NL9200863A - Inrichting voor het snijden van etenswaren, zoals groente en dergelijke. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het snijden van etenswaren, zoals groente en dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het snijden van etenswaren, zoals groente en dergelijke, omvattende een huis met een daarin roteerbaar opgestelde mesplaat, op welke mesplaat tenminste een snijmes is bevestigd, een aandrijforgaan, dat koppelbaar is met de mesplaat, teneinde in bedrijf die mesplaat te doen roteren, een toevoer voor het toevoeren van te snijden etenswaren naar de mesplaat en een afvoer voor het afvoeren van gesneden etenswaren.

Een dergelijke inrichting is bekend en vindt bijvoorbeeld toepassing in huishoudens. In grotere uitvoeringsvorm wordt een dergelijke machine wel toegepast in de detail-groentehandel of in professionele keukens, bijvoorbeeld van inrichtingen. Bij bekende machines met roterende messen doen zich een aantal problemen voor wat betreft de veiligheid van de machine ten opzichte van de gebruiker. Bij machines, waar min of meer continue toevoer van de te snijden produkten mogelijk is, zijn veelal één of meer toevoerkokers voor de produkten voorzien, welke toevoerkokers uitmonden boven de roterende messen. Bij machines met dergelijke toevoerkokers is het mogelijk met de hand produkten, bijvoorbeeld groente in te voeren en aan te duwen op een moment dat de messen roteren. Dit maakt het mogelijk dat de gebruiker van de machine met de hand in aanraking komt met de roterende messen. In de praktijk heeft een dergelijke constructie inderdaad tot ongevallen geleid.

Een ander probleem, dat zich bij de bekende inrichting kan voordoen, is dat van het verwisselen van de snijmessen. Alvorens tot een dergelijke verwisseling over te gaan zal de gebruiker de aandrijving van de messen stopzetten. Vervolgens zal hij zich op enigerlei wijze toegang dienen te verschaffen tot de messen. Als op dat moment de aandrijving weer zou worden gestart (hetgeen door onachtzaamheid zou kunnen geschieden), is het gevaar groot dat de gebruiker met de dan weer roterende messen in aanraking komt. Veelal doet zich ook het probleem voor dat de mesplaat niet eenvoudig toegankelijk is, waardoor het verwisselen van messen of mesplaat een moeilijk karwei is.

De uitvinding nu heeft tot doel een geheel nieuw type snij-inrichting te verschaffen, waarbij de bovengenoemde problemen zich in het geheel niet of nauwelijks voordoen. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een inrichting van de in de aanhef omschreven soort, die zodanig is geconstrueerd, dat hetzij de koppeling tussen aandrijforgaan en mesplaat wordt verbroken, hetzij bekrachtiging van het aandrijforgaan wordt verhinderd, hetzij beide, zodra enige handeling wordt verricht waardoor de mesplaat door de gebruiker van de inrichting zou kunnen worden aangeraakt.

Bij een geschikte uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de mesplaat bevestigd op een in het huis schuifbare lade, waarbij de koppeling tussen mesplaat en aandrijforgaan bestaat uit geschikte in elkaar grijpende tandwielen of soortgelijke elementen, van welke tenminste één bevestigd is met de mesplaat en tenminste één met het aandrijforgaan, en de koppeling zodanig is, dat het in elkaar grijpen van genoemde elementen alleen plaats vindt, indien de lade geheel in het huis is geschoven. Bij deze uitvoeringsvorm is bij voorkeur de lade aan het in het huis stekende uiteinde voorzien van een contactelement, dat in ingeschoven toestand van de lade contact maakt met een overeenkomstig element, verbonden met het huis, welke elementen zijn opgenomen in een elektrisch circuit voor het alleen dan bekrachtigen van het aandrijforgaan in de toestand, dat de elementen contact met elkaar maken.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het aandrijforgaan bevestigd aan de binnenzijde van een deksel van het huis, welk deksel aan één zijde door middel van een scharnier met het huis is verbonden, zodat het deksel om het scharnier omhoog kan worden geklapt, waarbij de koppeling tussen mesplaat en aandrijforgaan bestaat uit geschikte in elkaar grijpende tandwielen of soortgelijke elementen, van welke tenminste één bevestigd is aan de mesplaat en tenminste één aan het aandrijforgaan, en de koppeling zodanig is, dat het in elkaar grijpen wordt verbroken, zodra het deksel met het aandrijforgaan wordt geopend.

Bij de beschreven uitvoeringsvormen wordt de mechanische koppeling tussen mesplaat en aandrijfmotor verbroken op het moment dat enige handeling voor een beoogde mesplaat-verwisseling een aanvang neemt. Op het moment dat de gebruiker de mesplaat kan aanvatten is aldus de koppeling reeds lang verbroken. Het gevaar dat de mesplaat per ongeluk tijdens het verwisselen in beweging wordt gezet, kan zich derhalve niet voordoen. De constructie van een mesplaat op of in een schuiflade of een mesplaat onder een opklapbaar deksel, maakt de mesplaat voorts zeer toegankelijk op momenten dat zulks gewenst is. Bij een dergelijke constructie kan de mesplaat in een gemakkelijke stand en op een gemakkelijk bereikbare plaats worden uitgenomen en geplaatst, zonder dat daarbij tegelijkertijd enige additionele handeling vereist is.

Bij nog een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft de toevoer voor de te snijden etenswaren de vorm van een bus of koker, in de binnenwand waarvan tenminste een sensor is opgenomen, welke sensor aanspreekt op één of meer metaalstroken, aangebracht aan of in het oppervlak van een cylindrisch lichaam, dat in de bus of koker past, waarbij de sensor is opgenomen in een elektrische keten voor bekrachtiging van het aandrijforgaan, zodanig dat dit aandrijforgaan slecht kan worden bekrachtigd indien het cylindrische lichaam met metaalstroken in de bus of koker is geschoven.

Bij .genoemde uitvoeringsvorm kan het cylindrische lichaam een gesloten, schijnbaar massieve prop of stop zijn. Ook is het mogelijk dat het cylindrische lichaam voorzien is van één of meer doorvoerkanalen voor het doorvoeren van langwerpige te snijden voorwerpen, welke kanalen zo nauw zijn, dat de hand van een gebruiker van de inrichting niet daarin past.

Bij de beschreven uitvoeringsvorm bevat de toevoerkoker voor het te snijden materiaal derhalve tenminste één sensor, die moet worden geactiveerd om de motor voor het aandrijven van de mesplaat te kunnen bekrachtigen. Vanzelfsprekend kan de inrichting van meer dan één toevoerkoker zijn voorzien. In dat geval zal iedere koker van passende sensoren zijn voorzien, die allemaal moeten worden geactiveerd, aleer de machine kan worden bedreven. Het activeren van de sensor of sensoren geschiedt door een stop voorzien van geschikte metaalstroken in de of iedere toevoerkoker te duwen. Zoals opgemerkt kan een dergelijke stop de vorm hebben van een schijnbaar massief lichaam, in welk geval het een echt aandruklichaam is, of de vorm van een stop met doorvoerkanalen voor langwerpige produkten, bijvoorbeeld komkommer, snijbonen en dergelijke.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Figuur 1 een schematische weergave in perspectief met gedeeltelijk weggebroken delen is van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding,

Figuur 2 een schematische weergave in doorsnede is door een essemtieel gedeelte van de inrichting volgens figuur 1, en

Figuur 3 een weergave in perspectief is van een bepaald onderdeel van de inrichting volgens figuur 1 met de daarbij behorende hulpstukken.

In de figuren zijn soortgelijke of overeenkomstige onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, terwijl een doorsnede door enkele belangrijke onderdelen daarvan schematisch in figuur 2 is afgebeeld. Deze uitvoeringsvorm omvat een huis 1, dat is bevestigd op of in een niet nader aangeduid gestel, waarvan een bodemplaat 2 en een van de voeten 3 is afgebeeld. In het huis 1 is de aandrijfmotor 4 opgesteld, welke motor dient voor het aandrijven van een vertikale as 5, aan de onderzijde waarvan een tandwiel 6 is bevestigd. Het huis is aan de bovenzijde afgesloten door een niet weergegeven, bij voorkeur afneembaar deksel. In het deksel is een opening voorzien, waaronder een koker of bus 7 in het huis 1 is opgesteld, welke koker 7 uitmondt in de ruimte onder het huis 1. Aan de onderzijde van het huis 1 zijn aan weerszijden van sleuven voorziene geleidebalken 8 en 9 opgesteld, die hetzij aan het huis 1 zijn gemonteerd, hetzij een integraal geheel daarmede vormen. In de sleuven in de balken 8 en 9 passen geschikte geleiders of glijders van een lade 10, die aldus onder het huis kan worden geschoven. Aan de buiten het huis 1 stekende zijde van de lade 10 is een handgreep 11 voorzien.

De lade 10 bestaat in hoofdzaak uit een vlakke ladeplaat, welke ladeplaat is voorzien van een cirkelvormige opening, die wordt omsloten door een naar beneden gerichte cylinder of kraag 12, die aan de ladeplaat is bevestigd of daarmede een geheel vormt. Vanuit de wand van de cylinder 12 steken enkele, bij voorbeeld twee, spaken 13 naar het midden van de opening, om in dat midden een lager 14 te ondersteunen. In het lager 14 is een vertikaal opgerichte as 15 gelagerd, waarop de mesplaat 16 en het tandwiel 17 zijn bevestigd. In geheel ingeschoven stand van de lade 10 grijpt het aan de motor 4 bevestigde tandwiel 6 aan op het tandwiel 17 op de as 15, zodat in die stand de motor 4 de mesplaat 16 kan doen roteren. Op de mesplaat 16 zijn geschikte messen 18 bevestigd. In de mesplaat 16 zijn voorts geschikte openingen voorzien (niet weergegeven), zodat te snijden etenswaren, bijvoorbeeld groente, die via de koker 7 worden toegevoerd in de ruimte vlak boven de mesplaat 16, door de messen 18 wordt gesneden en in gesneden vorm via de openingen vallen door de ruimte onder de mesplaat 16, die wordt omgeven door de cylinder 12, in een daaronder opgestelde bak 19.

Bij de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan de mesplaat 16 op eenvoudige wijze worden uitgenomen en vervangen door de lade 10 geheel of voor een groot deel uit de inrichting te trekken. Zodra de lade ook maar voor een klein deel wordt uitgetrokken ( en derhalve nog voordat de mesplaat buiten de inrichting treedt of zelfs maar kan worden aangeraakt door de gebruiker van de inrichting) wordt de koppeling tussen de motor 4 en de mesplaat 16 verbroken, doordat de aangrijping van de tandwielen 6 en 17 wordt verbroken. Aldus is het onmogelijk dat tijdens het wegnemen of plaatsen van de mesplaat 16 onverwacht de aandrijving in werking wordt gesteld.

De inrichting is voorts nog van een verdere beveiliging voorzien, doordat op de lade 10, bijvoorbeeld aan een achterrand daarvan een geschikt contactelement 20 is bevestigd, dat in ingeschoven stand van de lade 10 contact maakt met een in het huis bevestigd element 21. De contactelementen 20 en 21 zijn opgenomen in de elektrische schakeling voor het bekrachtigen van de motor 4, zodanig dat bekrachtiging alleen kan plaats vinden als de contactelementen 20 en 21 contact maken. Het zal duidelijk zijn dat deze wijze van beveiligen ook anders of op een andere plaats kan zijn uitgevoerd. Zo kunnen in plaats van contactelementen anderssoortige sensoren en detectie-elementen worden toegepast. In plaats van aan de achterrand van de lade kunnen dergelijke sensoren ook in de handgreep 11 van de lade 10 en dienovereenkomstig in de voorzijde van het huis 1 daartegenover zijn voorzien. Bij voorkeur evenwel is er een zodanige vergrendeling van de lade in het huis dat, indien de lade niet vergrendeld is, de motor niet kan worden bekrachtigd en dat, zodra de motor werkt, de lade niet ontgrendeld kan worden.

Het zal voorts duidelijk zijn dat de aandrijving van de mesplaat 16 door de motor 4, in plaats van door tussenschakeling van de tandwielen 6 en 17 ook anderszins kan zijn gerealiseerd. Zo zou gebruik kunnen worden gemaakt van een systeem van rondsel en heugel of zou zelfs een frictiekoppeling of elektro-magnetische koppeling kunnen worden toegepast. In plaats van een centraal gelagerde mesplaat, zou de lagering ook kunnen geschieden met een in de cylinder 12 opgenomen ringlager. De koppeling zou in dat geval bijvoorbeeld elektro-magnetisch kunnen zijn.

Bij de weergegeven uitvoeringsvorm hebben de spaken 13, die het centrale lager 14 ondersteunen een vrijwel cirkelvormige doorsnede. Deze vorm is gekozen om verregaand te vermijden dat door de ruimte in de cylinder 12 vallende, gesneden etenswaren door eventuele aanraking met die spaken 13 worden beschadigd of gekneusd. Bij de gekozen vorm treedt zelfs vrijwel geen aanraking op.

De opvangbak 19 van de inrichting volgens de uitvinding is eveneens voorzien van een elektrische beveiliging, die zodanig is ingericht dat de motor 4 alleen in werking kan worden gesteld als de bak 19 geheel en op de juiste wijze in de inrichting is ingeschoven. Deze beveiliging is niet weergegeven, doch kan van ieder geschikt, de deskundige bekend ontwerp zijn. Aldus is het onmogelijk om bij draaiende motor van onderaf de mesplaat 16 te bereiken en aan te raken.

De te snijden etenswaren worden bij de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toegevoerd door de koker 7. Teneinde te vermijden dat een gebruiker zijn hand in de koker 7 steekt en via deze de draaiende mesplaat 16 aanraakt is de koker zodanig beveiligd dat de motor 4 van de inrichting alleen kan worden bekrachtigd op een moment dat de koker 7 niet toegankelijk is voor een hand van een gebruiker. Dit kan aan de hand van figuur 3 als volgt worden toegelicht. Aan de binnenwand van de koker 7 is een langwerpig blokje 22 bevestigd. In de koker 7 past een aanduwstop 23, die voorzien is van een vertikale groef 24, waarin precies het blokje 22 op de koker 7 past. Aldus kan de stop 23 slechts in één stand in de koker 7 worden geschoven. Aan de bovenzijde is de stop 23 voorzien van een zijwaarts buiten de omtrek stekende flens of plaat 25, zodat de stop niet verder dan die flens 25 in de koker 7 kan worden gebracht (de flens 25 stuit tegen de bovenrand van de koker 7). De stop 23 is nog voorzien van een handvat 26.

Op geschikte plaatsen langs de omtrek van de koker 7 zijn één of meer sensoren 27 aangebracht, die kunnen aanspreken op op corresponderende plaatsen langs de omtrek van de stop 23 aangebrachte metaalstroken 28. Het stelsel van sensoren en metaalstroken is op zodanige wijze in de elektrische schakeling voor het bedienen van de motor 4 opgenomen, dat de motor 4 alleen dan kan worden bekrachtigd als de sensoren 27 de metaalstroken 28 "zien”. Een andere uitvoeringsvorm van de stop is de stop 29 in figuur 3. Deze stop 29 is voorzien van een groef 30, die weer kan samenwerken met het blokje 22 aan de binnenwand van de koker 7, zodat de stop 29 maar in één stand in de koker 7 kan worden gebracht, totdat de zijwaarts uitstekende flens of plaat 31 rust op de rand van de koker 7. In de stop 29 zijn een drietal vertikale kanalen 32 voorzien, die zo nauw zijn dat de hand van een gebruiker daar niet doorheen kan worden gestoken. Door de kanalen 32 kunnen wel langwerpige produkten, zoals komkommers of wortelen passeren, De stop 29 is aan de omtrek voorzien van geschikte metaalstroken 33, die samenwerken met de sensoren 27 op de koker 7 op gelijke wijze als toegelicht voor de stop 23.

De verschillende onderdelen van de inrichting volgens de uitvinding zijn bij voorkeur zoveel mogelijk uitgevoerd in roestvrij staal. Uit milieutechnisch oogpunt verdient dit de voorkeur boven bij bekende snijmachines veelal toegepast gietaluminium.

De motor van de inrichting volgens de uitvinding is op geschikte wijze een 24-Volts gelijkstroommotor. Dit is een veilige motor, die ook geschikt is voor toepassing in vochtige ruimtes.

Claims (7)

1. Inrichting voor het snijden van etenswaren, zoals groente en dergelijke, omvattende een huis met een daarin roteerbaar opgestelde mesplaat, op welke mesplaat tenminste een snijmes is bevestigd, een aandrijforgaan, dat koppelbaar is met de mesplaat, teneinde in bedrijf die mesplaat te doen roteren, een toevoer voor het toevoeren van te snijden etenswaren naar de mesplaat en een afvoer voor het afvoeren van gesneden etenswaren, met het kenmerk, dat de inrichting zodanig is geconstrueerd, dat hetzij de koppeling tussen aandrijforgaan en mesplaat wordt verbroken, hetzij bekrachtiging van het aandrijforgaan wordt verhinderd, hetzij beide, zodra enige handeling wordt verricht waardoor de mesplaat door de gebruiker van de inrichting zou kunnen worden aangeraakt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de mesplaat is bevestigd op een in het huis schuifbare lade, waarbij de koppeling tussen mesplaat en aandrijforgaan bestaat uit geschikte in elkaar grijpende tandwielen of soortgelijke elementen, van welke tenminste één bevestigd is met de mesplaat en tenminste één met het aandrijforgaan, en de koppeling zodanig is, dat het in elkaar grijpen van genoemde elementen alleen plaats vindt, indien de lade geheel in het huis is geschoven.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het aandrijforgaan is bevestigd aan de binnenzijde van een deksel van het huis, welk deksel aan één zijde door middel van een scharnier met het huis is verbonden, zodat het deksel om het scharnier omhoog kan worden geklapt, waarbij de koppeling tussen mesplaat en aandrijforgaan bestaat uit geschikte in elkaar grijpende tandwielen of soortgelijke elementen, van welke tenminste één bevestigd is aan de mesplaat en tenminste één aan het aandrijforgaan, en de koppeling zodanig is, dat het in elkaar grijpen wordt verbroken, zodra het deksel met het aandrijforgaan wordt geopend.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de lade aan het in het huis stekende uiteinde is voorzien van een contactelement, dat in ingeschoven toestand van de lade contact maakt met een overeenkomstig element, verbonden met het huis, welke elementen zijn opgenomen in een elektrisch circuit voor het alleen dan bekrachtigen van het aandrijforgaan in de toestand, dat de elementen contact met elkaar maken.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk dat de toevoer voor de te snijden etenswaren de vorm heeft van een bus of koker, in dë binnenwand waarvan tenminste een sensor is opgenomen, welke sensor aanspreekt op één of meer metaalstroken, aangebracht aan of in het oppervlak van een cylindrisch lichaam, dat in de bus of koker past, waarbij de sensor is opgenomen in een elektrische keten voor bekrachtiging van het aandrijforgaan, zodanig dat dit aandrijforgaan slecht kan worden bekrachtigd indien het cylindrische lichaam met metaalstroken in de bus of koker is geschoven.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het cylindrische lichaam een gesloten, schijnbaar massieve prop of stop is.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het cylindrische lichaam voorzien is van één of meer doorvoerkanalen voor het doorvoeren van langwerpige te snijden voorwerpen, welke kanalen zo nauw zijn, dat de hand van een gebruiker van de inrichting niet daarin past.