NL9001798A - Inrichting voor het vouwen en verzamelen van vellen van verschillende formaten. - Google Patents

Description

Inrichting voor het vouwen en verzamelen van vellen van verschillende formaten

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vouwen en gevouwen afleggen van vellen van verschillende formaten, omvattende een eerste vouwstation voor het een even aantal keren vouwen van een vel in een eerste richting, een tweede vouwstation voor het vouwen van het vel in een tweede richting die haaks op de eerste richting staat, een verzamel station voor het verzamelen van door de inrichting gevouwen vellen, een toevoerbaan voor het toevoeren van een vel naar het eerste vouwstation, een tussentransportbaan voor het transporteren van een vel van het eerste naar het tweede vouwstation en een afvoer-baan voor het afvoeren van een vel van het tweede vouwstation naar het verzamelstati on.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrft 4 701 155. Daarin wordt een inrichting beschreven voor het vouwen van tekeningvellen met de formaten Al, A2 of A3, welke tekeningen op gebruikelijke manier zijn voorzien van een legenda in de rechterbenedenhoek. Tekeningvellen worden in een zodanige oriëntatie in de toeverbaan van deze bekende inrichting gevoerd dat de tekening, en daarmee ook de legenda, gezien vanaf een bepaalde zijkant van de toevoerbaan, leesbaar is. Gezien in de toevoerrichting is de legenda dan aanwezig aan de linkerkant van het nalopende deel van een in langsrichting toegevoerd vel. In het eerste vouwstation wordt een Al-vel vier keer in dwarsrichting gevouwen, een A2- en een A3-vel twee keer. Een aldus zig-zag gevouwen pakket wordt vervolgens, met de legenda aan de bovenkant liggend, naar het tweede vouwstation gevoerd. Daarin wordt het zig-zag gevouwen Al- en A2-vel dubbelgevouwen en het zig-zag gevouwen A3-vel zonder verder vouwen doorgevoerd. De aldus gevouwen vellen worden daarna eenduidig, namelijk met hun legenda's aan de bovenkant, in het verzamelstation afgelegd.

Een eigenschap van deze bekende inrichting is, dat, om te bereiken dat gevouwen tekeningvellen met hun legenda's aan dezelfde kant worden afgelegd, de vellen steeds met hun langste zijde evenwijdig aan de toevoerrichting moeten worden toegevoerd, hierna langsdoorvoer genoemd. Omdat bij langsdoorvoer de verwerkingscapaciteit van de inrichting omgekeerd evenredig is met de lengte van de langste zijde van een tekeningvel, heeft de bekende inrichting het nadeel dat voor het bereiken van bovengenoemde eenduidige afleg de verwerkingscapaciteit nadelig wordt beïnvloed.

De uitvinding stelt zich tot doel een inrichting volgens de aanhef te verschaffen die een optimale verwerkingscapaciteit heeft, waarbij tevens een eenduidige afleg gewaarborgd is.

Dit doel wordt volgens een eerste aspect van de uitvinding bereikt doordat in een inrichting volgens de aanhef de afvoerbaan is voorzien van een eerste gedeelte voor het in een eerste oriëntatie afleggen van een gevouwen vel dat tot een eerste groep behoort en een tweede gedeelte voor het in een tweede oriëntatie afleggen van een gevouwen vel dat tot een tweede groep behoort, in welke oriëntaties de gevouwen vellen ten opzichte van elkaar omgekeerd worden afgelegd.

Hierdoor wordt bereikt dat enerzijds vellen gevouwen en eenduidig afgelegd kunnen worden waarvan de langste zijde een afmeting heeft die groter is dan de werkbreedte van de inrichting (zijnde de breedte van de toevoerbaan), welke vellen tot de eerste groep behoren, en dat anderzijds een optimale verwerkingscapaciteit wordt verkregen voor het in twee richtingen vouwen en eenduidig afleggen van vellen waarvan de langste zijde een afmeting heeft die gelijk is aan of kleiner is dan de werkbreedte van de inrichting, welke vellen tot de tweede groep behoren.

In een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding zijn vaststelmiddel en aanwezig die formaat en oriëntatie van een in de toevoerbaan gevoerd vel vaststellen en op grond daarvan vaststellen of dat vel tot de eerste of tot de tweede groep behoort en zijn besturingsmiddelen aanwezig die in reactie op de vaststelling van de vaststel middel en eerste transportmidelen activeren voor het in het eerste gedeelte van de afvoerbaan voeren van een vel dat tot de eerste groep behoort of tweede transportmiddelen activeren voor het in het tweede gedeelte van de afvoerbaan voeren van een vel dat tot de tweede groep behoort.

Hierdoor wordt bereikt dat de inrichting automatisch kan worden ingesteld op een optimale manier van vouwen en afvoeren van een vel die leidt tot snelle verwerking en eenduidige afleg van vellen.

Bij voorkeur delen de vaststel middel en een vel, waarvan de kortste zijde gelijk is aan of korter is dan de maximale afstand tussen twee vouwen die het tweede vouwstation kan aanbrengen, bij dezelfde groep in als een vel waarvan de langste zijde langer is dan de lengte van het eerste vouwstation in de tweede richting.

Hierdoor wordt bereikt dat een vel van het formaat A3 dat voorzien is van een legenda, alleen in het eerste vouwstation wordt gevouwen, zodat het gevouwen vel een vrije vel rand heeft die zich uitstrekt aan een zijde van het gevouwen pakket die ligt tegenover de hoek van het vel waar zich de legenda bevindt, welke vel rand dienst kan doen als hechtrand zodanig dat het gevouwen vel in gehechte toestand kan worden opengevouwen.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt bovengenoemd doel bij een inrichting volgens de aanhef waarbij het eerste vouwstation van het type is waarin een vel door twee vouwrollenparen met knepen die in één vouwvlak liggen wordt gevouwen, bereikt, doordat de tussentransportbaan een eerste haandeel en een tweede haandeel omvat die beide aansluiten op het vouwvlak aan dezelfde zijde van het eerste vouwstation, welke tweede haandeel is voorzien van transportmiddelen voor het naar het tweede vouwstation voeren van een vel, doordat de tussentransportbaan is voorzien van een geleide-element dat twee standen kan innemen, een eerste stand waarin het een vel vanuit het eerste vouwstation in het eerste haandeel leidt en een tweede stand waarin het een vel vanuit het eerste vouwstation in het het tweede haandeel leidt en doordat besturingsmiddelen aanwezig zijn die het geleide-element alleen in de tweede stand kunnen zetten tijdens het aanbrengen van de laatste vouw in het eerste vouwstation en het geleide-element in de eerste stand zetten tijdens het aanbrengen van de andere vouwen in het eerste vouwstation.

Hierdoor wordt bereikt dat het eerste vouwstation al kan beginnen met het vouwen van een volgend vel wanneer het voorafgaande vel zich nog in de tussentransportbaan bevindt.

Kenmerken en voordelen van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van de navolgende beschrijving van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de tekeningen, waarin:

Fig. 1 schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in perspectief weergeeft,

Fig. la schematisch een variant op een gedeelte van de in Fig. 1 weergegeven inrichting weergeeft,

Fig. 2 schematisch een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in perspectief weergeeft,

Fig. 3 schematisch een derde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in perspectief weergeeft,

Fig. 4 het vouwpatroon weergeeft dat een inrichting volgens Fign. 1-3 in een tekeningvel van het formaat AO en van het formaat A3 aanbrengt, en

Fig. 5 het vouwpatroon weergeeft dat een inrichting volgens een der Fign. 1-3 in een tekeningvel van het formaat Al en van het formaat A2 aanbrengt.

De in Fign. 1, 2 en 3 weergegeven inrichtingen omvatten elk een vouwstation 1 voor het zigzag vouwen van een nog ongevouwen vel en een vouwstation 2 voor het zigzag vouwen van het in vouwstation 1 gevouwen vel in een richting dwars op de richting waarin het vel in vouwstation 1 is gevouwen. De vouwstations 1 en 2 zijn beide van het in het Britse octrooi schrift 1 394 480 weergegeven type. Vouwstation 1 omvat vouwrollenparen 3 en 4 die transport- en vouwknepen vormen die op enige afstand van elkaar in een gemeenschappelijk vouwvlak 5 liggen, van welke vouwrollen 3 en 4 de draairichtingen omkeerbaar zijn. Een invoerrollenpaar 6 vormt een transportkneep in een vlak dat haaks staat op het vouwvlak 5 en dat vouwvlak 5 tussen de vouwknepen van vouwrollen 3 en 4 snijdt. Een trechtervormig geleidingsorgaan 7 is opgesteld in een gebied tussen invoerrollen 6 en vouwrollen 3 en 4 en is verplaatsbaar tussen een stand waarin een door invoerrollen 6 getransporteerd vel in de richting van vouwrollen 3 wordt geleid en een stand waarin een door invoerrollen 6 getransporteerd vel in de richting van vouwrollen 4 wordt geleid. Voor het aanbrengen van een vouw in een vel dat tussen het invoerrollenpaar 6 en een van de vouwrollenparen (3 of 4) is gevoerd, wordt de draairichting van de vouwrollen omgekeerd en het geleidingsorgaan 7 bewogen naar de stand* waarin het vel naar het andere vouwrollenpaar (4 of 3) wordt geleid. Hierdoor wordt onder het geleidingsorgaan 7 een blouse in het vel gevormd. Als deze blouse door het andere vouwrollenpaar (4 of 3) wordt gegrepen ontstaat op die plaats een vouw in het vel. Door het geleidingsorgaan 7 weer terug te bewegen en de draairichting van de vouwrollen 3 en 4 om te keren wordt er, bij voortdurende toevoer van het vel, een tweede vouw in het vel gevormd die tegengesteld is aan de eerste vouw. Op deze manier kan het vel zigzag worden gevouwen. De heen- en weergaande beweging van het geleidingsorgaan 7 en de draairichting van de vouwrollen 3 en 4 kan worden gestuurd op een wijze die in voornoemd Brits octrooi 1 394 480 is uiteengezet. Vouwstation 2 is van hetzelfde type als vouwstation 1 en omvat invoerrollen 8 voor het invoeren van een door vouwstation 1 gevoerd vel en vouwrollenparen 9 en 10 waarvan de knepen in vouwvlak 11 liggen en een trechtervormig geleidingsorgaan 12.

In de in Fign. 1, 2 en 3 weergegeven inrichtingen strekt vouwvlak 5 zich in horizontale richting uit en vouwvlak 11 in verticale richting. Het is uiteraard ook mogelijk dat deze vouwvlakken zich in andere richtingen uitstrekken.

Verder is het ook mogelijk in de vouwstations 1 en 2 een ander type vouwrichting toe te passen als hiervoor beschreven.

Vellen worden aan vouwstation 1 toegevoerd via een toevoerbaan 14 die uitmondt in de kneep tussen invoerrollen 6. Toevoerbaan 14 kan zijn aangesloten op de uitgang 15 van een vellenbedrukkingsinrichting 16, zoals een kopieerapparaat, waarvan alleen de contouren zijn aangegeven. Door vouwstation 1 gevoerde vellen worden naar vouwstation 2 gevoerd via een tussentransportbaan 17 die zich in het vouwvlak 5 uitstrekt en die is voorzien van niet-weergegen transportmiddelen die een vel eerst uit vouwstation 1 voeren in een richting die haaks staat op de lengterichting van vouwrollen 3 en 4 van vouwstation 1 en daarna het vel verder voeren in een richting parallel aan de lengterichting van de vouwrollen van vouwstation 1, voor het in vouwstation 2 voeren van dat vel.

Door vouwstation 2 gevoerde vellen kunnen door niet-weergegeven transportmiddelen in het verticale vouwvlak 11, via een bovenuitgang 18 of via een benedenuitgang 19 uit vouwstation 2 worden gevoerd. Het gedeelte 20 van de afvoerbaan dat zich vanaf bovenuitgang 18 van vouwstation 2 uitstrekt is voorzien van een bocht 21 die zich over 90° uitstrekt en mondt uit in een verzamel station 22 waarin de door vouwstations 1 en 2 gevoerde vellen op elkaar worden afgelegd. Het gedeelte 23 van de afvoerbaan dat zich vanaf de benedenuitgang 19 van vouwstation 2 uitstrekt is voorzien van een bocht 24 die zich over 180° uitstrekt en een bocht 25 die zich over 90° uitstrekt en mondt op dezelfde manier uit in het verzamel station 22 als het gedeelte 20 van de afvoerbaan.

In toevoerbaan 14 is een veldetectieinrichting 26 opgesteld die bestaat uit een array vel detectors dat de gehele breedte van toevoerbaan 14 bestrijkt. Het aantal detectoren dat een toegevoerd vel waarneemt is een maat voor de breedte van een toegevoerd vel en de tijdsduur dat dat aantal detectoren het vel waarneemt is een maat voor de lengte van dat vel. Op grond van de door detectieinrichting 26 opgewekte signalen stelt besturingsinrichting 27 formaat en oriëntatie van het toegevoerde vel vast. Op grond van de gemeten lengte stelt de besturingsinrichting 27 een vouwprogramma vast dat door vouwstation 1 moet worden uitgevoerd, bijvoorbeeld het zigzag vouwen van een vel volgens een in het Britse octrooi schrift 1 394 480 weergegeven vouwpatroon. Detectieinrichting 26 is op een zodanige afstand vóór vouwstation 1 opgesteld dat tijdig het door vouwstation 1 uit te voeren vouwprogramma kan worden uitgevoerd. Voor het uitvoeren van het vouwprogramma van vouwstation 1 wordt eerst de voorlopende rand van het toegevoerde vel door orgaan 7 tussen vouwrollen 3 geleid. Vouwrollen 3 brengen eveneens de laatste vouw aan.

Op grond van de gemeten vel breedte stelt besturingsinrichting 26 het vouwprogramma voor vouwstation 2 vast. Bij het uitvoeren van dat laatste vouwprogramma wordt een vel dat in vouwstation 2 niet of twee keer gevouwen moet worden door geleidingsorgaan 12 eerst tussen vouwrollen 10 gevoerd en wordt een vel dat in vouwstation 2 één keer gevouwen moet worden door het in de andere stand gezette geleidingsorgaan 12 eerst tussen de vouwrollen 9 gevoerd.

Voor vel formaten AO tot en met A4 bestaat het door vouwstation 2 uit te voeren vouwprogramma uit het twee keer in dwarsrichting vouwen van een door vouwstation 1 al in langsrichting zigzag gevouwen AO, het twee keer in dwarsrichting vouwen van een door vouwstation 1 al in i langsrichting zigzag gevouwen Al, het één keer in dwarsrichting vouwen van een al door vouwstation 1 in langsrichting zigzag gevouwen A2, het niet-vouwen van een door vouwstation 1 al in dwarsrichting zigzag gevouwen A3 en het niet-vouwen van een ook door vouwstation 1 niet gevouwen A4.

Op grond van de oriëntatie waarin een te vouwen vel van een bepaald formaat wordt toegevoerd, in langsrichting of in dwarsrichting, stelt de besturingsinriching 27 het voor dat vel geldende vouwprogramma op. Een vel dat een breedte heeft die correspondeert met de werkbreedte van vouwstation 1 en dat langer is dan die breedte, bijvoorbeeld een langsrichting toegevoegd AO, wordt door de besturingsinrichting 27 ingedeeld in een eerste groep. Een vel dat smaller is dan de afstand tussen twee vouwen die vouwstation 2 kan aanbrengen, bijvoorbeeld een in langsrichting toegevoerd A3, wordt door besturingsinrichting 27 eveneens in de eerste groep ingedeeld. Een vel waarvan de afmetingen corresponderen met een formaat waarvan de afmetingen gelijk zijn aan of kleiner dan de afmetingen van een in de inrichting gevouwen vel, bijvoorbeeld een A4 dat in dwarsrichting is toegevoerd, wordt eveneens ingedeeld in de eerste groep.

Vellen die maten hebben die liggen tussen het hiervoor aangeduide grootste formaat (AO) en de hiervoor aangeduide kleinste formaten (A3, A4) worden volgens de uitvinding in dwarsrichting toegevoerd, hetgeen door detectieinrichting 26 kan worden geverifieerd. Deze laatstgenoemde groep vellen worden door de besturingsinrichting 27 ingedeeld in een tweede groep.

Bij indeling van een toegevoerd vel in de eerste groep wekt de besturingsinrichting 27 een besturingssignaal 28 op dat, na het voltooien van het door vouwstation 2 uit te voeren vouwprogamma, vouwrollen 9 activeert voor het via gedeelte 20 van de afvoerbaan in verzamel station 22 afleggen van het vel.

Bij indeling van een toegevoerd vel in de tweede groep wekt besturingsinrichting 27 een besturingssignaal 29 op dat, na het voltooien van het door vouwstation 2 uit te voeren vouwprogramma, vouwrollen 10 activeert voor het via deel 23 van de afvoerbaan afleggen van dat vel in verzamel station 22.

De werking van de in Fig.l weergegeven inrichting voor tekening-vellen in de formaten AO tot en met A4 die zijn voorzien van een legenda in de rechterbenedenhoek zal hierna worden toegelicht. Bij deze toelichting wordt uitgegaan van toevoer van tekening 31 met de beeldzijde naar beneden gekeerd, en met de legenda aan de voorlopende rand van de tekening. Bij een AO bevindt deze legenda zich op de met 32 aangegeven plaats en bij een Al op de met 33 aangegeven plaats.

Een in langsrichting toegevoerd AO wordt in vouwstation 1 zes keer gevouwen, daarna door vouwrollen 3 uit vouwstation 1 gevoerd en in de met 31' aangegeven positie gebracht, van welke positie het zigzag gevouwen vel met behulp van niet-weergegeven tussentransportmiddelen tussen invoerrollen 8 van vouwstation 2 wordt gevoerd. In vouwstation 2 wordt het vel door geleidingsorgaan 12 met zijn voorlopende rand tussen vouwrollen 10 geleid. Na het aanbrengen van twee dwarsvouwen door achtereenvolgens vouwrol1enparen 9 en 10, wordt het gevouwen vel door vouwrollen 9 in gedeelte 20 van de afvoerbaan gevoerd, waar het in stand 31" komt, en vandaar naar verzamel station 22.

Een in dwarsrichting toegevoerd Al wordt in vouwstation 1 twee keer gevouwen en het aldus gevouwen pakket wordt door geleidingsorgaan 12 van vouwstation 2 eerst tussen vouwrollen 9 gevoerd en na het aanbrengen van dwarsvouwen door achtereenvolgens vouwrol!enparen 10 en 9, door vouwrollen 10 in gedeelte 23 van de afvoerbaan gevoerd en vandaar naar verzamel station 22, waar het gevouwen Al met zijn legenda eveneens naar boven gericht in terecht komt.

Een in dwarsrichting toegevoerd A2 wordt in vouwstation 1 twee keer gevouwen en in vouwstation 2 eerst tussen vouwrollen 9 geleid en vervolgens tussen vouwrollen 10 dubbelgevouwen en eveneens door vouwrollenpaar 10 in gedeelte 23 van de afvoerbaan geleid en vandaar naar verzamel station 22, alwaar het gevouwen A2 eveneens met zijn legenda naar boven gekeerd in belandt.

Een in langsrichting toegevoerd A3 wordt alleen in vouwstation 1 (tweemaal) gevouwen en vandaar via de tussentransportbaan 17 door invoerrollen 8 en geleidingsorgaan 12 tussen vouwrollen 10 gevoerd en vervolgens, door omkering van de draairichting van de rollenparen 9 en 10 naar gedeelte 20 van de afvoerbaan gevoerd en vandaar naar verzamel station 22, waar het gevouwen A3-vel met zijn legenda naar boven gekeerd in terecht komt.

Een in dwarsrichting toegevoerd A4 wordt zonder te vouwen rechtstreeks door geleidingsorgaan 7 en vouwrollenpaar 3 door vouwstation 1 gevoerd en op dezelfde wijze als een A3 door vouwstation 2 geleid, zodat het* A4 evenals de andere tekeningformaten met zijn legenda naar boven gekeerd in verzamel station 22 terecht komt.

Fig. la met weergegeven vouwstation 1 en tussentransport 17 geeft een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van het in Fig. 1 weergegeven tussentransport 17 weer.

Bij deze uitvoeringsvorm omvat het tussentransport 17 een baandeel 17a dat in hetzelfde vlak ligt als het vouwvlak 5 en een haandeel 17b dat onder haandeel 17a ligt. Een geleide-element 30 is tussen vouwstation 1 en tussentransport 17 opgesteld. Geleide-element 30 kan door de besturingsinrichting 27 in een met getrokken lijnen weergegeven stand gezet worden, voor het via bandeel 17a uit vouwstation 1 voeren van een vel, en in een met onderbroken lijnen weergegeven stand, voor het via baandeel 17b uit vouwstation 1 voeren van een vel.

De werking van het in Fig. la weergegeven tussentransport is als volgt:

Bij het toevoeren van een in vouwstation 1 te vouwen vel staat geleide-element 30 in de met getrokken lijnen weergegeven stand. De voorlopende rand van het vel wordt daarbij door vouwrollen 3 in baandeel 17a geleid. Vervolgens wordt het vel in vouwvlak 5 heen en weer gevoerd onder aanbrenging van vouwen door vouwrollen 3 en 4. Vlak voordat de laatste vouw moet worden aangebracht, bevindt het al gevouwen deel van het vel zich grotendeels aan de van baandeel 17a afgekeerde zijde van vouwstation 1. Op dat tijdstip geeft besturingsinrichting 27 een signaal af in reactie waarop het geleide-element 30 wordt omgezet en in de met onderbroken lijnen weergegeven stand komt. Na het aanbrengen van de laatste vouw voeren vouwrollen 3 het zigzag gevouwen vel dan in baandeel 17b van het tussentransport 17. Direct na het passeren van de nalopende rand van het zigzag gevouwen vel voorbij geleide-element 30 zet besturingsinrichting 27 geleide-element 30 weer terug in de met getrokken lijnen weergegeven stand. Baandeel 17b is voorzien van niet-weergegeven transportmiddelen die het uit vouwstation 1 gevoerde zigzag gevouwen vel in dwarsrichting naar vouwstation 2 voeren.

Tijdens het in dwarsrichting wegvoeren van het vel uit het tussentransport 17 kan een volgend vel al met zijn voorrand in het tussentransport 17 gevoerd worden en wel in baandeel 17a daarvan.

Aldus kunnen vellen in een snelle opeenvolging gevouwen worden. Baandeel 17a kan tevens dienst doen als uitvoerbaan voor een vel dat niet in vouwstation 2 gevouwen hoeft te worden.

De in Fig. 2 weergegeven inrichting verschilt van de in Fig. 1 weergegeven inrichting doordat de bochten 21 en 25 in de gedeelten 20 en 23 van de afvoerbaan andersom gebogen zijn, zodat gevouwen vellen, in tegenstelling met de hiervoor beschreven werking van de inrichting volgens Fig. 1, met hun legenda's naar beneden gekeerd in de verzamelbak terecht komen. Dit heeft als voordeel dat gevouwen tekeningen die met de beeldzijde naar beneden gekeerd in een bepaalde volgorde aan de vouwinrichting worden toegevoerd, in het verzamel station, met hun legenda's naar boven gekeerd, in dezelfde volgorde worden afge-legd.

De in Fig. 2 weergegeven inrichting vertoont verder als verschil met de in Fig. 1 weergegeven inrichting dat het tussentransport 17 tussen de vouwstations 1 en 2 aan de andere zijde van vouwstation 1 ligt, hetgeen verzamel station 22 dichter bij het begin van de toevoerbaan 14 en dus dichter bij het aangesloten vel verwerkend apparaat 16 brengt.

De in Fig. 3 weergegeven variant verschilt in zoverre van de in Fig. 1 weergegeven inrichting dat bij het tussentransport 17 van vellen tussen vouwstation 1 en 2 het in één richting gevouwen vel eerst in een met pijlen 35 aangegeven richting, die haaks op de lengterichting van de vouwrollen 4 en 3 staat, wordt getransporteerd over een afstand voorbij vouwrol 3 die groter is dan de maximale pakketbreedte van het zigzag gevouwen vel en eerst dan in een met pijlen 36 aangegeven richting, haaks op de door pijlen 35 aangegeven richting, naar vouwstation 2 wordt gevoerd. Hiermee wordt op andere wijze als met de aan de hand van Fig. la beschreven variant bereikt dat vouwstation 1 al tijdens het tussentransport van een vel met het vouwen van een volgend vel kan beginnen, zodat te vouwen vellen met korte tussenafstand in de vouwinrichting kunnen worden toegevoerd.

Volledigheidshalve zijn in Fig. 4 de vouwpatronen weergegeven van in langsrichting toe te voeren tekeningen van respectievelijk de formaten AO en A3, en zijn in Fig. 5 de vouwpatronen weergegeven van in dwarsrichting toe te voeren tekeningen van respectievelijk de formaten Al en A2.

Uiteraard zijn tal van variaties denkbaar op de in Fign 1 tot en met 3 weergegven inrichtingen die onder de scope van de uitvinding * vallen.

Zo kan de besturing van elk van de beschreven inrichtingen worden aangepast aan een omgekeerde oriëntatie van toe te voeren vellen. Aanpassing van de besturing aan de toevoer van met hun beeldzijde naar boven gekeerde tekeningen houdt in, dat bij ligging van de legenda aan de voorlopende rand van een toegevoerd vel, het voorlopende vel deel in vouwstation 1 eerst tussen vouwrollen 3 wordt gevoerd en pas daarna tussen vouwrollen 4 voor het aanbrengen van de eerste vouw, enz. In vouwstation 2 is de volgorde van vouwen door vouwrollen 9 en 10 alleen bij vellen die twee keer gevouwen moeten worden andersom, terwijl het afleggen van vellen van formaten AO tot en met A4 steeds via het andere deel (20 of 23) gebeurt als het afleggen van een vel van overeenkomstig formaat volgens de hiervoor aan de hand van Fign. 1 tot en met 3 beschreven werking.

Verder kan elk van de in Fign. 1 tot en met 3 beschreven inrichtingen worden aangepast aan het toevoeren van te vouwen tekeningen met hun legenda's aan de naar beneden gekeerde zijde van de nalopende rand.

Deze aanpassing houdt, ongeacht het formaat, een omkering in van de volgorde van werking van de vouwrollenparen 3 en 4 van vouwstation 1, en bij vellen die in vouwstation 2 één keer moeten worden gevouwen een omkering van de volgorde van werking van de vouwrol1enparen 9 en 10 en een verwisseling van het gebruik van gedeelten 20 en 23 van de afvoer-baan en bij vellen die in vouwstation 2 niet of twee keer moeten worden gevouwen alléén een verwisseling van het gebruik van gedeelten 20 en 23 van de afvoerbaan.

Bij geïntegreerde toepassing van een van de hiervoor beschreven vouw- en afleginrichtingen en een vellenbedrukkingsinrichting zoals een kopieerapparaat, kan detectie-inrichting 26 achterwege blijven en kan in plaats daarvan het formaat en de oriëntatie in de bedrukkings-inrichting worden vastgesteld aan de hand van meting van daarin gevoerde vellen. Wanneer de bedrukkingsinrichting een kopieerapparaat is kan het formaat en de oriëntatie ook worden afgeleid van formaat en oriëntatie van te kopiëren originelen.

Bij geïntegreerde toepassing van een van de hiervoor beschreven vouw- en afleginrichtingen en een kopieerapparaat waarin de oriëntatie van het beeld bij overdracht van een origineelblad naar een ont-vangstblad gemakkelijk 90° kan worden gedraaid, zoals in een elektronisch kopieerapparaat waarin het beeld bij de beeldoverdracht in een elektronisch geheugen wordt opgeslagen, ontstaat de mogelijkheid om bij het aftasten van origineel bladen deze steeds eenduidig in dezelfde oriëntatie door te voeren, bijvoorbeeld in langsdoorvoer.

Ter wille van behoud van een korte verwerkingstijd bij het afdrukken en vouwen, hetgeen zoals hiervoor uiteengezet, bij bepaalde formaten dwarsdoorvoer vergt, is het kopieerapparaat voorzien van op zich zelf bekende middelen om het beeld over 90° te draaien.

i

Claims (5)

1. Inrichting voor het vouwen en gevouwen afleggen van vellen van verschillende formaten, omvattende: - een eerste vouwstation (1) voor het een even aantal keren vouwen van een vel in een eerste richting, - een tweede vouwstation (2) voor het vouwen van het vel in een tweede richting die haaks op de eerste richting staat, - een verzamelstation (22) voor het verzamelen van door de inrichting gevouwen vellen, - een toevoerbaan (14) voor het toevoeren van een vel naar het eerste vouwstation (1), - een tussentransportbaan (17) voor het transporteren van een vel van het eerste vouwstation (1) naar het tweede vouwstation (2) en - een afvoerbaan (20, 21, 23, 24, 25) voor het afvoeren van een vel van het tweede vouwstation (2) naar het verzamel station (22), met het kenmerk, dat de afvoerbaan een eerste gedeelte (20, 21) heeft voor het in een eerste oriëntatie afleggen van een gevouwen vel dat tot een eerste groep behoort en een tweede gedeelte (23, 24, 25) voor het in een tweede oriëntatie afleggen van een gevouwen vel dat tot een tweede groep behoort, in welke oriëntaties de gevouwen vellen ten opzichte van elkaar omgekeerd worden afgelegd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat vaststelmiddel en (26, 27) aanwezig zijn die formaat en oriëntatie van een in de toevoerbaan (14) gevoerd vel vaststellen en op grond daarvan vaststellen of dat vel tot de eerste of tot de tweede groep behoort en dat besturingsmiddelen (27, 28, 29) aanwezig zijn die in reactie op de vaststelling van de vaststelmiddel en (26) eerste transportmiddelen (9) activeren voor het in het eerste gedeelte (20, 21) van de afvoerbaan voeren van een vel dat tot de eerste groep behoort en tweede 4 transportmiddelen (10) activeren voor het in het tweede gedeelte (23, 24, 25) van de afvoerbaan voeren van een vel dat tot de tweede groep behoort.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vaststelmiddel en (26, 27) een vel, waarvan de kortste zijde gelijk is aan of korter is dan de maximale afstand tussen twee vouwen die het tweede vouwstation (2) kan aanbrengen, bij dezelfde groep indelen als een vel waarvan de langste zijde langer is dan de lengte van het eerste vouwstation (1) in de tweede richting.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste gedeelte (20) van de afvoerbaan aansluit op een eerste uitgang (18) van het tweede vouwstation (2) en dat het tweede gedeelte (23) van de afvoerbaan aansluit op een tweede uitgang (19) van het tweede vouwstation (2), welke uitgangen (18, 19) aan de uiteinden liggen van een transportbaan (11) voor het transporteren van het gevouwen vel in het tweede vouwstation, welke transportbaan (11) is voorzien van de eerste (9) en tweede transportmiddelen (10) van welke transportmiddelen (9, 10) de transportrichting omkeerbaar is voor het selectief transporteren van het gevouwen vel naar de eerste uitgang (18) of naar de tweede uitgang (19).

5. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het eerste vouwstation (1) van het type is waarin een vel door twee vouwrol1enparen (3, 4) met knepen die in één vouwvlak (5) liggen, wordt gevouwen, met het kenmerk, dat de tussentransportbaan (17) een eerste baandeel (17a) en een tweede baandeel (17b) omvat die beide aansluiten op het vouwvlak (5) aan dezelfde zijde van het eerste vouwstation (1), welk tweede baandeel (17b) is voorzien van transportmiddelen voor het naar het tweede vouwstation (2) voeren van een vel, dat de tussentransportbaan (17) is voorzien van een geleide-element (30) dat twee standen kan innemen, een eerste stand waarin het een vel vanuit het eerste vouwstation (1) in het eerste baandeel (17a) leidt en een tweede stand waarin het een vel vanuit het eerste vouwstation (1) in het tweede baandeel (17b) leidt, en dat besturingsmiddelen (27) aanwezig zijn die het geleide-element (30) alleen in de tweede stand kunnen zetten tijdens het aanbrengen van de laatste vouw in het eerste vouwstation (1) en het geleide-element (30) in de eerste stand zetten tijdens het aanbrengen van de andere vouwen in het eerste vouwstation (1). i