NL9100431A - Voederdoseerwagen. - Google Patents

Description

Voederdoseerwagen.

De uitvinding heeft betrekking op een voederdoseerwagen, voorzien van een voorraadbak met althans aan de benedenzijde naar elkaar toe hellende zijwanden en een naar boven toe open in hoofdzaak horizontale buis waarin zich een schroef-transporteur bevindt, een elektromotor om de schroeftransporteur aan te drijven aan de zijde, waar vanaf het voer getransporteerd wordt, een afvoerinrichting om het door de in hoofdzaak horizontale transporteur aangevoerde voer omhoog te brengen en afvoergeleidingen om het omhoog gebrachte voer te storten.

Dergelijke voederdoseerwagens zijn reeds jaren in gebruik en kunnen wat bedrijfszekerheid en doseringsnauwkeurigheid betreft voor de praktijk bevredigend worden geacht.

In het algemeen heeft een dergelijke voederdoseerwagen naast de horizontale schroeftransporteur een vertikale, die het door de horizontale transporteur aangevoerde voer naar boven transporteert. Daarbij kan zich de moeilijkheid voordoen, dat stagnering in het transport optreedt, doordat de horizontale transporteur voer aanvoert, wanneer de vertikale transporteur daar nog geen ruimte voor gemaakt heeft. Deze moeilijkheid, waar de praktijk niet zwaar aan tilde, kon bijvoorbeeld worden opgelost, door de aandrijving van de vertikale transporteur iets eerder te starten dan die van de horizontale. Dit gebeurde in de praktijk door de beide transporteurs een eigen elektromotor voor de aandrijving te geven en een tijds- of vertragingsschakeling te gebruiken om de meest gewenste afstemming tussen de tijdstippen van starten en afslaan van de aandrijfmotoren te regelen.

De dosering wordt daarbij bepaald door de tijdsduur van de werking van de transporteurs.

Op deze wijze was een redelijke doseernauwkeurigheid te verkrijgen. Nader onderzoek in deze heeft aan het licht gebracht, dat bij de variatie in de afgeleverde hoeveelheden per werkcyclus van de transporteurs niet alleen afhankelijk is van variatie in de werking van de transporteurs zelf, maar ook aan het feit, dat door de overgang van de horizontale naar de vertikale transporteur deze laatste niet steeds volledig met voer gevuld was. Deze laatste faktor is moeilijk te beheersen gebleken. Omdat evenwel de totale nauwkeurigheid bevredigend was voor de praktijk werd hieraan weinig aandacht besteed.

Ten aanzien van de werking en in het bijzonder een rustige en betrouwbare werking is bij nader onderzoek gebleken, dat de overgang van de horizontale op de vertikale transporteur eveneens ertoe kan leiden, dat de motor van de horizontale transporteur extra en onnodig zwaar belast wordt, wanneer het door hem aangevoerde voer bij de overgang tussen de beide transporteurs stagneert. Verrassenderwijs is daarbij naar voren gekomen, dat het vermogen en het elektriciteitsverbruik van de motor voor deze transporteur door deze faktoren bepaald wordt en voor een goede werking van het geheel aanmerkelijk groter was, dan het geval zou zijn zonder deze stagnatie.

Beperking van het gebruik van elektrische energie in een voederdoseerwagen is van groot belang, indien men deze op accu's wil laten lopen. Bij de steeds groter wordende varkenshouderijen bijvoorbeeld moet per keer dat gevoederd wordt een hoeveelheid van ettelijke tonnen voer verschaft worden.

Dit vergt voor accu's een betrekkelijk grote energiehoeveel-heid. Anderzijds is het uiteraard gewenst zo niet noodzakelijk, dat alle hokken van voer kunnen worden voorzien zonder dat de doseerwagen weer behoeft te worden opgeladen. Wanneer accu's worden aangebracht, gaat laadruimte voor het voer verloren, terwijl bovendien het gewicht van de wagen toeneemt. Daarbij moet er op gelet worden, dat nauwelijks vrijheid bestaat de afmetingen van dergelijke wagens te vergroten, omdat zij geschikt moeten zijn in reeds bestaande stallen hun werk te verrichten waar de gangen veelal smal zijn en de bochten krap.

Nadat ontdekt was dat de overgang van de horizontale naar de vertikale transporteur een klempunt in de constructie vormde is door aanvrager getracht met een enkele aandrijving te volstaan. Daarbij ging hij aanvankelijk uit van de gebruikelijke transporteurs, namelijk een aan beide zijden gelegerde as met propellerachtige schoepen. Pogingen dergelijke schroeftransporteurs met elkaar te koppelen, bijvoorbeeld met gaffelkoppelingen of flexibele koppelingen mislukten evenwel, waarbij beschadiging of breuk van de koppelingen betrekkelijk frequent optrad en het benodige motorvermogen hoog bleek. Bovendien was de doseernauwkeurigheid stellig niet beter, hetgeen mogelijkerwijs is toe te schrijven aan de onregelmatigheden in het transport bij de knikken tussen met elkaar gekoppelde rechte stukken van de aldus gevormde samengestelde schroeftransporteur.

Volgens de uitvinding kunnen evenwel alle bovengenoemde moeilijkheden op eenvoudige en constructie- en kostenbesparende wijze worden opgelost door er in te voorzien, dat de schroef-transporteur een schroeflijnvormig orgaan zonder centrale kern is en dat de opvoerinrichting gevormd wordt door een omhoog gebogen verlenging van de horizontale transporteur.

Een dergelijk transportorgaan is in voedertransportinstallaties met automatisch transport van het voer naar de voederplaatsen bekend. Daarbij worden deze schroeflijnvormige transport-organen in goten of buizen gelegd, waarbij eventuele bochten kromtestralen hebben, die ettelijke malen groter zijn dan mogelijk is bij een voederdoseerwagen. Toepassing in een voederdoseerwagen leek dan ook aanvankelijk, bij leeg proefdraaien, het nadeel te hebben, dat het schroeflijnvormige orgaan tegen de buis waarin het zich bevond, schuurde. Dit was duidelijk te horen. Toen evenwel een dergelijke installatie met werkelijk voer werd gebruikt viel dit schurende geluid weg en bleek het voer voldoende smering te geven om te verhinderen, dat het schroeflijnvormige orgaan, dat van gehard staal was, tegen de er omheen liggende buis schuurde. Bovendien bleek, dat voor het gehele transport, dus het horizontale gedeelte, de bocht en eventueel nog een vertikaal gedeelte, niet meer vermogen nodig was, dan voorheen voor alleen het horizontale transport. Het totaal benodigde vermogen bedraagt 40-60% van wat voorheen nodig was. Daarbij kan één elektromotor met magneetschakelaar worden uitgespaard, terwijl bovendien de tijdschakeling eenvoudiger wordt. Daarbij neemt het volume van de voorraadbak niet af, omdat de gebogen transporteur achter een schuin naar beneden hellende wand kan liggen, die ook reeds bij de bekende constructie aanwezig was om het goed naar beneden lopen van het voer naar de ingang van de transporteur toe te verzekeren. Bovendien neemt door deze vereenvoudigingen de bedrijfszekerheid toe en de service en het onderhoud af.

Volgens een nadere uitwerking van de.uitvinding wordt er in voorzien, dat het omhoog gebogen deel van het schroeflijnvormige orgaan in een buis ligt, waarvan de buitenzijde een kromtestraal heeft van minder dan 100, bij voorkeur ongeveer 60 cm. Hierbij wordt er op gewezen, dat grotere kromtestralen bij de thans gebruikelijke voederdoseerwagens niet nodig of gewenst zijn, en dat een uitmuntende storingsvrije werking met een aantal stortingen, dat voor een gemiddeld bedrijf overeenkomt met die van meer dan twee jaar werd verkregen.

In dit verband dient er op gewezen te worden, dat een voeder-doseerwagen geschikt moet zijn voor voer van verschillende typen, zoals brok, krix of kruim en meel. Daarbij bestaat nog verschillend mechanisch gedrag voor verschillende samenstellingen of fijnheid. Wanneer een voederdoseerwagen 's nacht over, gevuld is, kan het gebeuren dat meer bijvoorbeeld iets uitzakt. Dit kon bij de bekende wagens aanvankelijk tot een stotende en in het begin minder nauwkeurige dosering leiden. Van deze moeilijkheden wordt bij de uitvinding minder hinder ondervonden, omdat het klempunt, namelijk de overgang tussen de beide transporteurs, ontbreekt, ook bij de genoemde betrekkelijk kleine kromtestraal van 60 cm.

Schroeflijnvormige transportorganen voor voer werden tot dusver uitsluitend trekkend gebruikt. Dit betekent, dat het voer naar de aangedreven zijde toe werd bewogen. Bij duwend gebruik, dus de aandrijfzijde aan de voertoevoerzijde kon onregelmatige werking optreden door indrukking van het schroeflijnvormige orgaan in de lengterichting. Gebleken is dat deze moeilijkheid bij toepassing in een voederdoseerwagen kan worden opgeheven door het schroeflijnvormige orgaan enigszins onder langsspanning te zetten. Verrassend is daarbij, dat deze langsspanning niet leidt tot extra wrijving van het schroeflijnvormige orgaan in het gebogen deel van de transporteur.

Bij de bekende transporteurs kon bij de overgang van de voorraadbak naar de transporteur een stuwing optreden, die leidde tot sterk vergrote weerstand. Om dit tegen te gaan werd over het gedeelte van de transporteur, waar deze in directe verbinding staat met het voer in de voorraadbak een brugvormig orgaan gelegd, zodat op twee plaatsen een ruimte was waar het voer de transporteur kon bereiken. Een dergelijke brug had uiteraard schuine zijden om de toevoer van voer te bevorderen. Bij overgang van het ene voer op het andere kon het daarbij gewenst zijn, de plaats van de brug aan te passen, tot een goede werking verkregen was. Bij toepassing van de schroeflijnvormige transporteur zonder centrale kern is gebleken, dat deze moeilijkheden zich niet voordoen. Dienovereenkomstig wordt er volgens een nadere aspect van de uitvinding in voorzien, dat het schroeflijnvormige orgaan een ‘enkele ononderbroken-verbinding met de benedenzijde van-· de'voorraadbak heeft.

Doordat bij de uitvinding één motor wordt uitgespaard komt in principe ruimte vrij voor de aanbrenging van accu's respectievelijk aanvullende accu's.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 schematisch een zijaanzicht van een voederdoseerwagen volgens de uitvinding is; fig. 2 een achteraanzicht daarvan; en fig. 3 een bovenaanzicht.

De weergegeven voederdoseerwagen is, afgezien van de manier waarop het voer vanuit de voorraadbak wordt bewogen, op zichzelf bekend. Een dergelijke wagen heeft vaste wielen 1, zwenk- of pianowielen 2, een bak 3, een elektromotor 4, een voedervoorraadgedeelte 5 en een bij voorkeur naar links en rechts zwenkbare afvoerbuis 6. Op bekende wijze is het ook mogelijk laag gelegen afvoerbuizen aan te brengen, die schematisch met stippellijnen 7 zijn aangegeven.

De voorraadbak 5 heeft aan de benedenzijde een hellend voorvlak 8 en een geknikt achtervlak 9 en hellende zijvlakken 18 en 19. Deze monden uit bij de bovenzijde van een naar boven open goot 10, waarin een schroeflijnvormig transport-orgaan 11 ligt. De open goot 10 sluit aan de benedenzijde van het vlak 8 aan een cirkelvormig gebogen buis 12 aan.

Deze is, wanneer een hoog gelegen afvoerbuis 6 wordt gebruikt, aan zijn einde verlengd met een rechtlijnig stuk 13.

Het voer, dat in de aan zijn bovenzijde open buis 10 valt wordt door aandrijving van de schroeflijnvormige orgaan eerst naar links bewogen en na doorloping van de bocht 12 naar boven toe.

Een dergelijk schroeflijnvormig orgaan kan bevestigd worden aan een buisstomp 14, waar het omheen ligt en eventueel met een klem er aan vastgemaakt. Deze buisstomp 14 is gelegerd in een kantelleger 15. De motor 4 drijft een als variomatic uitgevoerd aandrijfwiel 20 aan, dat met behulp van de snaar 21 een overbrengwiel 16 aandrijft. De snaar 21 kan met het spanwiel 17 gespannen worden om de overbrenging-verhouding van de variomatic in te stellen.

De voederdoseerwagen volgens de uitvinding heeft, in tegenstelling tot de bekende, slechts een enkele aandrijfmotor nodig en de ruimte die bij bekende voederdoseerwagens aan de voorzijde nodig was om aldaar een motor onder te brengen voor de aandrijving van een aparte vertikale opvoerinrichting, is nu vrij. Deze ruimte, die ter weerszijde van de buis 12 is gelegen en met stippellijnen 17 is aangeduid, kan gebruikt worden voor het onderbrengen van accu's.

Omdat de constructie volgens de uitvinding aanmerkelijk minder energie voor een zelfde getransporteerde hoeveelheid nodig heeft kan de wagen volgens de uitvinding aanmerkelijk meer voer bij een zekere accucapaciteit per oplading van de accu's afgeven. Doordat ook nog ruimte beschikbaar is gekomen als aangegeven bij 17, kan de capaciteit van de wagen aanmerkelijk worden verhoogd, namelijk enerzijds door een vergroting van het accuvolume en anderzijds door een geringere energiebehoefte. Desalniettemin is de nuttige inhoud van de wagen niets kleiner dan bij de bekende constructie met twee transportinrichtingen, namelijk een horizontale en een vertikale.

Aan de bovenzijde van de transportbaan is het schroeflijnvormige orgaan op dezelfde wijze gelegerd als bij het begin daarvan, dus met behulp van een buisstomp 14, die in een kantelleger 15 is gelegerd. Gebleken is, dat een lichte langsspanning van het transportorgaan gunstig is om een gelijkmatige werking te bevorderen. Hoewel in het gebogen gedeelte 12 de mogelijkheid bestaat dat het schroeflijnvormige orgaan 11 tegen de buis 12 loopt, is gebleken dat dit geen nadeel is, mits er voer, dus brokken, krix of meel getransporteerd wordt. Gebleken is, dat dit voer of deeltjes daarvan als smering dienst doet en dat een soepele wrijvings-arme werking gewaarborgd is, zelfs bij de over 90° gebogen vorm van de buis en transportorgaan.

Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding niet beperkt is tot het getekende en in het bovenstaande beschreven uitvoe- voeringsvoorbeeld. Zo is het mogelijk op gebruikelijke wijze instrumenten zoals tijdklokken en instelmiddelen te monteren. Bovendien is de uitvinding niet beperkt tot een accuwagen, maar kan op overigens bekende wijze een verbinding door middel van flexibel snoer met een elektriciteitsbron zoals een aftappunt van het net tot stand gebracht worden.

De afmetingen van de wagen zijn eveneens niet aan beperkingen onderhevig en zullen veelal, op dezelfde wijze als bij bekende voederdoseerwagens, afhangen van de beschikbare gangbreedte voor de voedertroggen van de hokken. De hoogte wordt veelal bepaald door de hoogte van de voersilo enerzijds en het aantal te voederen dieren per afdeling.

De doseernauwkeurigheid van de wagen volgens de uitvinding is dezelfde bij een volle wagen en bij een nagenoeg lege.

Bij de bekende wagen trad veelal een verloop van dosis op bij afnemende vulling.

Claims (8)

1. Voederdoseerwagen, voorzien van een voorraadbak met althans aan de benedenzijde naar elkaar toe hellende zijwanden en een naar boven toe open in hoofdzaak horizontale buis waarin zich een schroef-transporteur bevindt, een elektromotor om de schroeftransporteur aan te drijven aan de zijde, waar vanaf het voer getransporteerd wordt, een afvoerinrichting om het door de in hoofdzaak horizontale transporteur aangevoerde voer omhoog te brengen en afvoer-geleidingen om het omhoog gebrachte voer te storten, met het kenmerk, dat de schroeftransporteur een schroeflijnvormig orgaan zonder centrale kern is en dat de opvoerinrichting gevormd wordt door een omhoog gebogen verlenging van de horizontale transporteur.

2. Voederdoseerwagen volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat het omhoog gebogen deel van het schroeflijnvormige orgaan in een buis ligt, waarvan de buitenzijde een kromtestraal heeft van minder dan 100, bij voorkeur ongeveer 60 cm.

3. Voederdoseerwagen volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk , dat het omhoog gebogen deel van de schroeflijnvormige transporteur bij benadering een cirkelboog vormt van 90° of nagenoeg 90°.

4. Voederdoseerwagen volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schroeflijnvormige orgaan enigszins onder langsspanning staat.

5. Voederdoseerwagen volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schroeflijnvormige orgaan een enkele ononderbroken verbinding met de benedenzijde van de voorraadbak heeft.

6. Voederdoseerwagen volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schroef- lijnvormige orgaan een middellijn heeft, die 10-15 mm kleiner is dan die van de buis waarin het zich bevindt.

7. Voederdoseerwagen volgens één of meer van de voorafgaande conclusies voorzien van een accu, met het kenmerk, dat de accu in de ruimte onder de bocht van het schroeflijnvormige orgaan is aangebracht.

8. Voederdoseerwagen volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schroeflijnvormige transportorgaan duwend wordt gebruikt.