NL9101938A - Snowboard - Google Patents

Abstract

Snowboard 1 with attachments 2, 2' for the booted feet of the user, comprising two foot rests 3, 3' to which the boots can be attached and which are each joined to the top surface of the board by means of an intermediate component 4, 4', in such a manner that the foot rest lies a relatively short distance from the top surface of the board. <IMAGE>

Description

Snowboard.Snowboard.

De uitvinding betreft een inrichting bij een snowboard voor de bevestiging van de geschoeide voeten van de gebruiker, omvattende twee plaatvormige voetsteunen, waarop de schoenen kunnen worden bevestigd en die op een afstand van elkaar, met hun lengteassen ongeveer evenwijdig aan elkaar lopend en onder een hoek met de lengteas van het board, met het bovenvlak daarvan zijn verbonden. Een dergelijke inrichting is algemeen bekend.The invention relates to a device for a snowboard for attaching the user's shod feet, comprising two plate-shaped footrests on which the shoes can be attached and which are spaced apart, with their axes of length approximately parallel to each other and at an angle connected to the longitudinal axis of the board to its top surface. Such a device is generally known.

Bij de bekende inrichting zijn de voetsteunen direkt met het board verbonden, zodat het gehele ondervlak van elke voetsteun in direkte aanraking is met het bovenvlak van het board, waarbij het ook mogelijk is dat de voetsteunen één geheel met het board vormen.In the known device, the footrests are directly connected to the board, so that the entire bottom surface of each footrest is in direct contact with the top surface of the board, while it is also possible for the footrests to form one whole with the board.

Het nadeel van deze constructie is, dat de voetsteunen, die onder een hoek, bij voorkeur van plusminus 45°* staan met de lengteas van het board stijve elementen in de constructie vormen, waardoor het board minder goed kan buigen in de lengterichting, wat nadelig is bij het glijden over hobbels en het nemen van bochten. Bovendien treedt er bij buiging een torsie op, waardoor het board ongewenst gaat torderen.The disadvantage of this construction is that the footrests, which are at an angle, preferably of approximately 45 ° *, with the longitudinal axis of the board form rigid elements in the construction, as a result of which the board can bend less well in the longitudinal direction, which is disadvantageous is when sliding over bumps and cornering. In addition, a torsion occurs when bending, causing the board to twist undesirably.

Bij het nemen van bochten wordt er een moment op het board uitgeoefend om het board een hellingshoek te geven waardoor de rand in de sneeuw kan snijden. Er is dus in principe slechts één moment nodig dat de radiaal om de lengteas van het board werkt. Dit moment wordt overgedragen door krachten, die door de gebruiker via zijn benen op de schoenen worden uitgeoefend, waarbij deze schoenen op hun beurt dit moment weer overdragen aan de voetsteunen op het board. Aangezien de schoenen een schuine stand innemen ten opzichte van de lengteas van het board, wordt er bij de bekende constructie tevens een tweede moment uitgeoefend op het board, in de lengterichting daarvan. Als gevolg van dit tweede moment buigt het enigszins flexibele snowboard met dezelfde amplitudewisseling als het genoemde radiaal werkende moment en omgekeerd worden de krachten die ontstaan door wisselende buigingen van het board veroorzaakt bij het glijden over hobbels en bij het nemen van bochten, in zijdelingse richtingen op de benen overgedragen.When cornering, a moment is applied to the board to give the board an angle of inclination that allows the edge to cut into the snow. In principle, therefore, only one moment is required for the radial to act on the longitudinal axis of the board. This moment is transferred by forces that are exerted on the shoes by the user via his legs, these shoes in turn transferring this moment to the footrests on the board. Since the shoes assume an inclination with respect to the longitudinal axis of the board, in the known construction a second moment is also exerted on the board, in the longitudinal direction thereof. As a result of this second moment, the somewhat flexible snowboard bends with the same amplitude change as the said radial acting moment and vice versa, the forces created by alternating bends of the board caused when sliding over bumps and when cornering, are in lateral directions the legs transferred.

Alle bovengenoemde onvoorspelbare vervormingen en de plaatselijke stijfheid van het board zijn ongewenst en het maken het glijgedrag slecht beheersbaar en ongemakkelijk.All of the aforementioned unpredictable deformations and the local stiffness of the board are undesirable and make sliding behavior difficult to control and uncomfortable.

Het doel van de uitvinding is een inrichting van het genoemde type te verschaffen, die deze nadelen niet heeft.The object of the invention is to provide a device of the said type which does not have these drawbacks.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de inrichting volgens de uitvinding elke plaatvormige voetsteun zodanig door middel van ten minste één, daarmee verbonden of te verbinden tussenelement met het bovenvlak van het board is of kan worden verbonden, dat de voetsteun op een betrekkelijk korte afstand van het bovenvlak van het board ligt en evenwijdig daarmee loopt, waarbij het deel van het tussenelement dat in aanraking is met het bovenvlak van het board zich in wezen dwars over de breedte van het board uitstrekt en een lengteas heeft die een hoek maakt met de lengteas van de voetsteun.This object is achieved in that in the device according to the invention each plate-shaped footrest is or can be connected to the top surface of the board by means of at least one intermediate element connected thereto or to be connected in such a way that the footrest is relatively short distance from the board. top surface of the board and parallel to it, the portion of the intermediate element which contacts the top surface of the board extending substantially transversely across the width of the board and having a longitudinal axis at an angle to the longitudinal axis of the board footrest.

Doordat uitsluitend het tussenelement in aanraking is met het board, kan het board nagenoeg volledig vrij in de lengterichting buigen en kan een dwarsmoment op het board worden uitgeoefend zonder dat daarbij een wezenlijke buiging van het board in de lengterichting optreedt.Because only the intermediate element is in contact with the board, the board can bend almost completely freely in the longitudinal direction and a transverse moment can be exerted on the board without substantial bending of the board in the longitudinal direction.

Bij voorkeur wordt elk tussenelement gevormd door een in het algemeen strookvormig orgaan.Preferably, each intermediate element is formed by a generally strip-shaped member.

Bij een voordelige uitvoeringsvorm, vormt het tussenelement één geheel met het board of met de voetsteun. In het eerstgenoemde geval kunnen, op voordelige wijze, twee evenwijdig aan elkaar lopende tussenelementen worden toegepast, die elk worden gevormd door een aan het board gevormde opstaande rug.In an advantageous embodiment, the intermediate element forms one piece with the board or with the footrest. In the former case, two parallel intermediate elements can advantageously be used, each of which is formed by an upright back formed on the board.

Ook kan de voetsteun verstelbaar in het bijzonder draaibaar met het tussenelement zijn verbonden. Deze constructie is in het bijzonder voordelig bij een zogenaamd asymmetrisch board, waarbij de achtereindrand een van 90° afwijkende hoek maakt met de overlangse as van het board.The footrest can also be adjustable, in particular rotatably, connected to the intermediate element. This construction is particularly advantageous with a so-called asymmetric board, in which the rear edge makes an angle deviating from 90 ° with the longitudinal axis of the board.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 in perspectief een snowboard met een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding toont, en fig. 2 in bovenaanzicht een asymmetrisch snowboard met een andere uitvoering van de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding weergeeft.The invention is further elucidated with reference to the drawing, in which: Fig. 1 shows a perspective view of a snowboard with a fastening device according to the invention, and Fig. 2 shows a top view of an asymmetrical snowboard with another embodiment of the fastening device according to the invention.

Zoals getoond in fig. 1 zijn op een snowboard 1 twee identieke bevestigingsinrichtingen 2, 2' voor de schoenen van de gebruiker aangebracht. Elke bevestigingsinrichting 2, 2' omvat een plaatvormige voetsteun 3» 3'» waarvan de lengteas 5 een hoek maakt met de lengteas 6 van het board, waarbij deze hoek plusminus 45° bedraagt. In het in fig. 1 getoonde uitvoeringsvoorbeeld vormt de voetsteun 3 één geheel met een strookvormig tussenelement 4 dat van de onderkant van de voetsteun 3 naar beneden uitsteekt en met zijn onderoppervlak tegen het bovenvlak van het board 1 aanligt, zodat de voetsteun 3 op een afstand ligt van het bovenvlak van het board 1, waarbij de einddelen van de voetsteun 3 overhangende delen vormen.As shown in Fig. 1, a snowboard 1 has two identical fasteners 2, 2 'for the user's shoes. Each fixing device 2, 2 'comprises a plate-shaped footrest 3, 3' 'of which the longitudinal axis 5 makes an angle with the longitudinal axis 6 of the board, this angle being approximately 45 °. In the exemplary embodiment shown in Fig. 1, the footrest 3 forms a single unit with a strip-shaped intermediate element 4 which protrudes from the bottom of the footrest 3 and rests with its lower surface against the top surface of the board 1, so that the footrest 3 is at a distance lies from the top surface of the board 1, the end parts of the footrest 3 forming overhanging parts.

Het is uiteraard ook mogelijk, dat de bevestigingen 2, 2' worden gevormd door een afzonderlijke voetsteun 3 en een afzonderlijk tussenelement 4 die op de een of andere wijze met elkaar zijn verbonden, zoals in wezen in fig. 2 getoond.It is, of course, also possible for the fixings 2, 2 'to be formed by a separate footrest 3 and a separate intermediate element 4 which are connected in one way or another, as shown essentially in Fig. 2.

In fig. 2 is een zogenaamd asymmetrisch snowboard 8 getoond, waarbij de achterrand 8’ een hoek maakt met de lengteas 9 van het board die afwijkt van 90°, van welke hoek de component α is weergegeven. Elke bevestigingsinrichting 10, 10' wordt hierbij gevormd door een voetsteun 11, 11' die draaibaar is verbonden met een tussenelement 12, 12*, waarbij het tussenelement aan het board 8 is bevestigd en wel zodanig dat de lengteas 13 van dit tussenelement 12 enigszins evenwijdig loopt met de achterrand 8' van het board. De voetsteun 11 kan nu zodanig ten opzichte van het tussenelement 12 worden gedraaid en vastgezet dat de lengteas 14 van de voetsteun 11 toch de gewenste hoek van plusminus 45° maakt met de lengteas 9 van het board. De draaibare verbinding tussen de voetsteun 11, 11' en tussenelement 12, 12' is hierbij als voorbeeld uitgevoerd als een gekartelde opening die om een gekartelde asstomp 15 past en vastzetorganen 16.In Fig. 2, a so-called asymmetric snowboard 8 is shown, in which the rear edge 8 'forms an angle with the longitudinal axis 9 of the board which deviates from 90 °, from which angle the component α is shown. Each fastening device 10, 10 'is formed by a footrest 11, 11' which is rotatably connected to an intermediate element 12, 12 *, the intermediate element being attached to the board 8, such that the longitudinal axis 13 of this intermediate element 12 is somewhat parallel runs with the trailing edge 8 'from the board. The footrest 11 can now be rotated and fixed relative to the intermediate element 12 such that the longitudinal axis 14 of the footrest 11 nevertheless makes the desired angle of approximately 45 ° with the longitudinal axis 9 of the board. The rotatable connection between the footrest 11, 11 'and intermediate element 12, 12' is here exemplified as a serrated opening that fits around a serrated stub shaft 15 and locking members 16.

Claims (5)

1. Inrichting bij een snowboard voor de bevestiging van de geschoeide voeten van de gebruiker, omvattende twee plaatvormige voetsteunen, waarop de schoenen kunnen worden bevestigd en die op een afstand van elkaar, met hun lengteassen ongeveer evenwijdig aan elkaar lopend en onder een hoek met de lengteas van het board, met het bovenvlak daarvan zijn verbonden, met het kenmerk, dat elke genoemde plaatvormige voetsteun zodanig door middel van ten minste één, daarmee verbonden of te verbinden tussenelement met het bovenvlak van het board is of kan worden verbonden, dat de voetsteun op een betrekkelijk korte afstand van het bovenvlak van het board ligt en evenwijdig daarmee loopt, waarbij het deel van het tussenelement dat in aanraking is met het bovenvlak van het board zich in wezen dwars over de breedte van het board uitstrekt en een lengteas heeft die een hoek maakt met de lengteas van de voetsteun.A snowboard device for securing the user's shod feet, comprising two plate-shaped foot rests, to which the shoes can be attached and which are spaced apart with their longitudinal axes approximately parallel to each other and at an angle to the longitudinal axis of the board, connected to its top surface, characterized in that each said plate-shaped footrest is or can be connected to the top surface of the board by means of at least one intermediate element connected or to be connected thereto, such that the footrest is relatively short of and parallel to the top surface of the board, the portion of the intermediate element contacting the top surface of the board extending substantially transversely across the width of the board and having a longitudinal axis angle with the longitudinal axis of the footrest. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk tussenelement wordt gevormd door een in het algemeen strookvormig orgaan.Device as claimed in claim 1, characterized in that each intermediate element is formed by a generally strip-shaped member. 3. Inrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat het tussenelement één geheel vormt met het board.Device according to claims 1 or 2, characterized in that the intermediate element is integral with the board. 4. Inrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat het tussenelement één geheel vormt met de voetsteun.Device as claimed in claims 1 or 2, characterized in that the intermediate element is integral with the footrest. 5. Inrichting volgens conclusies 1-3» met het kenmerk, dat de voetsteun verstelbaar met het tussenelement is verbonden.5. Device according to claims 1-3 », characterized in that the footrest is connected to the intermediate element in an adjustable manner.