NL8902438A - Elektrische lamp. - Google Patents

Elektrische lamp. Download PDF

Info

Publication number
NL8902438A
NL8902438A NL8902438A NL8902438A NL8902438A NL 8902438 A NL8902438 A NL 8902438A NL 8902438 A NL8902438 A NL 8902438A NL 8902438 A NL8902438 A NL 8902438A NL 8902438 A NL8902438 A NL 8902438A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lamp
lamp cap
base
cap
electric
Prior art date
Application number
NL8902438A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8902438A priority Critical patent/NL8902438A/nl
Priority to EP19900200179 priority patent/EP0381269A1/en
Priority to HU37890A priority patent/HU203003B/hu
Priority to CN 90100493 priority patent/CN1044736A/zh
Priority to JP2187290A priority patent/JPH02234343A/ja
Publication of NL8902438A publication Critical patent/NL8902438A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01JELECTRIC DISCHARGE TUBES OR DISCHARGE LAMPS
    • H01J5/00Details relating to vessels or to leading-in conductors common to two or more basic types of discharge tubes or lamps
    • H01J5/50Means forming part of the tube or lamps for the purpose of providing electrical connection to it
    • H01J5/54Means forming part of the tube or lamps for the purpose of providing electrical connection to it supported by a separate part, e.g. base
    • H01J5/56Shape of the separate part
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01KELECTRIC INCANDESCENT LAMPS
    • H01K1/00Details
    • H01K1/42Means forming part of the lamp for the purpose of providing electrical connection, or support for, the lamp
    • H01K1/46Means forming part of the lamp for the purpose of providing electrical connection, or support for, the lamp supported by a separate part, e.g. base, cap
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R33/00Coupling devices specially adapted for supporting apparatus and having one part acting as a holder providing support and electrical connection via a counterpart which is structurally associated with the apparatus, e.g. lamp holders; Separate parts thereof
    • H01R33/05Two-pole devices
    • H01R33/22Two-pole devices for screw type base, e.g. for lamp

Landscapes

  • Common Detailed Techniques For Electron Tubes Or Discharge Tubes (AREA)
  • Fastening Of Light Sources Or Lamp Holders (AREA)

Description

N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
“Elektrische lamp."
De uitvinding heeft betrekking op een elektrische lamp voorzien van een lichtdoorlatend lampvat met een as en een eindgedeelte op die as, een elektrisch element in het lampvat, een kunststof lampvoet met een as, die elektrische kontakten draagt en is vastgezet om dat eindgedeelte van het lampvat, welke lampvoet een mantelgedeelte heeft met een open eindgedeelte dat genoemd eindgedeelte van het lampvat omgeeft, en een basisgedeelte tegenover het open eindgedeelte, welk basisgedeelte tenminste een der kontakten draagt, stroomtoevoergeleiders die van het elektrische element naar de kontakten van de lampvoet lopen, waarbij de lampvoet en het lampvat samenwerkende nokken en groeven hebben, die relatieve rotatie en translatie van de lampvoet beperken.
Een dergelijke lamp is bekend uit GB 1,240,346.
De lampvoet van de bekende lamp is een Swan(bajonet-) lampvoet, waarmee een lamphouder elektrisch kontakt maakt op twee discrete plaatsen aan het basisgedeelte. Bij deze bekende lamp heeft de lampvoet aan het open eindgedeelte axiale spleten om de lampvoet aan dat eindgedeelte flexibel te maken, zodat de lampvoet als hij met het lampvat geassembleerd wordt, aan zijn open eindgedeelte wijder kan worden om de nokken en groeven met elkaar in ingrijping te laten komen.
Een bezwaar van deze bekende lamp is, dat de lampvoet van een gerede lamp als er krachten op uitgeoefend worden, ten gevolge van zijn flexibiliteit opnieuw wijder kan worden en dat de koppeling tussen de lampvoet en het lampvat dan verloren kan gaan. Om dit bezwaar op te heffen worden de spleten na de assemblage bijvoorbeeld met lijm of kit gesloten. Een nadeel daarvan is, dat het gebruik van bijvoorbeeld kit, die doorgehard moet worden, om de lampvoet aan het lampvat te bevestigen niet vermeden wordt.
Een andere kunststof lampvoet van het Swan type is hekend uit GB 2,152,746A. Deze lampvoet heeft eveneens spleten aan het open eindgedeelte of wordt na plaatsing op het eindgedeelte van een lampvat thermisch gedeformeerd om nokken te vormen die met groeven in het lampvat in ingrijping zijn.
Dit GB 1,380,720 is een elektrische lamp met een kunststof lampvoet van het Swan type bekend, waarbij de lampvoet aan het lampvat is gelijmd. De lamp heeft geen middelen om bestand te zijn tegen M, torsiekrachten die op de koppeling van de larapvoet aan het lampvat worden uitgeoefend. De bekende lamp heeft geen wezenlijke voordelen ten opzichte van een lamp met een met kit bevestigde lampvoet.
De uitvinding beoogt een elektrische lamp van de in de openingsparagraaf omschreven soort te verschaffen met een lampvoet van een konstruktie die onder meer een gemakkelijke assemblage van de lampvoet en het lampvat mogelijk maakt en die voorts geschikt is om te zijn gevormd als een Edison lampvoet, waarbij immers in een lamphouder een elektrisch kontakt wordt gemaakt op een willekeurige plaats langs de omtrek van de lampvoet, nabij zijn basisgedeelte.
Dit doel is bij een lamp van de in de openingsparagraaf omschreven soort daardoor gerealiseerd, dat de lampvoet een axiaal deelvlak heeft en een eerste en een tweede deel opzij van dat deelvlak, welke delen star met elkaar verbonden zijn.
Deze konstruktie heeft belangrijke voordelen zowel bij Swan - als bij Edison lampvoeten, onder meer een snelle assemblage, een goede koppeling van lampvat en lampvoet, en de mogelijkheid de stroomtoevoergeleiders een gedefinieerd pad door de lampvoet te geven.
De delen van de lampvoet kunnen met middelen die daarmee integraal zijn met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld met mechanische middelen, zoals bijvoorbeeld een klikverbinding. Zo kunnen bijvoorbeeld samenwerkende nokken aan het eerste en het tweede deel van de lampvoet voorkomen. Zeer gunstig is ook een uitvoeringsvorm met uitsteeksels en uitsparingen, waarbij telkens een uitsteeksel aan een deel van de lampvoet klemmend is opgenomen in een uitsparing in een ander deel van de lampvoet. In een uitvoeringsvorm heeft een uitsparing een vernauwing waar een uitsteeksel doorheen steekt. Veelal heeft het aanbrengen van zo'n vernauwing tot gevolg dat de uitsparing uitmondt in het buitenoppervlak van de lampvoet.
De koppeling van de delen van de lampvoet onderling, en daardoor de koppeling van de lampvoet aan het lampvat, is bijzonder hecht als aan het open eindgedeelte van de lampvoet een klikverbinding voorkomt. Dit is gunstig voor lampvoeten met een relatief grote diameter, bijvoorbeeld 20 mm of meer, waarbij hogere eisen worden gesteld aan de minimale torsiekracht die de lampvoet moet doorstaan zonder zijn koppeling met het lampvat te verliezen, dan bij lampvoeten met een kleinere diameter.
Een klikverbinding, bijvoorbeeld een klikverbinding in het open eindgedeelte, kan gecombineerd zijn met anderssoortige verbindingsmiddelen elders aan de lampvoet, bijvoorbeeld uitsteeksels en daarmee samenwerkende uitsparingen.
Doou!^! d:·· l üMivoet 1 gedeeld is, kunnen de stroomtoevoergeleiders gemakkelijk uit de lampvoet naar buiten gevoerd worden, namelijk langs het axiale deelvlak. De relatief slappe stroomtoevoerdraden behoeven dan niet meer door nauwe openingen in de lampvoet heen gestoken te worden.
Een belangrijk ander gevolg van de axiale gedeeldheid van de lampvoet is, dat een zeer goede koppeling van de lampvoet met het lampvat verkregen is, met een zeer goede borging tegen rotatie en translatie van de één ten opzichte van de ander. Om de lampvoet en het lampvat te kunnen koppelen, is door de axiale gedeeldheid geen elasticiteit van de lampvoet nodig. De aan het lampvat en de lampvoet voorkomende samenwerkende nokken en groeven mogen daarvoor hoog respektievelijk diep zijn. De delen van de lampvoet worden namelijk bij het assembleren diametraal naar elkaar toe bewogen onder tussenvoeging van het lampvat.
In een gunstige uitvoeringsvorm hebben het lampvat en de lampvoet samenwerkende transversale groeven en nokken voor een axiale koppeling, waardoor het lampvat aan zijn eindgedeelte uitwendig en de lampvoet aan zijn open eindgedeelte inwendig onrond zijn ter borging tegen relatieve rotatie.
De nokken en de groeven kunnen zo gevormd zijn dat het eindgedeelte van het lampvat en het open eindgedeelte van de lampvoet samenwerkende dwarsdoorsneden hebben die de vorm hebben van een afgeplatte ellips, waarvan de lange as dwars op het deelvlak staat. Torsiekrachten door het lampvat op de lampvoet uitgeoefend, vormen dan een geringere belasting voor de koppeling van de delen van de lampvoet.
In het eindgedeelte van de lampvoet kunnen naar binnen stekende, bijvoorbeeld spitstoelopende, uitsteeksels voorkomen, bijvoorbeeld prismatische ribben. Deze kunnen maatverschillen compenseren, waardoor ondanks toleranties een spelingsvrije koppeling tussen het lampvat en de lampvoet verkregen kan worden.
In een gunstige uitvoeringsvorm heeft het lampvat een eerse paar spiegelbeeldige groeven en een tweede daartegenover staand paar. Het is voordelig als de groeven een begrenzing hebben die in een in hoofdzaak axiaal vlak van het lampvat ligt. Door die begrenzing hebben nokken aan het eindgedeelte van de lampvoet een goede greep op het lampvat, teneinde relatieve rotatie te voorkomen. Het is gunstig als die nokken een in hoofdzaak in een axiaal vlak van het lampvoet liggend, samenwerkend oppervlak hebben.
In een variant van deze uitvoeringsvorm zijn de nokken elk via een elastische arm met de lampvoet verbonden. De variant kan gerealiseerd worden door elke nok te omgeven door een U-vormige spleet in de lampvoet. In deze variant kan een rammelvrije koppeling tussen de lampvoet en het lampvat verkregen worden, onafhankelijk van maattoleranties. Door de gedeeldheid van de lampvoet treedt het voordeel op, dat de nokken met de groeven in ingrijping kunnen worden gebracht, zonder dat ze daarbij verder naar buiten moeten uitveren, dan ze, eventueel, in hun eindstand doen.
Aan het basisgedeelte van de lampvoet kan, bijvoorbeeld met soldeer, om een stroomtoevoergeleider heen een kontakt zijn gevormd. In een gunstige uitvoeringsvorm heeft de lampvoet echter aan het basisgedeelte op het deelvlak een axiaal gerichte nok, waardoor een stroomtoevoergeleider naar buiten treedt, is die stroomtoevoergeleider om die nok heen terug gebogen en grijpt een metalen buis, bijvoorbeeld van messing of brons, klemmend om die nok en die stroomtoevoergeleider heen om een elektrisch kontakt te vormen.
Dit kontakt heeft het voordeel dat geen las- of soldeerbewerking nodig is, en voorts, dat koude vloei van het kontakt tijdens gebruik van de lamp, hetgeen bij gesoldeerde kontakten voorkomt, voorkomen wordt. Aan de metalen buis kunnen vooruitstekende tongen voorkomen, die in het basisgedeelte van de lampvoet steken. Daardoor is de buis extra geborgd ’ j-.’ft verdraaiing ten opzichte van de lampvoet.
De axiaal gerichte nok aan het basisgedeelte van de lampvoet kan in het oppervlak van het basisgedeelte verzonken zijn, zodat de metalen buis juist buiten dat oppervlak uitsteekt. Als de buis eenzijdig gesloten is om busvormig te zijn, is een plat transversaal kontaktvlak gevormd. Anderszins kan de metalen buis zich tot relatief ver van het basisgedeelte uitstrekken om een penvormig kontakt te vormen dat al dan niet aan zijn vrije einde gesloten is. De lampvoet kan twee soortgelijke kontakten aan het basisgedeelte hebben, zoals twee penvormige kontakten bij bijvoorbeeld een fluorescentielamp, of twee kontaktvlakken bijvoorbeeld bij een gloeilamp met Swan-d lampvoet.
In een andere uitvoeringsvorm wordt een kontakt aan het basisgedeelte gevormd door een metalen schijf, waaraan een haaks omgezette tong voorkomt, die gespleten is om een "piercing contact" te vormen. Piercing contacts worden in de techniek veelvuldig gebruikt om een elektrische verbinding te maken met al dan niet geïsoleerde geleiders. Bij geïsoleerde geleiders, die ook bij de lamp volgens de uitvinding gebruikt kunnen worden, snijdt het piercing contact door de isolatie heen.
In het basisgedeelte van de lampvoet kan een gootvormige verdieping voorkomen, waarin bij de assemblage van de lamp een stroomtoevoergeleider wordt gelegd. De verdieping kan doorsneden zijn door een holte voor het opnemen van de gespleten tong van het kontakt. Een centraal aan het basisgedeelte aangebracht kontakt kan daardoor reeds toereikend gefixeerd zijn. Het kontakt kan echter een omgezette rand hebben, die in uitsparingen in de lampvoet ingestulpt kan worden ter verdere fixatie.
Bij een Edison lampvoet of een Swan-s lampvoet, in welke gevallen bij konventionele lampvoeten van metaal het mantelgedeelte van de lampvoet op een willekeurige plaats langs zijn omtrek nabij het basisgedeelte elektrisch kontakt maakt met een lamphouder, is de lampvoet van de lamp volgens de uitvinding in een gunstige uitvoeringsvorm bijvoorbeeld als volgt gevormd. Een stroomtoevoergeleider treedt nabij de periferie van het basisgedeelte uit de lampvoet naar buiten en is langs het mantelgedeelte van de lampvoet terug gebogen. Een in axiale doorsnede U-vormige metalen ring ligt tegen het basisgedeelte aan en grijpt klemmend om het mantelgedeelte van de lampvoet en om de stroomtoevoergeleider heen. In een variant daarop, heeft het mantelgedeelte van de lampvoet een rondgaande groef en is de Betalen ring extra geborgd door hem in die groef om te buigen.
In een andere uitvoeringsvorm heeft een metalen ring de vorm van een rondgaande U-vormige goot. De lampvoet kan bij de periferie van het basisgedeelte een rondgaande groef hebben, waaruit een stroomtoevoergeleider naar buitenkomt, die langs het mantelgedeelte is terugebogen. De metalen ring grijpt in de rondgaande groef en om het mantelgedeelte heen.
In een volgende uitvoeringsvorm heeft de lampvoet een ring voor het maken van een tweede elektrisch kontakt met een lamphouder, welke ring voorzien is van een gespleten tong die als piercing contact de ring verbindt met een stroomtoevoergeleider. De ring kan een tweede tong hebben, die net als het piercing kontakt opgenomen is in een holte in de lampvoet en de ring, extra, fixeert. De ring kan echter in uitsparingen in het mantelgedeelte van de lampvoet zijn ingestulpt. De ring kan de vorm hebben van een U-vormige rondgaande goot, in doorsnede ü-vormig zijn, of een andere vorm hebben, bijvoorbeeld konisch zijn, al dan niet met een cylindrische buitenrand.
Bij een Edison lampvoet heeft het mantelgedeelte van de lampvoet uitwendig schroefdraad, bij een Swanlampvoet komen aan het mantelgedeelte radiale uitsteeksels voor om mechanisch samen te werken met een lamphouder.
Een voordeel van een kunststof lampvoet is, dat voorkomen wordt dat de lampvoet bij het einde van de levensduur van een lamp vast gelast wordt aan een lamphouder. Dat verschijnsel kan zich voordoen bij een gloeilamp. Als het gloeilichaam breekt, kan in het lampvat een ontladingsboog ontstaan. Ten gevolge van de hoge stroomsterkte van die boog smelt een smeltzekering door die in een stroomtoevoergeleider kan zijn opgenomen. Daarbij kan in de lampvoet een ontladingsboog ontstaan, die naar de metalen mantel van de lampvoet overspringt en die mantel vast last aan de lamphouder.
Ook is het mogelijk dat een ontladingsboog in de ene stroomtoevoergeleider, binnen de lampvoet overspringt naar de andere. De gedeelde lampvoet van de lamp volgens de uitvinding maakt het mogelijk de stroomtoevoergeleiders elk een eigen van het andere afgesloten ruimte door de lampvoet te geven en daarmee overslag van een ontladingsboog te voorkomen.
Bij conventionele Edison lampvoeten, waarbij het tweede kontakt ontstaat doordat een stroomtoevoergeleider aan het open einde van de lampvoet naar buiten wordt gevoerd en aan de lampvoet wordt bevestigd, is de afstand van die bevestiging tot het lampvat veel korter dan van het kontakt aan het basisgedeelte tot het lampvat. Van de eerst genoemde stroomtoevoergeleider moet dan ook een stuk afgeknipt worden, teneinde te voorkomen dat het vrije einde van die geleider, die netspanning kan hebben, zich langs het lampvat uitstrekt en aangeraakt kan worden.
Bij de lamp volgens de uitvinding met een Edison of een Swan-s lampvoet, zijn de afstanden van de kontakten tot het lampvat al weinig verschillend. In een gunstige uitvoeringsvorm is het pad voor de stroomtoevoergeleider naar het kontakt aan het mantelgedeelte van de lampvoet zodanig lang, dat de afstanden van de kontakten tot het lampvat nagenoeg even groot zijn. De betreffende stroomtoevoergeleider behoeft dan niet ingekort te worden.
Het is gunstig als een deel van de lampvoet in het basisgedeelte een transversaal gerichte groef heeft aan het deelvlak en het andere deel van de lampvoet een transversaal gerichte nok aan het deelvlak, die samenwerkt met de groef en een stroomtoevoergeleider in die groef opsluit. De stroomtoevoergeleider komt dan op een gedefinieerde plaats uit de lampvoet naar buiten, hetgeen het gemechaniseerd bevestigen aan een kontakt van de lampvoet vergemakkelijkt. Deze nok en groef voorkomen ook, dat het omgebogen gedeelte van de geleider tussen de beide delen van de lampvoet kan komen te liggen en geen goede verbinding met het kontakt van lampvoet maakt.
Elektrische lampen kunnen ook, zij het weinig, licht uitstralen door het eindgedeelte van het lampvat heen. Het kan bij sommige toepassingen, bijvoorbeeld bij donkere-kamer-lampen, een bezwaar zijn als langs het axiale deelvlak van de lampvoet licht naar buiten treedt, dat afkomstig is uit het eindgedeelte van het lampvat. In een bijzondere uitvoeringsvorm heeft een deel van de lampvoet althans aan het open eindgedeelte een sponning, waarin het andere deel is opgenomen. De lampvoet is daardoor lichtdicht.
De elektrische lamp volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld een gloeilamp zijn, bijvoorbeeld een halogeengloeilamp, een lagedruk- of een hogedrukontladingslamp. Voor het wezen van de uitvinding is de aard van het elektrische element namelijk van geen betekenis. Het elektrische element kan in een binnenste omhulling in het lampvat zijn opgesteld.
Van het open eindgedeelte van de lampvoet kan zich een schaalvormige verlenging daarvan opzij van het lampvat uitstrekken, die bijvoorbeeld parabololdisch of ellipsoldisch gekromd is. Het binnenoppervlak daarvan kan verspiegeld zijn om een lamp/reflektor-eenheid te vormen.
Bij een Swan lampvoet is het gunstig als de radiale uitsteeksels die met een lamphouder moeten samenwerken, gevormd worden door metalen stiften die in de lampvoet verankerd zijn. De uitsteeksels kunnen ook bestaan uit de einden van één doorlopende stift. Het kan aanbeveling verdienen dat de stift (en) binnen de lampvoet geheel met kunststof omhuld is (zijn) om kontakt met stroomtoevoergeleiders te voorkomen.
Een grote verscheidenheid aan kunststoffen kan voor toepassing in de lampvoet gebruikt worden in aanmerking nemend de temperatuur die de lampvoet tijdens bedrijf van een elektrische lamp van een bepaald type krijgt. Als voorbeelden worden thermoplastische kunststoffen als polyetherimide, polyethersulfon, polyetheretherketon, bijvoorbeeld met een basisstruktuur als getoond in Figuur 16, polybutyleenterephtalaat, polypropyleenoxide, polyfenyleensulfide, polyamideimide, polyimide genoemd.
Uitvoeringsvormen van de elektrische lamp volgens de uitvinding worden in de tekening getoond. Daarin is
Figuur 1 een elektrische lamp in zijaanzicht,
Figuur 2 het aanzicht van de nog niet samengevoegde delen van de lampvoet van Figuur 1 volgens II,
Figuur 3 een doorsnede volgens III-III in Figuur 2,
Figuur 4 een doorsnede volgens IV-IV in Figuur 3,
Figuur 5 het aanzicht van het deelvlak van de lampvoet van Figuur 1 met kontakten in doorsnede,
Figuur 6 een andere uitvoeringsvorm van een elektrische lamp in zijaanzicht, deels opengebroken.
Figuur 7 een volgende uitvoeringsvorm van een lampvoet, weergegeven als in Figuur 5.
Figuur 8 het aanzicht van de delen van de lampvoet volgens VIII in Figuur 7 nadat ze in oppositie zijn gebracht.
Figuur 9 een exploded view van een volgende uitvoeringsvorm van de lamp volgens de uitvinding.
Figuur 10 een doorsnede door het lampvat van Figuur 9 volgens X-X.
Figuur 11 een aanzicht van kontakten geschikt voor de lamp van Figuur 9.
Figuur 12 een doorsnede volgens XII-XII in Figuur 11.
Figuur 13 een binnenaanzicht van de delen van een andere uitvoeringsvorm van een kunststoflampvoet, weergegeven als in Figuren 5 en 7.
Figuur 14 doorsneden langs XIV in Figuur 13 in oppositie gebracht.
Figuur 15 de delen van dezelfde lampvoet volgens XV in Figuur 13 gezien, na in oppositie te zijn gebracht.
Figuur 16 de basisstruktuur van een in de lampvoet toegepaste kunststof, een lineaire aromatische polymeer.
De elektrische lamp van Figuur 1 heeft een lichtdoorlatend lampvat 1 met een as 2 en een eindgedeelte 3 op die as. Het lampvat 1 is geblazen, bestaat uit glas en is vakuümdicht gesloten. Een elektrisch element 4, een gloeilichaam, is in het lampvat 1 opgesteld. Een kunststof lampvoet 5, bijvoorbeeld van polyethersulfon, heeft een as 6, draagt elektrische kontakten 7, 8 en is vastgezet om het eindgedeelte 3 van het lampvat 1. De lampvoet 5 heeft een mantelgedeelte 9 met een open eindgedeelte 11 en een basisgedeelte 12 tegenover het open eindgedeelte 11. Het basisgedeelte 12 draagt een kontakt 8. Stroomtoevoergeleiders 13, 14 lopen van het elektrische element 4 naar de kontakten 7, 8 van de lampvoet 5.
De lampvoet 5 en het lampvat 1 hebben samenwerkende nokken 20 en groeven 10 die relatieve rotatie en translatie van de lampvoet beperken.
De lampvoet 5 heeft een axiaal deelvlak 15 en een eerste 16 en een tweede deel 17 opzij van dat deelvlak 15, welke delen 16, 17 star met elkaar verbonden zijn. In de getoonde lampvoet zijn de middelen waarmee de delen 16, 17 star met elkaar verbonden zijn integraal met die delen. ,
Figuur 2 toont het eerste deel,16 en het tweede deel 17 van de lampvoet 5 voor assemblage in oppositie gebracht. Het eerste deel 16 heeft uitsteeksels 18, het tweede deel 17 uitsparingen 19 (Figuur 4) als integrale middelen om de delen aan elkaar te koppelen.
Figuur 3 toont nokken 20 aan de delen 16 en 17 van de lampvoet 5 die grijpen in de groeven 10 van het lampvat 1,
In Figuur 4 zijn de uitsparingen 19 weergegeven waarin de uitsteeksels 18 steken. De uitsparingen 19 hebben een vernauwing 21 waar de uitsteeksels doorheen steken. Om die vernauwingen 21 te kunnen realiseren lopen de uitsparingen 19 door tot op het buitenoppervlak van de lampvoet.
Figuur 4 toont ook dat de nokken 20 in de lampvoet 5 (Figuur 3) en de groeven 10 in het eindgedeelte 3 van het lampvat 1 (Figuur 1} zo gevormd zijn, dat het open eindgedeelte 11 van de lampvoet 5 een dwarsdoorsnede heeft die de vorm heeft van een afgeplatte ellips waarvan de lange as 22 dwars staat op het deelvlak 15. Het eindgedeelte 3 van het lampvat 1 heeft een samenwerkende dwarsdoorsnede met een complementaire vorm. De lampvoet 5 en het lampvat 1 zijn daardoor tegen relatieve rotatie geborgd. Elk van beide delen 16, 17 van de lampvoet 5 beperkt reeds afzonderlijk in sterke mate de relatieve-rotatiemogelijkheid van het lampvat 1. Daardoor wordt de koppeling tussen de delen 16, 17 van de lampvoet 5 slechts in zeer geringe mate in de lengterichting van de uitsteeksels 18 belast als door het lampvat 1 een torsiekracht op de lampvoet 5 wordt uitgeoefend.
Figuur 5 toont dat de stroomtoevoergeleiders 13, 14 langs het deelvlak 15 van de lampvoet 5 naar buiten zijn gevoerd. Als het lampvat in het eerste deel 16 van de lampvoet 5 wordt aangebracht, worden de stroomtoevoergeleiders 13, 14 eenvoudig over het basisgedeelte 12 van de lampvoet 5 heengelegd om, nadat het tweede deel 17 is aangebracht, uit de lampvoet 5 naar buiten te steken. De dunne draden die de stroomtoevoergeleiders 13, 14 vormen, behoeven niet door nauwe openingen geregen te worden.
De lampvoet 5 heeft (Figuur 2, 3, 5) op het deelvlak 15 aan het basisgedeelte 12 een axiaal gerichte nok 23, waar doorheen een stroomtoevoergeleider 14 uit de lampvoet 5 naar buiten steekt, die om de nok 23 heen is teruggebogen. Een metalen buis 8, in Figuur 5 in axiale doorsnede getoond, grijpt klemmend om die nok 23 en om#die stroomtoevoergeleider 14 heen. In Figuur 5 is zichtbaar, dat de nok 23 in het basisgedeelte 12 van de lampvoet 5 verzonken is. De buis 8 is in de Figuur eenzijdig gesloten om een transversaal kontaktvlak te vormen. Aan de buis 8 komen vooruitstekende tongen 24 voor die in het basisgedeelte 12 grijpen en de buis 8 tegen relatieve verdraaiing borgen. Bovendien vormt de buis 8 een additionele koppeling van de delen 16, 17 van de lampvoet 5 aan het uiterste einde van het basisgedeelte 12 waar weinig plaats is voor uitsteeksels 18 en uitsparingen 19 (Figuur 4), die de delen 16, 17 van de lampvoet onderling en daarmee de lampvoet 5 met het lampvat 1 reeds gekoppeld houden.
De andere stroomtoevoergeleider 13 treedt langs het deelvlak 15 van de lampvoet 5 naar buiten nabij de periferie van het basisgedeelte 12 en is langs het mantelgedeelte 9 terug gebogen.
Een in axiale doorsnede O-vormige metalen ring 7 ligt tegen het basisgedeelte 12 aan en grijpt klemmend om het cylindrische gedeelte 9 en om die stroomtoevoergeleider 13 heen. In Figuur 5 heeft het mantelgedeelte 9 een rondgaande groef 25, waarin de ring 7 is omgebogen. De ring 7 vormt het zijkontakt van de getoonde Edison lampvoet 5. De ring 7 kan op elke plaats aan zijn omtrek elektrisch kontakt maken met een lamphouder.
De bevestiging van de lampvoet 5 aan het lampvat 1 en de bevestiging van de stroomtoevoergeleiders 13, 14 aan de kontakten 7, 8 van de lampvoet 5, evenals de bevestiging van die kontakten aan de lampvoet, zijn in de getoonde lamp geheel gerealiseerd door assemblage. Daarbij is geen gebruik gemaakt van thermische processen, zoals bij kitten, lijmen, solderen, lassen, en van hulpmaterialen zoals kit of lijm.
In de getoonde uitvoeringsvorm (Figuur 2, 3, 5) heeft de axiaal gerichte nok 23 op het deelvlak 15 een samenwerkende transversaal gerichte nok 26 en groef 27 in het tweede 17 respectievelijk eerste deel 16 van de lampvoet 5, welke nok 26 en groef 27 de stroomtoevoergeleider 14 opsluiten en die geleider op een gedefinieerde plaats uit de lampvoet 5 naar buiten doen treden.
De lampvoet 5 nabij aan de periferie van het basisgedeelte 12 een transversaal gericht uitsteeksel 28 op het deelvlak 15 en een transversaal gerichte uitsparing 29 in het deelvlak 15, respectievelijk aan het tweede 17 en het eerste deel 16 van de lampvoet, die de stroomtoevoergeleider 13 op een gedefinieerde plaats uit de lampvoet doen treden (Figuur 2, 3, 5). Daarenboven zorgen dit uitsteeksel 28 en deze uitsparing 29 ervoor, dat de strooatoevoergeleider 13 binnen de laapvoet 5 een pad aflegt dat een transversaal gedeelte heeft, waardoor de lengte van het pad binnen de laapvoet 5 vergroot is. Daardoor wordt bereikt dat de lengte van het pad van de beide stroontoevoergeleiders 13, 14 tussen het eindgedeelte 3 van het laapvat en de kontakten 7, 8 (Figuur 5) in wezen even groot is. Bij gebruik van even lange strooatoevoergeleiders 13, 14 van de juiste lengte, behoeft de geleider 13 niet ingekort te worden.
De elektrische lamp van Figuur 6, waarin gelijke delen eenzelfde verwijzingscijfer hebben als in de voorgaande Figuren, heeft een lampvoet 55, waarbij zich vanaf het open eindgedeelte 11 een inwendige concaaf en verspiegeld lichaam 40 dat integraal is met de lampvoet 55 langs het lampvat 1 uitstrekt. Het eerste deel 66 van de lampvoet 55 heeft een gootvormige ruimte 41 waarin de strooatoevoergeleider 13 is opgenomen. Voor het overige is het eerste deel 66 identiek aan het eerste deel 16 in de Figuur 1-5. Het tweede deel 67 sluit de ruimte 41 volledig af, heeft een concaaf en verspiegeld deel 40 en is overigens identiek aan het tweede deel 17 in de Figuur 1-5. De ruimte 41 vormt voor de stroomtoevoergeleider 13 een afgesloten pad. Er kan daardoor in de holte van de lampvoet 55 geen ontladingsboog ontstaan tussen de stroomtoevoergeleiders 13, 14.
Een voordeel van de lampvoet van de lamp volgens de uitvinding is, dat het eindgedeelte van een lampvat één bepaalde vorm en afmeting mag hebben, onafhankelijk van de soort lampvoet die het lampvat moet gaan dragen, bijvoorbeeld een B22 lampvoet of een E27 lampvoet. Bij gebruik van conventionele lampvoeten van die typen, moet het lampvat aan het eindgedeelte anders gedimensioneerd zijn als een bajonetlampvoet van 22 mm diameter wordt gemonteerd, dan wanneer een Edison lampvoet van 27 mm diameter wordt toegepast. Dit vergt bij de produktie van lampen bij gebruik van conventionele lampvoeten een omschakeling op de machines waarop het lampvat aan zijn eindgedeelte wordt gevormd, ook al gaat het om lampen van een zelfde vermogen en brandspanning. Kunststof B22- en E27-lampvoeten kunnen inwendig zo zijn gedimensioneerd en gevormd, dat ze op één lampvat passen.
In plaats van een geblazen lampvat kan bijvoorbeeld een buisvormig lampvat met een kneepafdichting of een tweedelig lampvat uit persglas in de lamp volgens de uitvinding zijn toegepast.
In de Figuren 7 en 8 hebben delen die met delen van de Figuren 1-5 overeenkomen een verwijzingscijfer dat 70 hoger is dan in de Figuren 1-5. In deze Figuren worden nokken 90 die met tangentiële groeven in het eindgedeelte van een lampvat samenwerken, gevormd door de wand van de uitsparingen 89, waarin een uitsteeksel 88 moet worden opgenomen en door de omhulling van het verlengde van die uitsteeksels 88. Figuur 8 laat de inwendig onronde vorm van het open eindgedeeïte 81 duidelijk zien. De uitsteeksels 88, 88' en de uitsparingen 89, 89' werken samen om de delen 86, 87 van de lampvoet 75 onderling te verbinden. Door de ring 77, in axiale doorsnede getoond, worden die delen 86, 87 stevig bijeengehouden nabij het basisgedeelte 82. Daaraan draagt ook het kontakt 78 bij.
De uitsteeksels 88' hebben een kleinere diameter dan de uitsteeksels 88, die een sterke koppeling aan het open-eindgedeelte 81 geven. De uitsteeksels 88' hebben daardoor een minder belangrijke funktie, mede doordat een zijdelingse verschuiving van de beide delen 86, 87 langs het deelvlak 85 ook al door een sponning 100 en een daarmee samenwerkende rand 91 tegengegaan wordt.
Het eerste deel 86 van de lampvoet 75 heeft echter vooral een sponning 100, waarin een rand 91 van het tweede deel 87 valt om de lampvoet lichtdicht te maken.
De lampvoet heeft, spitstoelopende, uitsteeksels 90' in het open-eindgedeelte 81, in de Figuur prismatische ribben, die maatverschillen met een lampvat compenseren. Zij kunnen vervormd of deels weggebroken worden door dat lampvat. De axiaal gerichte nok 93 heeft op het deelvak 85 een samenwerkende transversaal gerichte nok 96 en groef 97, waarbij de nok 96 dichter bij het open-eindgedeelte 81 ligt dan nok 26 in Figuur 5. Verder van het open-eindgëdeelte 81 verwijderd heeft de groef 97 twee uitsteeksels 97'. Een stroomtoevoergeleider wordt bij de montage van de lampvoet 75 op een lampvat tussen deze uitsteeksels 97' radiaal doorgeschoven en door die uitsteeksels in de groef 97 gehouden, totdat het tweede deel 87 is aangebracht.
Het basisgedeelte 82 van de lampvoet heeft een rondgaande groef 99, waarin een metalen ring 77 met de vorm van een rondgaande, U-vormige goot kan worden opgenomen en waaruit een stroomtoevoergeleider 83 naar buiten komt, waarmee de ring een elektrische verbinding maakt.
De groef kan van prismatische ribben voorzien zijn die overeenkomen met ribben 90' in het open-eindgedeelte 81.
In Figuur 9 hebben delen die aet delen van de Figuren 1-5 overeenkomen een verwijzingscijfer dat 100 hoger is dan in die Figuren.
In Figuur 9 heeft het eindgedeelte 103 van het doorschijnende lampvat 101, waarin bijvoorbeeld een elektrodenpaar als elektrisch element is opgenomen, groeven 110, 110' (zie ook Figuur 10). De kunststoflampvoet 105 heeft een eerste 116 en een tweede deel 117 opzij van het axiale * deelvlak 115, die elk voorzien zijn van nokken 120 om samen te werken met de groeven 110, 110'. De delen 116, 117 van de lampvoet 105 zijn star met elkaar te verbinden door klikverbindingen 118, 119, aan het open eindgedeelte 111. Uitsteeksels 118' en uitsparingen 119' dragen aan de verbinding bij. De lampvoet 105 draagt kontakten 107 en 108.
In Figuur 10 zijn shapers S^, S2 weergegeven, die elk in het eindgedeelte 103 van het lampvat 101 (Figuur 9) een groevenpaar 110, 110' hebben gemaakt. Elk groevenpaar 110, 110' heeft een groef 110 die het spiegelbeeld van de andere groef 110' is. Het door shaper gemaakte groevenpaar 110, 110' is in de Figuur bovendien in spiegelbeeld met het door de andere shaper S2 gemaakte tegenoverstaande andere groevenpaar.
De groeven hebben elk een begrenzing 110a, 110'a die in een in hoofdzaak axiaalvlak van het lampvat 101 ligt. De groeven bieden een goede grip aan de gelijkvormige nokken.
In Figuur 11 is een metaalstrip 201 weergegeven, die een kontakt 208, overeenkomend met het kontakt 108 uit Figuur 9, een kontakt 207, overeenkomend met kontakt 107, draagt, welke kontakten als kontakt aan het basisgedeelte respektievelijk het mantelgedeelte van een lampvoet geschikt zijn. Zij kunnen gemakkelijk van elkaar en van de strip 201 losgemaakt worden.
Het konisch ringvormige kontakt 207 (vergelijk ook Figuur 12) heeft een gespleten tong 210 (vergelijk ook 107 in Figuur 9) als piercing contact. Als de ring 207 losgemaakt wordt uit de strip 201, wordt de tong 210 over 90° omgebogen. De ring 207 heeft een cylindrische rand 212 die in uitsparingen in een lampvoet ingestulpt kan worden ter fixatie. Ook een verbindingsstrook 211 kan als al dan niet gespleten tong aan de ring 207 achterblijven.
Anderzins kan de strook 211 als al dan niet gespleten tong samen met kontakt 208 worden afgescheiden, dan wel geheel verwijderd worden van de kontakten 207, 208.
In de Figuren 11 en 12 komt aan het kontakt 208 een gespleten tong 209 voor als piercing contact, die identiek is aan de tong 210. Het kontakt 208 heeft een cylindrisch omgezette rand 213 (Figuur 12) die in uitsparingen in een kunststoflampvoet kan worden ingestulpt.
In de Figuren 13-15 hebben delen die met delen van de Figuren 1-5 overeenkomen een verwijzingscijfer dat 140 hoger is dan in JK.
die Figuren 1-5.
Het eerste 156 en het tweede deel 157 van de E27-lampvoet 145 van Figuur 13 hebben een klikverbinding 158, 159 (zie ook Figuur 14) aan het open eindgedeelte 151, die een zeer krachtige verbinding van die delen onderling geeft. In samenwerking met de nokken 160 geven zij ook een hechte verbinding met een lampvat 101 (Figuren 9 en 10). De nokken hebben een in hoofdzaak in een axiaal vlak liggend vlak 160a (Figuur 14) waarop een groef in een lampvat met diens axiale begrenzing bij een torsiekracht druk uitoefent. Die druk is tangentieel gericht en belast de klikverbinding 158-159 tangentieel, dat wil zeggen in de richting waarin die verbinding zeer sterk is.
De nokken 160 zijn aanwezig aan een elastische arm 160b, die ontstaan is door de nokken elk met een U-vormige spleet 160c in de lampvoet 145 te omgeven. Door die elastische arm 160b past de nok 160 zich aan de diepte van de groeven 110, 110' aan. De beide delen 156, 157 van de lampvoet 145 met de nokken 160 leggen bij het aanbrengen van de lampvoet op het lampvat in tegengestelde richting de zelfde weg af als de shapers S1 en S2 na het maken van de groeven 110, 110'. Daaruit blijkt de elastische armen 160b niet vervormd worden voordat de nokken geheel met de groeven in ingrijping zijn. De vervorming van die armen 160b is in de eindpositie dus de grootste vervorming die de armen ooit gehad hebben, waardoor er geen vooraf gaande plastische vervorming is.
De elastische armen 160b zorgen voor een rammelvrije koppeling van de lampvoet 145 aan het lampvat.
De uitsteeksels 158' en de uitsparingen 159' geven een additionele koppeling van de delen 156, 157, mede of grotendeels ter voorkoming van verschuiving van die delen langs het axiale deelvlak 155.
Deel 157 (Figuur 13) is voorzien van konisch gevormde, platte uitsteeksels 170 (zie ook Figuur 15), die bij de montage van de lampvoet 145 op een lampvat diens stroomtoevoergeleiders 153, 154 vangen en geleiden naar gootvormige verdiepingen 171, 172 in het basisgedeelte 152 van de lampvoet. Een axiaal ten opzichte van de uitsteeksels 170 verschoven dwarsschot 170' in deel 156 (Figuur 13) sluit de stroomtoevoergeleiders 153, 154 zijdelings op als de delen 156 en 157 samengebracht worden. Dat opsluiten vindt reeds plaats ruim voordat die delen hun eindpositie hebben bereikt (zie Figuur 15). In een variant op de getoonde uitvoeringsvorm springt het schot 170' zover vooruit (170" in Figuur 15), dat het de stroomtoevoergeleider 153 (Figuur 13) over een afstand d dwars op de as 146 meeneemt en diens weeg in de lampvoet 145 verlengt. Daarmee kan voorkomen worden, dat de stroomtoevoergeleider 153 (vergelijk 113 in Figuur 9) tot voorbij het betreffende kontakt (107, Figuur 9) doorloopt en bij de geheel geassembleerde lamp aan de buitenzijde van de lampvoet zichtbaar is. De gootvormige verdiepingen zijn doorsnéden door een respectieve holte 173, 174 voor het opnemen van een gespleten tong 210, 209 aan een kontakt 207 respektievelijk 208 (zie Figuur 11, 12). De holte 173' kan een eventuele tweede tong 211 aan kontakt 207 opnemen. Die tong 211 kan een extra borging van het kontakt 207 tegen rotatie geven.
In Figuur 15 zijn uitsparingen 175 in de axiale nok 163 aanwezig, waarin het kontakt (108, Figuur 11) ingestulpt kan worden, en uitsparingen 165, waarin het kontakt (107, Figuur 11) ingestulpt kan worden ter fixatie.

Claims (33)

1. Elektrische lamp voorzien van een lichtdoorlatend lampvat (1) met een as (2) en een eindgedeelte (3) op die as, een elektrisch element (4) in het lampvat, een kunststof lampvoet ('5) met een as (6), die elektrische kontakten (7, 8) draagt en is vastgezet om dat eindgedeelte (3) van het lampvat (1), welke lampvoet een mantelgedeelte (9) heeft met een open eindgedeelte (11) dat genoemd eindgedeelte (3) van het lampvat (I) omgeeft, en een basisgedeelte (12), tegenover het open eindgedeelte (II) , welk basisgedeelte (12) tenminste één (8) der kontakten draagt, stroomtoevoergeleiders (13, 14) die van het elektrische element (4) naar de kontakten (7, 8) van de lampvoet (5) lopen, waarbij de lampvoet (5) en het lampvat (1) samenwerkende nokken (20) en groeven (10) hebben, die relatieve rotatie en translatie van de lampvoet (5) beperken, met het kenmerk, dat de lampvoet (5) een axiaal deelvlak (15) heeft en een eerste (16) en een tweede deel (17) opzij van dat deelvlak (15), welke delen (16, 17) star met elkaar verbonden zijn.
2. Elektrische lamp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de delen (16, 17) van de lampvoet (5) daarmee integrale middelen (18, 19) hebben die de delen met elkaar verbinden.
3. Elektrische lamp volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de delen van de lampvoet met elkaar verbonden zijn door uitsteeksels (18) en uitsparingen (19), waarbij uitsteeksels (18) van een deel (16) klemmend zijn opgenomen in een respectieve uitsparing (19) in het andere deel (17).
4. Elektrische lamp volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat uitsparingen (19) een vernauwing (21) hebben waar een uitsteeksel (18) doorheen steekt.
5. Elektrische lamp volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de delen (156, 157) van de lampvoet (145) door een klikverbinding (158, 159) met elkaar verbonden zijn.
6. Elektrische lamp volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de klikverbinding (158, 159) aan het open eindgedeelte (151) van de lampvoet (145) voorkomt.
7. Elektrische lamp volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stroomtoevoergeleiders (13, 14) langs het deelvlak (15) van de lampvoet (5) naar buiten gevoerd zijn.
8. Elektrische laap volgens conclusie 1, 2 of 7, aet het kenmerk, dat de samenwerkende nokken (20) en groeven (10) zo gevormd zijn dat het eindgedeelte (3) van het lampvat (1) en het open eindgedeelte (11) van de lampvoet (5) samenwerkende dwarsdoorsneden hebben die de vorm hebben van een afgeplatte ellips, waarvan de lange as (22) dwars op het deelvlak (15) van de lampvoet (5) staat. jc
9. Elektrische lamp volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in het open eindgedeelte (81) van de lampvoet (75) naar binnen stekende, spitstoelopende uitsteeksels (90') voorkomen.
10. Elektrische lamp volgens conclusie 1, 2, 5 of 7, met het kenmerk, dat het lampvat (101) in het eindgedeelte (103) een eerste paar spiegelbeeldige groeven (110, 110') en een tweede daartegenoverstaand paar groeven (110, 110') heeft waarmee nokken (120, 160) in het open eindgedeelte (111, 151) van de lampvoet (105, 145) samenwerken.
11. Elektrische lamp volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de groeven (110, 110') een begrenzing (110a, 110'a) hebben die in hoofdzaak in een axiaal vlak (102a-d) van het lampvat (101) liggen.
12. Elektrische lamp volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de nokken (120, 160) een in hoofdzaak in een axiaal vlak (146a) van de lampvoet (145) liggend, met de groeven (110, 110') samenwerkend vlak (160a) hebben.
13. Elektrische lamp volgens conclusie 10 of 12, met het kenmerk, dat de nokken (160) elk via een elastische arm (160b) met de lampvoet (145) verbonden zijn.
14. Elektrische lamp volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de nokken (160) elk omgeven zijn door een U-vormige spleet (160c) in de lampvoet (145).
15. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de lampvoet (5) op het deelvlak (15) aan het bodemgedeelte (12) een axiaal gerichte nok (23) heeft, waar doorheen een stroomtoevoergeleider (14) naar buiten treedt, die om die nok (23) heen is teruggebogen, en dat een metalen buis (8) klemmend om die nok (23) en die stroomtoevoergeleider (14) heen grijpt.
16. Elektrische lamp volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat aan de metalen buis (8) tongen (24) voorkomen die in het basisgedeelte (12) van de lampvoet (5) grijpen.
17. Elektrische lamp volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat aan de axiaal gerichte nok (23) op het deelvlak (15) een samenwerkende transversaal gerichte nok (26) en groef (27) voorkomen die de stroomtoevoergeleider (14) opsluiten.
18. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een stroomtoevoergeleider (13) nabij de periferie van het basisgedeelte (12) uit de lampvoet (5) treedt en langs het *κ mantelgedeelte (9) van de lampvoet is terug gebogen en dat een in axiale doorsnede U-vormige metalen ring (7) tegen het basisgedeelte (12) aanligt en klemmend om het mantelgedeelte (9) en om de stroomtoevoergeleider (13) heen grijpt.
19. Elektrische lamp volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het mantelgedeelte (9) van de lampvoet (5) een rondgaande groef (25) heeft, waarin de ring (7) is omgebogen.
20. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het pad van de stroomtoevoergeleiders (13, 14) tussen het lampvat (1) en de kontakten (7, 8) aan de lampvoet (5) in wezen even lang is.
21. Elektrische lamp volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de lampvoet (5) nabij de periferie van het basisgedeelte (12) een transversaal uitsteeksel (28) heeft aan het deelvlak (15) en een daarmee samenwerkende uitsparing (29) die de stroomtoevoergeleider (13) opsluiten.
22. Elektrische lamp volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat een deel (157) van de lampvoet (145) platte uitsteeksels (170) en het andere deel (156) een daarmee samenwerkend schot (170") heeft, die een stroomtoevoergeleider (153) over een afstand (d) dwars op de as (146) van de lampvoet doen verlopen.
23. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een stroomtoevoergeleider (83) nabij de periferie van het basisgedeelte (82) uit de lampvoet (75) treedt en naar het mantelgedeelte (79)van de lampvoet is omgebogen en dat een metalen ring (77) met de vorm van een U-vormige goot in een rondgaande groef (99) in het basisgedeelte (82) waaruit die stroomtoevoergeleider (83) naar buiten treedt, steekt en om het mantelgedeelte (79) heen grijpt.
24. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de lampvoet (145) aan het basisgedeelte een kontakt (208) heeft voorzien van een in de lampvoet stekende gespleten tong (209) die een stroomtoevoergeleider (154) ingeklemd houdt.
25. Elektrische lamp volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de lampvoet (145) een holte (174) heeft, waarin de gespleten tong (209) opgenomen is.
26. Elektrische lamp volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de lampvoet (145) een gootvormige verdieping (172) heeft, waarin een stroomtoevoergeleider (154) zich uitstrekt, welke verdieping doorsneden A is door de holte (174) waarin de gespleten tong is opgenomen.
27. Elektrische lamp volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de lampvoet (145) uitsparingen (175) in een axiale nok (163) aan zijn basisgedeelte (152) heeft, waarin een kontakt (208) dat om die nok (163) heen grijpt, ingestulpt is.
28. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de lampvoet een ringvormig kontakt (207) heeft, dat om het mantelgedeelte (149) heen grijpt en een gespleten tong (210) heeft, die in de lampvoet (145) steekt en een stroomtoevoergeleider (153) ingeklemd houdt.
29. Elektrische lamp volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het kontakt (207) een tweede tong (211) heeft en dat de tongen (210, 211) in een respectieve holte (173, 173') in de lampvoet steken.
30. Elektrische lamp volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de lampvoet (145) in zijn mantelgedeelte (149) uitsparingen (165) heeft, waarin het ringvormige kontakt (207) ingestulpt is.
31. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een stroomtoevoergeleider (13) binnen de lampvoet (55) een van de andere stroomtoevoergeleider (14) afgesloten ruimte (41) heeft.
32. Elektrische lamp volgens conclusie 1, 2 of 7, met het kenmerk, dat een deel (86) van de lampvoet (75) een sponning (100) heeft en het andere deel (87) een rand (91) die in die sponning (100) is opgenomen om de lampvoet (75) althans aan het open eindgedeelte (81) lichtdicht te doen zijn.
33. Elektrische lamp volgens conclusie 1, 2 of 7, met het kenmerk, dat zich vanaf het open einde (11) van de lampvoet (55) een inwendig concaaf, verspiegeld lichaam (40) uitstrekt opzij van het lampvat (11), integraal met de lampvoet (55).
NL8902438A 1989-01-31 1989-10-02 Elektrische lamp. NL8902438A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8902438A NL8902438A (nl) 1989-01-31 1989-10-02 Elektrische lamp.
EP19900200179 EP0381269A1 (en) 1989-01-31 1990-01-25 Electric lamp
HU37890A HU203003B (en) 1989-01-31 1990-01-29 Electric lamp
CN 90100493 CN1044736A (zh) 1989-01-31 1990-01-29 电灯
JP2187290A JPH02234343A (ja) 1989-01-31 1990-01-31 電灯

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8900230 1989-01-31
NL8900230 1989-01-31
NL8902438A NL8902438A (nl) 1989-01-31 1989-10-02 Elektrische lamp.
NL8902438 1989-10-02

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8902438A true NL8902438A (nl) 1990-08-16

Family

ID=26646485

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8902438A NL8902438A (nl) 1989-01-31 1989-10-02 Elektrische lamp.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP0381269A1 (nl)
JP (1) JPH02234343A (nl)
CN (1) CN1044736A (nl)
HU (1) HU203003B (nl)
NL (1) NL8902438A (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5294865A (en) * 1992-09-18 1994-03-15 Gte Products Corporation Lamp with integrated electronic module
CA2103418A1 (en) * 1992-12-14 1994-06-15 Raymond A. Heindl Base for electrodeless discharge lamp
CA2119804A1 (en) * 1993-04-08 1994-10-09 Harvey W. Krage, Jr. Three-way lamp base using a push-on contact and method of forming same
DE19808002A1 (de) * 1998-02-26 1999-09-02 Huels Infracor Gmbh Bruchunempfindliche Leuchtkörper und ein Verfahren zu ihrer Herstellung
DE102005005265A1 (de) * 2005-02-04 2006-08-10 Patent-Treuhand-Gesellschaft für elektrische Glühlampen mbH Kittlos gesockelte Lampe
US8113469B2 (en) 2006-02-21 2012-02-14 University Of Alabama Passive micro-roughness array for drag modification
WO2008121418A1 (en) 2007-03-30 2008-10-09 The University Of Alabama A passive drag modification system

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL59716C (nl) * 1900-01-01
BE478104A (nl) * 1943-07-01
FR1590624A (nl) * 1968-06-14 1970-04-20
US4084112A (en) * 1977-05-20 1978-04-11 Gte Sylvania Incorporated Incandescent lamp having two-part insulative base
US4345178A (en) * 1977-12-29 1982-08-17 Gte Products Corporation High intensity reflector lamp

Also Published As

Publication number Publication date
HU900378D0 (en) 1990-03-28
HU203003B (en) 1991-04-29
HUT53470A (en) 1990-10-28
JPH02234343A (ja) 1990-09-17
CN1044736A (zh) 1990-08-15
EP0381269A1 (en) 1990-08-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4769574A (en) Incandescent lamp with a metal coupling to a plastic lamp base for automotive headlamp and like lighting applications
JPH09213208A (ja) 電 球
US4370587A (en) Lamp/reflector unit
JP4588825B2 (ja) 電球
US5747919A (en) Electric lamp having a hybrid skirted lamp base
US5250874A (en) Socketless lamp with spring side contacts
NL8902438A (nl) Elektrische lamp.
US5568009A (en) Electric lamp having a lamp cap with solder-free connections
US4878854A (en) Lamp base
JP3235885B2 (ja) リフレクタ付電球
NL8801326A (nl) Gesokkelde elektrische lamp.
KR100503980B1 (ko) 캡이 씌워진 전기 램프
KR100521236B1 (ko) 소형저압방전램프
US4854888A (en) Lamp base
HU219689B (hu) Kompakt, kisnyomású kisülőlámpa
US4837479A (en) Electric lamp with insulating base
EP0441439A1 (en) Electric lamp
US3876896A (en) Subminiature incandescent bulb with lateral contact elements
EP0517299A2 (en) Capped lamp/reflector unit.
JPH11250726A (ja) コンパクトな低圧放電灯
US6531810B2 (en) Electric load
EP0543448A1 (en) Electric reflector lamp
EP0451908A1 (en) Electric lamp
EP0499316A1 (en) Capped electric lamp
EP0554582A1 (en) Electric lamp

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed