NL9200944A - Houder. - Google Patents

Description

Titel: Houder

De uitvinding betreft een houder voor het verzamelen van natte goederen, zoals spanen van draai- of freesmachines. Een dergelijke bekende houder wordt veel gebruikt in werkplaatsen voor het verzamelen van afval, zoals spanen van draai- of freesmachines. Aan dergelijk afval hangt koel- en smeervloeistof die gedurende het bewerken in overmaat op het werkstuk wordt gespoten. Deze vloeistoffen zijn schadelijk voor het milieu. Daarnaast zijn deze vloeistoffen relatief kostbaar. Het is gebruikelijk de bekende houder te legen in een grote container buiten de werkplaats, welke van tijd tot tijd wordt weggehaald om het afval naar een opwerkfabriek of een afvalstort te transporteren. In beide situaties gaat de aanhangende vloeistof verloren. Bij de afvalstort komt de vloeistof rechtstreeks in het milieu terecht. Daarnaast lekt uit de grote container waarin de bekende houder geleegd wordt regelmatig vloeistof, zodat onder deze container de bodem verontreinigd wordt. Ook tijdens transport van die container treedt regelmatig lekkage op, hetgeen vetverontreiniging op de wegen veroorzaakt, welke gevaarlijke situaties kan opleveren, naast opnieuw vervuiling van het milieu. Voorts is de de bekende houder zelf bron van vloeistoflekkage, hetgeen tot verontreiniging van de werkplaats zelf leidt.

De onderhavige uitvinding beoogt, een oplossing te verschaffen voor het hanteren van natte goederen en de opslag daarvan. Hiertoe verschaft de uitvinding een houder met een bodem welke is voorzien van één of meer vloeistofdoorlaten, terwijl aan de van de houder afgekeerde zijde van die bodem een vloeistofopvang aanwezig is waarin de vloeistofdoorlaten uitmonden. Hierdoor vindt in deze houder automatisch een scheiding plaats van de goederen en de vloeistoffen. De vloeistoffen kunnen dan in een verzamelvat worden gebracht om opnieuw te worden gebruikt of om op betrouwbare wijze af te werken. Daarbij is het voordelig, de bodem aflopend te maken naar een centrale vloeistofdoorlaat, zodat met één vloeistofdoorlaat kan worden volstaan en de bodem toch droog blijft. Daarnaast heeft dit fabricagetechnische voordelen. Deze opening kan relatief groot worden uitgevoerd, en dan kan in deze opening een zeef worden geplaatst. Wordt de bodem hol uitgevoerd, dan kan daarin de vloeistofopvang worden geïntegreerd. Hiermee is de vloeistofopvang goed beschermt tegen de vaak ruwe behandeling van de houder. Daarnaast kan de bodem scharnierend zijn uitgevoerd, waardoor het lossen van de houder kan geschieden zonder de noodzaak deze om te keren of leeg te scheppen. Door de van het scharnier af gekeerde zijde van de bodem vast te haken kan men de bodem gemakkelijk laten scharnieren door de haak los te nemen. Door de bodem te voorzien van een aan de onderzijde uitstekend uitsteeksel kan de bodem weer worden dichtgedrukt en worden vergrendeld tijdens het op de grond plaatsen van de houder. Voor het bedrijfszeker vloeistofdicht laten aansluiten van de bodem op de zijwanden wordt de bodem bij voorkeur langs de randen daarvan voorzien van een rondlopende opstaande rand, welke grijpt om de naar de bodem toegekeerde rand van de zijwanden. Voorts verdient het de voorkeur de houder te voorzien van verschillende middelen voor het daarop aangrijpen van een vorkheftruk, een hijsmiddel en een steekwagen. Door de van de bodem af gekeerde rand van de wanden te voorzien van boven de houder stekende uitsteeksels kan een volgende houder met de bodem daarvan zonder gevaar voor verschuiving op de houder worden geplaatst.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van het hiernavolgende niet beperkende uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de begeleidende tekeningen. Hierbij toont:

Fig. 1 schematisch een aanzicht in perspectief van een houder, met gedeeltelijk weggebroken bodem en zijwand;

Fig. 2 een zijaanzicht van de houder van fig. 1;

Fig. 3 een detail van fig. 2.

Onder verwijzing naar fig. 1 en 2 wordt een houder 1 getoond als een vierkante stalen bak met een bodem 2 en twee paar tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden 3 ©n 4, welke op de bodem aansluiten. De tegenover elkaar gelegen zijwanden 3 lopen naar de bodem 2 op elkaar toe, waardoor de bodem 2 smaller is dan de houder 1 breed is. Ter weerszijden van de bodem 2 zijn langs de smalle zijden daarvan kassen 5 aangebracht waarin de lepels van een vorkheftruck (niet getoond) kunnen worden gestoken. Onder deze kassen 5 zijn op de hoekpunten daarvan stompen 6 geplaastst, waarmee de houder 1 op de grond steunt. Hierdoor is er tussen de bodem ^, de kassen 5 en de grond een ruimte vrijgehouden waartussen het hefvlak van bij voorbeeld een steekkar kan worden gestoken. Transport van de houder 1 zonder de noodzaak voor een vorkheftruck is nu mogelijk, zodat ook in een betrekkelijk kleine ruimte kan worden gemanouvreerd. Aan de bovenzijde zijn de wanden 3. 4 voorzien van nokken 7, welke een voortzetting zijn van deze wanden 3· 4· Deze nokken 7 grijpen rond de stompen 6 van een volgende houder die op de weergegeven houder is geplaatst. Daardoor wordt het onderling verschuiven van op elkaar gestapelde houders voorkomen. Eveneens aan de bovenzijde van de wanden bevindt zich op elk hoekpunt een de hoek overstekende staaf 8, welke is bevestigd aan de respectieve zijwanden. Hieraan kunnnen de haken van een hijsstrop worden gehaakt om de houder met een kraan te heffen. Aldus is de houder 1 met een kraan, een steekwagen of een vorkheftruck te vervoeren.

Zoals duidelijk uit fig. 2 blijkt is de bodem 2 hol uitgevoerd. Daartoe bestaat de bodem 2 uit een bovenplaat 9 en een benedenplaat 10, welke langs de randen vloeistofdicht met elkaar zijn verbonden. De ruimte in de bodem 2 is een verzamelvat. De bovenplaat 9 van de bodem 2 is voorzien van een centrale opening 12, waarin een zeef 13 is geplaatst. De bovenplaat 9 loopt naar deze opening 12 af. Met de zeef wordt voorkomen dat behalve vloeistof ook spanen ed. in de vloeistofopvang terecht komen. In de benedenplaat 10 steekt een buisstomp 14 met een afsluitkraan 15-Vloeistof die van het in de houder verzamelde goed (niet getoond) is gedropen en via de centrale opening 12 in de holle bodem 2 is gestroomt kan naar believen met de kraan 15 worden afgetapt.

Voor een vloeistofdichte aansluiting tussen de bodem 2 en de wanden 3, 4 is de bodem 2 voorzien van een omlopende opstaande rand 16 (fig. 4). Deze rand 16 grijpt nauw om de onderrand van de wanden 3. 4. Daarbij is de rand 16 voldoende hoog om lekkage door capillaire werking van de vloeistof te voorkomen. Om redenen van productie is de rand 16 geïntegreerd uitgevoerd in het materiaal van de benedenplaat 10. Hiertoe zijn benedenplaat 10 en het verbindingsdeel tussen benedenplaat 10 en bovenplaat 9. samen met de rand 16 ineens gevouwen. De bovenplaat 9 is een geheel vlak deel en koud geklonken.

Zoals uit fig. 1 en 3 blijkt is de bodem 2 scharnierbaar rond scharnier IJ. Hiermee is de houder onderlossend. De zijde van de bodem 2 tegenover het scharnier IJ is voorzien van een staaf 18, waarachter een wegzwaaibare haak 19 haakt. Deze haak 19 wordt door een veer (niet getoond) in de getoonde hakende stand gedwongen. Door wegzwaaien van de haak 19 tegen de werking van de veer wordt de bodem 2 ontgrendeld en kan open scharnieren in de gestippeld weergegeven stand of nog verder. De bediening van de haak 19 kan eenvoudig zijn met een bedieningsstang (niet getoond), zodat deze bijvoorbeeld zittend op de vorkheftruck kan worden aangedreven door de bestuurder. Ter weerszijden van de buisstomp 10 met kraan 15 bevinden zich onderuit de bodem 2 stekende steunen 20, welke ongeveer gelijk liggen met de onderzijde van de stompen 6. Hiermee worden kraan 15 en buisstomp 10 beschermd. Daarnaast wordt hiermee de bodem automatisch gesloten door het neerlaten van de houder 1. Dan raken deze steunen 20 als eerste de grond, waardoor bij verder laten zakken van de houder 1 de bodem wordt dichtgescharnierd. Terwijl de houder 1 met de stompen 6 op de grond komt te steunen, wordt door de werking van de steunen 20 de staaf 18 aan de bodem 2 langs de haak 19 gedwongen, welke door veerwerking achter deze staaf 18 "snapt" en de bodem tegen scharnieren vergrendelt.

Aldus wordt een zeer doelmatige houder verschaft voor het opslaan yan waren met aanhangende vloeistof, Hierin kunnen ook bijvoorbeeld met vloeistof doordrenkte lompen ed. worden opgeslagen. Afdruipende vloeistof wordt gescheiden en opgevangen, en kan later worden afgetapt. Natuurlijk zijn ook varianten te bedenken op de hierboven beschreven uitvoering.

Claims (11)

1. Houder voor het verzamelen van natte goederen, zoals spanen van draai- of freesmachines, met het kenmerk, dat de bodem (2) daarvan is voorzien van één of meer vloeistofdoorlaten (12), terwijl aan de van de houder (1) afgekeerde zijde van die bodem een vloeistofopvang aanwezig is waarin de vloeistofdoorlaten uitmonden.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bodem (2) een in hoofdzaak centraal geplaatste vloeistofdoorlaat (12) bezit, waarbij het bodemvlak naar die vloeistofdoorlaat afloopt.

3. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodem hol is uitgevoerd en dat de vloeistofopvang is geïntegreerd in de bodem.

4. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodem (2) aan één zijde scharnierbaar aan de houder (1) is bevestigd, en aan de tegenovergelegen zijde middels een haakorgaan (19) vrijgeefbaar aan de houder is vergrendeld.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat uit de bodem (2) een steunorgaan (20) steekt, welke bij met de bodem op de grond geplaatste houder (1) op de grond steunt.

6. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodem (2) rondom is voorzien van een opstaande rand (16) welke grijpt om de naar de bodem toegekeerde rand van de opstaande wanden (3, 4) van de houder.

7. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder ter weerszijden van de bodem is voorzien van kassen (5) voor het opnemen van de lepels van een vorkheftruck.

8. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder (1) aan de zijde van de bodem (2) is voorzien van vier op afstand van elkaar aangebrachte uit het vlak van de bodem stekende stompen (6), waarmede de bodem op afstand van de grond wordt wanneer de houder met de stompen op de grond rust.

9. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder (1) aan de vrije randen van de wanden (3, 4) is voorzien van uit het vlak van de bodem staande uitsteeksels of nokken (7) voor het omgrijpen van een zelfde met de bodem op genoemde houder geplaatste houder.

10. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder aan de bovenzijde is voorzien van aangrijppunten (8) voor. het aanhaken van een haakorgaan van een hijstuig.

11. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vloeistofopvang is voorzien van een afsluitbaar aftaporgaan (15).