NL9000448A - Inrichting voor het afsluiten van een pijpdoortocht. - Google Patents

Description

Inrichting voor het afsluiten van een pijpdoortocht.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afsluiten van een pijpdoortocht of dergelijke, in het bijzonder een gaspijp, welke inrichting een opblaasbaar lichaam omvat, dat is vervaardigd uit soepel materiaal en dat is voorzien van een opening, die in verbinding met een drukbron te brengen is.

Een inrichting van het in de aanhef beschreven type wordt in velerlei uitvoeringsvormen gebruikt, voornamelijk voor het afsluiten van een gaspi jp, indien daar reparaties of montagewerkzaamheden aan moeten worden verricht. Daartoe wordt het lichaam in de pijpdoortocht aangebracht en vervolgens opgeblazen om de doortocht af te kunnen sluiten. Bij calamiteiten echter, waarbij een deel van de leiding kan zijn weggeslagen, moet in korte tijd een dergelijke afsluitoperatie kunnen worden uitgevoerd, waarbij het bezwaar bestaat dat het opblaasbare lichaam slecht in de pijpmonding is te manoeuvreren, vanwege de grondgesteldheid en de fluïdumstroom, waardoor de juiste positionering van het opblaasbare lichaam in de pijpdoortocht wordt bemoeilijkt. De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar te ondervangen en stelt voor om een inrichting te verschaffen, welke zich onderscheidt door een cilinder met een bodem en tegenoverliggende open zijde, welke cilinder dient voor het opnemen van het in elkaar gevouwen opblaasbaar lichaam* waarvan de opening is verbonden met een doorlaat in een zuiger van de cilinder.

Aangezien de diameter van de cilinder aanzienlijk kleiner kan zijn dan de binnendiameter van de af te dichten pijp, kan de cilinder vanwege de geringe en vaste afmeting gemakkelijker in de pijpmond worden gebracht, waarna door het aanbrengen van een drukmedium op de zuiger respectievelijk het opblaasbare lichaam, eerst het op- blaasbare lichaam uit de cilinder kan worden gestoten en vervolgens worden opgeblazen, waardoor de doortocht wordt afgesloten.

In een uitvoeringsvorm kan de cilinder worden gemanouvreed door middel van een bedieningsstaaf, welke aan de bodem van de cilinder is verbonden. Deze bedieningsstaaf kan hol zijn uitgevoerd teneinde het drukmedium in de cilinder toe te voeren.

In een andere uitvoeringsvorm is de bedieningsstaaf schuifbaar door de bodem geleid en bevestigd aan de zuiger.

In weer een andere uitvoering is de cilinderbodem uitgevoerd met een opening voor het aansluiten van een externe drukbron.

De externe drukbron kan zijn gevormd door een gaspatroon.

Volgens de uitvinding is de open zijde van de cilinder bij voorkeur afgesloten door een wegdrukbaar deksel, dat bij voorkeur een in dwarsdoorsnede kegelvormige gestalte vertoont.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening toont: fig. 1 en 2 een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding in de stand voor het opblazen respectievelijk in de stand na het opblazen van het opblaasbaar lichaam, fig. '3 een langsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 4 een met fig. 3 overeenkomende langsdoorsne-de van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

De inrichting volgens de uitvinding bestaat uit een opblaasbaar lichaam 1, dat volgens het hoofdkenmerk van de uitvinding is opgenomen in een cilinder 2. Deze cilinder kan van willekeurig materiaal zijn vervaardigd, bijvoorbeeld aluminium. De bodem 3 van de cilinder sluit een zijde daarvan af, terwijl de andere zijde 4 open is. Deze andere zijde kan worden afgesloten met een dopvormig lichaam 5, dat bij voorkeur een in dwarsdoorsnede kegelvormige gestalte vertoont. De dop 5 kan van willekeurig materiaal zijn gemaakt, bijvoorbeeld kunststof.

Opgemerkt wordt dat het opblaasbaar lichaam 1 een opening 6 vertoont, welke in verbinding staat met een opening 7 in een zuiger 8, welke vrij beweegbaar in de cilinder 2 is. In de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 en 2 is de zuiger 8 vast verbonden met een staaf 9, welke hier hol is uitgevoerd en via een flexibele koppeling 10 met een bedieningsstaaf 11 is gekoppeld. Ook de bedienings-staaf 11 en de koppeling 10 zijn hol uitgevoerd, zodat het andere einde van de staaf 11 aan een drukbron P kan worden aangesloten. De holle staaf 9 is naast de zuiger 8 voorzien van een doorlaatopening 12, welke uitmondt in de ruimte tussen de bodem 3 en de zuiger 8 van de cilinder 2.

De omtreksrand van de zuiger 8 is voorzien van een 0-ring-afdichting 13, waarbij de doorgang door de bodem 3 eveneens is voorzien van een O-ring 13 voor het afsluiten van de ruimte om de staaf 9.

De hierbovenvermelde inrichting werkt als volgt.

Aangenomen is dat een pijp T bij A is gebroken of op andere wijze is beschadigd, waarbij tevens wordt verondersteld, dat de pijp in de grond is aangebracht. Een door de pijp te transporteren medium, bijvoorbeeld gas stroomt in de richting van de pijl PI onder een bepaalde snelheid naar buiten en het is derhalve noodzakelijk op korte tijd de doortocht van de pijp T af te sluiten. Daartoe wordt de cilinder 2 met het daarin opgeborgen opblaasbaar lichaam 1 in de pijpmond A aangebracht door middel van de bedie-ningsstaven 9, 10 en 11. Dit kan op afstand gebeuren, afhankelijk van de lengte van de staaf 11. Na het in de pijpmond A aanbrengen van de inrichting in de positie volgens fig. 1, kan de drukbron P worden bekrachtigd, waarbij zich een drukmedium door de staat 11, de koppeling 10 en de staaf 9 naar de cilinder 2 begeeft.

Het drukmedium gaat via de doorlaat 12 in de staaf 9 druk uitoefenen op de rechterzijde van de zuiger 8 in de cilinder 2, waardoor deze zich ten opzichte van de cilinder 2 naar links zal gaan bewegen. Het is eveneens mogelijk, dat de cilinder 2 zich ten opzichte van de zuiger 8 naar rechts gaat bewegen.

In beide gevallen zal het soepele opblaasbaar lichaam 1 de dop 5 van de cilinder 2 afdrukken, waardoor het lichaam 1 vrijkomt uit de cilinder 2. Het drukmedium kan zich via de opening 7 in de zuiger 8 tot in het opblaasbaar lichaam 1 verplaatsen, waardoor het lichaam 1 wordt opgeblazen, zodanig dat de omtrek daarvan in nauw contact komt te liggen met de binnenzijde van de pijp T en derhalve de doortocht van de pijp T zal afsluiten, zie fig. 2.

Opgemerkt wordt dat de dop 5 vanwege de kegelvormige gestalte bij draagt aan het gemakkelijk in de pijp T aanbrengen van de inrichting, temeer als er grond en dergelijke voor de pijpmond A aanwezig is.

Dankzij de geringe diameter van de cilinder 2 ten opzichte van de pijp T kan deze gemakkelijk door een relatief nauwe opening in de pijpmond A, indien deze door enig materiaal is verstopt, worden ingevoerd en ondervindt de cilinder 2 nauwelijks invloed door de invloed van de fluïdumstroom in de pijp T.

Bovenbeschreven handeling kan derhalve in relatief korte tijd wörden uitgevoerd. De te bereiken buitendiameter van het opblaasbaar lichaam 1 kan door de keuze van rekbaar materiaal in een groot tolerantiegebied vallen, waardoor de inrichting in buizen of pijpen van verschillende binnendiameter kan worden gebruikt.

De uitvoeringsvorm volgens fig. 3 onderscheidt zich van die volgens de fig. 1 en 2 daarin, dat de bedie-ningsstaaf 9 respectievelijk 11 niet hol is uitgevoerd, maar massief kan zijn. De staaf 9 is via een schroefgang in de bodem 3 van de cilinder 2 gevoerd en daarin bevestigd. Het opblaasbaar lichaam 1 is eveneens verbonden met een in de cilinder 1 heen en weer vrij beweegbare zuiger 8 voorzien van doorlaatopening 7, welke aansluit op de inlaatopening van het opblaasbaar lichaam 1.

De ruimte tussen de bodem 3 en de zuiger 8 van de cilinder 2 staat in verbinding met een doorgang 15, waarop een gaspatroon of dergelijk met drukmedium gevuld lichaam 16 is aan te sluiten. De patroon 16 is op afstnad bedien-baar middels een kabel 17, waardoor na het inbrengen van de cilinder 2 in de pijp T de patroon kan worden ontstoken, waardoor het drukmedium vrijkomt in de voornoemde ruimte. Deze drukt de zuiger 8 naar rechts in fig. 3, waardoor het opblaasbaar lichaam 1 de dop 5 wegdrukt, vrijkomt uit de cilinder en vervolgens door hetzelfde drukmedium kan worden opgeblazen.

Opgemerkt wordt dat de doorlaatopening 7 is voorzien van een smoororgaan 18, waardoor er een tijdvertra-ging ontstaat in de vereffening van de druk in de ruimte voor de zuiger 8 en het opblaasbaar lichaam 1, zodat eerst de zuiger 8 uit de cilinder wordt gedrukt en vervolgens het blaaslichaam wordt opgeblazen. Hierdoor wordt voorkomen, dat het blaaslichaam 1 zich niet zelf vastdrukt in de cilinder 2.

Tenslotte wordt opgemerkt, dat de vrije opening 4 van de cilinder is voorzien van een ringvormige aanslag 19, die ervoor zorgt dat de zuiger 8 niet uit de cilinder wordt gedrukt, waardoor het blaaslichaam 1 vrij zou vallen en niet meer'zou worden opgeblazen.

Fig. 4 toont een uitvoeringsvorm, welke een combinatie is van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 en 3.

Ook hier bevindt zich een losse zuiger 8 in de cilinder 2 met daaraan gekoppeld blaaslichaam 1. In deze uitvoeringsvorm is de gaspatroon 16 niet aangebracht, maar is de bedieningsstang 9 weer hol uitgevoerd ter aansluiting op een drukbron. De bedieningsstaaf 9 is via een schroefdraad vast bevestigd in de bodem 3 van de cilinder, zodanig dat de doorgang van de staaf 9 in verbinding komt met de ruimte tussen de zuiger 8 en de bodem 3 van de cilinder 2. In deze uitvoeringsvorm wordt de zuiger 8 naar rechts in de cilinder 2 bewogen door het aanbrengen van een drukmedium via de staaf 9, waarbij de smooropening 18 ervoor zorgt, dat de zuiger 8 eerst naar rechts beweegt, voordat het opblaasbaar lichaam 1 wordt opgeblazen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Claims (9)

1. Inrichting voor het afsluiten van een pijpdoor-tocht of dergelijke, in het bijzonder een gaspijp, welke inrichting een opblaasbaar lichaam omvat, dat is vervaardigd uit soepel materiaal en dat is voorzien van een opening, die in verbinding met een drukbron te brengen is, gekenmerkt door een cilinder met een bodem en tegenoverliggende open zijde, welke cilinder dient voor het opnemen van het in elkaar gevouwen opblaasbaar lichaam, waarvan de opening is verbonden met een doorlaat in een zuiger van de cilinder.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorlaat in de zuiger van de cilinder vast is gekoppeld aan een holle staaf, welke schuifbaar door de bodem (3) van de cilinder is gevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bodem (3) van de cilinder (2) of de cilinder-wand (2) nabij de bodem (3) is voorzien van een aansluito-pening voor een drukbron.

4. Inrichting volgens conclusie 1 en 3, met het kenmerk, dat een op een drukbron aan te sluiten holle bedieningsstaaf is verbonden met de doorlaatopening.

5. Inrichting volgens conclusie 1 en 3, met het kenmerk, dat de doorlaatopening is aangesloten op een gaspatroon of dergelijk druklichaam.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorlaatopening in de zuiger (8) is voorzien van een smoororgaan.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de cilinderwand nabij de open zijde van de cilinder is voorzien van een aanslagorgaan voor de zuiger (8) .

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije zijde van de cilinder door middel van een wegdrukbaar sluitlichaam is afgesloten.

9. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat in langsdoorsnede het wegdrukbaar sluitorgaan een kegelvormige gestalte heeft.