NL9100693A - Werkwijze en inrichting voor het drogen van mest in de intensieve pluimveehouderij. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het drogen van mest in de intensieve pluimveehouderij

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het drogen van mest in de intensieve pluimveehouderij.

Bij de intensieve pluimveehouderij vormt de door het pluimvee geproduceerde mest, en vooral de hieruit vrijkomende ammoniak, een probleem. De eisen die, wat betreft het vrijkomen van ammoniak, worden gesteld aan de pluimveehoudende industrie worden steeds strenger. De mest van pluimvee bevat in oorsprong nauwelijks of geen ammoniak. De in de mest aanwezige eiwitten worden tijdens opslag door chemische reacties omgezet in onder andere ammoniak.

Een voorwaarde voor deze reacties is de aanwezigheid van water. Wanneer de mest dus snel nadat deze vrijkomt wordt gedroogd zal er een minimum aan ammoniak vrijkomen. Indien de mest een drogestofgehalte heeft van tenminste 80% kan er geen chemische omzetting in onder andere ammoniak plaats vinden.

In de intensieve pluimveehouderij bestaan de legbatterijen of opfokinrichtingen veelal uit lange stellages met kooien waarin zich het pluimvee bevindt. Dergelijke kooien zijn in het algemeen in verschillende etages boven elkaar opgesteld. Tussen deze etages bevinden zich mesttransporteurs waarop de mest valt. In de breedterichting van de transporteur kunnen zich telkens twee kooien bevinden met aan de buitenzijde een voergoot en eventueel een wegrolrooster voor de eieren. Tussen de paren kooien kunnen drinknippels en een V-vormige goot voor het opvangen van morswater zijn aangebracht. Verder zijn tussen de paren kooien bij voorkeur middelen aangebracht voor het blazen van drooglucht op de mesttransporteurs. Dergelijke middelen kunnen bijvoorbeeld waaiers zijn die in de lengterichting van de transporteur heen en weer bewegen en die de drooglucht circuleren via de mest op de mesttransporteur, via de kooien, en vandaar via de waaier weer naar de mest op de transporteur, waarbij de warmte die de kippen afgeven wordt gebruikt voor het drogen van de mest. Deze techniek is bekend uit het Europese octrooipublicatie nr. 0 387 819.

Verder kunnen de blaasmiddelen kanalen zijn waardoor drooglucht op de mesttransporteur wordt geblazen. Dergelijke kanalen kunnen zijn uitgevoerd als warmtewisselaars die de warmte die het pluimvee uitstraalt overdragen op de lucht die op de mesttransporteur wordt geblazen.

Eens in de 3 tot 5 dagen worden de transporteurs in werking gesteld en wordt de mest, die zich op de transporteurs heeft verzameld, verwijderd. Met deze werkwijze heeft de mest, die via de transporteurs wordt afgevoerd, een droge-stofgehalte van ongeveer 50%. Dit percentage droge stof is te laag om te verhinderen dat ammoniak kan vrijkomen. De oorzaak voor het vrij lage drogestofgehalte is gelegen in het feit dat de mest niet goed verdeeld op de mesttransporteur terecht komt, maar zich op twee stroken aan de zijkant van de mesttransporteur, namelijk onder de kooien, ophoopt. Een dergelijke ophoping van mest op de transporteur verhindert een goede droging van de mest.

Bij de huidige legbatterijen en opfokinrichtingen wordt derhalve voor het drogen van de mest gebruik gemaakt van andere drooginrichtingen waarin de mest wordt nabehandeld. Hiervoor worden bijvoorbeeld grasdrooginrichtingen gebruikt. Dergelijke drooginstallaties zijn kostbaar in aanschaf en onderhoud.

Een ander type drooginrichting waar de mest, afkomstig van de huidige legbatterijen en opfokinrichtingen, naar wordt afgevoerd is de zogenaamde windtunnel. De mest uit de legbatterijen wordt hierbij via een transportsysteem in een aparte ruimte gevoerd waarin het wordt gedroogd door middel van de uit de legbatterij afgevoerde warme, eventueel met behulp van verhitters extra verwarmde lucht. Afgezien van de hoge kostprijs van deze inrichtingen is het droogresultaat dat hiermee wordt bereikt niet optimaal aangezien de mest tijdens het transport haar oorspronkelijke structuur verliest. De keutels breken, doordat zij tijdens het transport nog te vochtig zijn en vervallen bij het verder drogen tot stof. Het stof en de veren die tijdens het drogen van de mest zonder keutelstructuur vrijkomen leveren in de windtunnels problemen op.

De uitvinding beoogt een werkwijze en een inrichting voor het drogen van mest in de legbatterij of opfokinrichting te verschaffen zonder de bovenbeschreven bezwaren, waarbij, aan de uitgang van de legbatterij of opfokinrichting, de gedroogde mest een droge-stofgehalte heeft van tenminste 80%.

Bij een legbatterij of opfokinrichting voor de intensieve pluimveehouderij waarbij telkens paren kooien, waarin zich het pluimvee bevindt, achter elkaar in rijen zijn opgesteld, waarbij de kooien in verschillende etages boven elkaar zijn geplaatst, waarbij op elke etage onder de kooien een mesttransporteur is aangebracht, en waarbij zich in de ruimte tussen de tot één paar behorende kooien blaasmiddelen bevinden voor het blazen van lucht op de mesttransporteur, wordt met de werkwijze volgens de uitvinding de mest van een hogere etage, met behulp van de mesttransporteurs, periodiek via een verdeler gelijkmatig op de daaronder gelegen mesttransporteur gedeponeerd en voor verdere droging weer onder de kooien van de lager gelegen etage geleid.

Teneinde een maximale droging in een minimaal tijdsbestek te bereiken kan, in nadere uitwerking van de uitvinding, het tijdsverloop tussen opeenvolgende mestoverzettingen afhankelijk zijn van het aantal etages, en wel zodanig dat het tijdsverloop korter is naarmate er meer etages zijn.

In de praktijk blijkt dat het bijzonder gunstig is wanneer het tijdsverloop, afhankelijk van het aantal etages, 2 tot 10 dagen bedraagt, zodat een minimale droogtijd van 15 dagen wordt bereikt voor de mest van de bovenste etage.

Met deze werkwijze wordt bereikt dat de mest, afkomstig van de onderste mesttransporteur, die uiteindelijk de legbatterij of opfokinrichting via een transportmiddel verlaat, een drogestofgehalte heeft van tenminste 80%.

Een eenvoudige en goedkope inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze bij een legbatterij of opfokinrichting voor de intensieve pluimveehouderij, waarbij telkens paren kooien, waarin zich het pluimvee bevindt, achter elkaar in rijen zijn opgesteld, waarbij de kooien in verschillende etages boven elkaar zijn geplaatst, waarbij op elke etage onder de kooien een mesttransporteur is aangebracht/ en waarbij zich in de ruimte tussen de tot één paar behorende kooien blaasmiddelen bevinden voor het blazen van lucht op de mesttransporteur, wordt volgens de uitvinding verkregen doordat onder elke uitstortzijde van een hoger gelegen mesttransporteur een trechter/verdeler is geplaatst, die uitmondt op de daaronder gelegen mesttransporteur die is aangedreven in een richting die tegengesteld is aan de bewegingsrichting van de direkt daarboven gelegen mesttransporteur en waarbij de mesttransporteur van de onderste etage aansluit op meststortplaats of op een transportmiddel dat de mest uit de legbatterij of opfokinrichting verwijdert, dan wel op een transporteur waarop de mest nog enige tijd verder kan drogen voordat de mest uit de legbatterij wordt verwijderd.

Een dergelijke inrichting verdeelt, met behulp van de trechters/verdelers, de mest van de boven gelegen etages gelijkmatig op de mesttransporteurs van de daar onder gelegen etages en de keutel structuur van de mest blijft door de lage valhoogte en de korte transportweg behouden zodat ook wanneer mest droog is geen grote hoeveelheden stof en veren vrijkomen.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal een uitvoeringsvoorbeeld van de drooginrichting in een legbatterij, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven waarbij de blaasmiddelen waaiers zijn.

Fig. 1 toont een zij-aanzicht van een stellage in een legbatterij volgens de uitvinding; en

Fig. 2 toont een doorsnede-aanzicht van de stellage uit fig.l.

De legbatterij van dit uitvoeringsvoorbeeld bestaat uit een aantal stellages 1 waarin de kooien 2 in verschillende etages boven elkaar zijn opgesteld. Tussen deze etages bevinden zich mesttransporteurs 3 waarop de mest valt. In de breedterichting van de mesttransporteur bevinden zich telkens twee kooien 2a en 2b met aan de buitenzijde een voergoot 4 en een wegrolrooster 5 voor eieren. Tussen de kooien 2a, 2b bevindt zich een drinknippel 6 en een V-vormige goot 7 voor het opvangen van eventueel morswater. Verder zijn tussen de paren kooien 2a, 2b waaiers 8 opgesteld, die in de lengterichting van de mesttransporteurs 3 heen en weer bewegen. De waaiers 8 circuleren lucht via de mest op de mesttransporteur 3, via de kooien 2a, 2b en vandaar via de waaier 8 weer naar de mest op de mesttransporteur 3. Aldus wordt de warmte die de kippen afgeven gebruikt voor het drogen van de mest. Volgens de uitvinding is onder elke uitstortzijde van een hoger gelegen mesttransporteur 3 een trechter/verdeler 9 geplaatst, die uitmondt op het, ten opzichte van de bekende stand van de techniek, verlengde deel van de daaronder gelegen mesttransporteur 3, die is aangedreven in een richting die tegengesteld is aan de bewegingsrichting van de hoger gelegen transporteur 3. De mesttransporteur 3 van de onderste etage kan worden aangesloten op een meststortplaats of op een transportmiddel dat de mest uit de legbatterij verwijdert, dan wel op een transporteur waarop de mest nog enige tijd verder kan drogen voordat de mest uit de legbatterij wordt verwijderd.

De werking van de inrichting is als volgt: De inrichting volgens de uitvinding wordt elke 2 tot 10 dagen, afhankelijk van het aantal etages, in werking gesteld. Hierbij wordt de mest van een hoger gelegen mesttransporteur 3 via een trechter/verdeler 9 op de daaronder gelegen mesttransporteur 3 gedeponeerd. De trechter/verdeler 9 bewerkstelligt dat de mest gelijkmatig over de breedte van de lager gelegen mesttransporteur wordt gedeponeerd. Nadat de inrichting is uitgeschakeld bevindt zich de mest van een hoger gelegen etage gelijkmatig verdeeld onder de kooien van de daaronder gelegen etage. Indien de stellage 1 bestaat uit drie etages kooien 2, en indien de inrichting eens in de 6 dagen in werking wordt gesteld, bevindt zich de mest van de bovenste etage zich 18 dagen in de legbatterij. Wanneer de bovenbeschreven werkwijze wordt toegepast heeft de mest, die via de onderste mesttransporteur via een transportmiddel uit de legbatterij wordt afgevoerd, een droge-stofgehalte van tenminste 80%. Bij een dergelijk hoog droge-stofgehalte zal er geen of nauwelijks ammoniak vrijkomen bij de opslag van dit product.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn. Essentieel is dat de mest in de legbatterij wordt gedroogd doordat deze over de verschillende mesttransporteurs circuleert, en dat bij dit circuleren de mest gelijkmatig over de transporteurs van de lager gelegen niveaus wordt verdeeld met behoud van de keutelstructuur.

Claims (4)

1. Werkwijze voor het drogen van mest in een legbatterij of opfokinrichting voor de intensieve pluimveehouderij waarbij telkens paren kooien, waarin zich het pluimvee bevindt, achter elkaar in rijen zijn opgesteld, waarbij de kooien in verschillende etages boven elkaar zijn geplaatst, waarbij op elke etage onder de kooien een mesttransporteur is aangebracht, en waarbij zich in de ruimte tussen de tot één paar behorende kooien blaasmiddelen bevinden voor het blazen van lucht op de mesttransporteur, met het kenmerk, dat de mest van een hogere etage, met behulp van de mesttransporteurs, periodiek via een verdeler gelijkmatig op de daaronder gelegen mesttransporteur wordt gedeponeerd en voor verdere droging weer onder de kooien van de lager gelegen etage wordt geleid.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tijdsverloop tussen opeenvolgende mestoverzettingen afhankelijk is van het aantal etages, en wel korter is naarmate er meer etages zijn.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tijdsverloop, afhankelijk van het aantal etages, 2 tot 10 dagen bedraagt, zodat een minimale droogtijd van 15 dagen wordt bereikt voor de mest van de bovenste etage.

4. Legbatterij of opfokinrichting voor de intensieve pluimveehouderij, waarbij telkens paren kooien, waarin zich het pluimvee bevindt, achter elkaar in rijen zijn opgesteld, waarbij de kooien in verschillende etages boven elkaar zijn geplaatst, waarbij op elke etage onder de kooien een mesttransporteur is aangebracht, en waarbij zich in de ruimte tussen de tot één paar behorende kooien blaasmiddelen bevinden voor het blazen van lucht op de mesttransporteur, met het kenmerk, dat onder elke uitstortzijde van een hoger gelegen mesttransporteur een trechter/verdeler is geplaatst, die uitmondt op de daaronder gelegen mesttransporteur die is aangedreven in een richting die tegengesteld is aan de bewegingsrichting van de direkt daarboven gelegen mesttransporteur en waarbij de mesttransporteur van de onderste etage aansluit op meststortplaats, of op een transportmiddel dat de mest uit de legbatterij of opfokinrichting verwijdert, dan wel op een transporteur waarop de mest nog enige tijd verder kan drogen voordat de mest uit de legbatterij wordt verwijderd.