NL9101754A - Kozijn. - Google Patents

Description

Titel: Kozijn.

De uitvinding heeft betrekking op een kozijn, omvattende twee stijlen en een haaks op de stijlen staande bovendorpel, welke stijlen en bovendorpel in hoofdzaak bestaan uit een goot vormende, metalen profiellijsten, die met hun opening naar buiten zijn gericht om over de randen van een wand te grijpen, terwijl middelen zijn voorzien om de dorpel aan de stijlen te bevestigen.

Een dergelijk kozijn is bekend uit het Belgische octrooi 890.707. Bij het bekende kozijn zijn de profiellijsten van stijlen en bovendorpel in een verstekverbinding aan elkaar bevestigd. De constructie is zodanig, dat stijlen en bovendorpel met de uiteinden in elkaar haken. Een probleem, dat zich bij het bekende kozijn voordoet is dat het niet in staat is toleranties in de wanddikte van de wand, waartegen het kozijn moet worden geplaatst, op te vangen. Zodra de wand in geringe mate dikker is dan de inwendige breedte van de goot van de profiellijsten, zullen bij het plaatsen van het kozijn de zijwanden van de goten van de profiellijsten van het kozijn enigszins naar buiten uitgebogen worden, zodat de naad van de hoekverbinding gaat wijken en openstaan. Men heeft voor dit euvel wel een oplossing gezocht in de toepassing van kunststof elementen, die in de profiellijsten worden aangebracht tegen de zijden daarvan ter plaatse van de verstekverbinding tussen stijlen en dorpel, welke kunststof elementen zodanig waren gevormd, dat zij een zekere haakwerking en daardoor in zekere mate een aaneentrekken van de profiellijsten van dorpel en stijlen verschaften, doch deze oplossing bleek niet in alle gevallen te voldoen.

Daarbij kwam dat in sommige landen vereist is dat metalen kozijnen geheel geaard worden. Bij de hogergenoemde oplossing met kunststof elementen kan aan die eis niet onvoorwaardelijk worden voldaan, met name niet voor wat betreft de bovendorpel.

De uitvinding nu heeft tot doel een kozijn te verschaffen, dat beter in staat is afwijkingen in de wanddikte van de wand waartegen het kozijn moet worden geplaatst, op te vangen, zonder dat wijkende naden in de verbinding tussen stijlen en bovendorpel ontstaan.

Het gestelde doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een kozijn waarbij tenminste de zijden van de stijlen, die om de wand grijpen zich naar boven toe uitstrekken tot ongeveer over de gehele hoogte van de zijden van de bovendorpel, zodat de bovendorpel zich als het ware bevindt tussen de beide stijlen, terwijl de breedte van de bovendorpel geringer is dan de breedte van ieder der stijlen en de bevestiging van de smallere bovendorpel tussen de stijlen zodanig is dat de bovendorpel aan voor- en achterzijde inspringt ten opzichte van de stijlen.

Bij het kozijn volgens de uitvinding is afgezien van de meer gebruikelijke verstekverbinding en wordt de bovendorpel tussen de tot de bovenzijde van het kozijn stekende stijlen geplaatst. In geval de wand, waaromheen de goten van stijlen en bovendorpel grijpen, enigszins dikker is dan de breedte aan de binnenzijde van dorpel en stijlen, zal de zijwand van de dorpel iets gaan uitstaan. Doordat de dorpel smaller is dan de aangrenzende stijlen, zal zelfs bij een iets buitenwaarts uitwijken van de zijwand van de dorpel, deze nog steeds tegen de bodem van de goot van de aangrenzende stijlen blijven rusten, zodat geen wijkende naad ontstaat. Aldus worden volgens de uitvinding toleranties in de wanddikte opgevangen.

Bij een geschikte uitvoeringsvorm van het kozijn volgens de uitvinding met een goot vormende profiellijsten waarvan de uiterste randen van de zijden binnenwaarts zijn omgeplooid om op de wand aan te grijpen, bestaan ieder van de bevestigingsmiddelen van de dorpel aan de stijlen uit een schuif, die in de de dorpel vormende goot is geplaatst nabij een uiteinde daarvan, welke schuif aan weerszijden nabij de zijden van de goot is voorzien van in de richting van de aangrenzende stijl gerichte vingers, en uit openingen in de bodem van de de stijl vormende goot, in welke openingen de vingers van de schuif haken, waarbij de dorpel voorts is voorzien van middelen om de schuif op zijn plaats te houden.

Bij voorkeur is daarbij de metalen schuif plaatvormig met opstaande zijden, aan welke opstaande zijden zich de vingers bevinden, welke opstaande zijden, nadat de schuif in de goot van de dorpel is geplaatst, vrijwel rusten tegen de zijden van de dorpel aan de binnenkant daarvan, terwijl in de bovenrand van de opstaande zijden een uitsparing in het midden is voorzien en in de binnenwaarts omgeplooide randen van de zijden van de goot van de dorpel binnenwaartse doordrukkingen zijn aangebracht, die grijpen in genoemde uitsparing, zodat de schuif op zijn plaats blijft. Doordat de verbinding tussen dorpel en stijlen aldus stevig is en blijft en slechts metalen onderdelen en geen elementen uit kunststof bevat, is steeds voldaan aan de eis van een goede aardingsmogelijkheid voor het gehele kozijn.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Figuur 1 een schematische weergave in perspectief is van de op elkaar aansluitende uiteinden van een stijl en een bovendorpel van een uitvoeringsvorm van het kozijn volgens de uitvinding;

Figuur 2 een weergave in doorsnede is van de bovendorpel en van de stijl van het kozijn volgens figuur 1;

Figuur 3 een weergave in perspectief is van een schuif voor het verbinden van stijl en bovendorpel volgens figuur 1.

In de figuren zijn soortgelijke of overeenkomstige onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.

In figuur 1 zijn de tegen elkaar geplaatste uiteinden van een stijl en een bovendorpel van een uitvoeringsvorm van het kozijn volgens de uitvinding in perspectief weergegeven. Voor de duidelijkheid is de schuif, die de aangrijping van de dorpel op de stijl bewerkt, niet weergegeven. Een dergelijke schuif is in perspectief in figuur 3 afgebeeld.

De stijl bestaat uit een profiellijst met een bodemdeel 1, voorzien van een verdiept gedeelte 2. Aan een zijde wordt het verdiepte gedeelte 2 begrensd door de eerste zijwand 3, aan de tegenovergestelde zijde wordt het verdiepte gedeelte 2 begrensd door een opstaande rand 4, die in het voltooide kozijn een aanslag vormt voor de in het kozijn te hangen deur of raam. Het niet verdiepte deel van de bodem 1 wordt aan het uiteinde begrensd door de tweede zijwand 5 van de stijl. De zijwanden 3 en 5 zijn aan hun uiterste randen binnenwaarts omgeplooid. De omgeplooide randen vormen goten 6, resp. 7, doordat zij tweemaal zijn omgeplooid. De uiterste randen 8, resp. 9 vormen de aanslag voor de wand, waaromheen de profiellijst van de stijl dient te grijpen. Het is geen vereiste dat de randen van de zijwanden dubbel zijn omgeplooid. Bij eenmaal omplooien grijpen de randen haaks aan op de wand. Aangezien dat tot beschadiging van de wand kan leiden verdient het dubbel omplooien, zodat de uiterste randen evenwijdig aan de in te klemmen wand verlopen, de voorkeur.

De stijl van het kozijn volgens de uitvinding steekt tot ongeveer de bovenzijde van het kozijn. De bovendorpel bevindt zich tussen de stijlen, zodat de uiteinden van de dorpel aanliggen tegen de boveneinden van de respectievelijke stijlen.

De bovendorpel bestaat uit een profiellijst met een bodemdeel 11, voorzien van een verdiept gedeelte 12. Aan een zijde wordt het verdiepte gedeelte 12 begrensd door de eerste zijwand 13, aan de tegenovergestelde zijde wordt het verdiepte gedeelte 12 begrensd door een opstaande rand 14, die in het voltooide kozijn een aanslag vormt voor de in het kozijn te hangen deur of raam. Het niet verdiepte deel van de bodem 11 wordt aan het uiteinde begrensd door de tweede zijwand 15 van de dorpel. De zijwanden 13 en 15 zijn aan hun uiterste randen binnenwaarts omgeplooid. De omgeplooide randen vormen goten 16, resp. 17, doordat zij tweemaal zijn omgeplooid. De uiterste randen 18, resp. 19 vormen de aanslag voor de wand, waaromheen de profiellijst van de dorpel dient te grijpen. Evenmin als bij de stijlen zulks het geval is, is het een vereiste dat de randen van de zijwanden dubbel zijn omgeplooid. Aangezien bij eenmaal omplooien de randen haaks aangrijpen op de wand en dat tot beschadiging van de wand kan leiden verdient het dubbel omplooien, zodat de uiterste randen evenwijdig aan de in te klemmen wand verlopen, de voorkeur.

De breedte van de bovendorpel, dat wil zeggen de afstand tussen de zijwanden 13 en 15, is, zoals uit figuur 2 duidelijk blijkt, geringer dan de breedte (de afstand tussen de zijwanden 3 en 5) van de stijl. Doordat voorts de bovendorpel zodanig tussen de stijlen wordt bevestigd, dat de dorpel aan voor- en achterzijde inspringt ten opzichte van de stijlen, blijven de uiteinden van de zijwanden 13 en 15, zelfs indien de in te klemmen wand iets dikker dan gebruikelijk is en de zijwanden 13 en 15 zijwaarts gaan uitwijken, tegen de bodem 1 van de aangrenzende stijl aanliggen, zodat de naad tussen dorpel en stijl immer dicht blijft.

Zoals uit figuur 1 blijkt is van het deel van de bodem 1 van de stijl, uitstekend boven de bodem 11 van de dorpel een deel weggesneden. Hetzelfde geldt voor een gedeelte van het overeenkomstige stuk van het verdiepte deel 2 van de bodem.

In het resterende stuk van het verdiepte gedeelte 2, aangrenzend aan de zijwand 13 van de dorpel is een rechthoekige opening 10 voorzien. Evenzo bevindt zich in het resterende deel van de bodem 1, dat grenst aan de zijwand 15 van de dorpel, een rechthoekige opening 20. In de openingen 10 en 20 kunnen de vingers van een in de dorpel bevestigde schuif grijpen, zodat een stevige verbinding tussen dorpel en stijl wordt tot stand gebracht. Een geschikte uitvoeringsvorm van de in figuur 1 niet weergegeven schuif, zal hierna aan de hand van figuur 3 worden besproken.

In de omgeplooide rand 16 van de zijwand 13 van de dorpel zijn nabij het uiteinde van de zijwand 13 doordrukkingen 21 aangebracht. Evenzo zijn in de omgeplooide rand 17 van de zijwand 15 doordrukkingen 22 aangebracht. De doordrukkingen 21 en 22 steken in uitsparingen in de respectievelijke rand van de schuif, zodat deze op zijn plaats wordt gehouden.

De in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm van de schuif bestaat uit een plaatvormig bodemdeel 23 met aan weerszijden opstaande zijden 24 en 25. Bij het omzetten van de zijde 24 is een lip 26 uit de bodem 23 gedrukt, die in het vlak van de zijde 24 benedenwaarts steekt. De hoogte van zijde 24 en lip 26 is gelijk aan de- hoogte van de zijwand 13 van de dorpel aan de binnenkant daarvan, dat wil zeggen de afstand tussen het verdiepte deel 12 van bodem 11 en omgeplooide rand 16. De hoogte van de zijde 25 is evenzo praktisch gelijk aan de hoogte van de zijwand 15 van de dorpel aan de binnenkant daarvan, derhalve de afstand tussen bodem 11 en omgeplooide rand 17.

In de bovenrand van de zijde 24 is een uitsparing 27 voorzien. Hierin passen de doordrukkingen 21 in de omgeplooide rand 16 van de zijwand 13 van de dorpel. Evenzo is in de bovenrand van de zijde 25 is een uitsparing 28 voorzien. Hierin passen de doordrukkingen 22 in de omgeplooide rand 17 van de zijwand 15 van de dorpel. De zijden 24 en 25 zijn aan weerszijden voorzien van vingervormige uitsteeksels 29, resp. 30. In bedrijf haakt de vinger 29 aan de zijde van de stijl door de opening 10 achter het resterende deel van het verdiepte bodemdeel 2. De vinger 30 aan de zijde van de stijl haakt door de opening 20 achter het resterende deel van de bodem 1.

De schuif is aan weerszijden van vingers voorzien (de schuif is spiegel-symmetrisch), zodat een enkel type schuif kan worden gebruikt voor zowel aangrijpen van de dorpel op de stijl ter rechter zijde als de stijl ter linker zijde. Noodzakelijk is zulks evenwel niet.

Claims (3)

1. Kozijn, omvattende twee stijlen en een haaks op de stijlen staande bovendorpel, welke stijlen en bovendorpel in hoofdzaak bestaan uit een goot vormende, metalen profiellijsten, die met hun opening naar buiten zijn gericht om over de randen van een wand te grijpen, terwijl middelen zijn voorzien om de dorpel aan de stijlen te bevestigen, met het kenmerk dat tenminste de zijden van de stijlen, die om de wand grijpen zich naar boven toe uitstrekken tot ongeveer over de gehele hoogte van de zijden van de bovendorpel, zodat de bovendorpel zich als het ware bevindt tussen de beide stijlen, terwijl de breedte van de bovendorpel geringer is dan de breedte van ieder der stijlen en de bevestiging van de smallere bovendorpel tussen de stijlen zodanig is dat de bovendorpel aan voor- en achterzijde inspringt ten opzichte van de stijlen.

2. Kozijn volgens conclusie 1, met een goot vormende profiellijsten waarvan de uiterste randen van de zijden binnenwaarts zijn omgeplooid om op de wand aan te grijpen, met het kenmerk dat ieder van de bevestigingsmiddelen van de dorpel aan de stijlen bestaan uit een schuif, die in de de dorpel vormende goot is geplaatst nabij een uiteinde daarvan, welke schuif aan weerszijden nabij de zijden van de goot is voorzien van in de richting van de aangrenzende stijl gerichte vingers, en uit openingen in de wand van de de stijl vormende goot, in welke openingen de vingers van de schuif haken, waarbij de dorpel voorts is voorzien van middelen om de schuif op zijn plaats te houden.

3. Kozijn volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de metalen schuif plaatvormig is met.opstaande zijden, aan welke opstaande zijden zich de vingers bevinden, welke opstaande È' zijden, nadat de schuif in de goot van de dorpel is geplaatst, vrijwel rusten tegen de zijden van de dorpel aan de binnenkant daarvan, terwijl in de bovenrand van de opstaande zijden een uitsparing in het midden is voorzien en in de binnenwaarts omgeplooide randen van de zijden van de goot van de dorpel binnenwaartse doordrukkingen zijn aangebracht, die grijpen in genoemde uitsparing, zodat de schuif op zijn plaats blijft.