden ontvangen. In responsie hierop zendt het detectiestation weer een collisieopdracht uit die de antwoordkans verder verkleint, en in responsie op de collisieopdracht zenden alle eerder genoemde labels opnieuw het collisieantwoord terug, nu echter elk met een verder verkleinde antwoord- kans van bijvoorbeeld 25%, waardoor de kans op een weer verdere collisie afneemt en de kans op een identificatie verder toeneemt.
in een tweede uitvoeringsvorm heeft deze werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van één coliisie-antwoord van één label een blokkeringsopdracht uitzendt die de bij het label behorende unieke labelcode omvat, welk label in responsie op de blokkeringsopdracht geen identificatieantwoorden terugzendt in responsie op identificatie-opdrachten en geen collisieantwoorden terugzendt in responsie op collisieop-drachten.
tndien één label in responsie op de collisieopdracht het collisieantwoord terugzendt, is dit label door het detectiestation geïdentificeerd, en beschikt het detectiestation nu over de unieke labelcode van het label, en kan het detectiestation via de blokkeringsopdracht bereiken dat dit label geen identificatieantwoorden terugzendt in responsie op identificatieopdrachten en geen collisieantwoorden terugzendt in responsie op collisieopdrachten, waarna met laatstgenoemde opdrachten het andere label of de andere labels geïdentifi-ceerd kunnen worden. Het label zou bijvoorbeeld kunnen worden ingericht om, na het toegewezen hebben gekregen van een tijdelijke code via een aliasopdracht, niet meer te reageren op identificatie- en collisieopdrachten, in welk geval de blokkeringsopdracht overeenkomt met de aliasopdracht.
In een derde uitvoeringsvorm heeft deze werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens de identificatieopdracht opnieuw uitzendt die de antwoordkans vergroot, en dat labels die geen blokkeringsopdracht hebben ontvangen in responsie op de identificatieopdracht elk met een vergrote antwoordkans het identificatieantwoord terugzenden.
Wanneer opnieuw de identificatieopdracht wordt uitgezonden door het detectiestation zal het label dat zich niet via de laatste collisieopdracht heeft l/imnnn m I utmaF "*iSr\ ι/ίηη+ΙίίΛα+Ιοοη+ΐΛ/πηΓ/ί tonm7onrlon NlOrKil vergroot de identificatieopdracht de antwoordkans van de labels (indien deze bijvoorbeeld 50% was, wordt de antwoordkans bijvoorbeeld 100%, en indien deze 100% was blijft de antwoordkans 100% doordat deze uiteraard niet verder kan worden vergroot).
In een vierde uitvoeringsvorm heeft deze werkwijze volgens de uitvin· ding het kenmerk, dat het label dat de blokkeringsopdracht heeft ontvangen een deblokkeringsopdracht krijgt, waarna het identificatieantwoorden terug· zendt in responsie op identificatieopdrachten en collisieantwoorden terugzendt in responsie op collisieopdrachten.
Wanneer een geïdentificeerd label dat een blokkeringsopdracht heeft ontvangen 2ich buiten een antennebundel van het detectiestation begeeft, zou dit label bij een volgend detectiestation niet meer reageren op identificatie- en collisieopdrachten. Om dit te voorkomen krijgt het label dat de blokkeringsopdracht heeft ontvangen na enige tijd een deblokkeringsopdracht, hetzij vanuit zichzelf (via bijvoorbeeld door het label omvatte verdere timingmiddeien) hetzij vanuit het detectiestation, dat de deblokkeringsopdracht kan verzenden, die in dat geval de unieke labelcode of de tijdelijke code van het te deblokkeren label dient te omvatten.
In een vijfde uitvoeringsvorm heeft deze werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat een label in responsie op de ontvangst van collisieopdrachten en identificatieopdrachten een randomcode genereert en de2e vergelijkt met een instelcode voor het bepalen van de antwoordkans, waarbij een waarde van de instelcode In responsie op een collisieopdracht in ene zin verandert en in responsie op eén identificatieopdracht in andere zin verandert.
Het veranderen van de antwoordkans wordt op eenvoudige wijze gerealiseerd door bijvoorbeeld in responsie op een collisieopdracht de waarde van de instelcode te verlagen en in responsie op een identificatieopdracht de waarde van de instelcode te verhogen, en door het label te laten antwoorden indien de waarde van de randomcode kleiner is dan de waarde van de instel-code.
C Referentie US 4,647,931 D Uitvoeringsvoorbeelden
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een tn de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Daarbij toont: figuur 1 een stroomdiagram van de werkwijze volgens de uitvinding waarbij er informatie wordt uitgewisseld tussen een detectiestation en een bekend label, figuur 2 een stroomdiagram van de werkwijze volgens de uitvinding waarbij er informatie wordt uitgewisseld tussen een detectiestation en één of meer onbekende labels, figuur 3 een stroomdiagram van de werkwijze volgens de uitvinding waarbij er informatie wordt uitgewisseld tussen een detectiestation en een bekend label ter toevoeging aan het in figuur 2 weergegeven stroomdiagram, figuur 4 een schema van een detectiestation voor toepassing in een identificatie/communicatiesysteem volgens de uitvinding, en figuur 5 een schema van een label voor toepassing in een identifica-tie/communicatiesysteem volgens de uitvinding.
De inhoud van de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 9200142 wordt door referentie als geïncorporeerd verondersteld in de hierna volgende beschrijving van de figuren. De blokken in het in figuur 1 weergegeven stroomdiagram hebben de volgende betekenis: blok betekenis 1 een detectiestation zendt een activeringssignaal naar een bekend label {een label waarvan een unieke labelcode bekend is), dat in responsie hierop zijn schakelmiddelen activeert die bij het label behorende processormiddelen inschakelen.
2 het detectiestation gaat na of er met een bepaald (reeds bekend) label niet gecommuniceerd dient te worden {wanneer de schakelmiddelen van twee of meer labels zijn geactiveerd), van welk bepaalde label de schakelmiddelen dan gedeactiveerd dienen te worden met een slaapopdracht: indien ja : naar blok 3, indien nee: naar blok 4.
3 het detectiestation zendt een slaapopdracht uit die de unieke labelcode van het bepaalde label waarmee niet gecommuniceerd dient te worden omvat, welk label in responsie hierop zijn schakelmiddelen deactiveert.
4 het detectiestation zendt een aliasopdracht uit die de unieke labelcode van het label waarmee gecommuniceerd dient te worden omvat en een door het detectiestation aan deze unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code, die door het label wordt opgeslagen.
5 het detectiestation gaat na of er zich nog onbekende labels in de omgeving van het detectiestation zouden kunnen bevinden waarmee niet gecommuniceerd dient te worden en waarvan de scha-kelmiddelen zijn geactiveerd; deze dienen dan door een door het detectiestation uit te zenden algemene stopopdracht gedeacti-veerd te worden: indien ja : naar blok 6, indien nee: naar blok 7.
6 het detectiestation zendt een algemene stopopdracht uit die een standaard tijdelijke code omvat, en alle labels waarvan de schakel-middelen zijn geactiveerd en die geen tijdelijke code toegewezen hebben gekregen doordat niet met hen gecommuniceerd dient te worden deactiveren in responsie hierop hun schakeimiddelen.
7 het detectiestation gaat na of er met het bekende label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen gecommuniceerd dient te worden: indien ja : naar blok 8, indien nee: naar blok 9.
8 het detectiestation communiceert met het label via leesopdrach-ten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
9 het detectiestation zendt een stopopdracht uit die de tijdelijke code van het label, waarmee gecommuniceerd is, omvat, dat in responsie hierop de schakeimiddelen deactiveert.
De werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectie-station en een label waarvan de unieke iabelcode bij het detectiestatiqn bekend is zoals weergegeven in het in figuur 1 getoonde stroomdiagram verloopt als volgt. Het detectiestation zendt het activeringssignaal naar het bekende label waarvan de unieke Iabelcode bekend is, dat in responsie hierop zijn schakelmiddelen activeert die bij het label behorende processormiddelen inschakelen (blok 1). Het activeringssignaal is bijvoorbeeld een hoogfrequent signaal waarmee een draaggolf in amplitude wordt gemoduleerd en bevat dus geen labelidentificatie, waardoor de schakelmiddelen van elk label dat zich op het moment van uitzenden in de antennebundel van het detectiestation bevindt worden geactiveerd (bijvoorbeeld door het hoogfrequente signaal in een label via een resonantiecircuit op te slingeren en hiermee de schakelmiddelen te voeden die de processormiddelen in het label inschakelen door een verbinding tot stand te brengen tussen een in het label aanwezige voeding en deze processormiddelen). Doordat het activeringssignaal geen labelidentificatie bevat kunnen de schakelmiddelen van verschillende labels zijn geactiveerd en gaat het detectiestation na aan de hand van in zijn geheugenmiddelen opgeslagen informatie of deze mogelijkheid reëel is (doordat bijvoorbeeld twee rolcontainers elk met een eigen label zich vlak bij elkaar bevinden) en er met een bepaald (reeds bekend) label geen informatie dient te worden uitgewisseld, van welk bepaalde label de schakelmiddelen dan gedeactiveerd dienen te worden met een slaapopdracht (blok 2). Indien dit zo is zendt het detectiestation een slaapopdracht uit die de unieke Iabelcode (5 bytes) van het bepaalde label waarmee niet gecommuniceerd dient te worden omvat. Verder omvat de slaapopdracht een slaapopdrachtcode (1 byte). Zowel de unieke Iabelcode als de slaapopdrachtcode zijn digitale codes waarmee de draaggolf in amplitude wordt gemoduleerd die door het detectiestation wordt uitgezonden. Alle labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd en die zich in de antennebundel bevinden ontvangen deze slaapopdracht. De processormiddelen van het label waarmee geen informatie dient te worden uitgewisseld herkennen de in de slaapopdracht aanwezige unieke labelcode als hun eigen unieke labelcode, en zullen in responsie hierop de schakelmiddeien deactiveren (blok 3). De slaapopdracht moet dus één maal worden uitgezonden voor elk label waarvan de schakelmiddeien zijn geactiveerd en waarmee geen informatie dient te worden uitgewisseid, en deze slaapopdracht leidt ertoe dat zuinig met de in labels aanwezige energie wordt omgesprongen.
Vervolgens zendt het detectiestation een aliasopdracht uit die de unieke labelcode (5 bytes) van het label waarmee informatie dient te worden uitgewisseid omvat, een door het detectiestation aan deze unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code (1 byte), die door het label wordt opgeslagen, en een aliasopdrachtcode (1 byte) (blok 4). Doordat de tijdelijke code vijf maal korter is dan de unieke labelcode kan sneller worden gecommuniceerd, waardoor zuinig met de in het label aanwezige energie wordt omgesprongen. In responsie op de aliasopdracht zendt het label een aliasantwoord terug, dat de tijdelijke code (1 byte) en een aliasantwoordcode (1 byte) omvat. Aangezien het mogelijk is dat tussen het moment van uitzenden van het voorlaatste activeringssignaal en het moment van uitzenden van het laatste activerings-signaai onbekende labels de antennebundel van het detectiestation zijn binnengegaan, is het niet ondenkbaar, dat het laatste activeringssignaal de schakelmiddeien van deze onbekende labels heeft geactiveerd (blok 5). Hierdoor zijn hun processormiddelen onnodig ingeschakeld, doordat het detectiestation met één der bekende labels wenst te communiceren (in dit uitvoeringsvoorbeeld). Teneinde de schakelmiddeien van deze onbekende labels te deactiveren zendt het detectiestation een algemene stopopdracht uit die een standaard tijdelijke code (1 byte) en een algemene stopopdrachtcode (1 byte) omvat (blok 6). De processormiddelen van de onbekende labels (die dus geen tijdeiijke code hebben toegewezen gekregen) detecteren beide codes en deactiveren in responsie hierop de schakelmiddeien. Hierna zijn alleen de schakelmiddelen van het bekende label waarmee het detectiestation informatie wenst uit te wisselen geactiveerd en kan de communicatie beginnen via door het detectiestation uit te zenden leesopdrachten die de tijdelijke code van het label (1 byte), een leesopdrachtcode (1 byte) en een adres (1/meer bytes) omvatten. In responsie op een leesopdracht leest het label de op het adres aanwezige data uit en zendt het een leesantwoord terug dat de tijdelijke code (1 byte), een leesantwoordcode (1 byte), het adres (1/meer bytes) en de data (1/meer databytes) omvat. Verder kan het detectiestation eveneens schrijfopdrachten uitzenden die de tijdelijke code (1 byte), een schrijfopdrachtcode (1 byte), een adres (1/meer bytes) en in te schrijven data (1/meer databytes) omvatten. In responsie op een schrijfopdracht schrijft het label de in te schrijven data in en zendt het schrijfantwoord terug dat de tijdelijke code (1 byte) en een schrijfantwoordcode (1 byte) omvat (blok 7,8).
Ter beëindiging van de communicatie of indien er geen communicatie werd gewenst zendt het detectiestation een stopopdracht die de tijdelijke code (1 byte) en een stopopdrachtcode (1 byte) omvat. In responsie hierop deacti-veert het label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen zijn schakelmiddelen (blok 9).
De blokken in het in figuur 2 weergegeven stroomdiagram hebben de volgende betekenis; blok betekenis 20 het detectiestation zendt een activeringssignaal uit, en één of meer willekeurige labels activeren in responsie hierop de schakel* middelen die bij elk label behorende processormiddelen inschakelen.
21 het detectiestation gaat na of de schakelmiddelen van bekende labels geactiveerd zouden kunnen zijn (dat wil zeggen van labels waarvan het detectiestation de unieke labelcodes heeft opgeslagen): indien ja : naar blok 40, indien nee: naar blok 22.
22 het detectiestation zendt een identificatieopdracht, en alle labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd reageren hier op door terugzending met een bepaalde antwoordkans van een identificatieantwoord, dat de unieke code omvat; een reeds verkleinde antwoordkans (zie blok 25) wordt voor zover mogelijk door iedere volgende identificatieopdracht vergroot; het reageren op de identificatieopdracht betreft alleen onbekende labels, daar van alle bekende labels de schakelmiddelen zijn gedeactiveerd, zie blok 21 en 40, welk laatste blok bij de beschrijving van figuur 3 aan de orde zal komen.
23 het detectiestation gaat na of er geen enkel identificatieantwoord is ontvangen: indien ja : naar blok 28, indien nee: naar blok 24, er is ten minste één identificatieantwoord ontvangen.
24 het detectiestation gaat na of er één identificatieantwoord is ontvangen: indien ja : naar blok 40, indien nee: naar blok 25, er zijn ten minste twee identificatieant-woorden ontvangen.
25 door de ontvangst van ten minste twee antwoorden stelt het detectiestation vast dat collisie is opgetreden, en zendt het een collisieopdracht uit die de antwoordkans van een label verkleint, en alle labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd reageren hier op door terugzending met een verkleinde antwoordkans van een coliisieantwoord, dat de unieke code omvat.
26 het detectiestation gaat na of er één coliisieantwoord is ontvangen: indien ja : naar blok 40, indien nee: naar blok 27, er zijn nul of ten minste twee collisieant-woorden ontvangen.
27 het detectiestation gaat na of er geen enkel coliisieantwoord is ontvangen: indien ja : naar blok 28, indien nee: naar blok 25, er zijn ten minste twee collisieantwoor-den ontvangen.
28 het detectiestation gaat na of er nog meer labels geïdentificeerd dienen te worden: indien ja : naar blok 22, 1 indien nee: naar blok 29.
29 het detectiestation wacht totdat er weer een activeringssignaal dient te worden uitgezonden, naar blok 20.
ku net aeteciiesianon ze nat een eventuele siaapoparacnt, een anas-opdracht, een eventuele communicatieopdracht en een stopop-dracht uit naar een label waarvan de schakeimiddelen geactiveerd zijn en waarvan de unieke labelcode bekend is; indien van blok 21 afkomstig wordt hierna teruggekeerd naar blok 21, en indien van blok 26 afkomstig wordt hierna doorgegaan met blok 28.
De werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectie-station en een willekeurig label zoals weergegeven in het in figuur 2 getoonde stroomdiagram verloopt als volgt. Het detectiestation zendt het activeringssig-naal naar één of meer willekeurige labels, die in responsie hierop de schakeimiddelen activeren die bij eik label behorende processormiddelen inschakelen (blok 20). Doordat het activeringssignaal geen iabelidentificatie bevat kunnen de schakeimiddelen van verschillende labels zijn geactiveerd en gaat het detectiestation na aan de hand van in zijn geheugenmiddelen opgeslagen informatie of deze mogelijkheid reëel is en er met één of meer reeds bekende labels al dan niet gecommuniceerd dient te worden (blok 21,40), welk geval bij de beschrijving van figuur 3 aan de orde zal komen. Bij de hierna volgende beschrijving behorend bij figuur 2 zal er van worden uitgegaan dat informatie dient te worden uitgewisseld met één of meer onbekende labels.
Het detectiestation zendt daartoe een identificatieopdracht uit die een identificatieopdrachtcode omvat (1 byte). In responsie hierop zenden alle onbekende labels waarvan de schakeimiddelen zijn geactiveerd met een bepaalde antwoordkans (die in eerste instantie bijvoorbeeld 100% is) een identificatieantwoord terug, dat de unieke labelcode (5 bytes) en een identifi-catieantwoordcode (1 byte) omvat (blok 22). Vervolgens gaat het detectiestation na of er nul identificatieantwoorden worden ontvangen (blok 23). indien nul identificatieantwoorden worden ontvangen (bijvoorbeeld doordat bij een antwoordkans van 100% alle labels zich buiten de antennebundei van het detectiestation bevinden) gaat het detectiestation na of er nog meer identificaties moeten plaatsvinden (blok 28) aan de hand van een later aan bod komend algoritme, en indien dit zo is genereert het detectiestation weer een identifica-tieopdracht (blok 22), welke de antwoordkans vergroot. Doordat deze echter reeds 100% was, kan de antwoordkans nu niet verder vergroot worden. Indien ten minste één identificatieantwoord wordt ontvangen gaat het detectiestation na of er precies één identificatieantwoord wordt ontvangen (blok 24). Indien er één identificatieantwoord wordt ontvangen is daarmee het label dat dit verzonden heeft geïdentificeerd en bekend, en gaat het detectiestation na of er met dit bekende labels ai dan niet gecommuniceerd dient te worden (biok 24,40), welk geval bi] de beschrijving van figuur 3 aan de orde zal komen. Indien er ten minste twee (vermengde) identificatieantwoorden worden ontvangen (het detectiestation detecteert dit bijvoorbeeld aan de hand van in de antwoorden meegezonden checksumbytes die in geval van ant-woordvermen ging niet meer kloppen) stelt het detectiestation collisie vast en genereert het een collisieopdracht, die een collisieopdrachtcode (1 byte) omvat. In responsie hierop zenden alle labels waarvan de schakelmiddeien zijn geactiveerd met een door de ontvangst van de collisieopdracht verkleinde antwoordkans (van bijvoorbeeld 50%) een coilisieantwoord terug, dat de unieke labelcode (5 bytes) en een collisieantwoordcode (1 byte) omvat.
Vervolgens gaat het detectiestation na of er precies één coilisieantwoord is ontvangen (blok 26). Indien dit zo is, is het bijbehorende label geïdentificeerd, daar het coilisieantwoord de unieke labelcode omvat, en gaat het detectiestation na of er met dit bekende labels al dan niet gecommuniceerd dient te worden (blok 26,40), welk geval bij de beschrijving van figuur 3 aan de orde zal komen. Indien er nul of ten minste twee (namelijk niet één) collisieantwoorden zijn ontvangen gaat het detectiestation na of er nul collisieantwoorden zijn ontvangen (blok 27), in welk geval het detectiestation nagaat of er nog meer identificaties moeten plaatsvinden aan de hand van het later aan bod komende algoritme (blok 28), en indien dit zo is genereert het detectiestation weer een identificatieopdracht (blok 22), welke de antwoord· kans vergroot. Indien deze bijvoorbeeld S0% was, wordt de antwoordkans nu vergroot tot bijvoorbeeld weer 100%. Indien er ten minste twee (vermengde) collisieantwoorden zijn ontvangen (het detectiestation detecteert dit bijvoorbeeld aan de hand van in de antwoorden meegezonden checksumbytes die in geval van antwoordvermenging niet meer kloppen) stelt het detectiestation opnieuw collisie vast en genereert het een weer collisieopdracht (blok 25), die een collisieopdrachtcode (1 byte) omvat en die de antwoordkans verder verkleint (bijvoorbeeld tot 25% indien de antwoordkans hiervoor 50% was).
Indien er niet meer identificaties moeten plaatsvinden (blok 28) wacht het detectiestation totdat er weer een activeringssignaai dient te worden uitgezonden (blok 29,20).
De blokken in het in figuur 3 weergegeven stroomdiagram hebben de volgende betekenis: blok betekenis 41 het detectiestation gaat na of er met een bepaald (reeds bekend) label niet gecommuniceerd dient te worden, van welk bepaalde label de schakelmiddelen dan gedeactiveerd dienen te worden met i een slaapopdracht: indien ja : naar blok 42, indien nee: naar blok 43.
42 het detectiestation zendt een slaapopdracht uit die de unieke labelcode van het bepaalde label waarmee niet gecommuniceerd i dient te worden omvat, welk label in responsie hierop zijn scha kelmiddelen deactiveert.
13 het detectiestation zendt een aliasopdracht uit die de unieke labelcode van het label waarmee gecommuniceerd dient te worden omvat en een door het detectiestation aan deze unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code, die door het label wordt opgeslagen.
44 het detectiestation gaat na of er met het bekende label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen gecommuniceerd dient te worden: indien ja : naar blok 45, indien nee: naar blok 46.
45 het detectiestation communiceert met het label via leesopdrach-ten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
46 het detectiestation zendt een stopopdracht uit die de tijdelijke code van het label, waarmee gecommuniceerd is, omvat, dat in responsie hierop de schakelmiddelen deactiveert.
De werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en een label waarvan de unieke labelcode bij het detectiestation bekend is zoals weergegeven in het in figuur 3 getoonde stroomdiagram verloopt als volgt. Het detectiestation gaat na of er met het bekende label informatie dient te worden uitgewisseld {blok 41). Indien dit niet zo is zendt het detectiestation een slaapopdracht uit die de unieke labelcode (5 bytes) van het bepaalde label waarmee geen informatie dient te worden uitgewisseld omvat (blok 42). Verder omvat de slaapopdracht de slaapopdrachtcode {1 byte). In responsie op de slaapopdracht deactiveert het label zijn schakel-middelen.
indien er met het bekende label informatie dient te worden uitgewisseld zendt het detectiestation een aliasopdracht uit die de unieke labelcode (5 bytes) van het label waarmee gecommuniceerd dient te worden omvat, een door het detectiestation aan deze unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code (1 byte), die door het label wordt opgeslagen, en een aliasopdrachtcode (1 byte) (blok 43). In responsie op de aliasopdracht zendt het label een aliasant-woord terug, dat de tijdelijke code (1 byte) en een aliasantwoordcode (1 byte) omvat. Hierna kan de communicatie indien gewenst (blok 44) beginnen via door het detectiestation uit te zenden leesopdrachten die de tijdelijke code van het label (1 byte), een leesopdrachtcode (1 byte) en een adres (1/meer bytes) omvatten (blok 45). In responsie op een leesopdracht leest het label de op het adres aanwezige data uit en zendt het een leesantwoord terug dat de tijdelijke code (1 byte), een leesantwoordcode (1 byte), het adres (1/meer bytes) en de data (1/meer databytes) omvat. Verder kan het detectiestation eveneens schrijfopdrachten uitzenden die de tijdelijke code (1 byte), een schrijfop-drachtcode (1 byte), een adres (1/meer bytes) en in te schrijven data (1/meer databytes) omvatten. In responsie op een schrijfopdracht schrijft het label de in te schrijven data in en zendt het schrijfantwoord terug dat de tijdelijke code (1 byte) en een schrijfantwoordcode (1 byte) omvat (blok 45).
Ter beëindiging van de communicatie of indien geen communicatie werd gewenst zendt het detectiestation een stopopdracht die de tijdelijke code (1 byte) en een stopopdrachtcode (1 byte) omvat. In responsie hierop deactiveert het label dat de tijdelijke code toegewezen heeft gekregen zijn schakel-middelen (blok 46).
Het eerder genoemde algoritme betreft het door het detectiestation bijhouden van het aantal uitgezonden identificatieopdrachten minus het aantal uitgezonden collisleopdrachten. Indien het resultaat hiervan (dat zowel negatief als nul als positief kan zijn) groter dan of gelijk aan de waarde één { z 1 ) is beslist het detectiestation dat er geen labels meer geïdentificeerd dienen te worden, en indien het resultaat kleiner dan de waarde één ( < 1 ) is (dus nul of negatief) beslist het station dat er nog meer labels geïdentificeerd dienen te worden. Dit is op eenvoudige wijze in te zien met het gegeven dat een collisieopdracht pas uitgezonden wordt nadat ten minste twee labels in collisie zijn gekomen, hetgeen ten minste twee identificatieopdrachten vereist ten einde de ten minste twee labels te identificeren, en dat elke volgende collisieopdracht ten minste één verdere identificatieopdracht vereist.
Hieronder volgt een overzicht van mogelijke berichten:
Opdrachten:
Identificatie-opdracht: START Ύ STOP Collision-opdracht: START 'C' STOP
Alias-opdracht: START 'A' TAGCODE ALIAS DATIME
CRCH CRCL STOP
HS alias-opdracht: START 'B' TAGCODE ALIAS DATIME
CRCH CRCL STOP
Datijd schrijf-opdracht: START 'D' TAGCODE ALIAS DATIME CRCH CRCL STOP
Slaap-opdracht: START 'X' TAGCODE TIME
CRCH CRCL STOP
Reset-opdracht: START 'Q' ALIAS PARAMETER
CRCH CRCL STOP
Stop-opdracht: START Έ' ALIAS TIME CRCH CRCL STOP
Luister-opdracht: START 'L' ALIAS TIME CRCH CRCL STOP
HS lees-opdracht: START 'H' AÜAS CRCH CRCL STOP
Datijd lees-opdracht: START 'M' ALIAS CRCH CRCL STOP
Lees-opdracht: START 'R' ALIAS ADRH ADRL
NRDATH NRDATL CRCH CRCL STOP Status-opdracht: START 'S' ALIAS CRCH CRCL STOP
Vul-opdracht: START 'F' ALIAS ADRH ADRL
NRDATH NRDATL PATTERN CRCH CRCL STOP Schrijf-opdracht: START 'W' ALIAS ADRH ADRL NRDATH
NRDATL DATABYTES CRCH CRCL STOP HS schrijf-opdracht: START 'G' ALIAS NRDATA DATABYTES
CRCH CRCL STOP
Antwoorden:
Slaap-antwoord: niet gedefinieerd
Reset-antwoord: niet gedefinieerd
Stop-antwoord: niet gedefinieerd
Luister-antwoord: niet gedefinieerd
Identificatie-antwoord: START T TAGCODE CRCH CRCL STOP Collision-antwoord: START 'c' TAGCODE CRCH CRCL STOP
Alias-antwoord: START 'a' ALIAS STATUS CRCH CRCL STOP
HS alias-antwoord: START 'b' ALIAS STATUS DATIME NRDATA
DATABYTES CRCH CRCL STOP
Datijd schrijf-antwoord: START 'd' ALIAS STATUS CRCH CRCL STOP Status-antwoord: START 's' ALIAS STATUS CRCH CRCL STOP
HS lees-antwoord: START 'h' ALIAS DATIME NRDATA
DATABYTES CRCH CRCL STOP
Datijd lees-antwoord: START 'm' ALIAS NRDATA DATABYTES
CRCH CRCL STOP
Lees-antwoord: START 'r' ALIAS ADRH ADRL NRDATH
NRDATL DATABYTES CRCH CRCL STOP
Vul-antwoord: START 'f' ALIAS CRCH CRCL STOP
Schrijf-antwoord: START 'w' ALIAS CRCH CRCL STOP
HS schrijf-antwoord: START 'g' ALIAS CRCH CRCL STOP
Alle berichten, de opdrachten van het detectiestation en de antwoorden van de labels, beginnen met een START byte en eindigen met een STOP byte. Naast gewone opdrachten en antwoorden zijn er ook zogenaamde "HS" opdrachten en "HS” antwoorden, het verschil hiertussen zal later aan de orde komen.
De identificatieopdracht bevat tussen het START byte en het STOP byte de identificatieopdrachtcode T (1 byte) en de collisieopdracht bevat tussen het START byte en het STOP byte de collisieopdrachtcode 'C' (1 byte). Voor de hierna volgende opdrachten en antwoorden zullen het START byte en het STOP byte buiten beschouwing worden gelaten. Een gewone aliasopdracht bevat de gewone aliasopdrachtcode 'A' (1 byte), de unieke labelcode TAGCODE (5 bytes), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), een datumtijd stempel DATIME (5 bytes) en een checksum CRCH CRCL (2 bytes). De unieke labelcode TAGCODE is bijvoorbeeld in ieder label onuitwisbaar opgeslagen. Het datumtijd stempel DATIME bevat de datum, de tijd en bijvoorbeeld een locatiecode van het detectiestation. Een HS aliasopdracht bevat een HS aliasopdrachtcode 'B' (1 byte), de unieke labelcode TAGCODE (5 bytes), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), het datumtijd stempel DATIME (5 bytes) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Belde aliasopdrachten verzenden met het datumtijd stempel DATIME de momentane datum en tijd naar een label. Een datijd schrijfopdracht bevat een datijd schrijfopdrachtcode 'D' (1 byte), de unieke labelcode TAGCODE (5 bytes), de tijdeiijke code ALIAS (1 byte), het datumtijd stempel DATIME (5. bytes) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes), en heeft als voornaamste doel het plaatsen van een vernieuwd datumtijd stempel in een label. Een slaapopdracht omvat een slaapopdrachtcode 'X' (1 byte), de unieke labelcode TAGCODE (5 bytes), een tijdcode TIME (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een resetopdracht omvat een resetop-drachtcode 'Q' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), een parametercode PARAMETER (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Met de parametercode PARAMETER kan een speciale opdracht naar een label worden verzonden. Een stopopdracht omvat een stopopdrachtcode 'E' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de tijdcode TIME (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een lursteropdracht omvat een luisteropdrachtcode 'L' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de tijdcode TIME (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes), en heeft als voornaamste doel het verlengen van een vooraf vastgesteld tijdinterval ter voorkoming van het door een label deactiveren van zijn schakelmlddelen na het verstrijken van dit tijdinterval (via door het label omvatte verdere tlmingmiddelen). Een HS leesopdracht omvat een HS leesopdrachtcode 'H' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een datijd leesopdracht omvat een datijd leesopdrachtcode 'M' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). In responsie hierop zendt een label al zijn (vijftig) datumtijd stempels. Een gewone leesopdracht omvat een leesopdrachtcode 'R' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), een adrescode ADRH ADRL (2 bytes), een code voor het aantal te lezen bytes NRDATH NRDATL (2 bytes) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een statusopdracht omvat een statusopdrachtcode 'S' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een vulopdracht omvat een vulopdrachtcode 'F' {1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de adrescode ADRH ADRL (2 bytes), de code voor het aantal te vullen bytes NRDATH NRDATL (2 bytes), een patrooncode PATTERN (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Met de vulopdracht kunnen de geheugenmiddelen van een label met een bepaald patroon worden gevuld. Een gewone schrijfopdracht omvat een gewone schrijfopdrachtcode 'W' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de adrescode ADRH ADRL (2 bytes), de code voor het aantal te schrijven bytes NRDATH NRDATL (2 bytes), in te schrijven data DATABYTES (aantal bytes aangegeven met NRDATH NRDATL) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een HS schrijfopdracht omvat een HS schrijfopdrachtcode 'G' (1 byte), een code voor het aantal te schrijven bytes NRDATA (1 byte], in te schrijven data DATABYTES (aantal bytes aangegeven met NRDATA) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes).
Een slaapantwoord, resetantwoord, stopantwoord en luisterantwoord zijn niet gedefinieerd, daar een label in responsie op slaapopdrachten, resetop-drachten, stopopdrachten en luisteropdrachten geen antwoord terugzendt. Een identificatieantwoord omvat een identificatieantwoordcode 'i' (1 byte), de unieke labelcode TAGCODE (5 bytes) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een collisieantwoord omvat een collisieantwoordcode 'c' (1 byte], de unieke labelcode TAGCODE (5 bytes) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een gewoon aliasantwoord omvat een gewone allasantwoordcode 'a' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), een statuscode STATUS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een HS aliasantwoord omvat een HS aliasant-woordcode 'b' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de statuscode STATUS (1 byte), het datumtijd stempel DATIME (5 bytes), de code voor het aantal bytes NRDATA (1 byte), de data DATABYTES (aantal bytes aangegeven met NRDATA) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Hiermee verzendt een label zijn oude datumtijd stempel naar het detectiestation. Een datijd schrijfantwoord omvat een datijd schrijfantwoordcode 'd' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), een statuscode STATUS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een statusantwoord omvat een statusantwoordcode 's' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), een statuscode STATUS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een HS leesantwoord omvat een HS leesantwoordcode 'h' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), het datumtijd stempel DATIME (5 bytes), de code voor het aantal uitgelezen bytes NRDATA
(1 byte), de uitgelezen data DATABYTES (aantal bytes aangegeven met NRDATA) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). De uitgelezen data DATABYTES bij een HS leesantwoord bevindt zich altijd op een vaste plaats in de geheugenmiddelen van een label, en wordt met name toegepast indien het toekennen van de lijdelijke code ALIAS mislukt is. Een datijd leesantwoord omvat een datijd leesantwoordcode 'm' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de code voor het aantal uitgelezen bytes NRDATA (1 byte), de uitgelezen data DATABYTES (aantal bytes aangegeven met NRDATA) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes), en dient ter verzending van alle (vijftig) datumtijd stempels. Een gewoon leesantwoord omvat een gewone leesantwoordcode 'r' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de adrescode ADRH ADRL (2 bytes), de code voor het aantal uitgelezen bytes NRDATH NRDATL (2 bytes), de uitgelezen data DATABYTES (aantal bytes aangegeven met NRDATH NRDATL) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een vulantwoord omvat een vulantwoordcode 'f' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een gewoon schrijfantwoord omvat een gewone schrijfantwoordcode 'w' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes). Een HS schrijfantwoord omvat een HS schrijfantwoordcode 'g' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte) en de checksum CRCH CRCL (2 bytes).
De tijdelijke code ALIAS wordt door het detectiestation gegenereerd bij de unieke labelcode TAGCODE van een bepaald label dat zich in de antenne-bundel bevindt, en is dus alleen van belang zolang het label zich in deze bundel bevindt. Doordat de tijdelijke code vijf maal korter is dan de unieke labelcode kan sneller informatie worden uitgewisseld. Verder kan door aan sommige tijdelijke codes een speciale betekenis toe te kennen er gemeenschappelijk worden geadresseerd. In responsie op de tijdelijke code ALIASNUL reageren bijvoorbeeld alle labels die nog geen tijdelijke code toegewezen hebben gekregen (na het inschakelen van de processormiddelen heeft het label automatisch de tijdelijke code ALIASNUL) en in responsie op de tijdelijke code ALIASFF reageren bijvoorbeeld alle labels die wel een tijdelijke code toegewezen hebben gekregen. Door de stopopdracht te voorzien van de standaard tijdelijke code ALIASNUL deactiveren alle labels die geen tijdelijke code toegewezen hebben gekregen hun schakelmiddelen (de algemene stopopdracht).
Het verschil tussen de gewone berichten en de zogenaamde MHS" berichten is het gevolg van twee mogelijke soorten detectiestations. Bij gewone detectiestations, ook wel portaals genoemd, passeren de labels (vastzittend aan rolcontainers, auto's, treinwagons, levende wezens etc.) het portaal met dusdanige snelheid dat alle mogelijke identificatieprocedures en communicatieprocedures geen problemen opleveren, doordat de labels zich gedurende voldoend lange tijd in de antennebundel van het portaal bevinden. Bij HS detectiestations, ook wet HS portaals genoemd, passeren de labels met hogere snelheid en bevinden ze zich slechts gedurende korte tijd in de bundel, waardoor er dan snel informatie dient te worden uitgewisseld. Het verschil blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit de gewone leesopdracht en de HS leesopdracht: bij de gewone leesopdracht geeft het portaal met de adrescode ADRH ADRL en de code voor het aantal te lezen bytes NRDATH NRDATL aan op welke plaats in het label er een bepaald aantal bytes data dienen te worden uitgelezen (via de gewone leesopdrachtcode 'R'), terwijl bij de HS leesopdracht het HS portaal alleen aangeeft dat een bepaald label moet uitlezen (via de HS leesopdrachtcode 'H'), welk label in dat geval weet om welke data het gaat. Het verschil blijkt bijvoorbeeld verder uit het gewone aliasantwoord en het HS aliasantwoord: het gewone aliasantwoord omvat slechts de tijdelijke code ALIAS en de statuscode STATUS (die bijvoorbeeld de toestand van de in het label aanwezige voedingsbron aangeeft} doordat er voldoende tijd is om verder informatie uit te wisselen, terwijl het HS aliasantwoord bij gebrek aan tijd voor volgende informatieuitwisselingen direct meer gegevens omvat, zoals het datumtijd stempel DATIME en een aantal (NRDATA) bytes met data (DATABY-TES). Het zal duidelijk zijn dat het verschil tussen een gewoon portaal en een HS portaal voornamelijk in de software zit, en dat er portaals zijn die zowel gewone als HS berichten kunnen uitzenden en ontvangen.
Uiteraard kan de eerder genoemde identificatie/collisie procedure tevens worden toegepast voor labels die hierbij geen gebruik maken van hun schakel·-middelen of voor labels die niet zijn voorzien van schakelmiddelen doordat ze voortdurend hun voedingsbron belasten met de processormiddelen zonder deze in of uit te schakelen. Het detectiestation dient dan via de blokkeringsop-dracht te bereiken dat een bepaald label geen identlficatieantwoorden terugzendt in responsie op identificatieopdrachten en geen coilisieantwoorden terugzendt in responsie op coilisieopdrachten, waarna met laatstgenoemde opdrachten een ander label of andere labels geïdentificeerd kunnen worden. Het label zou daartoe bijvoorbeeld kunnen worden ingericht om, na het toegewezen hebben gekregen van een tijdelijke code via een aliasopdracht, niet meer te reageren op identificatie- en coilisieopdrachten, in welk geval de blokkeringsopdracht overeenkomt met de aliasopdracht. Wanneer in dat geval een geïdentificeerd label dat een blokkeringsopdracht heeft ontvangen zich buiten een antennebundel van het detectiestation begeeft, zou dit label bij een volgend detectiestation niet meer reageren op identificatie- en collisieopdrach-ten. Om dit te voorkomen krijgt het label dat de blokkeringsopdracht heeft ontvangen na enige tijd een deblokkeringsopdracht, hetzij vanuit zichzelf (via bijvoorbeeld door het label omvatte verdere timingmiddelen) hetzij vanuit het detectiestation, dat de deblokkeringsopdracht kan verzenden, die in dat geval de unieke labelcode van het te deblokkeren label kan omvatten. Voor zo'n deblokkeringsopdracht zou bijvoorbeeld de resetopdracht toegepast kunnen worden, doordat een label in responsie op een resetopdracht bijvoorbeeld zijn toegewezen tijdelijke code overschrijft met de standaard tijdelijke code ALIASNUL, waarna het label weer op identificatie- en coilisieopdrachten zal reageren. Het toevoegen van de 2 bytes met de checksum CRCH CRCL aan de meeste berichten maakt het mogelijk om fouten te detecteren. Het systeem reageert op een gedetecteerde fout in een bericht door de bij dit bericht behorende opdracht één of enkele malen te herhalen. Indien dit niet leidt tot een over en weer zonder fouten verzonden bericht reageert het systeem door de gehele procedure waar het foutief verzonden bericht deel van uitmaakt na enige tijd (enkele seconden) in zijn geheel te herhalen. Door het in zijn geheel herhalen van de procedure wordt het systeem zelfs bestand tegen zich langdurig in de antennebundel bevindende objecten en/of levende wezens.
Het in figuur 4 weergegeven detectiestation (portaal) omvat een portaalprocessor 50 die is gekoppeld met een RAM 51 en met een eerste keuzecontact van omschakelaar 53, waarvan een tweede keuzecontact verbonden is met activeringssignaalgenerator 52, die evenals omschakelaar 53 wordt bestuurd door portaalprocessor 50. Een hoofdcontact van omschakelaar 53 is gekoppeld met een modulator 54, die een draaggolf bijvoorbeeld in amplitude moduleert met hetzij een van activeringssignaalgenerator afkomstig activeringssignaal, hetzij met van de portaalprocessor afkomstige data. Modulator 54 is verder gekoppeld met een zendantenne 55. Het portaal omvat tevens een ontvangantenne 56, die via een demodulator 57 is gekoppeld met de portaalprocessor 50. Demodulator 57 demoduleert bijvoorbeeld een van een label afkomstig in fase of in frequentie gemoduleerd signaal en voert het resultaat toe aan de portaalprocessor 50.
De werking van het in figuur 4 weergegeven portaal is als volgt. Zodra gedeactiveerde schakelmiddelen van een label geactiveerd dienen te worden stuurt portaalprocessor 50 een signaal naar activeringssignaalgenerator 52, die in responsie hierop het activeringssignaal genereert en het via het tweede keuzecontact en het hoofdcontact van omschakelaar 53 aan modulator 54 toevoert, die het moduleert en via zendantenne 55 uitzendt.
Wanneer vervolgens informatie dient te worden uitgezonden genereert portaalprocessor 50 een besturingssignaal voor omschakelaar 53, die hierdoor zijn eerste keuzecontact met zijn hoofdcontact doorverbindt, waarna door de portaalprocessor gegenereerde digitale data via omschakelaar 53 aan modulator 54 wordt toegevoerd, die zijn draaggolf moduleert met deze digitale data en het gemoduleerde signaal vervolgens uitzendt via zendantenne 55.
Door een label gemoduleerd verzonden data worden ontvangen met ontvangantenne 56 en gedemoduleerd met demodulator 57 en daarna toegevoerd aan portaalprocessor 50, die de data verder bewerkt.
Het in figuur 5 weergegeven label (tag) omvat processormiddelen 60, die zijn gekoppeld met een RAM 61, welke RAM 61 continue van spanning wordt voorzien via een middencontact van voedingsbron 62,63. Eén zijde hiervan is verbonden met aarde, en een andere zijde is· verbonden met schakeimiddelen 64, waarvan een uitgang is gekoppeld met processormiddelen 60 voor het al dan niet afgeven van de voedingsspanning aan de processormiddelen 60. Schakeimiddelen 64 worden bestuurd door processormiddelen 60 en door timingmiddelen 69 die eveneens door processormiddelen 60 worden bestuurd. Het label omvat verder een ontvangantenne 65 die via demodulator 66 is gekoppeld met processormiddelen 60 en met resonantiecir-cuit 67, dat via activeringssignaaldetector 68 is gekoppeld met timingmiddelen 69. Activeringssignaaldetector 68 wordt eveneens continue van spanning voorzien via het middencontact van voedingsbron 62,63. Het label omvat tevens een zendantenne 70 die via modulator 71 is gekoppeld met processormiddelen 60.
De werking van het in figuur 5 weergegeven label is ais volgt. Zodra het portaal een op een draaggolf gemoduleerd activeringssignaal uitzendt, wordt dit indien het label zich in de antennebundel van het portaal bevindt ontvangen door het label via ontvangantenne 65 en gedemoduleerd via demodulator 66. Het activeringssignaal wordt door het resonantiecircuit 67 opgeslingerd, waarna het door activeringssignaaldetector 68 wordt gedetecteerd. Zolang timingmiddelen 69 geen stuursignaal van processormiddelen 60 hebben ontvangen (binnen een later aan bod komende onderbrekingstijd) vormen timingmiddelen 69 een kortsluiting, via welke het signaal van activeringssignaaldetector 68 de schakelmiddelen 64 activeert, die in responsie hierop de van voedingsbron 62,63 afkomstige spanning doorgeven aan processormiddelen 60, welke in responsie daarop inschakelen. Vervolgens kan het label van processormiddelen 60 afkomstige data via modulator 71 en zendantenne 70 gemoduleerd verzenden en kan van het portaal afkomstige gemoduleerd verzonden data via ontvangantenne 65 en demodulator 66 worden gedemoduleerd en door processormiddelen 60 worden verwerkt.
Wanneer het label bijvoorbeeld een gewone aliasopdracht ontvangt, detecteren processormiddelen 60 achtereenvolgens het startbyte START, de aliasopdrachtcóde 'A' (1 byte), de unieke labelcode TAGCODE (5 bytes), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), het datumtijd stempel DATIME (5 bytes), de checksum CRCH CRCL (2 bytes) en het stopbyte STOP. Het label herkent de gewone aliasopdracht aan de aliasopdrachtcóde 'A', en weet dat deze opdracht voor hem is bestemd door de unieke labelcode TAGCODE met zijn eigen unieke labelcode te vergelijken, voegt de tijdelijke code ALIAS hier aan toe door deze in zijn RAM 61 (geheugenmiddelen) op te slaan en voegt het momentane datumtijd stempel toe door dit eveneens in zijn RAM 61 op te slaan. Vervolgens berekent het de checksum van de drie voorafgaande codes en vergelijkt dit met de checksum CRCH CRCL. Hierna genereren processormiddelen 60 het gewone alïasantwoord, dat achtereenvolgens het startbyte, de gewone aliasantwoordcode 'a' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de statuscode STATUS (1 byte), de checksum CRCH CRCL (2 bytes) en het stopbyte STOP omvat, welk gewoon alïasantwoord vervolgens gemoduleerd naar het portaal wordt gezonden.
Wanneer het label een stopopdracht ontvangt, detecteren processor-middelen 60 achtereenvolgens het startbyte START, de stopopdrachtcode 'E' (1 byte), de tijdelijke code ALIAS (1 byte), de tijdcode TIME (1 byte), de checksum CRCH CRCL (2 bytes) en het stopbyte STOP. Het label herkent de stopopdracht aan de stopopdrachtcode 'E', en weet dat deze opdracht voor hem is bestemd door de tijdelijke code ALIAS met zijn eigen tijdelijke code te vergelijken. Hierna detecteert het label de tijdcode. Vervolgens berekent het de checksum van de twee voorafgaande codes en vergelijkt dit met de checksum CRCH CRCL. In afhankelijkheid van de tijdcode genereren proces-sormiddelen 60 een stuursignaal voor timingmiddelen 69, die In responsie hierop gedurende een door het stuursignaal bepaalde onderbrekingstijd de verbinding tussen activeringssignaaldetector 68 en schakelmiddelen 64 verbreken, waardoor schakelmiddelen 64 gedurende deze onderbrekingstijd niet meer door een activeringssignaal geactiveerd kunnen worden. Direct na uitzending van het stuursignaal deactiveren processormiddelen 60 de schakelmiddelen 64, waardoor processormiddelen 60 worden uitgeschakeid en gedurende de onderbrekingstijd dus niet meer kunnen worden ingeschakeld. Timingmiddelen 69 zouden bijvoorbeeld uitgevoerd kunnen worden met een condensator die met het stuursignaal wordt opgeladen en die met een drempelwaarde schakelaar is verbonden voor het gedurende het groter zijn van de spanning over de condensator ten opzichte van een drempelspanning blokkeren van de verbinding tussen de activeringssignaaldetectoe 68 en de schakelmiddelen 64.

Claims (41)

1. Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiesta-tion en ten minste één label in een identificatie/communicatiesysteem, met het kenmerk, dat het detectiestation een activeringssignaal uitzendt, waarbij ten minste één label dat is voorzien van activeerbare en na activering deacti-veerbare schakelmiddelen voor het inschakelen en uitschakelen van proces-sormiddelen in responsie op het activeringssignaal de schakelmiddelen activeert.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een slaapopdracht uitzendt die een bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode omvat, welk label in responsie op de slaapopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
3. Werkwijze volgens conclusie T of 2, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een aliasopdracht uitzendt die een bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label in responsie op de aliasopdracht de tijdelijke code opslaat.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een algemene stopopdracht uitzendt die een standaard tijdelijke code omvat, waarbij labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd en die geen tijdelijke code hebben opgeslagen in responsie op de algemene stopopdracht hun schakelmiddelen deactiveren.
5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat communicatie tussen het detectiestation en het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd plaatsvindt via door het detectiestation uit te zenden leesopdrach-ten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
6. Werkwijze volgens conclusie 3,4 of 5, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een stopopdracht uitzendt die de tijdelijke code omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de stopopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
7. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een identificatieopdracht uitzendt en dat één label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op deze identificatieopdracht een identificatieantwoord terugzendt dat een bij het label behorende unieke labelcode omvat, waarna het detectiestation deze unieke labelcode opslaat.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een slaapopdracht uitzéndt die de unieke labelcode omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de slaapopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
9. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een aliasopdracht uitzendt die de bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label in responsie op de aliasopdracht de tijdelijke code opslaat.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat communicatie tussen het detectiestation en het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd plaatsvindt via door het detectiestation uit te zenden leesopdrach-ten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten. Π. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een stopopdracht uitzendt die de lijdelijke code omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de stopopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
12. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een identificatieopdracht uitzendt en dat ten minste twee labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op deze identificatieopdracht elk met een bepaalde antwoordkans een identificatie-antwoord terugzenden dat een bij elk label behorende unieke labelcode omvat, waarna het detectiestation een collisieopdracht uitzendt die de antwoordkans verkleint, en de labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op de collisieopdracht elk met een verkleinde antwoordkans een collisieant-woord terugzenden, welk collisieantwoord de bij het label behorende unieke labelcode omvat.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van ten minste twee collisieantwoorden opnieuw de collisieopdracht uitzendt die de antwoordkans verder verkleint, en de labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op de collisieopdracht elk met een verder verkleinde antwoordkans het collisieantwoord terugzenden.
14. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van één collisieantwoord een slaapopdracht uitzendt die de bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode omvat, welk label in responsie op de slaapopdracht zijn schakel-middelen deactiveert.
15. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het detectiesta-tion bij ontvangst van één collisieantwoord een aliasopdracht uitzendt die de bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label deze tijdelijke code opslaat.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat communicatie tussen het detectiestation en het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd plaatsvindt via door het detectiestation uit te zenden leesopdrach-ten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
17. Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens een stopopdracht uitzendt die de tijdelijke code omvat van het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd, welk label in responsie op de stopopdracht zijn schakelmiddelen deactiveert.
18. Werkwijze volgens conclusie 14 of 17, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens de identificatieopdracht opnieuw uitzendt die de antwoordkans vergroot, en dat labels waarvan de schakelmiddelen nog zijn geactiveerd in responsie op de identificatieopdracht elk met een vergrote antwoordkans het identificatieantwoord terugzenden.
19. Werkwijze volgens conclusie 12, 13, 14, 15, 16, 17 of 18, met het kenmerk, dat een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie op de ontvangst van collisieopdrachten en identificatieopdrachten een randomcode genereert en deze vergelijkt met een instelcode voor het bepalen van de antwoordkans, waarbij een waarde van de instelcode in responsie op een coilisieopdracht in ene zin verandert en in responsie op een identificatieopdracht in andere zin verandert.
20. Werkwijze volgens conclusie 4, 6, 8, 11, 14, 17 of 18, met het kenmerk, dat stopopdrachten en slaapopdrachten een tijdcode omvatten, waarbij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd in responsie hierop zijn schakelmiddelen deactiveert via met de tijdcode instelbare en door het label omvatte timingmiddelen, waarbij de tijdcode representatief is voor een bepaalde tijd gedurende welke de schakelmiddelen niet activeerbaar zijn.
21. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het label, wanneer het gedurende een vooraf vastgesteld tijdinterval geen opdracht ontvangen heeft, zijn schakelmiddelen deactiveert via door het label omvatte verdere timingmiddelen.
22. Systeem voor toepassing van de werkwijze volgens conclusie 1, omvattende ten minste één detectiestation en ten minste één label, met het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een activeringssignaal, waarbij het label is voorzien van processormiddelen en van activeerbare en na activering deactiveerbare schakelmiddelen voor het inschakelen en uitschakelen van de processormiddelen, welk label is ingericht voor het in responsie op het activeringssignaal activeren van de schakelmiddelen.
23. Systeem volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzeriden van een slaapopdracht die een bij een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode omvat, welk label is ingericht voor het in responsie op de slaapopdracht deactiveren van zijn schakelmiddelen.
24. Systeem volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat het detec-tiestation is ingericht voor het uitzenden van een aliasopdracht die een bij een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, welk label is voorzien van geheugenmiddelen voor het in responsie op de aliasopdracht opslaan van de tijdelijke code.
25. Systeem volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat het detectiestatl·-on is ingericht voor het uitzenden van een algemene stopopdracht die een standaard code omvat, waarbij labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd en waarvan de geheugenmiddelen geen tijdelijke code hebben opgeslagen zijn ingericht voor het in responsie op de algemene stopopdracht deactiveren van hun schakelmiddelen.
26. Systeem volgens conclusie 24 of 25, met het kenmerk, dat het detec-tiestation voor communicatie met een label is ingericht voor het uitzenden van leesopdrachten en schrijfopdrachten die de tijdelijke code van het label omvatten.
27. Systeem volgens conclusie 24, 25 of 26, met het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een stopopdracht die de bij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd behorende tijdelijke code omvat, welk label is ingericht voor het in responsie op de stopopdracht deactiveren van zijn schakelmiddelen.
28. Systeem volgens conclusie 22, 23. 24, 25, 26 of 27, met het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van een identifi-catieopdracht, waarbij een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd is ingericht voor het in responsie op de identificatieopdracht terugzenden van een identificatieantwoord dat een bij het label behorende unieke labelcode omvat, en welk detectiestation is voorzien van geheugenmiddelen voor het opslaan van de unieke labelcode.
29. Systeem volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het detecteren van ten minste twee vermengde identificatieant-woorden die eik afkomstig zijn van een label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd en die elk een bij één der labels behorende unieke labelcode omvatten, en voor het in responsie hierop uitzenden van een collisieopdracht, welke labels zijn ingericht voor het in responsie op de identificatieopdracht met een bepaalde antwoordkans terugzenden van het identificatieantwoord, en voor het in responsie op de collisieopdracht verkleinen van de antwoordkans en met verkleinde antwoordkans terugzenden van een collisie-antwoord dat de bij het label behorende unieke labelcode omvat.
30. Systeem volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het in responsie op één collisieantwoord uitzenden van een aliasopdracht die de door het collisieantwoord omvatte unieke labelcode en een aan de unieke labelcode gekoppelde tijdelijke code omvat, - voor het uitzenden van een stopopdracht die de tijdelijke code omvat, en voor het opnieuw uitzenden van de identificatieopdracht, waarbij het bij de unieke labeicode behorende label waarvan de schakeimidde-ien zijn geactiveerd is ingericht voor het in responsie op de aliasopdracht in zijn geheugenmiddelen opslaan van de tijdelijke code, en* voor het in responsie op de stopopdracht deactiveren van zijn schakei-middelen, en waarbij de andere labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd zijn ingericht voor het in responsie op de identificatieopdracht vergroten van de antwoordkans en het met vergrote antwoordkans terugzenden van het identifl-catieantwoord.
31. Systeem volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het detectiestati-on is ingericht voor het detecteren van ten minste twee vermengde collisieantwoorden en het in responsie daarop opnieuw uitzenden van de collisieopdracht, en dat de labels waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd zijn ingericht voor het in responsie op de collisieopdracht verder verkleinen van de antwoordkans en het met verder verkleinde antwoordkans terugzenden van het collisieantwoord.
32. Systeem volgens conclusie 29, 30 of 31, met het kenmerk, dat een label is voorzien van randomgeneratormiddelen voor het in responsie op collisieopdrachten en identificatieopdrachten genereren van een randomcode, vergelijkmiddelen voor het vergelijken van de randomcode met een instelcode, en aanpassingsmiddelen voor het opslaan van de instelcode en voor het in responsie op een collisieopdracht veranderen van een waarde van de instej-code in ene zin en voor het in responsie op een identificatieopdracht veranderen van de waarde van de instelcode in andere zin.
33. Systeem volgens conclusie 23, 25, 27 of 30, met het kenmerk, dat het detectiestation is ingericht voor het uitzenden van stopopdrachten en slaapopdrachten die een tijdcode omvatten, waarbij het label waarvan de schakelmiddelen zijn geactiveerd is voorzien van met de tijdcode instelbare timingmiddelen voor het in responsie op de stopopdrachten en de slaapopdrachten deactiveren van de schakelmiddelen en voor het gedurende een bepaalde tijd blokkeren van het activeren van de schakelmiddelen, waarbij de tijdcode representatief is voor deze bepaalde tijd.
34. Systeem volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het label is voorzien van verdere timingmiddelen voor het vaststellen of gedurende een vooraf vastgesteld tijdinterval geen opdracht is ontvangen en het in responsie daarop deactiveren van zijn schakelmiddelen.
35. Label als gedefinieerd in één der voorafgaande systeemconclusies.
36. Detectiestation als gedefinieerd in één der conclusies 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28. 29, 30, 31 en 33.
37. Werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in een identificatie/communicatiesysteem, met het kenmerk, dat het detectiestation een identificatieopdracht uitzendt en dat ten minste twee labels in responsie op deze identificatieopdracht elk met een bepaalde antwoordkans een identificatieantwoord terugzenden dat een bij elk label behorende unieke labelcode omvat, waarna het detectiestation een collisieop-dracht uitzendt die de antwoordkans verkleint, en de labels in responsie op deze collisieopdracht elk met een verkleinde antwoordkans een collisiearrt-woord terugzenden dat de bij elk label behorende unieke labelcode omvat.
38. Werkwijze volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van ten minste twee collisieantwoorden opnieuw de colli-sieopdracht uitzendt die de antwoordkans verder verkleint, en de labels in responsie op de collisieopdracht elk met een verder verkleinde antwoordkans het collisieantwoord terugzenden.
39. Werkwijze volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat het detectiestation bij ontvangst van één collisieantwoord van één label een blokkerings- opdracht uitzendt die de bij het label behorende unieke labelcode omvat, welk % label in responsie op de blokkeringsopdracht geen identificatieantwoorden terugzendt in responsie op identificatieopdrachten en geen collisieantwoorden terugzendt in responsie op collisieopdrachten.
40. Werkwijze volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat het detectiestation vervolgens de identificatieopdracht opnieuw uitzendt die de antwoordkans vergroot, en dat labels die geen blokkeringsopdracht hebben ontvangen in responsie op de identificatieopdracht elk met een vergrote antwoordkans het identificatieantwoord terugzenden.
41. Werkwijze volgens conclusie 39 of 40, met het kenmerk, dat het label dat de blokkeringsopdracht heeft ontvangen een deblokkeringsopdracht krijgt. waarna het identificatieantwoorden terugzendt in responsie op identificatieop-drachten en collisieantwoorden terugzendt in responsie op collisieopdrachten.
42. Werkwijze volgens conclusie 37, 38, 39, 40 of 41, met het kenmerk, dat een label in responsie op de ontvangst van collisieopdrachten en identifi-catieopdrachten een randomcode genereert en deze vergelijkt met een instelcode voor het bepalen van de antwoordkans, waarbij een waarde van de instelcode in responsie op een collisieopdracht in ene zin verandert en in responsie op een identificatieopdracht in andere zin verandert.
NL9201133A 1992-01-24 1992-06-25 Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste een label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem. NL9201133A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9201133A NL9201133A (nl) 1992-01-24 1992-06-25 Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste een label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem.
AT93200061T ATE165180T1 (de) 1992-01-24 1993-01-12 Verfahren zum informationsaustausch zwischen einer detektionsstation und wenigstens einem label in einem identifizierungs- kommunikationssystem, system zur durchführung des verfahrens, label und station zur verwendung im system, und verfahren zur identifizierung von verschiedenen labels von einer detektionsstation
ES93200061T ES2116397T3 (es) 1992-01-24 1993-01-12 Procedimiento para intercambiar informacion entre una estacion detectora y al menos una etiqueta de un sistema de identificacion/comunicacion, sistema de aplicacion del procedimiento, y etiqueta y estacion detectora a utilizar en el sistema; y procedimiento para identificar
DE69317916T DE69317916T2 (de) 1992-01-24 1993-01-12 Verfahren zum Informationsaustausch zwischen einer Detektionsstation und wenigstens einem Label in einem Identifizierungs-Kommunikationssystem, System zur Durchführung des Verfahrens, Label und Station zur Verwendung im System, und Verfahren zur Identifizierung von verschiedenen Labels von einer Detektionsstation
EP93200061A EP0553905B1 (en) 1992-01-24 1993-01-12 Method for exchanging information between a detection station and at least one tag in an identification/communication system, system for application of the method, and tag and detection station for use in the system, and method for identifying different tags by a detection station in the identification/communication system
DK93200061T DK0553905T3 (da) 1992-01-24 1993-01-12 Fremgangsmåde til udveksling af information mellem en detekteringsstation og i det mindste en etiket i et identifikations/k

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200142A NL9200142A (nl) 1992-01-24 1992-01-24 Identificatiesysteem omvattende ten minste een detectiestation en ten minste een label, en detectiestation en label voor toepassing in het identificatiesysteem.
NL9200142 1992-01-24
NL9201133 1992-06-25
NL9201133A NL9201133A (nl) 1992-01-24 1992-06-25 Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste een label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9201133A true NL9201133A (nl) 1993-08-16

Family

ID=26646930

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9201133A NL9201133A (nl) 1992-01-24 1992-06-25 Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste een label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP0553905B1 (nl)
AT (1) ATE165180T1 (nl)
DE (1) DE69317916T2 (nl)
DK (1) DK0553905T3 (nl)
ES (1) ES2116397T3 (nl)
NL (1) NL9201133A (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH689881A8 (fr) * 1995-12-13 2000-02-29 Bauer Eric Procédé de gestion d'accés concurrents et dispositif pour sa mise en oeuvre.
GB2319698B (en) * 1996-11-21 2001-08-08 Motorola Inc Method for communicating with a plurality of contactless data carriers and contactless data carrier for use therein
FR2760280B1 (fr) * 1997-03-03 1999-05-21 Innovatron Ind Sa Procede de gestion des collisions dans un systeme d'echange de donnees sans contact
FR2773627B1 (fr) * 1998-01-15 2000-03-17 Innovatron Electronique Procede perfectionne de gestion des collisions dans un systeme d'echange de donnees sans contact
FR2776409B1 (fr) * 1998-03-20 2000-05-05 Gemplus Card Int Systeme et procede d'identification de produits par identifiant aleatoire
JP2000231608A (ja) * 1999-02-10 2000-08-22 Hitachi Ltd 移動体識別装置及びicカード
US6988667B2 (en) 2001-05-31 2006-01-24 Alien Technology Corporation Methods and apparatuses to identify devices
US7193504B2 (en) 2001-10-09 2007-03-20 Alien Technology Corporation Methods and apparatuses for identification
ATE403195T1 (de) * 2002-06-07 2008-08-15 Nxp Bv Datenträger mit auswerteeinheit, die die information aus einer eine information darstellenden spannung bestimmt
US7047159B2 (en) 2002-07-31 2006-05-16 Sap Aktiengesellschaft Component tagging with maintenance related information including maintenance procedures
US6859757B2 (en) 2002-07-31 2005-02-22 Sap Aktiengesellschaft Complex article tagging with maintenance related information
US7341197B2 (en) 2002-07-31 2008-03-11 Sap Aktiengesellschaft Component tagging with maintenance related information in open and closed formats
WO2004013785A2 (en) * 2002-07-31 2004-02-12 Sap Aktiengesellschaft Tagging with maintenance related information
US8102244B2 (en) * 2003-08-09 2012-01-24 Alien Technology Corporation Methods and apparatuses to identify devices
US7716160B2 (en) 2003-11-07 2010-05-11 Alien Technology Corporation Methods and apparatuses to identify devices
JP2007221394A (ja) * 2006-02-15 2007-08-30 Mitsumi Electric Co Ltd 通信方法、及び、通信システム、並びに、通信装置
US8149120B2 (en) 2007-03-30 2012-04-03 Intel Corporation Temporary non-responsive state for RFID tags

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2077555A (en) * 1980-05-27 1981-12-16 Standard Telephones Cables Ltd Electronic tally apparatus
EP0285419B1 (en) * 1987-03-31 1994-08-24 Identec Limited Access control equipment
NL8901659A (nl) * 1989-06-30 1991-01-16 Nedap Nv Multipassysteem.
SE464946B (sv) * 1989-11-10 1991-07-01 Philips Norden Ab Oeverfoeringssystem innefattande en fraagestation och ett antal svarsstationer

Also Published As

Publication number Publication date
ATE165180T1 (de) 1998-05-15
DE69317916T2 (de) 1998-10-22
DK0553905T3 (da) 1999-01-25
EP0553905A1 (en) 1993-08-04
ES2116397T3 (es) 1998-07-16
DE69317916D1 (de) 1998-05-20
EP0553905B1 (en) 1998-04-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9201133A (nl) Werkwijze voor het uitwisselen van informatie tussen een detectiestation en ten minste een label in een identificatie/communicatiesysteem, systeem voor toepassing van de werkwijze en label en detectiestation voor toepassing in het systeem, en werkwijze voor het identificeren van verschillende labels door een detectiestation in het identificatie/communicatiesysteem.
EP0733988B1 (en) Electronic identification system
US6480143B1 (en) Electronic identification system
EP0286383B1 (en) Multiplex transmission system
US5425032A (en) TDMA network and protocol for reader-transponder communications and method
EP1017005B1 (en) A system and method for communicating with multiple transponders
EP0440153B1 (en) Transponder
JP2977629B2 (ja) 遠隔タグからデータを読取り且つデータを書込む装置
EP0441031B1 (en) High speed system for reading and writing data from and into remote tags
US5966082A (en) Method of flagging partial write in RF tags
US7106174B1 (en) Anti-collision tag apparatus and system
AU1625395A (en) Programmable transponder
AU1000692A (en) Electronic identification system
US4899158A (en) Moving object discriminating system
EP0578457A2 (en) A data communication system
US6150934A (en) Electronic communication system between a base station and transponders
EP0111753A2 (de) Anordnung zum Identifizieren eines Objektes
GB2336011A (en) Monitoring physical integrity of a series of objects
EP0552828B1 (en) Tag
WO2022161338A1 (zh) 一种标签定位方法以及相关设备
NL8203324A (nl) Een prioriteitssysteem voor voertuigen en een signaalinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem.
US8087586B2 (en) RFID transponder transmitting concatenation of pages
NL8101213A (nl) Stelsel en inrichting voor draadloos telexverkeer.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed