NL9100173A - Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting. - Google Patents

Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL9100173A
NL9100173A NL9100173A NL9100173A NL9100173A NL 9100173 A NL9100173 A NL 9100173A NL 9100173 A NL9100173 A NL 9100173A NL 9100173 A NL9100173 A NL 9100173A NL 9100173 A NL9100173 A NL 9100173A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
subband
samples
subband signal
composite
Prior art date
Application number
NL9100173A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL9100173A priority Critical patent/NL9100173A/nl
Priority to DE69210064T priority patent/DE69210064T2/de
Priority to EP92200195A priority patent/EP0497413B1/en
Priority to KR1019920001277A priority patent/KR920017399A/ko
Priority to JP4016954A priority patent/JPH04360331A/ja
Publication of NL9100173A publication Critical patent/NL9100173A/nl
Priority to US08/326,145 priority patent/US5621855A/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10LSPEECH ANALYSIS TECHNIQUES OR SPEECH SYNTHESIS; SPEECH RECOGNITION; SPEECH OR VOICE PROCESSING TECHNIQUES; SPEECH OR AUDIO CODING OR DECODING
    • G10L19/00Speech or audio signals analysis-synthesis techniques for redundancy reduction, e.g. in vocoders; Coding or decoding of speech or audio signals, using source filter models or psychoacoustic analysis
    • G10L19/008Multichannel audio signal coding or decoding using interchannel correlation to reduce redundancy, e.g. joint-stereo, intensity-coding or matrixing
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04LTRANSMISSION OF DIGITAL INFORMATION, e.g. TELEGRAPHIC COMMUNICATION
    • H04L9/00Cryptographic mechanisms or cryptographic arrangements for secret or secure communications; Network security protocols
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06TIMAGE DATA PROCESSING OR GENERATION, IN GENERAL
    • G06T9/00Image coding
    • G06T9/007Transform coding, e.g. discrete cosine transform
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04BTRANSMISSION
    • H04B1/00Details of transmission systems, not covered by a single one of groups H04B3/00 - H04B13/00; Details of transmission systems not characterised by the medium used for transmission
    • H04B1/66Details of transmission systems, not covered by a single one of groups H04B3/00 - H04B13/00; Details of transmission systems not characterised by the medium used for transmission for reducing bandwidth of signals; for improving efficiency of transmission
    • H04B1/667Details of transmission systems, not covered by a single one of groups H04B3/00 - H04B13/00; Details of transmission systems not characterised by the medium used for transmission for reducing bandwidth of signals; for improving efficiency of transmission using a division in frequency subbands
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10LSPEECH ANALYSIS TECHNIQUES OR SPEECH SYNTHESIS; SPEECH RECOGNITION; SPEECH OR VOICE PROCESSING TECHNIQUES; SPEECH OR AUDIO CODING OR DECODING
    • G10L19/00Speech or audio signals analysis-synthesis techniques for redundancy reduction, e.g. in vocoders; Coding or decoding of speech or audio signals, using source filter models or psychoacoustic analysis
    • G10L19/02Speech or audio signals analysis-synthesis techniques for redundancy reduction, e.g. in vocoders; Coding or decoding of speech or audio signals, using source filter models or psychoacoustic analysis using spectral analysis, e.g. transform vocoders or subband vocoders
    • G10L19/0204Speech or audio signals analysis-synthesis techniques for redundancy reduction, e.g. in vocoders; Coding or decoding of speech or audio signals, using source filter models or psychoacoustic analysis using spectral analysis, e.g. transform vocoders or subband vocoders using subband decomposition

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Discrete Mathematics (AREA)
  • Mathematical Physics (AREA)
  • Computational Linguistics (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Audiology, Speech & Language Pathology (AREA)
  • Human Computer Interaction (AREA)
  • Acoustics & Sound (AREA)
  • Computer Security & Cryptography (AREA)
  • Compression, Expansion, Code Conversion, And Decoders (AREA)
  • Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
  • Transmission Systems Not Characterized By The Medium Used For Transmission (AREA)

Description

Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting.
v
De uitvinding heeft betrekking op een kodeerinrichting, bevattende een subbandkoder voor het subbandkoderen van een breedbandig digitaal signaal, dat is opgebouwd uit een eerste en een tweede signaaldeel die elk zijn bemonsterd met een zekere bemonsteringsfrekwentie Fs, bijvoorbeeld een digitaal stereo audiosignaal, waarbij de subbandkoder is voorzien van sïgnaalsplitsingsmiddelen voor het in responsie op het breedbandige digitale signaal genereren van een aantal van M subbandsignalen met bemonsterfrekwentieverlaging, waartoe de splitsingsmiddelen het breedbandige digitale signaal opsplitsen in opvolgende subbanden met bandnummers m die toenemen met de frekwentie, waarbij voor m geldt 1 < m < M, en waarbij elk subbandsignaal is opgebouwd uit een eerste en een tweede subbandsignaaldeel, waarbij de kodeerinrichting verder bevat kwantiseringsmiddelen voor het bloksgewijs kwantiseren van de eerste en tweede subbandsignaaldelen van een subbandsignaal in respektievelijke subbanden, een gekwantiseerd signaaldeel zijnde opgebouwd uit opvolgende signaalblokken, elk signaalblok bevattende q bemonsteringen, waarbij de q bemonsteringen in een signaalblok van het eerste of het tweede gekwantiseerde subbandsignaaldeel in een subband SBm, elk met n ml respekdevelijk n^ bits zijn gerepresenteerd, en waarbij in een kodering in een intensiteitsmode voor ten minste één van de subbanden de kwantiseringsmiddelen zijn ingericht voor het samennemen van overeenkomstige bemonsteringen van het eerste en het tweede subbandsignaaldeel in de subband ter verkrijging van een samengesteld signaal in de subband, en zijn ingericht voor het bloksgewijs kwantiseren van het samengestelde signaal in de subband, het gekwantiseerde samengestelde signaal in de subband zijnde opgebouwd uit opvolgende signaalblokken, elk signaalblok bevattende q bemonsteringen, waarbij de q bemonsteringen in een signaalblok van het gekwantiseerde samengestelde signaal elk met n mc bits zijn gerepresenteerd, waarbij de inrichting verder schaalfaktor-informatievaststellingsmiddelen bevat voor het vaststellen van informatie die in relatie staat tot een schaalfaktor behorend bij elk signaalblok van q bemonsteringen in de eerste en tweede subbandsignaaldelen van de subbanden, op een zender voorzien van de kodeerinrichting, en op een ontvanger.
De inrichting van de in de aanhef genoemde soort is bekend uit de Nederlandse oktrooiaanvrage no. 90.00.338 (PHN 13.241), zie het dokument (2b) in de lijst achterin deze aanvrage. Met de bekende inrichting is het voor sommige subbanden mogelijk het eerste en het tweede subbandsignaaldeel in deze subbanden in een zogenaamde intensiteitsmode te koderen. In dat geval worden de linker en rechtersig-naaldelen samengenomen ter verkrijging van een soort monosignaal. Men past een dergelijke signaalkodering toe indien het faseverschil tussen het linker en het rechter subbandsignaaldeel niet belangrijk is, doch waarbij de golfvorm van het monosignaal juist wel belangrijk is. Dit is vooral zo voor de signalen in hoger gelegen subbanden, omdat het oor voor de frekwenties in die subbanden minder fasegevoelig is. Door een dergelijke kodering kan men volstaan met een kleinere informatieinhoud voor de over te zenden subband, bij een-zekere nauwkeurigheid in de kodering, of met een grotere informatieinhoud met een hogere nauwkeurigheid in de kodering. Bij weergave aan de ontvangstzijde verkrijgt men een stereoeffekt dat bekend staat onder het begrip intensi-teitsstereo. Alleen de intensiteiten van de linker en rechter subbandsignaaldelen verschillen, met de verschillende waardes voor de schaalfaktoren behorend bij het eerste en tweede subbandsignaaldeel.
De bekende inrichting heeft het nadeel dat de kodering in de intensiteitsmode niet altijd leidt tot een goede signaaloverdracht.
De uitvinding beoogt nu een inrichting voor te stellen waarmee, ook in die gevallen waarbij geen goede overdracht plaats vindt, toch een goede overdracht gerealiseerd kan worden.
De inrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat de inrichting is voorzien van hoekbepalingsmiddelen, welke hoekbepalingsmiddelen zijn ingericht voor het, voor elk van die subbanden waarvoor een kodering in de intensiteitsmode mogelijk is en voor telkens overeenkomstige signaalblokken in de eerste en tweede subbandsignaaldelen van een dergelijke subband bepalen van een rechte lijn in een vlak gevormd door een fiktief assenkruis, welke lijn loopt door de oorsprong van het assenkruis en door een puntenwolk van q punten in het vlak, welke punten worden gevormd door het samennemen van een k-de bemonstering uit een signaalblok van q bemonsteringen in het eerste subbandsignaaldeel met de k-de bemonstering uit het overeenkomstige signaalblok van q bemonsteringen in het tweede subbandsignaaldeel, waarbij k loopt van 1 tot en met q, en door het, voor het bepalen van een k-de punt in het vlak uitzetten van de k-de bemonstering van het eerste subbandsignaaldeel langs de ene as van het assenkruis, en de k-de bemonstering van het tweede subbandsignaaldeel langs de andere as, en dat voor de lijn geldt dat een afstandsmaat die een maat is voor de afstand van de lijn.tot alle q punten, minimaal is, dat de hoekbepalingsmiddelen verder zijn ingericht voor het bepalen van een hoek β die in hoofdzaak gelijk is aan de hoek die die lijn maakt met die as van het assenkruis waarlangs de bemonsteringen van het eerste subbandsignaaldeel zijn uitgezet, dat de hoekbepalingsmiddelen zijn voorzien van een vergelijker voor het vergelijken van de afstandsmaat met een drempelwaarde, dat de vergelijker is ingericht voor het genereren van een stuursignaal indien de afstandsmaat de drempelwaarde niet overschrijdt, en dat de kwantiseringsmiddelen zijn ingericht voor het, in responsie op het stuursignaal uitvoeren van een kodering in de intensiteitsmode op de overeenkomstige signaalblokken in het eerste en het tweede subbandsignaaldeel van de betreffende subband, en dat de kwantiseringsmiddelen daartoe zijn voorzien van signaalkombineermiddelen voor het vermenigvuldigen van de q bemonsteringen van het eerste subbandsignaaldeel met cos (a), voor het vermenigvuldigen van de q overeenkomstige bemonsteringen van het tweede subbandsignaaldeel met - sin (a) en voor het na vermenigvuldiging kombineren van de overeenkomstige bemonsteringen van de q bemonsteringen van het eerste en het tweede subbandsignaaldeel tot het samengestelde subbandsignaal, en dat a in een relatie staat tot de hoek β.
De uitvinding gaat uit van het inzicht dat de bekende intensiteitskodeiing betekent dat overeenkomstige bemonsteringen l|k],r[k] in een signaalblok van de eerste en tweede subbandsignaaldelen in een subband worden geprojekteerd op een lijn die onder 45° door de oorsprong loopt van een 1-r assenkruis, waarin de punten l[k],r[k:] in het vlak van het assenkruis worden verkregen door het uitzetten van de bemonstering l[k] langs de 1-as en de bijbehorende bemonstering r[k] langs de r-as van het assenkruis. De overdracht in de intensiteitsmode betekent in feite dat enkel de lengte van de projekties van de punten op de lijn, gerekend vanuit de oorsprong, als de bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal worden overgezonden. Een dergelijke kodering gaat goed voor de puntenwolk van bemonsteringenparen l[l],r[l] tot en met l[q], r[q], die hoofdzakelijk in het eerste en het derde kwadrant van het assenkruis ligt, doch gaat minder goed voor een puntenwolk die in het tweede en het vierde kwadrant ligt.
De maatregel volgens de uitvinding is gebaseerd op het idee om afhankelijk van de ligging van de puntenwolk een projektielijn te bepalen die het best door deze puntenwolk loopt. Vervolgens worden de punten op deze projektielijn geprojekteerd. Volgens de uitvinding betekent dit dat α=-β. De lengte, gerekend vanuit de oorsprong, van de projekties van deze punten op deze projektielijn worden nu als bemonsteringen, inclusief hun teken, van het samengestelde subbandsignaal verzonden. Het gevolg van deze kodering is dat een betere transmissie wordt gerealiseerd. Wel betekent deze kodering dat één van de schaalfaktoren nu negatief kan zijn. In het formaat van het datasignaal via welke de informatie moet worden overgezonden moet dan wel rekening gehouden worden met het feit dat één van de schaalfaktoren negatief kan zijn, nl. door het reserveren van een extra tekenbit voor die schaalfaktor in de datastroom. Dit zou een uitbreiding betekenen van het signaalformaat zoals het in de eerder genoemde Nederlandse oktrooiaanvrage 90.00.338 is beschreven.
Wil men geen uitbreiding hebben van het formaat, in de zin dat men geen extra tekenbit in het signaalformaat wil introduceren, dan kan de inrichting zijn gekenmerkt doordat voor het geval β voldoet aan de voorwaarde 0 < β < 90°, er geldt dat a = -β, dat voor het geval β voldoet aan de voorwaarde 90° < β < 135°, er geldt dat a = -90°, en dat voor het geval β voldoet aan de voorwaarde - 45° < β < 0, er geldt dat α = 0°. Dit betekent dat men de puntenwolk van bemonsteringsparen l[k],r[k] die in het eerste en het derde kwadrant van het 1-r assenkruis ligt kodeert op de wijze zoals hiervoor beschreven. Voor een puntenwolk van bemonsteringenparen l[k],r[k] die ligt in het tweede en het vierde kwadrant geldt dat de punten worden geprojekteerd op öf de 1-as, indien geldt dat 90°<β<135°, öf de r-as, indien geldt dat -45°<β<0°, en dat de lengtes van de projekties op deze assen worden gebruikt als de bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal die worden overgezonden. Doordat geprojekteerd wordt op de 1-as of de r-as is een tekenbit overbodig .geworden. Bovendien betekent een dergelijke overdracht nog altijd een verbetering ten opzichte van de bekende overdracht. Dit omdat een projektie op de 1-as of de r-as een betere benadering van de bemonsteringenparen is dan indien zou worden geprojekteerd op de lijn die onder 45° door de oorsprong van het assenkruis loopt, zoals in de bekende kodering.
De schaalfaktoren SFj en SFr kunnen op verschillende manieren worden verkregen. De schaalfaktoren kunnen op de bekende wijze uit de oorspronkelijke subbandsignaaldelen worden afgeleid. Een andere mogelijkheid is dat de-schaalfaktoren uit de schaalfaktor SFlr van het samengestelde subbandsignaal worden afgeleid. De inrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat voor het vaststellen van de schaalfaktor behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel. waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, -de . vaststellingsmiddelen zijn ingericht voor het vermenigvuldigen van de amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude met cos a, en dat voor het vaststellen van de schaalfaktor behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het tweede subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, de vaststellingsmiddelen zijn ingericht voor het vermenigvuldigen van de amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude met (- sin a).
In dit geval worden dus de schaalfaktoren SF! en SFr overgezonden via het transmissiemedium.
Een andere mogelijkheid is, dat de schaalfaktor SF^ en de hoek a worden overgezonden en dat pas aan de ontvangerzede de schaalfaktoren SF! en SFr worden gerekonstrueerd uit SFlr en a.
Een andere mogelijkheid is dat de inrichting is gekenmerkt doordat de voor het vaststellen van de schaalfaktor behorend bij de overeenkomstige signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, de.vaststellingsmiddelen zijn ingericht voor het-berekenen van de grootheid,
Figure NL9100173AD00071
waarbij, Sn gelijk is aan de som van de kwadraten van de amplitudes van de q bemonsteringen in het signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel, S2 gelijk is aan de som van de kwadraten van de q bemonsteringen in het signaalblok van het samengestelde subbandsignaal, en 8¾ de amplitude van de grootste bemonstering in het signaalblok van q bemonsteringen in het samengestelde subbandsignaal. In dit geval wordt als eis gesteld dat de vermogens van het eerste subbandsignaaldeel vóór en na de overdracht gelijk zijn. Eenzelfde berekening kan natuurlijk uitgevoerd worden ter verkrijging van de schaalfaktor voor het tweede subbandsignaaldeel.
Er zij hier vermeld dat deze berekening van de schaalfaktoren, die dus gebaseerd is op het gelijk houden van de vermogens van het (de) subbandsignaaldeel(delen) aan zender- en ontvangerzede, losstaat van de intensiteitsmode kodering volgens-de huidige uitvinding, doch dat deze berekening evenzeer bruikbaar is bij de intensiteitsmode kodering volgens de stand van de techniek.
De inrichting volgens de uitvinding kan verder zijn gekenmerkt dat de schaalfaktorinformatievaststellingsmiddelen zijn voorzien van - tweede kwantiseringsmiddelen voor het kwantiseren van de schaalfaktor behorende bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste en/of het tweede subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, - dekwantiseringsmiddelen voor het dekwantiseren van de in de tweede kwantiseringsmiddelen gekwantiseerde schaalfaktoren, en - delermiddelen voor het op elkaar delen van de schaalfaktor en de gedekwantiseerde schaalfaktor ter verkrijging van een vermenigvuldigingsfaktor, en dat de kwantiseringsmiddelen zijn voorzien van vermenigvuldigingsmiddelen voor het vermenigvuldigen van de q bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal met de vermenigvuldigingsfaktor. Indien de inrichting bovendien is gekenmerkt doordat de vermenigvuldigingsfaktor gelijk is aan SF^SF*!, waarbij SF^ de. schaalfaktor is behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, en SF’j de gekwantiseerde schaalfaktor SF! is, kan in dit geval worden gekompenseerd voor kwantisatiefouten die ontstaan tijdens het kwantiseren van de schaalfaktor behorend bij het eerste subbandsignaaldeel. Indien de inrichting in plaats daarvan is gekenmerkt doordat de vermenigvuldigingsfaktor gelijk is aan SF/SF’j, waarbij SFr de schaalfaktor is behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het tweede subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, en SF’r de gekwantiseerde schaalfaktor SFr is, dan kan worden gekompenseerd voor kwantisatiefouten die ontstaan bij de kwantisatie van de schaalfaktor behorend bij het tweede subbandsignaaldeel. Wel dient te worden gesteld dat de kompensatie voor de kwantisatiefout in de ene schaalfaktor voor het ene kanaal betekent dat de overdracht in het andere kanaal een fout oplevert die in dB uitgedrukt gelijk is aan maximaal de kwantiseringsstapgrootte (in dB) in de schaalfaktoren.
Ook hier dient uitdrukkelijk vermeld te worden dat de hiervoor besproken kompensatie voor kwantisatiefouten in één of beide schaalfaktoren losstaat van de intensiteitsmodekodering volgens de uitvinding, en van de berekening van de schaalfaktoren zoals aan de hand van konldusie 10 besproken. De kompensatie is dus evenzeer toepasbaar bij de intensiteitsmodekodering volgens de stand van de techniek.
In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting is deze inrichting gekenmerkt doordat de vermenigvuldigingsfaktor een fimktie is van
Figure NL9100173AD00081
waarbij SF! en SFr de schaalfaktor is behorende bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste respektievelijk tweede subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, en SF*! en SF’r de gekwantiseerde schaalfaktor SF! en SFr is.. In dit geval wordt gekompenseerd voor de kwantisatiefouten in de ene als in die van de andere schaalfaktor. De kompensatie is voor geen van de beide schaalfak- toren volledig, doch er vindt nu in beide kanalen een kompensatie plaats die voor althans een deel van de kwantisatiefout kompenseert.
De uitvinding zal aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden in de hierna volgende figuurbeschrijving nader worden uiteengezet.
Hierin toont figuur 1 een subbandkodeerinrichting, figuur 2 de bekende stereo-intensiteitskodering in de inrichting van figuur 1, figuur 3 een verdere uitleg van de bekende stereo-intensiteitskodering, figuur 4 en 5 een uitleg van de stereo-intensiteitskodering volgens de uitvinding, figuur 6 in figuur 6a dat deel van de subbandkodeerinrichting van figuur 1 dat in staat is de stereo-intensiteitskodering volgens de uitvinding .uit te voeren, en in figuur 6b, 6c en 6d drie uitvoeringsvoorbeelden van ontvangers voor het-dekoderen van de in de inrichting van figuur 6a gekodeerde signalen, figuur 7 een uitleg van het gedrag van de schaalfaktoren in afhankelijkheid van de rotatiehoek a, figuur 8 een uitleg van een andere uitvoering van de stereo-intensiteitskodering volgens de uitvinding, figuur 9 dat deel van de subbandkodeerinrichting van figuur 1 dat in staat is de stereo-intensiteitskodering zoals aan de hand van figuur 8 besproken, uit te voeren, figuur 10 een ander uitvoeringsvoorbeeld van dat deel van de subbandkodeerinrichting van figuur 1 dat in staat is de stereo-intensiteitskodering volgens de uitvinding uit te voeren, figuur 11 een deel van nog een ander uitvoeringsvoorbeeld, figuur 12 een deel van weer een ander uitvoeringsvoorbeeld, en figuur-13 de toepassing van de kodeerinrichting.in een zender in de vorm van een optekeninrichting voor het optekenen van de gekwantiseerde subbandsignalen op een magnetische registratiedrager.
Figuur. 1. toont de kodeerinrichting. Aan de ingangsklem 1 wordt een breedbandig digitaal signaal aangeboden. Te denken valt daarbij aan een audiosignaal dat een bandbreedte van ongeveer 20 kHz bezit. Het audiosignaal kan een stereo audiosignaal zijn. Li dat geval zal verder slechts één van de twee signaaldelen (het linker of het rechter signaaldeel) van het stereo audiosignaal besproken worden. Voor het andere signaaldeel gebeurt dan hetzelfde.
Aan de ingang 1 worden bijvoorbeeld 16 bits bemonsteringen van bijvoorbeeld het linker signaaldeel van het audiosignaal met een bemonsteringsfrekwentie van 44 kHz aangeboden. Het audiosignaal wordt aangeboden aan een subbandcoder 2, die is voorzien van signaalsplitsingsmiddelen. De subbandcoder 2 verdeelt het audiosignaal over M subbanden door middel van een M-tal filters, te weten een laagdoorlaatfilter LP, M-2 bandpasfilters BP en een hoogdoorlaatfilter HP. M is bijvoorbeeld gelijk aan 32. De M subbandsignalen worden in bemonsterffekwentie verlaagd in de met het referentienummer 9 aangegeven blokken. Daarin wordt de bemonsteringsfrekwentie met een faktor M verlaagd. De aldus verkregen signalen worden aangeboden aan de uitgangen 3.1, 3.2, ..., 3.M. Aan de uitgang 3.1 wordt het signaal in de laagste subband SB! aangeboden. Aan de uitgang 3.2 wordt het signaal in de op één na laagste subband SB2 aangeboden. Aan de uitgang 3.M wordt het signaal in de hoogste subband SBj^ aangeboden. De signalen aan de uitgangen 3.1 tot en met 3.M zijn in de vorm van opvolgende bemonsteringen die zijn uitgedrukt in 16 of meer, bijvoorbeeld 24 bits getallen. Aan de uitgangen 3.1 tot en met 3.M in figuur 1 verschijnen dus de bemonsteringen van de linker subbandsignaaldeel. Deze bemonsteringen worden met l[k] aangeduid. De subbandkodeerinrichting voor het rechter signaaldeel van het audiosignaal levert op dezelfde wijze bemonsteringen rjk] van het rechter signaaldeel in de subbanden SBj tot en met SB^. Dit is in figuur la aangegeven.
In het huidige uitvoeringsvoorbeeld hebben de subbanden SBj tot en met SBm alle eenzelfde breedte. Noodzakelijk is dit echter niet. In de prior art publikatie (5), Krasner, is bijvoorbeeld een opdeling in een aantal subbanden gegeven, waarvan de bandbreedten bij benadering korresponderen met de bandbreedten van de kritieke banden van het menselijk oor in de respektieve frekwentiegebieden.
De werking van de subbandcoder 2 zal niet verder worden uitgelegd aangezien de werking van een subbandcoder reeds eerder uitgebreid is beschreven. Daartoe zij verwezen naar de prior art documenten (1), (5) en (7), die waar nodig worden geacht in deze aanvrage te zijn opgenomen.
De subbandsignalen worden in opvolgende signaalblokken van q opvolgende bemonsteringen samengenomen, zie figuur la, en worden toegevoerd aan een bijbehorende kwantisator (¾ tot en met Qm- In een kwantisator Qm worden de bemonsteringen gekwantiseerd tot gekwantiseerde bemonsteringen met een aantal bits njjj dat kleiner is dan 16.
Figuur 1 toont hoe de linker subbandsignalen in signaalblokken van q opvolgende bemonsteringen, dat zijn de bemonsteringen 1[1] tot en met l[q], aan een bijbehorende kwantisator Qm worden toegevoerd. Op eenzelfde wijze worden de rechter subbandsignalen in signaalblokken van q opvolgende bemonsteringen, dat zijn de bemonsteringen r[l] tot en met r[q], aan een bijbehorende kwantisator (niet getekend) toegevoerd, q is bijvoorbeeld gelijk aan 12.
Tijdens het kwantiseren worden telkens de signaalblokken (groepen) van q opvolgende bemonsteringen van de subbandsignaaldelen gekwantiseerd naar een kleiner aantal bits. Daarbij worden de q bemonsteringen in een signaalblok eerst genormeerd. Dit normeren vindt plaats door de amplitudes van de q bemonsteringen te delen door de amplitude van de bemonstering met de grootste absolute waarde in het signaalblok. De amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude in het signaalblok van de subband SBm levert de schaalfaktor SFm, zie dokument (2a), (2b). Vervolgens worden de amplitudes van de genormeerde bemonsteringen, die nu liggen in een amplitudebereik van -1 tot +1, gekwantiseerd.
In het prior art dokument (2b) staat deze kwantisatie uitvoerig beschreven, zie de figuren 24, 25 en 26 en de bijbehorende beschrijving in dit dokument.
De gekwantiseerde bemonsteringen in de subbanden SBj tot en met SB^ worden vervolgens aan de respektievelijke uitgangen 4.1 tot en met 4.M aangeboden.
- De uitgangen 3.1 tot en met 3.M zijn verder-gekoppeld met de respektievelijke ingangen 5.1 tot en met 5.M van bitbehoeftebepalingsmiddelen 6. De bitbehoeftebepalingsmiddelen 6 bepalen voor in de tijd gezien overeenkomstige signaalblokken van q bemonsteringen van de linker en de rechter subbandsignaaldelen in de subbanden SB1 tot en met SBj^ de bitbehoefte b^ en b^. De bitbehoeftes b^ en bjjjj. zijn getallen die in relatie staan tot het aantal bits waarmee de q bemonsteringen in een signaalblok van q bemonsteringen van de linker respektievelijk rechter subbandsignaaldeel in een subbandsignaal van de subband m zouden moeten worden gekwantiseerd.
De bitbehoeftes bn tot en met bj^, en blr tot en met b^ door de bitbehoeftebepalingsmiddelen 6 afgeleid, worden toegevoerd aan bitverdelingsmiddelen 7. De bitverdelingsmiddelen 7 bepalen uitgaande van de bitbehoeftes het werkelijke aantal bits nn tot en met nMi en nlr tot en met nMr waarmee de q bemonsteringen van de overeenkomstige signaalblokken van de linker en rechter subbandsignaaldelen in de subbandsignalen SI^ tot en met SBM worden gekwantiseerd. Stuursignalen overeenkomende met de getallen n^ tot en met ηΜ worden via de leidingen 8.1 tot en met 8.M naar de respektievelijke kwantisatoren (¾ tot en met toegevoerd, zodat de kwantisatoren de bemonsteringen met de juiste aantal bits kunnen kwantiseren. Op eenzelfde wijze worden stuursignalen overeenkomende.met de getallen nlr toten met naar bij behorende kwantisatoren (niet getekend) voor de rechter subbandsignaaldelen toegevoerd, zodat ook die kwantisatoren de bemonsteringen van de rechter subbandsignaaldelen met het juiste aantal bits kunnen.kwantiseren. -, .......
In de dokumenten (9a) en (9b) van de referentielijst is uitgebreid beschreven hoe de bitbehoeftebepalingsmiddelen 6 en de bitverdelingsmiddelen 7 kunnen funktioneren.
Nu is in de publikatie (2b) van de referentielijst beschreven hoe in een stereo-intensiteitsmode voor één of meer subbanden de linker en de rechter subbandsignaaldelen in een subband worden samengenomen, zie in het bijzonder de beschrijving bij figuur 15c in de publikatie (2b).
In figuur 2a is aangegeven hoe dat deel van de kodeerinrichting in de publikatie (2b) eruit ziet dat een stereo-intensiteitskodering op de linker- en rechter subbandsignaaldelen in een subband SBm uitvoert. Aan de ingangsldem 10 worden telkens signaalblokken van q bemonsteringen van het eerste.subbandsignaaldeel, te weten het linker subbandsignaaldeel, in de subband SBm toegevoerd. Aan de ingangsldem 11 worden telkens signaalblokken van q bemonsteringen van het tweede subbandsignaaldeel, te weten het rechter subbandsignaaldeel, in de subband SBm toegevoerd. Het linker, subbandsignaaldeel, met 1 aangeduid,-wordt toegevoerd aan zowel een eenheid 12 als aan een deler 14. In de eenheid 12 wordt voor elk signaalblok in het linkersubbandsignaaldeel telkens een schaalfaktor SFj bepaald. Deze schaalfaktor is bij voorbeeld gelijk aan de amplitude van de grootste bemonstering in het signaalblok. In de deler 14 worden alle bemonsteringen in het signaalblok gedeeld door de schaalfaktor SFj. Aan de uitgang van de deler 14 verschijnen dan genormeerde bemonsteringen, aangeduid met l[k], waarbij k loopt van 1 tot en met q. De bemonsteringen l[k] worden toegevoerd aan een eerste ingang van een signaal-kombineereenheid 16, in de vorm van een opteller. Het rechter subbandsignaaldeel, aangeduid met r, wordt zowel toegevoerd aan een eenheid 13 als aan een deler 15. In de eenheid 13 wordt voor elk signaalblok in het rechtersubbandsignaaldeel een schaalfaktor SFr bepaald die in dit geval eveneens gelijk is aan de amplitude van de grootste bemonstering in het signaalblok. In de deler 15 worden alle bemonsteringen in het signaalblok gedeeld door de schaalfaktor SFr. Aan de uitgang van de deler 15 verschijnen dan genormeerde bemonsteringen r[k] die worden toegevoerd aan een tweede ingang van de signaalkombineereenheid 16. k loopt ook hier van 1 toten met q. In een additionele deler 17 worden de gesommeerde bemonsteringen l[k]+r[kl gedeeld door 2. De aldus verkregen bemonsteringen worden toegevoerd aan de. kwantisator 18.
De bitbehoeftebepalingsmiddelen 6 en de bitverdelingsmiddelen 7 bepalen op de wijze zoals bij voorbeeld in de documenten (9a) en (9b) beschreven het aantal bits nmc waarmee de bemonsteringen in het signaalblok van het samengestelde sub-bandsignaal in de subband SBm moeten worden gerepresenteerd. Het in de kwantisator 18 gekwantiseerde signaalblok van het samengestelde subbandsignaal wordt vervolgens aan de ingang 20 van een transmissiemedium 23 aangeboden. Evenzo worden de schaalfaktoren SF! en SFr behorend bij de overeenkomstigen signaalblokken van het linker en het rechter subbandsignaaldeel, na kwantisatie in de kwantisatoren 36 respektievelijk 37, aangeboden aan ingangen 19 respektievelijk 22 van het transmissiemedium 23. Verder wordt de allokatieinformatie nmc, aangevende het aantal bits waarmee de bemonsteringen in het signaalblok van het gekwantiseerde samengestelde subbandsignaal zijn gerepresenteerd, na kwantisatie in de kwantisator 35, toegevoerd aan de ingang 21 van het transmissiemedium 23. De hiervoor beschreven werkwijze wordt telkens herhaald voor opvolgende overeenkomstige signaalblokken in het linker en het rechtersignaaldeel van de subband SBm.
Het transmissiemedium 23 kan in de vorm zijn van een draadloze overdracht, zoals bij voorbeeld een radiozendkanaal. Echter andere transmissiemedia zijn evenzeer mogelijk. Men kan daarbij denken aan optische transmissie, bij voorbeeld via optische fibers of optische registratiedragers, zoals compact disc-achtige media, of een transmissie door middel van magnetische registratiedragers, waarbij bij voorbeeld gebruik gemaakt wordt van RDAT of SDAT achtige opname- en weergave technieken, zoals het bij voorbeeld is beschreven in dokument (8) in de referentielijst.
Aan de ontvangerzede van het transmissiemedium 23, zie figuur 2b, wordt onder invloed van de allokatieinformatie nmc die via de ingang 25 wordt aangeboden aan een dekwantisator 29, uit de datastroom van de gekwantiseerde bemonsteringen die via de ingang 26 eveneens aan de dekwantisator 29 worden aangeboden, het signaalblok van de q bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal in de subband SBm afgeleid. Deze werkwijze is uigebreid beschreven in dokument (2b) in de referentielijst. De aldus verkregen bemonsteringen worden . vervolgens aan vermenigvuldigers 30 en 31 aangeboden. Eveneens wordt uit de datastroom die via het transmissiemedium 23 aan de ontvanger wordt toegevoerd de schaalfaktorinformatie afgeleid. Deze schaalfaktorinformatie bevat de schaalfaktoren SF! en SFr die via de ingangen 27 en 28 eveneens aan de vermenigvuldigers 30 en 31 respectievelijk worden toegevoerd. In de vermenigvuldigers 30 en 31 worden de bemonsteringen in het signaalblok van het samengestelde subbandsignaal vermenigul-digd met SF! en SFr respektievelijk. Aan de uitgangen 32 en 33 verschijnen dan weer linker en rechter subbandsignaaldelen respektievelijk in de subband SBm.
De gevolgen van de stereo-intensiteitskodering aan de zendzijde en de bijbehorende dekodering aan de ontvangstzijde zal aan de hand van figuur 3 worden uiteengezet.
De bij elkaar behorende bemonsteringen l[k] en r[k] in overeenkomstige signaalblokken van de linker en rechtersubbandsignaaldelen kunnen worden uitgezet als punten in een-vlak dat. wordt gevormd door een fiktief assenkruis, waarbij langs de ene as van het assenkruis de amplitude l[k] en langs de andere as de amplitude r[k] is uitgezet. Figuur 3 toont dit assenkruis. Met P1} P2, P3 en P4 zijn vier punten aangegeven die overeenkomen met de eerste vier bij elkaar behorende bemonsteringen (l[l],r[l]), (l[2],r[2]), (l[3],r[3]) en (l[4],r[4]) in een overeenkomstig signaalblok in de linker en rechter signaaldelen van de subband SBm. Bij elkaar behorende bemonsteringen worden in de opteller 16 opgeteld tot samengestelde bemonsteringen l[k]+rlk:], door twee gedeeld in de deler 17 en na kwantisatie in de kwantisator 18 via het transmissiemedium 23 verzonden. Aan de ontvangerzijde worden, na dekwantisatie, de samengestelde bemonsteringen aan beide vermenigvuldigers 30 en 31 aangeboden. De bij elkaar behorende bemonsteringen die aan de vermenigvuldigers 30 en 31 worden aangeboden kunnen ook als punten in het vlak van figuur 3 worden uitgezet, waarbij de amplitude van de bemonstering die aan de vermenigvuldiger 30 wordt aangeboden langs de 1-as, en de amplitude van de bemonstering die aan de vermenigvuldiger 31 wordt aangeboden langs de r-as wordt uitgezet. Dit levert de punten Pj’, P2\ P3’ en P4’ op. De koordinaten van deze punten zijn ((l[k] +r[k])/2,(l[k] +r[k])/2), waarbij k loopt van 1 tot en met q. Al deze punten liggen dus op de onderbroken lijn I-I die onder een hoek β die gelijk is aan 45° door de oorsprong van het assenkruis loopt. Duidelijk wordt uit figuur 3 dat de kodering van een bemonsteringenpaar l[k],T[k] tot een bemonstering in het samengestelde subbandsignaal en de opvolgende dekodering van deze bemonstering neerkomt op een projektie van het punt (l[k],r[k]) op de onderbroken lijn I-I in figuur 3.
Voor de bemonsteringenparen die overeenkomen met de punten Px en P2 levert de kodering en opvolgende dekodering geen problemen op. Dit vanwege het feit dat de amplitude van de samengestelde bemonstering een relatief grote amplitude bezit ten opzichte van een zeker ruisniveau. De bemonsteringenparen die overeenkomen met de punten P3 en P4 zijn verkregen uit bemonsteringen l[k] en r[k] die eveneens een relatief grote amplitude hebben ten opzichte van het ruisniveau. Uit figuur 3 blijkt echter dat de projekties van deze punten op de onderbroken lijk leiden tot samengestelde bemonsteringen met een relatief kleine amplitude. Deze amplitude kan zo klein zijn dat zij in de orde van grootte van het ruisniveau komt. De vermenigvuldiging van deze samengestelde bemonstering in de vermenigvuldigers 30 en 31 levert gerekonstrueerde-bemonsteringen lr[k] en rr[k] op die. een slechte signaal-ruis verhouding bezitten, en dus niet betrouwbaar zijn.
De konldusie moet dus zijn dat er situaties zijn waarbij een goede overdracht plaatst vindt, en dat er situaties zijn waarbij er. geen goede overdracht plaats vindt. Een goede overdracht vindt plaats indien de bij elkaar behorende bemonsteringen van twee overeenkomstige signaalblokken in het linker en het rechter subbandsignaaldeel leiden tot q punten Pk die in een puntenwolk liggen die wordt doorsneden door de onderbroken lijn I-I. Een dergelijke situatie is in figuur 4a weergegeven. Projekties op de lijn leiden tot samengestelde bemonsteringen met een amplitude die in de meeste gevallen in dezelfde orde van grootte ligt als de amplitude van de oorspronkelijke bemonsteringen. Figuur 4c toont een situatie waarbij de kodering en opvolgende dekodering leidt tot een slechte overdracht, waarbij veel ruis wordt geïntroduceerd. De puntenwolk van de q punten Pk=(l[k],r|k]) valt nu niet samen met de lijn I-I, doch staat min of meer loodrecht op deze lijn. Het gevolg is dat projekties op de lijn I-I leiden tot samengestelde bemonsteringen met amplitudes die in de meeste gevallen zeer klein zijn ten opzichte van de amplitudes van de oorspronkelijke bemonsteringen.
Meer algemeen kan hieruit gekonkludeerd worden dat, zodra de puntenwolk niet zo goed mogelijk wordt doorsneden door de lijn I-I, de kodering zoals die hiervoor is beschreven niet leidt tot een goede overdracht.
Voor het verkrijgen van een goede overdracht,-ook voor-die situaties -waarbij de puntenwolk niet wordt doorsneden door de lijn I-I wordt nu volgens de uitvinding een zodanige kodering voorgesteld dat, afhankelijk van de ligging van de puntenwolk, een projektie wordt uitgevoerd op een lijn die deze puntenwolk zo goed mogelijk doorsnijdt. Dit is schematisch in figuur 4 aangegeven. Figuur 4a toont de situatie waarbij de puntenwolk van q punten precies wordt doorsneden door de lijn I-I. De hoek βί is dus gelijk aan 45°. Figuur 4b toont een situatie waarbij de puntenwolk van q punten wordt doorsneden door de lijn Γ-Γ, die een hoek β2 heeft ten opzichte van de 1-as, welke hoek kleiner is dan 45°. Figuur 4c toont een puntenwolk van q punten die het best wordt doorsneden door de lijn I”-I”. De hoek β3 is ongeveer 135°.
Projektie op de lijnen I-I, Γ-Γ en Γ’-Ι” betekent in feite dat er een rotatietransformatie op de q punten (l[k],r[k]) wordt uitgevoerd, zodanig dat de 1-as samenvalt met de betreffende lijn I-I, Γ-Γ of Ι”-Γ\ De punten (l[k],r[k]) in het 1-r vlak van figuur 3 en 4 worden door deze transformatie getransformeerd naar punten in een I-E vlak zoals dat in figuur 5 is weergegeven, en wel volgens de volgende formule:
Figure NL9100173AD00171
Voor a geldt -7γ/2 < a < τ/2.
Figuur 5 toont de puntenwolk uit één van de figuren 4a, 4b en 4c na transformatie naar het I-E assenstelsel volgens bovenstaande rotatietransformatie. De 1-as valt daarbij na rotatie samen met de I-as en de r-as valt na rotatie samen met de E-as. De transformatie van de puntenwolk in figuur 4a naar de puntenwolk in figuur 5 betekent een rotatie over een hoek α die gelijk is aan -/3^ De transformatie van de puntenwolk in figuur 4b naar figuur 5 betekent een rotatie over een hoek α gelijk aan -β2. De transformatie van de puntenwolk van figuur 4c naar figuur 5 betekent een rotatie over een hoek a die gelijk is aan -β3.
Door de rotatie wordt de kodering aan de zendzijde, die volgens de bekende methode gebaseerd was op projektie van de punten (l[k],r[k]) op de lijn I-I in het 1-r assenstelsel, zie figuur 3, nu getransformeerd naar een kodering in de vorm van een projektie van punten (I[k],E[k]) op de I-as in het I-E assenstelsel in figuur 5. Volgens de uitvinding worden nu enkel de projekties van de punten (I[k],E|k]) op de I-as via het transmissiemedium overgezonden. Dit betekent dat q bemonsteringen Ipc] in een signaalblok van het samengestelde subbandsignaal worden overgezonden. De I-as in figuur 5 is in feite de intensiteitsas en de E-as is derhalve de foutas. De hoek a wordt daarbij zodanig gekozen dat geldt dat
Figure NL9100173AD00172
minimaal is.
In de inrichting volgens de uitvinding wordt de overeenkomstige signaalblokken van de eerste en tweede subbandsignaaldelen in een subband in de intensiteitsmode gekodeerd indien de waardes Epc] verkregen na de rotatie klein genoeg zijn. Dit betekent feitelijk dat de fout in de intensiteitskodering kleiner moet zijn dan een zekere waarde. Is de fout te groot dan worden de signaalblokken niet in de intensiteitsmode gekodeerd, doch wordt de normale kodering zoals beschreven in de dokumenten (9a) en (9b), op de overeenkomstige signaalblokken in de subbandsig-naaldelen van een subband separaat uitgevoerd. Een andere mogelijkheid is dat men in dat geval zowel E(k) als I(k) overzendt. Mogelijke beslissingskriteria voor de in- of uitschakeling van de stereo-intensiteitsmode worden later besproken.
Figuur 6 toont een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding die in staat is de subbandsignaaldelen in een subband in de intensiteitsmode te koderen. Aan de ingangen 10 en 11 worden de bemonsteringen l[k] respektievelijk r[k] van overeenkomstige signaalblokken in de subbandsignaaldelen aangeboden. De bemonsteringen l[k] en r[k] behoeven niet eerst te zijn gedeeld door de schaalfaktoren SFj respektievelijk SFr zoals dat in de inrichting van figuur 2 het geval was. De bemonsteringen l[k] worden aangeboden aan een eenheid 40 alswel aan een vermenigvuldiger 41. De bemonsteringen r[k] worden eveneens aan de eenheid 40 en aan een vermenigvuldiger 42 aangeboden.
De eenheid 40 bepaalt, uitgaande van het later te bespreken Jcriterium, of de betreffende subband in de intensiteitsmode gekodeerd kan worden. Is dit het geval dan leidt de eenheid 40 vervolgens uit de bemonsteringen 1[1] tot en met l[q] ear[l] tot en met r[q] uit de overeenkomstige signaalblokken, op de wijze zoals hiervoor beschreven, de hoek α af. Feitelijk bepaalt de eenheid 40 de hoek β van de lijnen I-I, Γ-Γ en I”-I” in figuur 4. a is vervolgens, binnen een zekere kwantisatienauwkeurigheid, gelijk aan -β. Dit betekent voor lijnen die in het eerste en het derde kwadrant van het 1-r assenstelsel van figuur 4 liggen, zoals de lijnen I-I en ΓΙ’ in figuur 4a en 4b, dat α een negatieve waarde heeft. Voor lijnen die in het tweede en het vierde kwadrant liggen, zoals de lijn I”-I” in figuur 4c, geldt dan dat α positief is, en wel gelijk aan 7HS3 in het voorbeeld van figuur 4c.
De eenheid 40 geeft de waarde voor α af aan een uitgang voor toevoer van de waarde a aan de vermenigvuldigers 41 en 42. In de vermenigvuldiger 41 worden de bemonsteringen 1[1] tot en met l[q] vermenigvuldigd met cosa en in de vermenigvuldiger 42 worden de bemonsteringen r[l] tot en met r[q] vermenigvuldigd met -sina. Uitgangen van de vermenigvuldigers 41 en 42 zijn gekoppeld met bijbehorende ingangen van de opteller 16. Aan de uitgang van de opteUer 16 verschijnen dan de bemonsteringen I[k} van het samengestelde signaal waarvoor geldt
Figure NL9100173AD00191
Deze bemonsteringen worden aan een schaalfaktorbepalingseenheid 44 en aan een deler 43 toegevoerd. In de bepalingseenheid 44 wordt de amplitude van de grootste bemonstering in het signaalblok van de q bemonsteringen I[l] tot en met I[q] bepaald. Deze amplitude wordt de schaalfaktor SF^. In de deler 43 worden de bemonsteringen door deze schaalfaktor gedeeld. Op de wijze zoals reeds aan de hand van figuur 2 beschreven worden de bemonsteringen vervolgens in de kwantisator 18 gekwantiseerd en de gekwantiseerde bemonsteringen worden vervolgens via de ingang 20 aan het transmissiemedium aangeboden. De uitgang van de eenheid 40 is bovendien gekoppeld met eerste ingang van vermenigvuldigers 45 en 46. Aan een tweede ingang van de vermenigvuldigers 45 en 46 wordt de schaalfaktor SF^ toegevoerd. De vermenigvuldigers 45 en 46 vermenigvuldigen de schaalfaktor SF^. met cosor en -sina respektievelijk. Aan de uitgangen van de vermenigvuldigers 45 en 46 verschijnen dan de respektievelijke schaalfaktoren SF2 en SFr. Op de gebruikelijke wijze zoals al bij figuur 2 is uitgelegd worden de schaalfaktoren in de kwantisatoren 36 en 37 gekwantiseerd en via de ingangen 19 en 22 aan het transmissiemedium aangeboden. De ontvangstzijde in figuur- 6b kan feitelijk identiek zijn aan de ontvangstzijde in figuur 2b, en benodigt dus geen verdere uitleg.
In plaats van het overzenden van SFj en SFr zou men ook de schaalfaktor SFjj en de hoek α kunnen overzenden. Aan de ontvangerzijde, die er dan natuurlijk anders uitziet dan in figuur 6b aangegeven, zouden de schaalfaktoren SFj en SFr dan uit SFjj. en a kunnen worden gerekonstrueerd. Dit is schematisch in figuur 6c weergegeven. In plaats daarvan zou men aan de ontvangerzijde de samengestelde bemonsteringen eerst met SF^ kunnen vermenigvuldigen en de aldus verkregen bemonsteringen met cos α kunnen vermenigvuldigen, ter verkrijging van het linker signaaldeel, en met -sin α kunnen vermenigvuldigen, ter verkrijging van het rechter signaaldeel. Dit is schematisch in figuur 6d weergegeven.
Hierna zal uitgelegd worden dat de vermenigvuldigers 45 en 46 de schaalfaktoren SFj en SFr leveren behorend bij de oorspronkelijke subbandsignaaldelen.
Via het transmissiemedium worden genormeerde bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal overgezonden die voldoen aan de formule
Figure NL9100173AD00201
De kodering aan de zenderzijde is gebaseerd op de matrixvermenigvuldi-ging zoals hierboven is weergegeven. Aan de ontvangerzede moet dan de inverse matrixvermenigvuldiging worden uitgevoerd volgens de volgende formule
Figure NL9100173AD00202
Dit betekent voor de bemonsteringen P[k] aan de uitgang 32
Figure NL9100173AD00203
Nu is volgens de schakeling in figuur 6 bovendien
Figure NL9100173AD00204
Dit betekent dat moet gelden SF^SF^cosa en SFr=SFlr.(-sina). De vermenigvuldigers 45 en 46 leveren dus inderdaad de waardes voor SFj en SFr respektievelijk.
In figuur 7 is het gedrag aangegeven van cosa en sina in het gebied tussen -ir/2 en τΙ2, en daarmee het gedrag van het teken van SFj en SFr. SFk is altijd een positief getal. Dit betekent dat SFr een negatieve waarde heeft indien a ligt tussen 0 en r/2. Dit geldt dus in die gevallen waarbij de puntenwolk van punten (l[k],r[k]) in het tweede en het vierde kwadrant ligt van het assenkruis in figuur 4c. Het gevolg hiervan is dat ten minste één tekenbit voor één van de de schaalfaktoren overgezonden moet worden. Hier dient dan in het formaat, waarmee de gehele datastroom via het transmissiemedium verzonden wordt, rekening gehouden te worden. In het document (2b) in de referentielijst is een dergelijk formaat beschreven. Hierin worden de schaalfaktoren echter.als positieve waarden gekodeerd en. overgezonden. Voor de toepassing van de intensiteitskodering zoals hiervoor beschreven zou dit betekenen dat een extra bit voor bijvoorbeeld de schaalfaktor SFr in de datastroom gereserveerd zal moeten worden, aangevende het teken van de schaalfaktor
Hierna zal worden uiteengezet hoe bepaald wordt of een subband in de intensiteitsmode gekodeerd kan worden of niet.
Op grond van psychoakoestische overwegingen kan de intensiteitsmode alleen worden gebruikt voor frekwenties boven circa 1500 Hz. Voor elke subband in dit frekwentiegebied, en voor elk signaalblok van q bemonsteringen in het linker en het rechter subbandsignaaldeel moet worden besloten of deze subband in de intensiteitsmode wordt gekodeerd of niet. Een tweetal kriteria zullen worden besproken.
Het eerste kriterium gaat uit van een E[k] die klein is ten opzichte van de signaalenergie in de betreffende subband. In dat geval wordt een subband in de intensiteitsmode gekodeerd indien
Figure NL9100173AD00211
waarbij D één of andere drempelwaarde is. Vergelijken wij dit kriterium met de situaties weergegeven in de figuur 4, dan blijkt dat in alle gevallen die voldoen aan dit kriterium dat de puntenwolk van punten l[k],r[k] sigaarvormig is. Bijgevolg zijn na de rotatietransformatie de grootheden E[k] klein. In deze gevallen zal een intensiteitskodering toegestaan zijn. Zou de puntenwolk echter meer cirkelvormig zijn dan is een intensiteitskodering niet toegestaan.
In een tweede kriterium kan men uitgaan van maskering. Er kan worden afgeleid dat het vermogen van de fout die optreedt door de bemonsteringen E[k] weg te laten, voor het linker kanaal gegeven is door de formule
Figure NL9100173AD00221
en voor het rechter kanaal door de formule
Figure NL9100173AD00222
Weglaten is toegestaan als de fout in de beide kanalen wordt gemaskeerd.
Voor een verdere beschrijving van de werking van maskering zij verwezen naar de dokumenten (1), (3), (4), (9a) en (9b).
Zoals hiervoor is vermeld, betekent het hiervoor besproken uitvoerings-voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding dat ten minste één tekenbit voor een schaaklfaktor via het transmissiemedium moet worden verzonden.
Het uitvoeringsvoorbeeld dat hierna zal worden besproken maakt het overzenden van het tekenbit niet nodig, terwijl toch een betere overdracht kan worden gerealiseerd dan met de bekende inrichting van figuur 2. In dit tweede uitvoeringsvoorbeeld wordt uitgegaan van de inrichting van figuur 6, waarbij een aanpassing is gerealiseerd in de eenheid 40. In figuur 9 is het deel van de inrichting van figuur 6a weergegeven dat zich bevindt tussen de ingangen 10 en 11 en de opteller 16. De eenheid 40 is in figuur 9 verder uitgewerkt weergegeven en is met het referentiecyfer 40’ aangegeven. De eenheid 40’ bevat een blok 50 dat op de hiervoor beschreven wijze de hoek β van de projektielijnen I-I, Γ-Γ en I”-I” in de figuren 4a,4b en 4c bepaalt. In een vergelijkingseenheid 51 wordt in de detektor 52 vastgesteld of β ligt tussen 0° en 90°. Is dit het geval dan levert de detektor 52 een detektiesignaal aan de stuursignaalgenerator 55. In een detektor 53 in de vergelijkingseenheid 51 wordt vastgesteld of β ligt tussen 90° en 135°. Is dat het geval dan levert de detektor 53 een detektiesignaal aan de generator 55. In de detektor 54 wordt vastgesteld of β ligt tussen -45° en 0°. Is dat het geval dan levert de detektor 54 een detektiesignaal aan de generator 55. In afhankelijkheid van het detektiesignaal dat aan de generator 55 wordt aangeboden door de detektor 52, 53 of 54, genereert de generator 55 een eerste, een tweede of een derde stuursignaal respektievelijk, dat wordt aangeboden aan een stuursignaalingang van een stuurbare schakelaar 56.
Onder invloed van het eerste stuursignaal verbindt de schakelaar 56 de klemmen a en d met elkaar. Dit betekent dat aan de uitgang van de eenheid 40’ een waarde a verschijnt die gelijk is aan -β, zie het blok 57 in de eenheid 40’ waarin a gelijk aan -β genomen wordt. Het eerste stuursignaal kenmerkt in feite de situatie waarbij de puntenwolk van punten l[k],r[k] zich in hoofdzaak bevindt in het eerste en het derde kwadrant van het 1-r assenkruis. Dit is in figuur 8 weergegeven door de formule α=-β in het eerste kwadrant. In feite vindt in deze situatie de kodering plaats zoals die bij de inrichting van figuur 6 is besproken.
Onder invloed van het tweede stuursignaal verbindt de schakelaar 56 de klemmen c en d met elkaar. Vanwege de aanwezigheid van het blok 58 in de eenheid 40’, die in dit geval met de uitgang van de eenheid 40’ is gekoppeld, verschijnt aan deze uitgang een waarde voor a die gelijk is aan -90°. Het tweede stuursignaal kenmerk een situatie waarbij de puntenwolk van punten l[k],r[k] zich in hoofdzaak bevindt in de met de letters A aangegeven delen van het vlak in figuur 8. Doordat a in dit geval gelijk genomen wordt aan -90° betekent dit dat een kodering op deze punten wordt uitgevoerd in de vorm van een projeküe op de r-as, en dat enkel deze projekties als de bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal via het transmissiemedium worden verzonden. Dit wordt direkt uit figuur 9 duidelijk doordat, na de vermenigvuldiging in de vermenigvuldigers 41 en 42 en optelling in de opteller 16 bemonsteringen I[k] aan de uitgang van de opteller verschijnen waarvoor geldt I[k]=r[kj.
Een andere beschrijving van wat hier gebeurt, welke beschrijving meer in de lijn ligt van de beschrijving bij figuur 4 en 5, is dat hier de puntenwolk wordt geroteerd over 90° en vervolgens projekties op de 1-as worden uitgevoerd. Deze projekties worden vervolgens overgezonden.
Verder wordt uit figuur 8 duidelijk dat deze kodering een betere overdracht oplevert dan de kodering zoals beschreven bijdeinrichting van figuur 2. De projekde op de r-as volgens figuur 8 levert namelijk een betere benadering van de oorspronkelijke bemonsteringen dan de projektie op de lijn I-I in figuur 3.
Onder invloed van het derde stuursignaal verbindt de schakelaar 56 de klemmen b en d met elkaar. Vanwege de aanwezigheid van het blok 59 in de eenheid 40’, die in dit geval met de uitgang van de eenheid 40’ is gekoppeld, verschijnt aan deze uitgang een waarde voor α die gelijk is aan 0°. Het derde stuursignaal kenmerkt een situatie waarbij de puntenwolk van punten l[k],r[k] zich in hoofdzaak bevindt in de met de letters B aangegeven delen van het vlak in figuur 8. Doordat a in dit geval gelijk genomen wordt aan 0° betekent dit dat een kodering op de punten wordt uitgevoerd in de vorm van een projektie op de 1-as, en dat enkel deze projekties als bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal via het transmissiemedium worden verzonden. Dit wordt direkt uit figuur 9 duidelijk doordat, na de vermenigvuldiging in de vermenigvuldigers 41 en 42 en optelling in de opteller 16 bemonsteringen I[k] aan de uitgang van de opteller 16 verschijnen waarvoor geldt I[k]=l[k]
Verder wordt uit figuur 8 duidelijk dat deze kodering een betere overdracht oplevert dan de kodering zoals beschreven bij de inrichting van figuur 2. De projektie op de 1-as volgens figuur 8 levert namelijk een betere benadering van de oorspronkelijke bemonsteringen dan de projektie op de lijn I-I in figuur 3..
Worden de bemonsteringen gekodeerd op de wijze zoals in figuur 8 en 9 beschreven, dan betekent dit geen bijzondere aanpassingen aan de ontvangerzede. De ontvanger kan er dus net zo uit zien als de ontvanger in figuur 6.
Hierna zal een manier voor het bepalen van de schaalfaktoren SFj en SFr worden besproken die zowel bruikbaar is bij de inrichtingen volgens de uitvinding, zoals hiervoor besproken, alsook bruikbaar is in de inrichtingen volgens de stand van de techniek, die in staat zijn een intensiteitsmode kodering op-de linker- en rechter signaaldelen van een subband toe te passen. Men gaat hierbij uit van de eis dat het 1 Λ Λ Λ 4 *7 Ί gerekonstrueerde signaal aan de ontvangerzede een zelfde vermogen moet bezitten als het oorspronkelijke signaal. Dit betekent dat de volgende, gelijkheid moet gelden
Figure NL9100173AD00251
en dus
Figure NL9100173AD00252
Op dezelfde wijze vindt men voor SFr
Figure NL9100173AD00253
Figuur 10 toont deze maatregel toegepast in de inrichting volgens de uitvinding. Figuur 10 toont slechts het relevante deel van de zendinrichting van figuur 6a. In figuur 6a werden de schaalfaktoren in de eenheden 45 en 46 bepaald. Deze eenheden vervallen in het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 10, en zijn vervangen door de eenheden 65 en 66. Een eerste ingang van de eenheid 65 is gekoppeld met de ingangsldem 10, via welke de eenheid 65 de bemonsteringen 1[1] tot en met l[q] in een signaalblok krijgt.toegevoerd..Een tweede ingang is gekoppeld-met de uitgang van de deler 43, zodat de eenheid 65 via deze tweede ingang de samengestelde bemonsteringen i[l] tot en met i[q] krijgt toegevoerd. Uit deze ingangssignalen kan de eenheid 65 de schaalfaktor SFj berekenen uitgaande van de hierboven aangegeven formule. Een eerste ingang van de eenheid 66 is gekoppeld met de ingangsklem ll en een tweede ingang is gekoppeld met de uitgang van de deler 43. Uit de signalen toegevoerd via deze ingangen berekent de eenheid 66 de schaalfaktor SFr.
Deze korrektie wordt in figuur 11 weer toegepast op een inrichting volgens de uitvinding zoals bijvoorbeeld in figuur 6 of 10 is beschreven. Er zij hier echter vermeld dat deze korrektie ook kan worden toegepast in inrichtingen volgens de stand van de techniek, die in staat zijn een intensiteitsmodekodering op de linker- en rechter signaaldelen van een subband toe te passen.
Een verder punt dat de aandacht verdient is de kwantisatie van de schaalfaktoren in de kwantisatoren 36 en 37. Door kwantisatie in de kwantisator 36 kan het gebeuren dat de gekwantiseerde schaalfaktor SF! een waarde heeft die licht afwijkt van de werkelijke waarde voor de schaalfaktor. In formule weergegeven zou dan gelden
Figure NL9100173AD00261
waarbij SF*! de waarde van de gekwantiseerde schaalfaktor SF! is.
Het gevolg hiervan is dat het vermogen van het linker subbandsignaal aan de ontvangstzijde met een faktor (l.+7)2is veranderd. Aangezien men toch wil voldoen aan de eis dat het vermogen van het linker subbandsignaaldeel aan zend en ontvangstzijde gelijk is, dient men de bemonsteringen i[k] aan de zendzijde eerst te delen door (1+γ). Het relevante deel van de inrichting dat in staat is voor de andere waarde van de gekwantiseerde schaalfaktor SF! te korrigeren is in figuur 11 weergegeven. In deze toepassing moet ten minste één tekenbit voor één van de schaalfaktoren bepaald worden zoals reeds aan de hand van.figuur 6a is beschreven. Dit tekenbit kan dan aan de bijbehorende schaalfaktoren worden toegevoegd, waarna transmissie kan plaatsvinden. De uitgang van de kwantisator 36 is gekoppeld met de ingang van een dekwantisator 70, waarin de gekwantiseerde schaalfaktor SFi weer wordt gedekwantiseerd. De dekwantisator levert dus de waarde SF’! van de . gekwantiseerde schaalfaktor SF!. De uitgangen van de dekwantisator 70 en van de eenheid 36 zijn gekoppeld met ingangen van een deler 71, waarin de deling SFySF! wordt uitgevoerd ter verkrijging van de waarde 1+7. Deze waarde wordt toegevoerd aan een deler 72 die is aangebracht tussen de deler 43 en de kwantisator 18. In de deler 72 worden de bemonsteringen i[k] gedeeld door de waarde l+γ. Op deze wijze wordt gekompenseerd voor de kwantiseringsfout die ontstaat door de kwantisering van de schaalfaktor SFj. Door deze korrektie blijft het vermogen in het linker kanaal konstant.
In het rechter kanaal is nu een fout ontstaan in het vermogen die in dB uitgedrukt gelijk is aan maximaal de kwantiseringsstapgrootte (in dB) in de schaalfaktoren. Men zou natuurlijk, op de wijze zoals hiervoor voor het linkerkanaal beschreven, kunnen kompenseren voor de kwantisatiefout die ontstaat door de kwantisering van de schaalfaktor SFr Dit zou echter weer betekenen dat er een fout ontstaat in het overgedragen linker subbandsignaaldeel.
Figuur 12 toont een uitvoeringsvoorbeeld waarbij zowel wordt rekening gehouden met de kwantiseringsfout in SFj als met de kwantiseringsfout in SFr. Daartoe is de inrichting van figuur 12 voorzien van een dekwantisator 75, een deler 76 en een deler 77. Li de deler 76 wordt de waarde (l+δ) bepaald waarvoor geldt
Figure NL9100173AD00271
In de deler 77 worden de bemonsteringen i[k] vervolgens gedeeld door de waarde
Figure NL9100173AD00272
In dit geval heeft men een kompromis bereikt zodanig dat in beide kanalen ten minste gedeeltelijk voor de kwantiseringsfout in de schaalfaktoren wordt gekorrigeerd.
Ook deze maatregel is toepasbaar bij de eerder genoemde inrichtingen volgens de stand van de techniek.
Een nog andere mogelijkheid zou zijn om voor elk signaalblok van het linker signaaldeel en het overeenkomstige signaalblok van het rechter subbandsignaaldeel vast te stellen welk van de twee signaalblokken het luidst is, en vervolgens voor die schaalfaktor te korrigeren, volgens de methode van figuur 11, behorend bij het subbandsignaaldeel dat het luidst is.
Dat betekent meer algemeen dat de korrektiefaktor in de eenheid 77 een funktie is van de waardes (I+7) en (l+δ), welke funktie dan verder bepaald kan zijn door de waarde voor de schaalfaktoren en/of de energiën in de beide signaaldelen.
Een meer algemene formule voor de korrektiefaktor zou kunnen zijn:
Figure NL9100173AD00281
waarbij L en R staan voor óf SFj en SFr respektievelijk, óf voor de energieën in het linker respektievelijk rechter subbandsignaaldeel. Duidelijk is dat voor L=R, deze formule vereenvoudigt tot de eerder genoemde formule voor de korrektiefaktor.
Figuur 13 toont de toepassing van de subbandkoder zoals in het voorgaande beschreven, in een zender, in het bijzonder een zender in de vorm van een optekeninrichting voor het optekenen van de gekwantiseerde subbandsignalen in één of meer sporen op een magnetische registratiedrager.
Het met 130 aangewezen deel is de hier voorbesproken subbandkoder die de gekwantiseerde subbandsignalen afgeeft aan de uitgangen 4.1 tot en met 4.M.
Voor elke subband m, waarbij de eerste en het tweede subbandsignaaldelen apart van elkaar worden verwerkt, beslaat de uitgang 4.m dus feitelijk uit twee aparte uitgangen waaraan de gekwantiseerde subbandsignaaldelen . wroden aangeboden. Ook is het natuurlijk mogelijk dat de q gekwantiseerde bemonsteringen van twee overeenkomstige signaalblokken in het eerste en het tweede subbandsignaaldeel van de subband m na elkaar via de uitgang 4.m worden afgegeven.
Voor die subband m, die in de intensiteitsmode wordt bewerkt wordt dus aan een uitgang 4.m het gekwantiseerde samengestelde subbandsignaal afgegeven. Verder worden voor elke subband twee gekwantiseerde schaalfaktoren SF’j en SF’r aan een uitgang van het deel 130 aangeboden. Verder wordt voor elke subband allokatieinformatie aan een uitgang van het deel 130 aangeboden. Voor een subband m, waarbij de eerste en de tweede subbandsignaaldelen apart van elkaar worden verwerkt, wordt dus voor elk subbandsignaaldeel de allokatieinformatie gegenereerd. Voor een subband m die in de intensiteitsmode wordt bewerkt wordt dus enkel allokatieinformatie gegenereerd voor het gekwantiseeerde samengestelde subbandsignaal. .
Het met 131 aangegeven deel zet al deze signalen om en neemt deze signalen op in een tweede digitale signaal, dat aan de uitgang 132 wordt aangeboden.
Dit tweede digitale signaal is opgebouwd uit opvolgende frames, waarvan het formaat uitgebreid is beschreven in de prior art dokumenten (2a) en. (2b). Ook de opbouw van het blok 131 is in deze dokumenten aangegeven.
Het met 133 aangegeven deel maakt het tweede digitale signaal geschikt om op een registratiedrager, bijvoorbeeld een magnetische registratiedrager 134, te worden opgetekend. De eenheid 133 bevat daartoe een 8 naar 10 omzetter. In een dergelijke omzetter worden datawoorden van 8 bits in de seriële informatiestroom omgezet naar kodewoorden van 10 bits. Verder kan een vervlechting (interleaving) plaatsvinden. Dit alles heeft ten doel aan de ontvangstkant (bij weergave van de registratiedrager) een foutenkorrektie op de ontvangen informatie mogelijk te maken.
Het uitgangssignaal van het blok 133 wordt toegevoerd aan schrijfmiddelen 135 waarmee het signaal in één of meer longitudinale sporen op de registratiedrager 134 wordt opgetekend. De schrijfmiddelen 135 bevatten daartoe één of meer schrijfkoppen 136.
Voor een verdere uitleg van de inrichting van figuur 13 zij verwezen naar prior art dokument (8), die eveneens waar nodig wordt geacht in deze aanvrage te zijn opgenomen.
Het zij hier verder nog vermeld dat de uitvinding niet is beperkt tot enkel de getoonde uitvoeringsvoorbeelden.. Verschillende -modifikaties van de.beschreven . uitvoeringsvoorbeelden zijn mogelijk zonder dat wordt afgeweken van de uitvinding, zoals die is gedefinieerd in de konklusies.
Referenties (1) Europese oktrooiaanvrage nr. 289.080 (PHN 12.108) .
(2a) Nederlandse oktroiaanvrage nr. 89.01.401 (PHN 12.967) (2b) Nederlandse oktrooiaanvrage nr. 90.00.338 (PHN 13.241) (3) EBU Techn. Review nr. 230, Aug. 1988 G. Theile et al "Low bit rate coding of high-quality audio signals. An introduction to the MASCAM system".
(4) Philips Journal of Research 44, 329-343, 1989 R.N.J. Veldhuis et al "Subband coding of digital audio signals".
(5) IEEE ICASSP 80, Vol. 1, 327-331, April 9-11, 1980 M.A. Krasn’er "The critical band coder ... Digital encoding of speech signals based on the perceptual requirements of the auditory system".
(6) F.J. MacWilliams et al, "The theory of error correcting codes", North Holland publishing comp. 1983 (7) Europese oktrooiaanvrage nr. 89201408.5 (PHQ 89.018) (8) Nederlandse oktrooiaanvrage nr. 90.00.635 (PHN 13.281) (9a) Nederlandse oktrooiaanvrage nr. 90.01.127 (PHN 13.328) (9b) Nederlandse oktrooiaanvrage nr. 90.01.128 (PHN 13.329)

Claims (25)

1. Kodeerinrichting, bevattende een subbandkoder voor het subbandkoderen van een breedbandig digitaal signaal, dat is opgebouwd uit een eerste en een tweede signaaldeel die elk zijn bemonsterd met een zekere bemonsteringsfrekwentie Fs, bijvoorbeeld een digitaal stereo audiosignaal, waarbij de subbandkoder is voorzien van signaalsplitsingsmiddelen voor het in responsie op het breedbandige digitale signaal genereren van een aantal van M subbandsignalen met bemonsterfrekwentieverlaging, waartoe de splitsingsmiddelen het breedbandige digitale signaal opsplitsen in opvolgende subbanden met bandnummers m die toenemen met de frekwentie, waarbij voor m geldt 1 < m < M, en waarbij elk subbandsignaal is opgebouwd uit een eerste en een tweede subbandsignaaldeel, waarbij de kodeerinrichting verder bevat kwantiseringsmiddelen voor het bloksgewijs kwantiseren van de eerste en tweede subbandsignaaldelen van een subbandsignaal in respektievelijke subbanden, een gekwantiseerd signaaldeel zijnde opgebouwd uit opvolgende signaalblokken, elk signaalblok bevattende q bemonsteringen, waarbij de q bemonsteringen in een signaalblok van het eerste of het tweede gekwantiseerde subbandsignaaldeel in een subband SBm, elk met n ml respektievelijk nm2 bits zijn gerepresenteerd, en waarbij in een kodering in een intensiteitsmode voor ten minste één van de subbanden de kwantiseringsmiddelen zijn ingericht voor het samennemen van overeenkomstige _ ;. bemonsteringen van het eerste en het tweede subbandsignaaldeel in de subband ter verkrijging van een samengesteld signaal in de subband, en zijn ingericht voor het bloksgewijs kwantiseren van het samengestelde signaal in de subband, het gekwantiseerde samengestelde signaal in de subband zijnde opgebouwd uit opvolgende signaalblokken, elk signaalblok bevattende q bemonsteringen, waarbij de q bemonsteringen in een signaalblok van het gekwantiseerde samengestelde signaal elk met n mc bits zijn gerepresenteerd, waarbij de inrichting verder schaalfaktor-informatievaststellingsmiddelen bevat voor het vaststellen van informatie die in relatie staat tot een schaalfaktor behorend bij elk signaalblok van q bemonsteringen in de eerste en tweede subbandsignaaldelen van de subbanden, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van hoekbepalingsmiddelen, welke hoekbepalingsmiddelen zijn ingericht voor het, voor elk van die subbanden waarvoor een kodering in de intensiteitsmode mogelijk is en voor telkens overeenkomstige signaalblokken in de eerste en tweede subbandsignaaldelen van een dergelijke subband bepalen van een rechte lijn in een vlak gevormd door een fïktief assenkruis,, welke lijn loopt door de oorsprong van het assenkruis en door een puntenwolk van q punten in het vlak, welke punten worden gevormd door het samennemen van een k-de bemonstering uit een signaalblok van q bemonsteringen in het eerste subbandsignaaldeel met de k-de bemonstering uit het overeenkomstige signaalblok van q bemonsteringen in het tweede subbandsignaaldeel, waarbij k loopt van 1 tot en met q, en door het, voor het bepalen van een k-de punt in het vlak uitzetten van de k-de bemonstering van het eerste subbandsignaaldeel langs de ene as van het assenkruis, en de k-de bemonstering van het tweede subbandsignaaldeel langs de andere as, en dat voor de lijn geldt dat een afstandsmaat die een maat is voor de afstand van de lijn tot alle q punten, minimaal is, dat de hoekbepalingsmiddelen verder zijn ingericht voor het bepalen van een hoek β die in hoofdzaak gelijk is aan de hoek die die lijn maakt met die as van het assenkruis waarlangs de bemonsteringen van het eerste subbandsignaaldeel zijn uitgezet, dat de hoekbepalingsmiddelen zijn voorzien van een vergelijker voor het vergelijken van de afstandsmaat met een drempelwaarde, dat de vergelijker is ingericht voor het genereren van een stuursignaal indien de afstandsmaat de drempelwaarde niet overschrijdt, en dat de kwantiseringsmiddelen zijn ingericht voor het, in responsie op het stuursignaal uitvoeren van een kodering in de intensiteitsmode op de overeenkomstige signaalblokken in het eerste en het tweede subbandsignaaldeel van de betreffende subband, en dat de kwantiseringsmiddelen daartoe zijn voorzien van signaalkombineermiddelen voor het vermenigvuldigen van de q bemonsteringen van het eerste subbandsignaaldeel met cos (a), voor het vermenigvuldigen van de q overeenkomstige bemonsteringen van het tweede subbandsignaaldeel met - sin (a) en voor het na vermenigvuldiging kombineren van de overeenkomstige bemonsteringen van de q bemonsteringen van het eerste en het tweede subbandsignaaldeel tot het samengestelde subbandsignaal, en dat a in een relatie staat tot de hoek B.
2. Kodeerinrichting volgens konldusie 1, met het kenmerk dat α = -β.
3. Kodeerinrichting volgens konldusie 1, met het kenmerk, dat voor het geval β voldoet aan de voorwaarde 0 < β < 90°, er geldt dat a = -β, dat voor het geval β voldoet aan de voorwaarde 90° < β < 135°, er geldt dat a = -90°, en dat voor het geval β voldoet aan de voorwaarde - 45° < β < 0, er geldt dat a = 0°.
4. Kodeerinrichting volgens konklusie 3, met het kenmerk, dat voor het geval β gelijk is aan 135 °, er geldt dat α = -90°.
5. Kodeerinrichting volgens konklusie 3, met het kenmerk, dat voor het geval β gelijk is aan - 45 °, er geldt dat cc = 0°.
6. Kodeerinrichting volgens één der voorgaande konklusies, met het kenmerk, dat de signaalkombineermiddelen zijn voorzien van eerste vermenigvuldigingsmiddelen voor het vermenigvuldigen van de q-bemonsteringen van het eerste subbandsignaaldeel met cos a, tweede vermenigvuldigingsmiddelen voor het vermenigvuldigen van de q bemonsteringen van het tweede subbandsignaaldeel met - sin cc, en sommeermiddelen voor het sommeren van de uitgangssignalen van de eerste en de tweede vermenigvuldigingsmiddelen.
7. Kodeerinrichting volgens één der voorgaande konklusies, met het kemerk, dat de schaalfaktor informatievaststellingsmiddelen zijn ingericht voor het vaststellen van die bemonstering in het signaalblok van q bemonsteringen in het samengestelde subbandsignaal met de grootste amplitude, en dat de kwantiseringsmiddelen zijn voorzien van een deler voor het, vóór het kwantiseren van de q bemonsteringen van het signaalblok in het samengestelde subbandsignaal, delen van deze q bemonsteringen door de amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude.
8. Kodeerinrichting volgens konklusie 7, met het kenmerk, dat voor het vaststellen van de schaalfaktor behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, de vaststellingsmiddelen zijn ingericht voor het vermenigvuldigen van de amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude met cos cc, en dat voor het vaststellen van de schaalfaktor behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het tweede subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, de vaststellingsmiddelen zijn ingericht voor het vermenigvuldigen van de amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude met (- sin oc).
9. Kodeerinrichting volgens één der voorgaande konklusies, met het kenmerk, dat de afstandsmaat gelijk is aan een foutwaarde diergelijk is aan de som van de kwadraten van de q lengtes van de q loodlijnen op genoemde lijn.
10. Kodeerinrichting volgens konklusie 7, met het kenmerk dat de voor het vaststellen van de. schaalfaktor behorend bij de overeenkomstige signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, de vaststellingsmiddelen zijn ingericht voor het berekenen van de grootheid,
Figure NL9100173AC00341
waarbij, Su gelijk is aan de som van de kwadraten van de amplitudes van de q bemonsteringen in het signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel, S2 gelijk is aan de som van de kwadraten van de q bemonsteringen in het signaalblok van het samengestelde subbandsignaal, en SF^ de amplitude van de grootste bemonstering in het signaalblok van q bemonsteringen in het samengestelde subbandsignaal.
11. Kodeerinrichting volgens één der voorgaande konldusies, met het kenmerk, dat de schaalfaktorinformatievaststellingsmiddelen zijn voorzien van - tweede kwantiseiingsmiddelen voor het kwantiseren van de schaalfaktor behorende bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste en/of het tweede .subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, - dekwantiseringsmiddelen voor het dekwantiseren van de in de tweede kwantiseringsmiddelen gekwantiseerde schaalfaktoren, en - delermiddelen voor het op elkaar delen van de schaalfaktor en de gedekwantiseerde schaalfaktor ter verkrijging van een vermenigvuldigingsfaktor, en dat de kwantiseringsmiddelen zijn voorzien van vermenigvuldigingsmiddelen voor het vermenigvuldigen van de q bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal met de vermenigvuldigingsfaktor.
12. Kodeerinrichting volgens konklusie 11, met het kenmerk, dat de vermenigvuldigingsfaktor gelijk is aan SFj/SF’j, waarbij SFj de schaalfaktor is behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, en SF’j de gekwantiseerde schaalfaktor SFj is.
13. Kodeerinrichting volgens konklusie 11, met het kenmerk, dat de vermenigvuldigingsfaktor gelijk is aan SFJSF’ waarbij SF_ de schaalfaktor is behorend bij het overeenkomstige signaalblok van het tweede subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, en SF’-,. de gekwantiseerde schaalfaktor SFr is.
14. Kodeerinrichting volgens konklusie 11, met het kenmerk, dat de vermenigvuldigingsfaktor een funktie is van
Figure NL9100173AC00351
waarbij SF! en SFr de schaalfaktor is behorende bij het overeenkomstige signaalblok van het eerste respektievelijk tweede subbandsignaaldeel waaruit het samengestelde subbandsignaal is opgebouwd, en SF*! en SF’r de gekwantiseerde schaalfaktor SFj en SFr is.
15. Kodeerinrichting volgens konklusie 14, met het kenmerk, dat de vermenigvuldigingsfaktor gelijk is aan
Figure NL9100173AC00352
16. Zender voorzien van een kodeerinrichting volgens één der voorgaande konklusies.
17. Zender volgens konklusie 16, met het kenmerk, dat de zender is in de vorm van een inrichting voor het optekenen van de gekwantiseerde subbandsignalen in een spoor op een registratiedrager.
18. Zender volgens konklusie 17, met het kenmerk, dat de registratiedrager een magnetische registratiedrager is.
19. Zender volgens één der konklusies 16, 17 of 18, voor het in een intensiteitsmode voor ten minste één van de subbanden overzenden van het samengestelde subbandsignaal en de schaalfaktorinformatie, welke zender is voorzien van een kodeerinrichting volgens konklusie 7, met het kenmerk, dat de zender verder is ingericht voor het voor elk signaalblok overzenden van de schaalinformatie in de vorm van de amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude in het signaalblok en de waarde a.
20. Ontvanger, voor het ontvangen van het samengestelde subbandsignaal en de schaalfaktorinformatie, verzonden door de zender volgens konldusie 19, met het kenmerk, dat de ontvanger is voorzien van een eerste en een tweede vermenigvuldiger, voor het vermenigvuldigen van de amplitude van de bemonstering met de grootste amplitude met cos a respektievelijk (- sin a), ter verkrijging van de schaalfaktor behorend bij het eerste respektievelijk tweede subbandsignaaldeel, en is voorzien van een derde en een vierde vermenigvuldiger, voor het vermenigvuldigen van de bemonsteringen van het samengestelde subbandsignaal met de bijbehorende schaalfaktor ter verkrijging van het eerste respektievelijk het tweede subbandsignaaldeel.
21. Ontvanger voor het ontvangen van het samengestelde subbandsignaal en de schaalfaktorinformatie, verzonden door de zender volgens konldusie 19, met het kenmerk, dat de ontvanger is voorzien van een eerste vermenigvuldiger voor het vermenigvuldigen van het samengestelde subbandsignaal met de amplitude van de bemonstering van de grootste amplitude, en een tweede en een derde vermenigvuldiger voor het vermenigvuldigen van het aldus verkregen signaal met cos α respektievelijk (- sin a) ter verkrijging van het eerste respektievelijk tweede subbandsignaaldeel.
22. Zender volgens één der konldusies 16, 17 of 18, voor het in een intensiteitsmode voor ten minste één van de subbanden overzenden van het samengestelde subbandsignaal enn de schaalfaktorinformatie, met het kenmerk, dat de zender is ingericht voor het voor elk signaalblok overzenden van de schaalfaktorinformatie in de vorm van een eerste schaalfaktor behorend bij het eerste subbandsignaaldeel en een tweede schaalfaktor behorend bij het tweede subbandsignaaldeel, en ten minste één tekenbit behorend bij één van de twee schaalfaktoren.
23. Ontvanger, voor het ontvangen van het samengestelde subbandsignaal en de schaalfaktorinformatie, verzonden door de zender volgens konldusie 22, met het kenmerk, dat de ontvanger is ingericht voor het ontvangen van de schaalfaktorinformatie in de vorm van de eerste en de tweede schaalfaktor en het ten minste ene tekenbit.
24. · Ontvanger volgens één der konldusies 20, 21- en 23, met het kenmerk, dat de ontvanger is in de vorm van een inrichting voor het uitlezen van informatie uit een spoor op een registratiedrager.
25. Ontvanger volgens konMusie 24, met het kenmerk, dat de registratiedrager een magnetische registratiedrager is.
NL9100173A 1991-02-01 1991-02-01 Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting. NL9100173A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9100173A NL9100173A (nl) 1991-02-01 1991-02-01 Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting.
DE69210064T DE69210064T2 (de) 1991-02-01 1992-01-24 Teilbandkodierer und Sender unter Verwendung dieses Kodierers
EP92200195A EP0497413B1 (en) 1991-02-01 1992-01-24 Subband coding system and a transmitter comprising the coding system
KR1019920001277A KR920017399A (ko) 1991-02-01 1992-01-29 서브 밴드 코딩 시스템 및 이 코딩 시스템을 구비한 전송기
JP4016954A JPH04360331A (ja) 1991-02-01 1992-01-31 サブバンドコーディングシステム、及び該システムを具えている送信機
US08/326,145 US5621855A (en) 1991-02-01 1994-10-19 Subband coding of a digital signal in a stereo intensity mode

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9100173A NL9100173A (nl) 1991-02-01 1991-02-01 Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting.
NL9100173 1991-02-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9100173A true NL9100173A (nl) 1992-09-01

Family

ID=19858808

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9100173A NL9100173A (nl) 1991-02-01 1991-02-01 Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US5621855A (nl)
EP (1) EP0497413B1 (nl)
JP (1) JPH04360331A (nl)
KR (1) KR920017399A (nl)
DE (1) DE69210064T2 (nl)
NL (1) NL9100173A (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5375171A (en) * 1992-02-03 1994-12-20 U. S. Philips Corporation Transmission system, and transmitter and receiver used in the transmission system for transmitting and receiving digital signals containing modulated bit allocation information
US5450248A (en) * 1992-06-09 1995-09-12 U.S. Philips Corporation System, apparatus and methods for recording and/or reproducing on and/or from a re-recordable record carrier digital signals containing information which results in concealment during reproduction

Families Citing this family (42)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SG49883A1 (en) * 1991-01-08 1998-06-15 Dolby Lab Licensing Corp Encoder/decoder for multidimensional sound fields
SG44933A1 (en) * 1993-10-27 1997-12-19 Philips Electronics Nv Transmission and reception of a first and a second main signal component
DE69529222T2 (de) * 1994-05-02 2003-10-09 Koninkl Philips Electronics Nv Einrichtung und verfahren zum kodieren eines digitalen signals mit mindestens einer ersten und einer zweiten digitalen signalkomponente
JP3277699B2 (ja) * 1994-06-13 2002-04-22 ソニー株式会社 信号符号化方法及び装置並びに信号復号化方法及び装置
JPH08190764A (ja) * 1995-01-05 1996-07-23 Sony Corp ディジタル信号処理方法、ディジタル信号処理装置及び記録媒体
SI0820663T1 (en) * 1996-02-08 2004-10-31 Koninklijke Philips Electronics N.V. 7-channel transmission, compatible with 5-channel transmission and 2-channel transmission
US5812971A (en) * 1996-03-22 1998-09-22 Lucent Technologies Inc. Enhanced joint stereo coding method using temporal envelope shaping
WO1997038493A1 (en) * 1996-04-10 1997-10-16 Philips Electronics N.V. Encoding of a plurality of information signals
DE19628293C1 (de) * 1996-07-12 1997-12-11 Fraunhofer Ges Forschung Codieren und Decodieren von Audiosignalen unter Verwendung von Intensity-Stereo und Prädiktion
CA2184541A1 (en) 1996-08-30 1998-03-01 Tet Hin Yeap Method and apparatus for wavelet modulation of signals for transmission and/or storage
JPH1083623A (ja) * 1996-09-10 1998-03-31 Sony Corp 信号記録方法、信号記録装置、記録媒体および信号処理方法
JP3279228B2 (ja) * 1997-08-09 2002-04-30 日本電気株式会社 符号化音声復号装置
EP1046239B1 (en) * 1997-12-19 2003-06-18 STMicroelectronics Asia Pacific Pte Ltd. Method and apparatus for phase estimation in a transform coder for high quality audio
DE69711102T2 (de) * 1997-12-27 2002-11-07 St Microelectronics Asia Verfahren und gerät zur schätzung von koppelparametern in einem transformationskodierer für hochwertige tonsignale
US6016473A (en) * 1998-04-07 2000-01-18 Dolby; Ray M. Low bit-rate spatial coding method and system
US6931372B1 (en) 1999-01-27 2005-08-16 Agere Systems Inc. Joint multiple program coding for digital audio broadcasting and other applications
RU2316154C2 (ru) * 2002-04-10 2008-01-27 Конинклейке Филипс Электроникс Н.В. Кодирование стереофонических сигналов
BRPI0308691A2 (pt) * 2002-04-10 2016-11-16 Koninkl Philips Electronics Nv métodos para codificar um sinal de canal múltiplo e para decodificar informação de sinal de canal múltiplo, arranjos para codificar e decodificar um sinal de canal múltiplo, sinal de dados, meio legível por computador, e, dispositivo para comunicar um sinal de canal múltiplo.
ES2323294T3 (es) * 2002-04-22 2009-07-10 Koninklijke Philips Electronics N.V. Dispositivo de decodificacion con una unidad de decorrelacion.
US20030220800A1 (en) * 2002-05-21 2003-11-27 Budnikov Dmitry N. Coding multichannel audio signals
US7453945B2 (en) * 2003-09-05 2008-11-18 Lucent Technologies Inc. Methods and devices for controlling RF, multi-carrier amplifier signal power
BR122018007834B1 (pt) 2003-10-30 2019-03-19 Koninklijke Philips Electronics N.V. Codificador e decodificador de áudio avançado de estéreo paramétrico combinado e de replicação de banda espectral, método de codificação avançada de áudio de estéreo paramétrico combinado e de replicação de banda espectral, sinal de áudio avançado codificado de estéreo paramétrico combinado e de replicação de banda espectral, método de decodificação avançada de áudio de estéreo paramétrico combinado e de replicação de banda espectral, e, meio de armazenamento legível por computador
US7725324B2 (en) 2003-12-19 2010-05-25 Telefonaktiebolaget Lm Ericsson (Publ) Constrained filter encoding of polyphonic signals
US7809579B2 (en) 2003-12-19 2010-10-05 Telefonaktiebolaget Lm Ericsson (Publ) Fidelity-optimized variable frame length encoding
SE527713C2 (sv) 2003-12-19 2006-05-23 Ericsson Telefon Ab L M Kodning av polyfoniska signaler med villkorsbegränsade filter
SE527670C2 (sv) * 2003-12-19 2006-05-09 Ericsson Telefon Ab L M Naturtrogenhetsoptimerad kodning med variabel ramlängd
KR101079066B1 (ko) 2004-03-01 2011-11-02 돌비 레버러토리즈 라이쎈싱 코오포레이션 멀티채널 오디오 코딩
US7646875B2 (en) * 2004-04-05 2010-01-12 Koninklijke Philips Electronics N.V. Stereo coding and decoding methods and apparatus thereof
TWI393121B (zh) * 2004-08-25 2013-04-11 Dolby Lab Licensing Corp 處理一組n個聲音信號之方法與裝置及與其相關聯之電腦程式
TWI497485B (zh) 2004-08-25 2015-08-21 Dolby Lab Licensing Corp 用以重塑經合成輸出音訊信號之時域包絡以更接近輸入音訊信號之時域包絡的方法
KR100707177B1 (ko) * 2005-01-19 2007-04-13 삼성전자주식회사 디지털 신호 부호화/복호화 방법 및 장치
US9626973B2 (en) 2005-02-23 2017-04-18 Telefonaktiebolaget L M Ericsson (Publ) Adaptive bit allocation for multi-channel audio encoding
JP4809370B2 (ja) 2005-02-23 2011-11-09 テレフオンアクチーボラゲット エル エム エリクソン(パブル) マルチチャネル音声符号化における適応ビット割り当て
WO2007052612A1 (ja) * 2005-10-31 2007-05-10 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. ステレオ符号化装置およびステレオ信号予測方法
CN101192410B (zh) * 2006-12-01 2010-05-19 华为技术有限公司 一种在编解码中调整量化质量的方法和装置
US8385556B1 (en) * 2007-08-17 2013-02-26 Dts, Inc. Parametric stereo conversion system and method
KR101450940B1 (ko) 2007-09-19 2014-10-15 텔레폰악티에볼라겟엘엠에릭슨(펍) 멀티채널 오디오의 조인트 인핸스먼트
CN101673548B (zh) * 2008-09-08 2012-08-08 华为技术有限公司 参数立体声编码方法、装置和参数立体声解码方法、装置
EP2345027B1 (en) 2008-10-10 2018-04-18 Telefonaktiebolaget LM Ericsson (publ) Energy-conserving multi-channel audio coding and decoding
CN103152062B (zh) * 2013-01-28 2014-11-12 中国电子科技集团公司第二十二研究所 一种实时信号的生成方法及装置
TWI579831B (zh) 2013-09-12 2017-04-21 杜比國際公司 用於參數量化的方法、用於量化的參數之解量化方法及其電腦可讀取的媒體、音頻編碼器、音頻解碼器及音頻系統
US11030777B2 (en) * 2018-09-14 2021-06-08 Sony Group Corporation Adaptive subband coding for lifting transform

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3167257D1 (en) * 1981-02-27 1985-01-03 Ibm Transmission methods and apparatus for implementing the method
EP0064119B1 (fr) * 1981-04-30 1985-08-28 International Business Machines Corporation Perfectionnement aux procédés de codage de la voix et dispositif de mise en oeuvre du procédé perfectionné
DE3267481D1 (en) * 1982-02-09 1986-01-02 Ibm Method for multi-speed digital transmission and apparatus for carrying out said method
GB8421498D0 (en) * 1984-08-24 1984-09-26 British Telecomm Frequency domain speech coding
NL8700985A (nl) * 1987-04-27 1988-11-16 Philips Nv Systeem voor sub-band codering van een digitaal audiosignaal.
DE3791003T1 (de) * 1987-08-26 1989-10-19 Vnii Radiovesh Priema Akustiki Einrichtung zur kodierung und dekodierung von tonprogramm-signalen
NL9000338A (nl) * 1989-06-02 1991-01-02 Koninkl Philips Electronics Nv Digitaal transmissiesysteem, zender en ontvanger te gebruiken in het transmissiesysteem en registratiedrager verkregen met de zender in de vorm van een optekeninrichting.
EP0400222A1 (en) * 1989-06-02 1990-12-05 ETAT FRANCAIS représenté par le Ministère des Postes, des Télécommunications et de l'Espace Digital transmission system using subband coding of a digital signal
NL9000635A (nl) * 1990-03-20 1991-10-16 Philips Nv Digitaal opteken- en weergavesysteem.
US5367608A (en) * 1990-05-14 1994-11-22 U.S. Philips Corporation Transmitter, encoding system and method employing use of a bit allocation unit for subband coding a digital signal
US5365553A (en) * 1990-11-30 1994-11-15 U.S. Philips Corporation Transmitter, encoding system and method employing use of a bit need determiner for subband coding a digital signal
US5323390A (en) * 1992-10-20 1994-06-21 At&T Bell Laboratories Multirate, sonet-ready, switching arrangement

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5375171A (en) * 1992-02-03 1994-12-20 U. S. Philips Corporation Transmission system, and transmitter and receiver used in the transmission system for transmitting and receiving digital signals containing modulated bit allocation information
US5488663A (en) * 1992-02-03 1996-01-30 U.S. Philips Corporation Encoding methods for generating a digital signal containing modulated bit allocation information, and record carriers containing that signal
US5450248A (en) * 1992-06-09 1995-09-12 U.S. Philips Corporation System, apparatus and methods for recording and/or reproducing on and/or from a re-recordable record carrier digital signals containing information which results in concealment during reproduction

Also Published As

Publication number Publication date
EP0497413A1 (en) 1992-08-05
EP0497413B1 (en) 1996-04-24
DE69210064D1 (de) 1996-05-30
DE69210064T2 (de) 1996-11-21
US5621855A (en) 1997-04-15
JPH04360331A (ja) 1992-12-14
KR920017399A (ko) 1992-09-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9100173A (nl) Subbandkodeerinrichting, en een zender voorzien van de kodeerinrichting.
JP2923406B2 (ja) オーディオ信号処理方法
JP3804968B2 (ja) 適応配分式符号化・復号装置及び方法
JP3498375B2 (ja) ディジタル・オーディオ信号記録装置
EP0559383B1 (en) Method for coding mode selection for stereophonic audio signals utilizing peceptual models
US5627938A (en) Rate loop processor for perceptual encoder/decoder
EP1016320B1 (en) Method and apparatus for encoding and decoding multiple audio channels at low bit rates
CA2166551C (en) Computationally efficient adaptive bit allocation for coding method and apparatus
EP0610975B1 (en) Coded signal formatting for encoder and decoder of high-quality audio
US5864800A (en) Methods and apparatus for processing digital signals by allocation of subband signals and recording medium therefor
KR100276788B1 (ko) 디지탈 신호 처리 장치와 방법 및 기록 매체
US5530750A (en) Apparatus, method, and system for compressing a digital input signal in more than one compression mode
KR0185998B1 (ko) 인코딩 시스템 및 이를 구비한 트랜스미터
NL8901032A (nl) Coder om extra informatie op te nemen in een digitaal audiosignaal met een tevoren bepaald formaat, een decoder om deze extra informatie uit dit digitale signaal af te leiden, een inrichting voor het opnemen van een digitaal signaal op een registratiedrager, voorzien van de coder, en een registratiedrager verkregen met deze inrichting.
NL9000338A (nl) Digitaal transmissiesysteem, zender en ontvanger te gebruiken in het transmissiesysteem en registratiedrager verkregen met de zender in de vorm van een optekeninrichting.
EP0457391B1 (en) Encoding method and encoding system comprising a subband coder, and a transmitter comprising an encoding system
EP0691751A1 (en) Method and device for compressing information, method and device for expanding compressed information, device for recording/transmitting compressed information, device for receiving compressed information, and recording medium
JP3277699B2 (ja) 信号符号化方法及び装置並びに信号復号化方法及び装置
KR19990088294A (ko) 재생및기록장치,디코딩장치,기록장치,재생및기록방법,디코딩방법,및기록방법
KR100321015B1 (ko) 제1및제2주신호성분을송수신하는송수신기
USRE40280E1 (en) Rate loop processor for perceptual encoder/decoder
JP3277705B2 (ja) 情報符号化装置及び方法、並びに情報復号化装置及び方法
NL9100285A (nl) Transmissiesysteem, en ontvanger te gebruiken in het transmissiesysteem.
JP3879250B2 (ja) エンコード方法、デコード方法、エンコード装置、デコード装置、ディジタル信号記録方法、ディジタル信号記録装置、記録媒体、ディジタル信号送信方法及びディジタル信号送信装置
Pan Overview of the mpeg/audio compression algorithm

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed