NL9200988A

NL9200988A - Voering voor een blokvormige houder, alsmede transportverpakking voor die voering.

Info

Publication number: NL9200988A
Application number: NL9200988A
Authority: NL
Original assignee: Leer Koninklijke Emballage
Priority date: 1992-06-04
Filing date: 1992-06-04
Publication date: 1994-01-03
Also published as: EP0642453B1; JPH07507258A; NO944562D0; BR9306486A; WO1993024389A2; DK0642453T3; DE69301242T2; AU4515093A; ZA933900B; GR3018601T3; DE69301242D1; NO944562L; ATE132458T1; CA2137225A1; NZ253795A; EP0642453A1; ES2082652T3; WO1993024389A3

Description

Voering voor een blokvormige houder, alsmede transportverpakking voor die voering.

De uitvinding heeft betrekking op een voering voor een blokvormige houder, welke voering uit soepel materiaal bestaat en in opgevouwen toestand plaatsbaar is in de houder, en vervolgens door vullen in de gewenste vorm in de houder brengbaar is. Dergelijke voeringen worden algemeen toegepast wanneer in een houder, die zelf niet volledig dicht is, een vloeistof of een poedervormig materiaal moet worden verpakt. De voering zorgt voor de gewenste barrière eigenschappen (dichtheid), terwijl de houder de gewenste sterkte voor het ondersteunen van het verpakte materiaal levert. Dergelijke houders kunnen allerlei afmetingen bezitten, bijvoorbeeld een inhoud van 1 of enkele kubieke meters.

De bekende voering bestaat uit ten minste twee gelijke vellen met in het ene vel de vulopening, en in het andere vel een afsluiter/kraan-houder. Bij het aanbrengen van de voering is deze dusdanig samengevouwen dat hij plat op de bodem van de houder kan worden aangebracht. Bij het vervolgens vullen van de voering komt het bovenvlak omhoog, en moet de wand zich geleidelijk aan, in vertikale richting ontvouwen.

De deze bekende voering en de wijze van het vullen daarvan geven aanleiding tot problemen. Ten gevolge van de bij het vullen optredende inwendige druk, hoe gering ook, wordt de zich ontvouwende wand aangedrukt tegen de houder. Daardoor ontstaat wrijving, die groter wordt naar mate de inwendige overdruk toeneemt bij het vullen. Eén en ander kan tot gevolg hebben dat de voering niet volledig ontvouwen wordt, en dat er plooien blijven bestaan in de zijwand van de houder. Dergelijke plooien geven aanleiding tot spanningsconcentraties in het voeringmateriaal, wat tot lekkage kan leiden. De voering kan, in gevulde toestand op die geplooide plaatsen gemakkelijk scheuren of poreus worden waardoor de inhoud kan weglekken. In de praktijk moet het vullen van dergelijke voeringen dan ook zeer zorgvuldig gebeuren, hetgeen betekent dat het vullen moet gebeuren door ervaren personeel.

Doel van de uitvinding is een voering van het hierboven genoemde soort te verschaffen die zonder problemen gevuld kan worden in een blokvormige houder, zonder dat daarbij het risico bestaat dat de voering in ontplooide toestand significant geplooid is. Dit doel wordt bereikt dat de voering is opgevouwen danwel opgerold tot een langwerpige strook, welke strook aanbrengbaar is in de houder in een positie waarin hij zich met zijn langsrichting tenminste uitstrekt tussen de bovenrand en de onderwand daarvan, zodanig dat bij vullen de voering naar beide, tegenover liggende zijden ten opzichte van die langsrichting ontplooien kan.

Het ontplooien van de voering geschiedt nu in dwarsrichting. Indien de opgevouwen dan wel opgerolde voering in het midden van één der zijwanden van de blokvormige houder wordt bevestigd, wordt een min of meer symmetrische ontplooiing van de voering verkregen. Daarbij wordt de zich ontplooiende voering vrijwel niet gehinderd door de wanden van de houder, waardoor plooivorming verregaand vermeden kan worden. Bovendien behoeft daarom het personeel dat zorg draagt voor het vullen van de voering deze niet voortdurend te controleren, waardoor de behandeling aanzienlijk vergemakkelijkt wordt.

Bij voorkeur loopt, in de richting van de verbindingslijn tussen de twee bevestingsplaatsen, de strook door voorbij de bovenrand, en over de onderwand met een stuk waarvan de afmeting, in de langsrichting van de strook, in wezen overeenkomt met de halve lengte van de onderwand zodanig dat de strook in opgevouwen toestand aanbrengbaar is over de volledige lengte van een vertikale wand van de houder alsmede over de halve lengte van de daaraan aangrenzende onderwand. Bij deze uitvoering is verzekerd dat de gehele inwendige ruimte van de blokvormige houder opgevuld kan worden met de ontplooide voering.

Bij voorkeur is de voering opgebouwd uit tenminste twee gelijke, rechthoekige dan wel vierkante stukken soepel velmateriaal die aan de randen aan elkaar zijn vastgelast, waarbij het ene vel voorzien van de bevestigingsplaatsen. Eén der bevestigingsplaatsen is bestemd voor de bevestiging van de strook aan of nabij de· bodemwand, welke bevestigings-plaats is uitgevoerd als ledigingsafvoer.

Zoals reeds genoemd wordt de voering in opgevouwen danwel opgerolde toestand aangebracht in de houder. Hij kan daarbij op verschillende wijzen zijn opgevouwen, één en ander bepaald door de positie van de bevestigingsplaatsen. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij de stukken velmateriaal in tenminste twee gelijke, vierhoekige helften zijn verdeeld door een symmetrielijn, zijn de vier hoekdelen van de helften elk naar het midden van de stukken gevouwen en zijn de zich zijdelings van de symmetrielijn bevindende delen één of meerdere keren omgevouwen danwel opgerold, zodanig dat de voering een uit meerdere op elkaar liggende lagen bestaande strook vormt.

Bij het vullen van een aldus opgevouwen voering ontvouwt deze zich symmetrisch ten opzichte van de verbindingslijn tussen de twee beves-tigingsplaatsen.

De uitvinding betreft verder een samenstel omvattende een voering zoals hiervoor beschreven, alsmede een transportverpakking waarin de voering opneembaar is, welke transportverpakking een aantal panelen omvat die in samengeklapte toestand de voering omsluiten en die in uitgeklapte toestand een aantal wanden alsmede de bodem van de houder kunnen bedekken. De transportverpakking beschermt de kwetsbare voering tegen beschadigingen tijdens opslag en transport. Verder kan de voering daarmee op eenvoudige wijze aangebracht worden in de houder waarbij de kraan op de juiste plaats is verzonken in de bodem van de houder. De afmetingen van de panelen van de transportverpakking zijn namelijk zodanig gekozen dat deze precies binnen de houder past, waarbij hij de voering in de gewenste stand gereed houdt zodanig dat hij met een tweetal eenvoudige handelingen kan worden gevuld.

Bij voorkeur omvat de transportverpakking en centraal paneel waarvan de afmetingen overeenkomen met de bodem van de houder, alsmede aan twee tegenover elkaar liggende randen van de bodem voorziene zijpanelen waarvan de afmetingen overeen komen met die van twee tegenover elkaar liggende wanden van de houder, zodanig bij op de bodem geplaatst centraal paneel, de zijpanelen uitklapbaar zijn op die wanden. De voering is bevestigd aan het centrale bodempaneel. Na het uitklappen van het betreffende zijpaneel dient de voering in gevouwen toestand tegen het aanliggende paneel van de houder en langs het paneel van de transportverpakkingen aangebracht te worden met een daarvoor ontwikkeld gereedschap. De voering bevindt zich dan in de geschikte positie om gevuld te worden.

Verder kunnen de zijpanelen der transportverpakking aan beide zijden hulppanelen bezitten die uitklapbaar zijn op de andere twee wanden van de houder. Daarmee kunnen alle wanden van de houder, afgezien het deksel bedekt worden door de panelen van de transportverpakking. Ook hierdoor wordt een verdere bescherming van de voering verkregen, hetgeen van belang is indien de inwendige oppervlakken van de houderwanden onregelmatigheden vertonen.

Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een voering volgens de uitvinding in een eerste fase bij het opvouwen.

Figuur 2 toont de voering volgens figuur 1 in een tweede fase bij het oprollen.

Figuur 3 toont de geheel opgevouwen en opgerolde voering in de gedeeltelijk uitgevouwen transportverpakking.

Figuur 4 toont de nog opgevouwen en opgerolde voering in de geheel uitgevouwen transportverpakking.

Figuren 5&. b, c tonen de achtereenvolgende opblaas- resp. vul-stadia van de voering in een met onderbroken lijnen weergegeven houder.

De in figuur 1 weergegeven, gedeeltelijk opgevouwen voering 1 bestaat uit twee aan hun randen aan elkaar bevestigde stukken soepel materiaal 2, 3· In bet in figuur 1 bovenste stuk soepel materiaal zijn de vulopening 4 en de ledigingsopening 5 aangebracht.

In de weergegeven fase van het opvouwen van de voering 1 zijn twee hoekdelen 6 van de voering 1 omgevouwen naar het midden toe, waarbij zij onderling een strook 7 openlaten. Bij het omvouwen van de andere hoekdelen 6 van de voering 1 naar het midden blijven overeenkomstige stroken 7 vrij, waarin zich de vulopening 4 en de ledigingsopening 5 bevinden.

In figuur 2 is getoond dat de voering vervolgens is opgerold. In de linkerhelft van figuur 2 is de voering reeds geheel opgerold, in de rechterhelft moet de voering nog worden opgerold.

In de volledig opgevouwen en opgerolde toestand wordt de voering 1 vervolgens in de in figuur 3 getoonde transportverpakking 10 opgenomen. De vulopening 4 is in figuur 3 nog te zien. De ledigingsopening 5 bevindt zich in het over 180° omgevouwen gedeelte van de voering 1 dat wijst naar het centrale paneel 11 van de transportverpakking 10. In dit centrale paneel 11 bevindt zich een in figuur 3 niet zichtbaar gat, waardoorheen een het rond de ledigingsopening voorziene aansluitstuk 12 is gestoken.

De transportverpakking bevat twee zijpanelen 13, 14, die op hun beurt elk hulppanelen 15, 16 dragen. Ook het centrale paneel 11 draagt twee hulppanelen 17. Figuur 4 toont de transportverpakking 10 in geheel ontplooide toestand. In deze toestand bevindt hij zich in de houder, die in verband met de duidelijkheid in figuur 4 echter is weggelaten. Het centrale paneel 11 van de transportverpakking 10 bevindt zich op de bodem van de niet getoonde houder, terwijl de zijpanelen 13 en l4 tegen twee tegenover elkaar liggende houderwanden zijn geklapt. Vervolgens zijn de hulppanelen 15 en 16 uitgeklapt, waarna tegen de binnenkant daarvan de aan het centrale paneel 11 bevestigde hulppanelen 17 zijn uitgeklapt. De opgevouwen voering 1 kan daarbij in de juiste positie worden gebracht, waarbij ook de plaats van de ledigingsopening 5 te zien is.

De vulopening 4 en het zich daarop bevindende aansluitstuk 18 moeten aan de bovenrand van de betreffende houderwand worden vastge- houden, hetgeen nader is weergegeven in figuur 5·

Figuur 5 toont de voering 1 zoals aangebracht in de houder. De houder is met onderbroken lijnen weergegeven in verband met de duidelijkheid. Tevens is de transportverpakking 10 niet verder afgebeeld.

Het aansluitstuk 18 van de voering 1 is door middel van een beugel 19 opgehangen aan de bovenrand van de verder niet getoonde houderwand, terwijl het ledigingsaansluitstuk 12 door een betreffende opening in deze houderwand danwel de bodem van de houder naar buiten steekt. Figuur 5a geeft de vulslang 20 weer, die is aangesloten op aansluitstuk 18.

Bij het inbrengen van vulmateriaal ontplooit de voering zich naar beiden zijden, en wel vanaf de bodem, zie figuur 5b. Aangezien de voering 1 zich vrijelijk kan ontvouwen, treedt daarbij geen plooivorming op waardoor de inwendige ruimte van de houder gevuld kan worden.

In figuur 5c toont de voering in geheel gevulde toestand. Hij bevindt zich daarbij nog steeds in de overigens niet getoonde houder. In deze figuur is duidelijk te zien dat de voering 1 bestaat de twee door lasnaad 23 aan elkaar bevestigde stukken velmateriaal 2, 3, waarbij zich in het stuk 2 de vulopening 4 en de ledigingsopening 5 bevinden.

In gevulde toestand bezit de voering 1 aan zijn bovenzijde twee flappen 21, 22, die platgevouwen kunnen worden op de bovenzijde van de gevulde voering.

Na het ledigen van de voering 1 kan het soepele velmateriaal op eenvoudige wijze weer opgevouwen danwel samengefrommeld worden, zodanig dat de diverse panelen van de transportverpakking 10 weer op elkaar geklapt kunnen worden. De gebruikte voering 1 kan in zijn transportverpakking 10 weer getransporteerd of weggegooid worden.

Claims

1. Voering voor een blokvormige houder, welke voering uit soepel materiaal bestaat en in opgevouwen toestand plaatsbaar is in de houder, en vervolgens door vullen in de gewenste vorm in de houder brengbaar is met het kenmerk, dat de voering is opgevouwen danwel opgerold tot een langwerpige strook, welke strook aanbrengbaar is in de houder in een positie waarin hij zich met zijn langsrichting tenminste uitstrekt tussen de bovenrand en de onderwand daarvan, zodanig dat bij vullen de voering zich naar beide, tegenover liggende zijden ten opzichte van die langsrichting ontvouwen kan.

2. Voering volgens conclusie 1, waarbij de strook doorloopt voorbij de bovenrand, en over de onderwand met een stuk waarvan de afmeting, in de langsrichting van de strook, in wezen overeenkomt met de halve lengte van de onderwand zodanig dat de strook in opgevouwen toestand aanbrengbaar is over de volledige lengte van een vertikale wand van de houder alsmede over de halve lengte van de daaraan aangrenzende onderwand.

3. Voering volgens conclusie 2, waarbij hij is opgebouwd uit tenminste twee gelijke, rechthoekige danwel vierkante stukken soepel vel-materiaal die aan de randen aan elkaar zijn vastgelast, en het ene vel voorzien is van de bevestigingsplaatsen.

4. Voering volgens conclusie 3. waarbij een bevestigingsplaats is voorzien ter bevestiging van de strook aan of nabij de bodemwand, welke bevestigingsplaats is uitgevoerd als ledigingsafvoer.

5- Voering volgens conclusie 4, waarbij de stukken velmateriaal in tenminste twee gelijke, vierhoekige helften zijn verdeeld door een sym-metrielijn, de vier hoekdelen van de helften elk naar het midden van de stukken gevouwen zijn, en de zich zijdelings van de symmetrielijn bevindende delen één of meerdere keren omgevouwen danwel opgerold zijn, zodanig dat de voering een uit meerdere op elkaar liggende lagen bestaan de strook vormt.

6. Voering volgens conclusie 5. waarbij de vier hoekdelen onder vrijlating van tenminste een smalle tussenruimte zijn omgevouwen danwel opgerold, in welke tussenruimte de bevestigingsplaatsen liggen.

7. Samenstel omvattende een voering van één der voorgaande conclusies alsmede een verpakking waarin de voering opneembaar is, welke verpakking een aantal panelen omvat die in samengeklapte toestand de voering omsluiten en die in uitgeklapte toestand een aantal wanden alsmede de bodem van de houder kunnen bedekken.

8. Samenstel volgens conclusie 7. waarbij de verpakking een centraal paneel omvat waarvan de afmetingen overeenkomen met de bodem van de houder, alsmede aan twee tegenover elkaar liggende randen van de bodem voorziene zijpanelen waarvan de afmetingen overeenkomen met die van twee tegenover elkaar liggende wanden van de houder; zodanig dat bij op de bodem geplaatst centraal paneel, de zijpanelen uitklapbaar zijn op die wanden, en de voering is bevestigd aan één der zijpanelen.

9· Samenstel volgens conclusie 8, waarbij de zijpanelen der verpakking aan beide zijden hulppanelen bezitten die uitklapbaar zijn op de andere twee wanden van de houder.

10. Verpakking voor een samenstel volgens één der conclusies 7-9.

11. Bevestigingshulpmiddel voor het tijdelijk bevestigen van de voering volgens één der voorgaande conclusies 1-6, aan de bovenrand van de houder, omvattende een vasthouddeel voor het vasthouden van de vulopening van de voering, alsmede een haakdeel dat haakbaar is op de bovenrand van de houder.