NL8901128A - ANCHOR LINE TENSIONING DEVICE AND METHOD FOR USING THE SAME - Google Patents

ANCHOR LINE TENSIONING DEVICE AND METHOD FOR USING THE SAME Download PDF

Info

Publication number
NL8901128A
NL8901128A NL8901128A NL8901128A NL8901128A NL 8901128 A NL8901128 A NL 8901128A NL 8901128 A NL8901128 A NL 8901128A NL 8901128 A NL8901128 A NL 8901128A NL 8901128 A NL8901128 A NL 8901128A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tensioning device
tensioning
anchor
lines
line
Prior art date
Application number
NL8901128A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Haak Rob Van Den
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Haak Rob Van Den filed Critical Haak Rob Van Den
Priority to NL8901128A priority Critical patent/NL8901128A/en
Priority to GB9010032A priority patent/GB2232946A/en
Priority to NO90901968A priority patent/NO901968L/en
Publication of NL8901128A publication Critical patent/NL8901128A/en

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring
    • B63B21/22Handling or lashing of anchors

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)
  • Bridges Or Land Bridges (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)
  • Dowels (AREA)
  • Sheet Holders (AREA)

Description

Ankerlijnspaninrichting en werkwijze voor het gebruikmaken daarvanAnchor line tensioning device and method of using it

De uitvinding heeft betrekking op een spaninrichting voor het doorvoeren en spannen van tenminste één ankerlijn en het daarbij in verankeringsbodem doen penetreren van één of meerdere met één uiteinde van de ankerlijn verbonden ankers, omvattend tenminste één doorvoerorgaan voor doorvoer door de spaninrichting van de ankerlijn, waarbij het doorvoerorgaan geleidingsoppervlakken omvat voor geleiding van de ankerlijn, tijdens gebruik in een in hoofdzaak verticaal vlak, en tenminste een bij het doorvoerorgaan toegevoegd blokkeerorgaan, waarmee relatieve beweging van de spaninrichting langs de ankerlijn, in een richting van het anker af, verhinderd kan worden. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het gebruikmaken van een dergelijke spaninrichting.The invention relates to a tensioning device for passing through and tensioning at least one anchor line and thereby penetrating one or more anchors connected to one end of the anchor line in the anchor bottom, comprising at least one feed-through member for passage through the tensioning device of the anchor line, wherein the feed-through member comprises guide surfaces for guiding the anchor line, during use in a substantially vertical plane, and at least one blocking member added to the feed-through member, with which relative movement of the tensioning device along the anchor line, in a direction away from the anchor, can be prevented. The invention further relates to a method for using such a tensioning device.

Een spaninrichting van de in de aanhef genoemde soort is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8105294, waarin een spaninrichting beschreven wordt, waar met een eerste anker verbonden eerste ankerlijn doorheen gevoerd kan worden onder overgang van een in hoofdzaak horizontale uitstrekking naar een in hoofdzaak verticale uitstrekking van die ankerlijn, tijdens gebruik van de spaninrichting, waarbij de spaninrichting buiten de bocht in de baan van de eerste ankerlijn voorzien is van één of meerdere bevestigingspunten voor als tegenligger voor de eerste ankerlijn uit te leggen secundaire ankerlijnen. De spaninrichting kan wel steeds langs de eerste ankerlijn naar het eerste anker toe bewegen, maar beweging in tegengestelde richting kan voorkomen worden met het blokkeerorgaan. De spaninrichting wordt tijdens gebruik langs de ankerlijn naar beneden gelaten tot dicht bij de verankeringsbodem, waarna een op het andere eind van de eerste ankerlijn uitgeoefende trekkracht bij blokkerende aangrijping van de eerste ankerlijn met het blokkeerorgaan, er voor zorgt dat de spaninrichting mee omhoog getrokken wordt, en daarmee de eerste ankerlijn en de tegenliggende secundaire ankerlijn(en) gespannen worden, zodat de daarmee verbonden ankers penetreren in de verankeringsbodem en elkaar eniger mate naderen. Bij het weer laten vieren van het andere eind van de eerste ankerlijn zal de spaninrichting weer langs de eerste ankerlijn naar beneden bewegen, waarna de hiervoor beschreven handeling opnieuw uitgevoerd wordt. Dit wordt enige malen herhaald. Het grote voordeel hierbij is dat doordat de spaninrichting in de nabijheid van de verankeringsbodem gebracht kan worden de op het andere eind van de eerste ankerlijn uitgeoefende trekkrachten omgezet worden in in hoofdzaak horizontale trekkrachten op de ankers, die daardoor beter penetreren in de verankeringsbodem. Voor het bereiken van eenzelfde penetratiegraad van de ankers behoeft in vergelijking met het trekken aan een volgens een kettinglijn tussen het anker en het trekeind lopende ankerlijn met een kleinere kracht getrokken te worden.A tensioning device of the type mentioned in the preamble is known from the Dutch patent application 8105294, in which a tensioning device is described, through which a first anchor line connected to a first anchor can be passed, transition from a substantially horizontal extension to a substantially vertical extension of that anchor line, during use of the tensioning device, wherein the tensioning device outside the bend in the path of the first anchor line is provided with one or more fixing points for secondary anchor lines to be laid as a counterpart to the first anchor line. The tensioning device can always move along the first anchor line towards the first anchor, but movement in the opposite direction can be prevented with the blocking member. The tensioning device is lowered along the anchor line during use to close to the anchor bottom, after which a pulling force applied to the other end of the first anchor line upon blocking engagement of the first anchor line with the locking member causes the tensioning device to be pulled up , thereby tensioning the first anchor line and the opposing secondary anchor line (s) so that the associated anchors penetrate into the anchor bottom and approach each other to some extent. When the other end of the first anchor line is released again, the tensioning device will again move downwards along the first anchor line, after which the above-described operation is repeated. This is repeated several times. The great advantage here is that because the tensioning device can be brought in the vicinity of the anchor bottom, the tensile forces exerted on the other end of the first anchor line are converted into substantially horizontal tensile forces on the anchors, which thereby penetrate better into the anchor bottom. In order to achieve the same degree of penetration of the anchors, an anchor line running along a chain line between the anchor and the pull end needs to be drawn with a smaller force compared to pulling.

De bekende spaninrichting is in principe bestemd voor het spannen van één ankerlijn. Mogelijk is dat de secundaire ankerlijn(en) en de eerste ankerlijn de verankering vormen van een eenpuntsmeerinrichting (SPM), doch alleen indien de plaatsingstole-ranties van het te verankeren voorwerp dat toelaten, gezien de nodige verplaatsing in horizontale richting van de spaninrichting tijdens het spannen als gevolg van de vaste lengte van de secundaire ankerlijn(en). Voorts kunnen in het geval van gebruik bij een SPM met de bekende spaninrichting slechts twee of drie ankerlijnen tegen elkaar gespannen worden, wanneer een situatie gewenst is waarin in de krachten in de secundaire ankerlijn(en) en het zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende deel van de eerste ankerlijn in hoofdzaak gelijk zullen zijn.The known tensioning device is in principle intended for tensioning one anchor line. It is possible that the secondary anchor line (s) and the first anchor line form the anchoring of a single point lubricator (SPM), but only if the placement tolerances of the object to be anchored permit, given the necessary horizontal displacement of the tensioning device during tensioning due to the fixed length of the secondary anchor line (s). Furthermore, in the case of use with an SPM with the known tensioning device, only two or three anchor lines can be tensioned against each other, if a situation is desired in which the forces in the secondary anchor line (s) and the substantially horizontally extending part of the anchor line are desired. first anchor line will be substantially the same.

Een hoofddoel van de uitvinding is een spaninrichting van de in de aanhef aangegeven soort te verschaffen waarmee een oplossing geboden wordt voor de vernoemde onvolkomenheden van de bekende spaninrichting.A main object of the invention is to provide a tensioning device of the type indicated in the preamble with which a solution is offered to the aforementioned imperfections of the known tensioning device.

Dit doel wordt bereikt doordat de spaninrichting een hartlijn omvat die tijdens gebruik van de spaninrichting in hoofdzaak verticaal gericht is, en dat de spaninrichting verder omvat een aantal doorvoerorganen voor evenzovele ankerlijnen, welke doorvoerorganen rondom de hartlijn verdeeld aangebracht zijn, waar- bij de geleidingsoppervlakken van elk doorvoerorgaan toegekeerde gedeelten omvatten, die in hoofdzaak toegekeerd zijn naar overeenkomstige gedeelten van geleidingsoppervlakken van een of meerdere andere doorvoerorganen, alsmede verbindingsorganen voor verbinding van de spaninrichting met tenminste één hijslijn, voor het tijdens gebruik uitoefenen van een vertikale kracht op de spaninrichting.This object is achieved in that the tensioning device comprises a center line which is oriented substantially vertically during use of the tensioning device and that the tensioning device further comprises a number of feed-through members for as many anchor lines, which feed-through members are arranged distributed around the axis, the guiding surfaces of which are each feed-through member comprises turned portions, which face substantially to corresponding portions of guide surfaces of one or more other feed-through members, as well as connecting members for connecting the tensioning device to at least one hoisting line, for applying a vertical force to the tensioning device during use.

Door de verbindingsorganen wordt het mogelijk de spaninrichting tijdens gebruik omhoog te trekken en daarmee meerdere door de spaninrichting gevoerde ankerlijnen tegen elkaar te spannen, daar de door de ankerlijnen op de spaninrichting uitgeoefende krachten bij het trekken aan de spaninrichting met elkaar in horizontaal evenwicht kunnen komen door de aangegeven oriëntatie van de gedeelten van de geleidingsoppervlakken. Doordat, in plaats van aan een van de ankerlijnen, de spaninrichting volgens de uitvinding omhoog getrokken kan worden door middel van één of meerdere aparte hijslijnen wordt daarbij de mogelijkheid geschapen tot het op een vergelijkbare spanning tegen elkaar spannen van vele ankerlijnen.The connecting members make it possible to pull up the tensioning device during use and thereby to tension several anchor lines fed through the tensioning device, since the forces exerted on the tensioning device by the anchor lines can become horizontally balanced when pulling on the tensioning device. the indicated orientation of the portions of the guide surfaces. Because, instead of one of the anchor lines, the tensioning device according to the invention can be pulled up by means of one or more separate hoisting lines, the possibility is thereby created to tension many anchor lines against each other at a comparable tension.

Bij voorkeur is de spaninrichting zo uitgevoerd, dat het bij elk doorvoerorgaan toegevoegde blokkeerorgaan zodanig aangebracht is dat dit blokkeerorgaan en de betreffende ankerlijn met elkaar in blokkerende aangrijping gebracht kunnen worden bij behoefte daaraan doch overigens vrije doorvoer van de ankerlijn over de geleidingsoppervlakken toelaten in twee tegengestelde richtingen. Deze uitvoering is vooral nuttig voor verankeringssystemen, waarbij het gewenst is om meerdere stellen tegen elkaar te spannen, tegenliggende ankerlijnen op achtereenvolgende wijze te behandelen. Doordat de ankerlijnen nu naar wens buiten aangrijping met de blok-keerorganen gebracht kunnen worden kan de spaninrichting vrij over de reeds gespannen ankerlijnen heen bewegen, en wel in twee tegengestelde richtingen, waardoor een volgend stel tegen elkaar te spannen ankerlijnen gespannen kunnen worden zonder beïnvloeding door de reeds gespannen ankerlijnen. Daarmee worden de uitgeoefende trekkrachten steeds over een beperkt aantal ankerlijnen verdeeld, zodat steeds grote krachten in de ankerlijnen bewerkstelligd kunnen worden.The tensioning device is preferably designed in such a way that the blocking member added to each feed-through member is arranged such that this blocking member and the relevant anchor line can be brought into blocking engagement with each other if necessary, but otherwise allow free passage of the anchor line over the guide surfaces in two opposite directions. directions. This embodiment is especially useful for anchoring systems where it is desirable to tension multiple sets against each other and treat opposing anchor lines sequentially. Because the anchor lines can now be brought out of engagement with the block turning members as desired, the tensioning device can move freely over the already tensioned anchor lines, in two opposite directions, so that a next set of anchor lines to be tensioned can be tensioned without being influenced by the already tensioned anchor lines. This ensures that the tensile forces exerted are always distributed over a limited number of anchor lines, so that large forces can always be brought about in the anchor lines.

Elk blokkeerorgaan zou in de vernoemde voorkeursuitvoering de spaninrichting volgens de uitvinding in de gelei-dingsoppervlakken gelegen kunnen zijn en wel zodanig dat bedie-ningsorganen voorzien zouden zijn voor het uit de geleidingsopper-vlakken laten steken van het blokkeerorgaan om dat in aangrijping te brengen met de daarlangs gevoerde ankerlijn. Ook zouden de blok-keerorganen op vaste wijze geïntegreerd kunnen zijn in de geleidingsoppervlakken, waarbij dan de doorvoerorganen ruimte zouden moeten bieden voor het indien nodig uit blokkerende aangrijping met de blokkeerorganen kunnen doorvoeren van de ankerlijn in twee tegengestelde richtingen. Bij voorkeur is echter het bij elk door-voerorgaan toegevoegde blokkeerorgaan buiten (aangrenzend of op afstand daarvan) de geleidingsoppervlakken gelegen, in de gebruikssituatie samen met de geleidingsoppervlakken in een in hoofdzaak vertikaal vlak. Het blokkeerorgaan kan daarbij zodanig aangebracht zijn dat dit in de gebruikssituatie van de spaninrichting in het verlengde ligt van de geleidingsoppervlakken. Het blokkeerorgaan kan daarbij zodanig aangebracht zijn dat dit in de gebruikssituatie van de spaninrichting aansluit op het boveneind van de geleidingsoppervlakken. Mogelijk is ook dat het blokkeerorgaan aansluit op het ondereind van de geleidingsoppervlakken, of dat zowel aan het boveneind als aan het benedeneind daarvan een blokkeerorgaan voorzien is.In the aforementioned preferred embodiment, each blocking member could be the tensioning device according to the invention located in the guide surfaces, such that actuators would be provided for protruding the blocking member from the guide surfaces in order to engage it with the anchor line guided along it. Also, the blocking members could be permanently integrated into the guide surfaces, the lead-through members then providing space for the anchor line to pass through the anchor line in two opposite directions, if necessary, from blocking engagement with the blocking members. Preferably, however, the blocking member associated with each feed-through member is located outside (adjacent or spaced therefrom) the guide surfaces, in the use situation along with the guide surfaces in a substantially vertical plane. The blocking member can be arranged in such a way that it is in line with the guide surfaces in the situation of use of the tensioning device. The blocking member can be arranged such that in the situation of use of the clamping device it connects to the upper end of the guide surfaces. It is also possible that the blocking member connects to the bottom end of the guide surfaces, or that a blocking member is provided both at the top and at the bottom end thereof.

De spaninrichting kan daarbij uitgevoerd zijn voor gebruik bij een tenminste gedeeltelijk uit een ketting bestaande ankerlijn, dat de spaninrichting uitgevoerd is voor gebruik bij een tenminste gedeeltelijk uit een ketting bestaande ankerlijn, dat de geleidingsoppervlakken bestaan uit glij vlakken voor geleiding van tijdens gebruik met hun dwars op hun hoofdvlak staande derde hoofdas in een in hoofdzaak horizontaal vlak liggende eerste schalmen en een tussen de glijvlakken gelegen gleuf voor geleiding van de tussenliggende, tijdens gebruik in een in hoofdzaak verticaal vlak liggende tweede schalmen, waarbij de geleidingsoppervlakken uitlopen in het blokkeerorgaan, dat twee uitstekende blokkeernokken omvat voor blokkering van één van de eerste schalmen.The tensioning device can be designed for use with an at least partly chained anchor line, the tensioning device is designed for use with an at least partly chained anchor line, the guide surfaces consist of sliding surfaces for guiding during use with their transverse third main axis on their major plane in a substantially horizontal plane, first links and a slot located between the sliding planes for guiding the intermediate second links, during use in a substantially vertical plane, the guiding surfaces extending into the blocking member, which two protruding blocking cams for blocking one of the first links.

De spaninrichting kan zodanig uitgevoerd zijn, dat van elk doorvoerorgaan de normaal op de toegekeerde gedeelten de hartlijn snijdt, zodat die toegekeerde gedeelten met de hartlijn in een vertikaal vlak liggen.The tensioning device can be designed in such a way that of each feed-through member the axis intersects normally on the facing portions, so that those facing portions lie in a vertical plane with the axis.

Volgens een voorkeursuitvoering kan de spaninrichting een aantal losmakelijk samen te voegen spanelementen omvatten, die elk een doorvoerorgaan met bijbehorend blokkeerorgaan omvatten. Deze spanelementen kunnen ter plaatse van de hartlijn samengevoegd zijn in een stervormige opstelling.According to a preferred embodiment, the clamping device can comprise a number of clamping elements that can be releasably joined together, each comprising a feed-through member with associated blocking member. These clamping elements can be joined together in a star-shaped arrangement at the axis.

De spanelementen kunnen zodanig uitgevoerd en aangebracht zijn, dat de doorvoerorganen in een vertikaal vlak kunnen scharnieren ten opzichte van het overige deel van de spaninrichting.The clamping elements can be designed and arranged such that the feed-through members can pivot in a vertical plane relative to the remaining part of the clamping device.

Volgens een verdere voorkeursuitvoering is de spaninrichting kroonvormig uitgevoerd, waarbij een eindgedeelte, dat tijdens gebruik van de spaninrichting bovengelegen is, ter plaatse van de hartlijn voorzien is van een verbindingsorgaan voor een hijslijn, dat de doorvoerorganen aan de binnenkant van een ringvormig deel aangebracht zijn, dat op afstand langs de hartlijn beneden het eindgedeelte gelegen is en door middel van stijlen verbonden is met eindgedeelte, waarbij de stijlen in tangentiale richting van de kroonvormige spaninrichting doorvoerruimtes begrenzen die met de doorvoerorganen in een zelfde verticaal vlak gelegen zijn en een doorvoermogelijkheid voor de ankerlijnen bieden van binnen de spaninrichting naar buiten toe.According to a further preferred embodiment, the tensioning device is formed in a crown-shaped manner, wherein an end portion, which is situated above it during use of the tensioning device, is provided at the center line with a connecting member for a hoisting line, the feed-through members being arranged on the inside of an annular part, spaced along the centerline below the end portion and connected to the end portion by uprights, the uprights of the crown-shaped tensioning device bounding transit spaces which are in the same vertical plane with the feed-through members and a feed-through possibility for the anchor lines from the clamping device to the outside.

De stervormige een de kroonvormige voorkeursuitvoeringen zijn in het bijzonder geschikt voor toepassing bij een en-kelpuntsmeerinrichting, waarbij na het voldoende doen penetreren van de ankers een boei verbonden wordt met een hijslijn om daarna de eenpuntsmeerinrichting op spanning te houden.The star-shaped and crown-shaped preferred embodiments are particularly suitable for use with a single-point lubricator, wherein after buoyancy of the anchors has been penetrated sufficiently, a buoy is connected to a hoisting line to subsequently keep the single-point lubricator under tension.

De doorvoerorganen kunnen ook met hun bijbehorende blokkeerorganen aangebracht zijn op een om de hartlijn lopend raamwerk. Dit raamwerk kan een, bij voorkeur regelmatige, veelhoek zijn, waarbij op de hoekpunten daarvan één of meerdere doorvoeror-. ganen met bijbehorend blokkeerorgaan aangebracht zijn. Zoals in het onderstaande, duidelijk zal worden is een dergelijke spaninrichting vooral voordelig voor gebruik bij het installeren van een TLP.The feed-through members can also be arranged with their associated blocking members on a frame running around the axis. This frame can be a, preferably regular, polygon, with one or more feed-through points at its corners. passages with associated blocking means are provided. As will become apparent below, such a clamping device is especially advantageous for use in installing a TLP.

De uitvinding heeft tevens betrekking op het op spanning brengen van een aantal tegenliggende ankerlijnen en het daarbij in de verankering, doen penetreren van een aantal met eerste uiteinden van de ankerlijnen verbonden ankers, onder gebruikmaking van de spaninrichting volgens de uitvinding, omvattend de volgende stappen: a) het doorvoeren van de te spannen ankerlijnen door de daarvoor bestemde doorvoerorganen van de spaninrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de ankerlijnen aan hun tweede uiteinde verlengd zijn door middel van pendantlijnen? b} het uitbrengen van de ankers naar respectievelijke plaatsen die om de te bereiken locatie van de spaninrichting verdeeld gelegen zijn; c) het aan de hijslijn(en) zover mogelijk neerlaten van de spaninrichting; d) het aantrekken van de pendantlijnen van een eerste aantal ankerlijnen waarvan de daarmee verbonden ankers telkens ten opzichte van elkaar aan weerszijden liggen van een betreffend vlak dat de hartlijn van de spaninrichting in neergelaten toestand omvat, waarbij de ankerlijnen in aangrijping gebracht worden met hun betreffende doorvoerorgaan; e) het in aangrijping brengen van de aangetrokken ankerlijnen met de bijgevoegde blokkeerorganen; f) het omhoogtrekken van de spaninrichting door het trekken aan de met de spaninrichting verbonden hijslijn(en), waardoor de met het eerste aantal ankerlijnen verbonden ankers naar elkaar toegetrokken worden en zullen penetreren in de verankeringsbodem; g) het laten vieren van de hijslijn(en) om de spaninrichting zover mogelijk te laten zakken, h) het uit aangrijping met de blokkeerorganen brengen van het eerste aantal ankerlijnen en het aantrekken van de pendantlijnen daarvan; i) het een aantal malen herhalen van de stappen e)-g) tot de be- treffende ankers gepenetreerd zijn om een voldoende houdkracht te leveren; j) het uit aangrijping met de blokkeerorganen brengen van de gespannen ankerlijnen; k) het boven de juiste plaats brengen van de spaninrichting door het afwisselend aanhalen van de pendantlijnen; en l) het straktrekken van de behandelde ankerlijnen en het in aangrijping brengen daarvan met de bijbehorende blokkeerorganen.The invention also relates to tensioning a number of opposing anchor lines and thereby penetrating into the anchorage a number of anchors connected to the first ends of the anchor lines, using the tensioning device according to the invention, comprising the following steps: a) passing the anchor lines to be tensioned through the appropriate feed-through members of the tensioning device according to any one of the preceding claims, wherein the anchor lines are extended at their second end by means of pendant lines? b} deploying the anchors to respective locations distributed around the location of the tensioning device to be reached; c) lowering the tensioning device as far as possible on the hoisting line (s); d) attracting the pendant lines of a first number of anchor lines, the anchors of which are connected thereto, respectively, lie opposite each other on a respective plane comprising the center line of the tensioning device in the lowered position, the anchor lines being engaged with their respective transit body; e) engaging the attracted anchor lines with the attached blocking members; f) pulling up the tensioning device by pulling the hoisting line (s) connected to the tensioning device, whereby the anchors connected to the first number of anchor lines are pulled together and will penetrate into the anchoring bottom; g) allowing the hoisting line (s) to lower to the extent possible, h) bringing the first number of anchor lines out of engagement with the blocking members and attracting the pendant lines thereof; i) repeating steps e) -g) a number of times until the respective anchors are penetrated to provide a sufficient holding force; j) bringing the tensioned anchor lines out of engagement with the blocking members; k) bringing the tensioning device above the correct position by alternately tightening the pendant lines; and l) tightening the treated anchor lines and engaging them with the associated blocking members.

Indien het totale aantal te spannen ankerlijnen, met betrekking tot de gewenste spankrachten, het nodig maakt om meerdere stellen ankerlijnen op achtereenvolgende wijze te spannen worden de stappen d-j herhaald voor evenzovele volgende aantallen ankerlijnen.If the total number of anchor lines to be tensioned, with respect to the desired tensioning forces, makes it necessary to tension several sets of anchor lines in succession, steps d-j are repeated for as many subsequent numbers of anchor lines.

Aan de hijslijn of de hijslijnen van de spaninrichting kan een opdrijvend lichaam bevestigd worden, door welk opdrijvend lichaam na het voltooien van het doen penetreren van de ankers de spaninrichting weer naar boven getrokken kan worden en boven de verankeringsbodem gehouden, worden om de ankerlijnen op spanning te houden. Het opdrijvende lichaam kan bestaan uit een boei die door middel van één hijs lijn verbonden is met de spaninrichting en na verplaatsing langs de hijslijn naar de spaninrichting toe op het gewenste opdrijvende vermogen gebracht wordt.A floating body can be attached to the hoisting line or hoisting lines of the tensioning device, by means of which the floating body can be pulled up again after completion of penetrating the anchors and held above the anchoring bottom in order to tension the anchor lines to keep. The buoyancy element may consist of a buoy which is connected to the tensioning device by means of one hoisting line and is brought to the desired buoyancy after displacement along the hoisting line towards the tensioning device.

Het opdrijvende lichaam kan ook gevormd worden door een TLP (Tension Leg Platform), dat tevens kan dienen als een schip van waaraf de spaninrichting bediend wordt tijdens het spannen van de ankerlijnen en het doen penetreren van de ankers. Bij voorkeur is de spaninrichting dan uitgevoerd als een raamwerk, voor het verlenen van doorgang aan zich tussen het TLP en de verankeringsbodem uitstrekkende buizenstelsels en dergelijke. Nadat de ankers voldoende gepenetreerd zijn wordt het spanraamwerk verbonden met de benedenuiteinden van de spanbenen van het TLP, waarna de spanbenen gespannen worden zodat het spanraamwerk naar boven getrokken wordt om daarmee de ankerlijnen op spanning te brengen. Net als bij de SPM zal ook hier de verankerde spaninrichting in horizontale zin op zijn plaats blijven.The floating body can also be formed by a TLP (Tension Leg Platform), which can also serve as a vessel from which the tensioning device is operated during the tensioning of the anchor lines and penetration of the anchors. Preferably, the tensioning device is then designed as a frame, in order to provide passage to pipe systems and the like extending between the TLP and the anchoring bottom. After the anchors have penetrated sufficiently, the tensioning frame is connected to the lower ends of the TLP tensioning legs, after which the tensioning legs are tensioned so that the tensioning frame is pulled upwards to tension the anchor lines. As with the SPM, the anchored tensioning device will also remain in place in a horizontal sense.

Mochten de door de TLP-spanbenen of door de met boei van een SPM verbonden hijslijn uit te oefenen spankrachten zo hoog zijn, dat het de spaninrichting een te geringe vertikale tegenkracht zou leveren of na het spannen van de spanbenen resp. hijslijn op een zodanige afstand van de verankeringsbodem zou komen te liggen dat als gevolg van de meer vertikale uitstrekking van de ankerlijnen naar de ankers de door deze ankers geleverde houdkracht te veel af zou nemen, dan kan overwogen worden om een ballastraam-werk resp. -blok met behulp van een of meer treklijnen op afstand onder de spaninrichting te bevestigen alvorens beide neer te laten tot op de verankeringsbodem, en vervolgens stap f uit te voeren totdat het ballastraamwerk resp. -blok mee omhoog komt, en dat het spannen van de spanbenen resp -lijnen plaats vindt onder het op de verankeringsbodem houden van het ballastraamwerk resp. -blok.If the tensioning forces to be exerted by the TLP tensioning legs or by the hoisting line connected to the buoy of an SPM are so high that it would provide the tensioning device with too little vertical counterforce or after tensioning the tensioning legs or. If the hoisting line should be placed at such a distance from the anchoring bottom that, as a result of the more vertical extension of the anchor lines to the anchors, the holding force supplied by these anchors would decrease too much, then consideration could be given to ballast window work, respectively. block to be mounted remotely under the tensioning device using one or more tension lines before lowering both down to the anchoring base, and then perform step f until the ballast frame resp. block comes up, and that the tensioning of the clamping legs or lines takes place while the ballast frame resp. -block.

Bij het spannen van de spanbenen wordt de benodigde vertikale reactiekracht geleverd door de ankerlijnen ter plaatse van de blokkeerorganen en, via de treklijnen, door het ballastraamwerk.When tensioning the tensioning legs, the required vertical reaction force is supplied by the anchor lines at the location of the blocking members and, via the pulling lines, by the ballast frame.

De uitvinding zal nu nader beschreven worden aan de hand van enkele louter bijvoorbeeld gegeven uitvoeringsvormen, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin:The invention will now be described in more detail with reference to a few embodiments given, for example, with reference to the accompanying drawings, in which:

Fig. 1A een bovenaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de spaninrichting volgens de uitvinding;Fig. 1A is a top view of a first embodiment of the tensioning device according to the invention;

Fig. 1B een doorsnede is langs lijn IB-IB in fig.Fig. 1B is a section along line IB-IB in FIG.

1A;1A;

Fig. 2A een bovenaanzicht is van een tweede uitvoering van de spaninrichting volgens de uitvinding, waarbij echter een aantal delen weggelaten zijn;Fig. 2A is a top view of a second embodiment of the tensioning device according to the invention, but a number of parts have been omitted;

Fig. 2B een doorsnede is langs lijn IIB-IIB van fig. 2A;Fig. 2B is a section along line IIB-IIB of FIG. 2A;

Fig. 3A een vertikale doorsnede is door een gedeelte van een derde uitvoering van de spaninrichting volgens de uitvinding, zonder blokkerenFig. 3A is a vertical section through part of a third embodiment of the tensioning device according to the invention, without blocking

Fig. 3B een op fig. 3A gelijkende doorsnede, nu echter met blokkeren;Fig. 3B is a section similar to FIG. 3A, but now with blocking;

Fig. 3C een bovenaanzicht is op de opstelling van fig. 3A;Fig. 3C is a top view of the arrangement of FIG. 3A;

Fig. 4Ά een vierde uitvoering weergeeft van de spaninrichting volgens de uitvinding, in horizontale doorsnede;Fig. 4Ά represents a fourth embodiment of the tensioning device according to the invention, in horizontal section;

Fig. 4B een doorsnede is volgens lijn IVB-IVB van fig. 3;Fig. 4B is a section on line IVB-IVB of FIG. 3;

Fig. 5A, b, C op schematische wijze drie uitvoeringen weergeven van raamwerkvormige spaninrichtingen volgens de uitvinding, met ankerlijnen,Fig. 5A, b, C schematically represent three embodiments of frame-shaped tensioning devices according to the invention, with anchor lines,

Fig. 6 een mogelijke opstelling weergeeft ter plaatse van een hoek van een raamwerkvormige spaninrichting volgens de uitvinding;Fig. 6 shows a possible arrangement at the corner of a frame-shaped tensioning device according to the invention;

Fig. 6A een doorsnede weergeeft van een van de spanelementen van fig. 6;Fig. 6A shows a section of one of the tensioning elements of FIG. 6;

Fig. 6B een bovenaanzicht weergeeft van het spanelement van fig. 6A,Fig. 6B shows a top view of the tensioning element of fig. 6A,

Fig. 7 een raamwerkvormige spaninrichting weergeeft met ballastframe in positie na het spannen en na het plaatsen van een TLP; en fig. 7A een detail weergeeft van een hoekpunt van de spaninrichting van fig. 7.Fig. 7 shows a frame-like tensioning device with ballast frame in position after tensioning and after placing a TLP; and FIG. 7A shows a detail of a corner point of the tensioning device of FIG. 7.

Fig. 8 een schematische weergave is van een een-puntsmeeropstelling met daarin opgenomen een spaninrichting volgens de uitvinding.Fig. 8 is a schematic representation of a one-point lubrication arrangement incorporating a tensioning device according to the invention.

In fig. 1A is met 1 een eerste stervormige uitvoering van een spaninrichting volgens de uitvinding aangeduid, die opgebouwd is uit een zestal spanelementen 2, die elk een doorgang 3 voor een ankerlijn (niet weergegeven) bepalen. De doorgangen 3 worden in radiale richting naar buiten toe begrensd door geleidingsop-pervlakken 6, die in hoofdzaak naar het midden van de spaninrichting gekeerd zijn. De geleidingsoppervlakken 6 omvatten glijvlakken 8 en een daartussen gelegen gleuf 9. In de figuren 1A en 1B is te zien dat elk spanelement voorzien is van een beugel 11, waarvan de beide benen voorzien zijn van een opening 55. De spanelementen 2 zijn samengevoegd door doorvoer van een pen 10 door de respectieve lijke openingen 55, waarbij een aanslagring 13 er voor zorgt dat de spanelementen ten opzichte van de pen 10 op hun plaats worden gehouden. De pen is aan zijn boveneind voorzien van een bevestigings-oog 5 voor een hijslijn, en aan zijn ondereind voorzien van een be-vestigingsoog 14 voor een ballastblok, indien nodig. Bij het in fig. 1B linksgelegen spanelement is een ankerketting 17 doorgevoerd en strekt deze ketting zich in de richting A uit naar boven toe en in de richting B naar een of meerdere ankers (niet weergegeven). De eerste schalmen 20, waarvan de derde hoofdas zich in het vlak van tekening uitstrekt, vinden geleiding in de gleuf 9, terwijl de tweede schalmen 21, die zich in het vlak van tekening uitstrekken, geleiding vinaen op glijvlakken 8. Zoals te zien lopen de gelei-dingsoppervlakken vanaf de onderzijde van het spanelement naar binnen toe en buigen ze vervolgens naar omhoog om een vertikaal vlak te raken en vervolgens naar boven en naar buiten toe voortgezet te worden. Bij de in fig. IA en 1B weergegeven uitvoering van de spaninrichting zijn de toegekeerde gedeelten 7 van de geleidingsopper-vlakken recht toegekeerd naar de hartlijn 4-4. Terzijde zij opgemerkt dat de spanelementen 2 zodanig samengevoegd kunnen zijn tot de spaninrichting 1, dat verdraaiing van één spanelement 2 ten opzichte van de andere spanelementen en de pen 10 mogelijk is. Hierdoor kan enige mate van zelfuitrichting plaats vinden van de spanelementen ten opzichte van de ankerlijnen tijdens het spannen. Deze voorziening is ook denkbaar bij andere uitvoeringen van de spaninrichting.In Fig. 1A, 1 denotes a first star-shaped embodiment of a tensioning device according to the invention, which is composed of six tensioning elements 2, each of which defines a passage 3 for an anchor line (not shown). The passages 3 are bounded radially outwardly by guide surfaces 6, which face essentially the center of the clamping device. The guiding surfaces 6 comprise sliding surfaces 8 and a slot 9 situated between them. Figures 1A and 1B show that each clamping element is provided with a bracket 11, the two legs of which are provided with an opening 55. The clamping elements 2 are joined by passage from a pin 10 through the respective openings 55, a stop ring 13 ensuring that the clamping elements are held in position relative to the pin 10. The pin is provided at its top end with a hoisting line mounting eye 5, and at its bottom end with a ballast block mounting eye 14, if necessary. In the tensioning element to the left in Fig. 1B, an anchor chain 17 is passed through and this chain extends upwards in the direction A and in the direction B to one or more anchors (not shown). The first links 20, the third main axis of which extends in the plane of the drawing, find guidance in the slot 9, while the second links 21, which extend in the plane of the drawing, find guidance on sliding surfaces 8. As can be seen, the guiding surfaces inward from the bottom of the tension member and then bend them upwardly to touch a vertical plane and then continue upwardly and outwardly. In the embodiment of the tensioning device shown in Figs. 1A and 1B, the facing portions 7 of the guide surfaces face straight toward centerline 4-4. It should be noted, incidentally, that the tensioning elements 2 can be joined to the tensioning device 1 in such a way that rotation of one tensioning element 2 relative to the other tensioning elements and the pin 10 is possible. This allows some degree of self-alignment of the tensioning elements relative to the anchor lines during tensioning. This facility is also conceivable with other versions of the clamping device.

De glijvlakken eindigen aan hun bovenuiteinde in nokken 15, waarmee één van de eerste schalmen 20 in blokkerende aangrijping gebracht kan worden. Bij het in fig. 1B linksgelegen spanelement 2 is de ketting niet in aangrijping met de blokkeernok-ken 15 en kan de ketting 17 in beide richtingen door de spaninrichting 1 heengevoerd worden. Aan de rechterzijde van fig. 1B is de situatie weergegeven, waarin de ketting 18 met één van zijn eerste schalmen 20 in aangrijping gebracht is met de blokkeernokken 15, zodat de ketting 18 niet naar beneden door de spaninrichting 1 heen kan gaan. Om deze situatie te bereiken is het deel 19 van de ket ting, dat zich naar boven toe vanaf de spaninrichting uitstrekt naar buiten toe en naar beneden toe omgeslagen om het linker spanelement 2. Niet weergegeven is hierbij dat het boveneind van de ketting 18, alsook de ketting 17, verbonden met een pendantlijn, waarmee het boveneind van deze kettingen naar wens opgehaald of neergelaten kan worden Eventueel zou de pendantlijn in horizontale richting van de hartlijn af bewogen kunnen worden, om daardoor deel 19 naar buiten om te leggen om het spanelement. Voor het naar buiten en naar beneden omslaan van de ketting om het spanelement kan eventueel aan de bovenzijde van de spaninrichting een omslagorgaan voorzien zijn, dat bij ontspanning van de betreffende pendantlijn naar buiten deel 19 naar buiten dwingt, zodat dan door vieren van de pendantlijn deel 19 om het spanelement naar buiten valt. Het om-legorgaan kan bijvoorbeeld gevormd worden door een ratel 54, die door zijn eigen gewicht het deel 19 van de ketting naar buiten dwingt wanneer de spanning in deel 19 voldoende verlaagd is.The sliding surfaces terminate at their top end in cams 15, with which one of the first links 20 can be brought into blocking engagement. With the tensioning element 2 on the left in Fig. 1B, the chain is not engaged with the locking cams 15 and the chain 17 can be passed through the tensioning device 1 in both directions. On the right-hand side of Fig. 1B, the situation is shown in which the chain 18 with one of its first links 20 is engaged with the blocking cams 15, so that the chain 18 cannot pass down through the tensioning device 1. In order to achieve this situation, the part 19 of the chain, which extends upwards from the tensioning device, is outwards and folded downwards around the left tensioning element 2. It is not shown here that the top end of the chain 18, as well the chain 17, connected to a pendant line, with which the top end of these chains can be raised or lowered as desired. Optionally, the pendant line could be moved horizontally away from the center line, so as to divert part 19 around the tensioning element. For folding the chain around the tensioning element outwards and downwards, a cover member may optionally be provided on the top side of the tensioning device, which forces part 19 outwards when the respective pendant line is relaxed, so that part of the pendant line then becomes part 19 around the clamping element. The diverting member can for instance be formed by a ratchet 54, which by its own weight forces the part 19 of the chain outwards when the tension in part 19 has been sufficiently reduced.

De spanelementen kunnen ook zodanig aangebracht zijn, dat ze in het vertikale vlak verdraaibaar zijn om blokkeeror-ganen in of uit aangrijping te brengen met de ankerlijnen. In de fig* 2A en 2B is een dergelijke spaninrichting weergegeven, die twee spanelementen 12 omvat, maar dat kunnen er ook meer zijn. de spanelementen 12 zijn met behulp van draaipennen 56 scharnierbaar bevestigd aan radiale platen 58 van pen 10. Waar te nemen zijn weer de glijvlakken 8 en de gleuf 9, terwijl voorts geleidingsoppervlak-ken 59 voorzien zijn voor geleiding van de ketting 17 aan de radiale binnenzijde van de doorgang 3. In de in fig. 2B weergegeven stand van de spanelementen zijn eerste schalmen 20 in blokkerende aangrijping met aan het benedeneind van de glijvlakken gelegen blokkeernokken 15. Bij trek (op de ketting 17 in de richting C kunnen de volgende eerste schalmen om de nokken 15 heen passeren, ten opzichte van de spaninrichting naar boven toe. Om de ketting en de blokkeernokken uit blokkerende aangrijping met elkaar te brengen en te houden is het voordelig om bijvoorbeeld een bevestigingsoog 57 te voorzien voor bevestiging van een treklijn, waarmee spanelement 12 verdraaid kan worden om draaipen 56.The tensioning elements can also be arranged so that they can be rotated in the vertical plane to engage blocking members in or out of engagement with the anchor lines. Figures 2A and 2B show such a tensioning device, which comprises two tensioning elements 12, but there may also be more. the tensioning elements 12 are hingedly attached to radial plates 58 of pin 10 by means of pivot pins 56. Again the sliding surfaces 8 and the slot 9 can be observed, while further guiding surfaces 59 are provided for guiding the chain 17 on the radial inner side. of passage 3. In the position of the tensioning elements shown in Fig. 2B, first links 20 are in blocking engagement with blocking cams 15 located at the lower end of the sliding surfaces. On pulling (on the chain 17 in direction C, the following first links can be pass around the cams 15, with respect to the tensioning device upwards.To bring and keep the chain and the blocking cams together from blocking engagement, it is advantageous to provide for instance a fastening eye 57 for fastening a pulling line, with which tensioning element 12 can be turned around pivot pin 56.

In de figuren 3A-C is een spanelement 72 weergege-ven, dat met zijn zijplaten 73 met behulp van een draaipen 69 scharnierbaar bevestigd is op een centraal gedeelte 70 gevormd door een pen of een raamwerk. Van het centrale gedeelte 70 steekt een U-vormig bevestigingsdeel 71 uit, dat de draaipen 69 opneemt en een binnenbegrenzing vormt voor de doorgang 3 van de ketting 18. In fig. 3A is de situatie weergegeven waarin het spanelement 72 onder invloed van zijn eigen gewicht om draaipen 69 verdraaid is tot aan een aanslag 74. Het spanelement 72 kan nu omhoog gebracht worden langs de ketting 18 zonder dat eerste schalmen 20 daarvan in blokkerende aangrijping komen met blokkeernokken 15 die hier aansluiten op het boveneind van glijvlakken 8. In deze situatie kunnen andere, niet weergegeven ankerlijnen gespannen worden. In fig. 3C is de doorgang 3 weergegeven in het geval van fig. 3A. Wanneer de ketting 18 gespannen moet gaan worden met behulp van de spaninrichting dan wordt door uitoefening van een trekkracht in de richting D de ketting 18 eerst aangetrokken. Het deel van ketting 18 tussen spaninrichting en anker zal dan een onder het scharnier 69 doorlopende kracht K en daarmee een linksom draaiend moment uitoefenen op het spanelement, zodat de nokken 15 in de baan van de ketting komen, zelfs eventueel tegen het U-vormige bevestigingsdeel 71 aan komen te liggen, De spaninrichting wordt dan indien nodig enigszins geheven totdat nokken 15 daarbij op blokkerende wijze de onderzijde van een eerste schalm 20 aangrijpen. Vervolgens kan men met behulp van de pendantlijn 74 de ketting 18 met deel 19 over het spanelement neerlaten en kan het eigenlijke spannen van de ketting 18 worden voortgezet met het heffen van de spaninrichting. Nadat een bepaalde maximale spanning in de hijslijn(en) bereikt is, laat men de spaninrichting weer wat zakken om de spannning in ketting 18 te verminderen. Het spanélement zal dan neigen tot terugdraaien en door het optrekken van de pendantlijn 74 kan men vervolgens deel 19 weer vertikaal brengen zodat het spanelement verder naar de in fig. 3A weergegeven stand kan draaien en de spaninrichting langs ketting 18 naar beneden neergelaten kan worden om een nieuwe cyclus te beginnen.Figures 3A-C show a tensioning element 72 which is hingedly mounted with its side plates 73 by means of a pivot pin 69 on a central part 70 formed by a pin or a frame. From the central part 70 protrudes a U-shaped fastening part 71, which receives the pivot pin 69 and forms an inner boundary for the passage 3 of the chain 18. Fig. 3A shows the situation in which the tensioning element 72 under the influence of its own weight about pivot pin 69 is rotated up to a stop 74. The tensioning element 72 can now be raised along the chain 18 without the first links 20 thereof engaging in blocking engagement with blocking cams 15 which connect here to the upper end of sliding surfaces 8. In this situation other anchor lines, not shown, are stretched. In Fig. 3C, the passage 3 is shown in the case of Fig. 3A. When the chain 18 is to be tensioned with the aid of the tensioning device, the chain 18 is first tightened by exerting a pulling force in the direction D. The part of chain 18 between tensioning device and anchor will then exert a force K under the hinge 69 and thus a counter-clockwise rotation on the tensioning element, so that the cams 15 enter the path of the chain, even possibly against the U-shaped fastening part 71. The tensioning device is then lifted slightly if necessary until cams 15 thereby engage the bottom side of a first link 20 in a blocking manner. Then, with the aid of the pendant line 74, the chain 18 with part 19 can be lowered over the tensioning element and the actual tensioning of the chain 18 can be continued with the lifting of the tensioning device. After a certain maximum tension in the hoisting line (s) has been reached, the tensioning device is lowered again in order to reduce the tension in chain 18. The tensioning element will then tend to turn back and by pulling up the pendant line 74, part 19 can then be brought vertically again so that the tensioning element can rotate further to the position shown in Fig. 3A and the tensioning device can be lowered downwards along chain 18 to form a start a new cycle.

In de figuren 4A en 4B is een andere uitvoeringsvorm weergegeven van de spaninrichting volgens de uitvinding, waarbij voor overeenkomstige delen weer gelijke verwijzingscijfers gebruikt zijn. De in de figuren 4A en 4B getoonde spaninrichting is kroonvormig en opgebouwd uit een bovengelegen ringvormig deel 27 en een benedengelegen, in hoofdzaak ringvormig deel 29, waarbij de twee ringvormige delen met elkaar verbonden zijn door zich in hoofdzaak in vertikale richting uitstrekkende stijlen 28. De beide ringvormige delen 27 en 29 en de stijlen 28 bepalen doorgangen 30 voor ankerkettingen 17 en 18. De hartlijn 4-4 vormt hier de symme-trie-as van de kroonvormige spaninrichting. Het bovengelegen ringvormige deel 27 is in het midden voorzien van een boltaatleger-schaal 24 voor legering van een boltaatlegerkop 23, waaraan een zich door een centrale opening 26 in de schaal 24 naar boven toe uitstrekkende boltaatstang 25 als een geheel gevormd is. De schar-nierstang 25 is aan zijn boveneind verbonden met een hijslijn. De kroonvormige spaninrichting is net als de spaninrichting van figuren 1 en 2 opgebouwd uit een zestal doorvoerdelen 22, die deel uitmaken van het benedengelegen, in hoofdzaak ringvormige deel 29. Benadrukt wordt dat het aantal doorvoerdelen elk aantal kan zijn dat groter is dan 1.Figures 4A and 4B show another embodiment of the tensioning device according to the invention, in which the same reference numbers are again used for corresponding parts. The tensioning device shown in Figures 4A and 4B is crown-shaped and consists of an upper annular part 27 and a lower, substantially annular part 29, the two annular parts being connected to each other by uprights 28 extending substantially in the vertical direction. both annular parts 27 and 29 and the posts 28 define passageways 30 for anchor chains 17 and 18. The axis 4-4 here forms the symmetry axis of the crown-shaped tensioning device. The upper annular portion 27 is provided in the center with a boltate alloy shell 24 for alloying a boltate alloy head 23, to which a boltate rod 25 extending upwardly through a central opening 26 in the shell 24 is integrally formed. The pivot rod 25 is connected at its top end to a hoisting line. The crown-shaped tensioning device, like the tensioning device of Figures 1 and 2, is composed of six feed-through parts 22, which form part of the lower, substantially annular part 29. It is emphasized that the number of feed-through parts can be any number greater than 1.

De doorvoerdelen 22 omvatten wederom geleidingsop-pervlakken 6, die samengesteld zijn uit glijvlakken 8 voor eerste schalmen 20 en een gleuf 9 voor tweede schalmen 21. De geleidings-oppervlakken 6 strekken zich daarbij vanaf de onderzijde van de spaninrichting naar binnen en naar boven toe uit in een vertikaal vlak dat de hartlijn 4-4 bevat en lopen dan via een vertikaal gedeelte 7 weer naar boven en naar buiten toe weg. De blokkeernokken 15 zijn ditmaal gelegen aan het ondereind van de glij vlakken 8. Links in fig. 4B is wederom de ketting 17 weergegeven in een situatie waarin deze vrij door de spaninrichting heen kan bewegen. Rechts in fig. 4B is weer de situatie weergegeven waarin het bovengedeelte 19 van ketting 18 om het doorvoerdeel 22 heengeslagen is, zodat één van de eerste schalmen 20 zich in blokkerende aangrijping bevindt met de blokkeernokken 15 zodat de ketting 18 niet naar beneden toe kan bewegen ten opzichte van de spaninrichting. Voorts is een ander stel blokkeernokken 31 waar te nemen, dat op een afstand ligt van de blokkeernokken 15, gemeten langs de glijvlakken 8, die ongelijk is aan de hart op hart afstand van de eerste schalmen. Hierdoor wordt de slaglengte tussen opeenvolgende blokkeersituaties voor de ketting verkleind.The lead-through parts 22 again comprise guiding surfaces 6, which are composed of sliding surfaces 8 for first links 20 and a slot 9 for second links 21. The guiding surfaces 6 extend inwards and upwards from the bottom of the clamping device. in a vertical plane containing the centerline 4-4 and then run up and out again via a vertical section 7. The blocking cams 15 are located at the lower end of the sliding surfaces 8. This time the chain 17 is again shown on the left in Fig. 4B in a situation in which it can move freely through the tensioning device. On the right-hand side in Fig. 4B is again shown the situation in which the top part 19 of chain 18 has been wrapped around the lead-through part 22, so that one of the first links 20 is in blocking engagement with the blocking cams 15 so that the chain 18 cannot move downwards relative to the clamping device. Furthermore, another set of blocking lugs 31 can be observed spaced from the blocking lugs 15, measured along the sliding surfaces 8, which is unequal to the center-to-center distance of the first links. This reduces the stroke length between successive chain lock situations.

In de figuren 5A-C zijn op zeer schematische wijze enkele raamwerkvormige spaninrichtingen weergegeven, welke raamwerken respectievelijk een vierkant 32, een rechthoek 33 en een regelmatige vijfhoek 34 vormen. Op de hoekpunten van de raamwerken 32, 33 en 34 zijn meerdere spanelementen voorzien, zoals bijvoorbeeld in fig. 6 weergegeven is met de spanelementen 37a-e, die daar op het hoekpunt 35 van de raamwerkdelen 36 gelegen zijn. Opgemerkt wordt dat de figuur 6 een zeer schematische weergave betreft.Figures 5A-C show in a very schematic manner some frame-shaped tensioning devices, which frames form a square 32, a rectangle 33 and a regular pentagon 34, respectively. Several clamping elements are provided at the corner points of the frames 32, 33 and 34, as is shown, for example, in Fig. 6 with the tensioning elements 37a-e, which are located there at the corner point 35 of the frame parts 36. It is noted that figure 6 is a very schematic representation.

Van de hoekpunten van de in figuren 5A-C weergegeven raamwerken 32, 33, 34 gaan zeer schematisch weergegeven anker-lijnen uit naar daarmee verbonden ankers. Het op spanning brengen van de verschillende ankerlijnen en het daarmee in de verankerings-bodem doen penetreren van de daarmee verbonden ankers zal verderop aan de orde komen, waarbij teruggekomen zal worden op de in fig. 5B weergegeven opstelling.From the vertices of the frames 32, 33, 34 shown in Figures 5A-C, anchor lines are shown very schematically to anchors connected thereto. Tensioning the various anchor lines and penetrating the anchors connected thereto into the anchoring bottom will be discussed later, with reference being made to the arrangement shown in Fig. 5B.

Terugkerend naar fig. 6, waarin het hoekpunt 35 van een raamwerkvormige spaninrichting weergegeven is, zijn de kettingvormige ankerlijnen 38a-e ingevoerd door bijbehorende spanelementen 37a-e respectievelijk. De weergegeven situatie, waarin de eerste schalmen van de kettingen 38a-e in blokkerende aangrijping gebracht zijn met de spanelementen 37a-e respectievelijk, is in het onderhavige geval, waarbij zeer vele ankerlijnen gespannen moeten worden, van toepassing wanneer het op houdkracht brengen van alle ankers door middel van het gebruik maken van de spaninrichting voltooid is. Deze situatie treedt op na stap 1) van de eerder beschreven werkwijze volgens de uitvinding. Weergegeven zijn tevens de pendantlijnen 39a-e die verbonden zijn met de aan de ankers tegengestelde einden van de kettingen 38a-e. Door het aanhalen van de pendantlijnen 39a-e kunnen hier de kettingen 38a-e uit blokkerende aangrijping gebracht worden met de spanelementen 37a-e.Returning to Fig. 6, which shows the corner point 35 of a frame-like tensioning device, the chain-shaped anchor lines 38a-e are introduced by associated tensioning elements 37a-e, respectively. The situation shown, in which the first links of the chains 38a-e are brought into blocking engagement with the tensioning elements 37a-e respectively, applies in the present case, in which very many anchor lines have to be tensioned, when bringing all the force to hold anchors is completed by using the tensioning device. This situation occurs after step 1) of the previously described method according to the invention. Also shown are the pendant lines 39a-e connected to the ends of the chains 38a-e opposite the anchors. By tightening the pendant lines 39a-e, the chains 38a-e can here be brought out of blocking engagement with the tensioning elements 37a-e.

In fig. 6A en 6B is een spanelement 37a weergegeven dat geschikt is om met behulp van een bevestigingsplaat 51 op het hoekpunt 35 bevestigd te worden. De geleidingsoppervlakken 8 en 9 zijn door middel van twee zijplaten 52 verbonden met de plaat 51, waartussen een doorgang 3 bepaald is.Figures 6A and 6B show a clamping element 37a which is suitable for fixing to the corner point 35 by means of a mounting plate 51. The guiding surfaces 8 and 9 are connected by means of two side plates 52 to the plate 51, between which a passage 3 is defined.

In fig. 7 is een eindtoestand weergegeven van een geplaatst TLP, dat door middel van ankers verankerd is. Te zien is een semisubmersible 40, die zich ter hoogte van de waterspiegel 49 bevindt. Door de semi-submersible strekt zich naar beneden toe uit een buitenstelsel 41 naar een “kerstboomsamenstel" 42 ter plaatse van de verankeringsbodem 45. Recht onder de semi-submersible 40 bevindt zich een ballastraamwerk 46 op de verankeringsbodem. Dit ballas traamwerk 46 is door middel van treklijnen 47 verbonden met een daarboven gelegen spanraamwerk 33, dat op zijn beurt weer met de onderzijde van de semi-submersible 40 verbonden is door middel van een aantal hijslijnen 48. Op de hoekpunten van het spanraamwerk 33 bevinden zich, een aantal spanelementen, waarvan de blokkeerorganen in blokkerende aangrijping zijn met eerste schalmen van naar ankers voerende ankerkettingen, zoals de ankerketting 38a die leidt naar het in de verankeringsbodem 45 gepenetreerde anker 43. Het andere eind van de ankerketting 38a loopt over het spanelement 37a naar beneden toe en gaat vervolgens over in het benedeneind van een pen-dantlijn 39a, die voert naar een op de semi-submersible 40 voorziene trek- en vierinrichting. Verder is weergegeven de neuringlijn 44 voor het anker 43.Fig. 7 shows a final state of a placed TLP anchored by anchors. Shown is a semisubmersible 40, which is located at the level of the water surface 49. The semi-submersible extends downwardly from an outer assembly 41 to a "Christmas tree assembly" 42 at the anchoring bottom 45. Right below the semi-submersible 40 is a ballast frame 46 on the anchoring bottom. This ballas framework 46 is by means of of pulling lines 47 connected to a tensioning frame 33 situated above it, which in turn is connected to the underside of the semi-submersible 40 by means of a number of lifting lines 48. At the corner points of the tensioning frame 33 there are a number of tensioning elements, of which the blocking members in blocking engagement with first links of anchor chains leading to anchors, such as the anchor chain 38a leading to the anchor 43 penetrated in the anchor bottom 45. The other end of the anchor chain 38a extends downward over the tension element 37a and then passes in the lower end of a pin line 39a leading to a pull provided on the semi-submersible 40 and quadrant. Furthermore, the neuring line 44 for the anchor 43 is shown.

In fig. 7A is een detail weergegeven van de opstelling van fig. 7, ter plaatse van het hoekpunt 35 van het spanraamwerk 33. Te zien is daarin dat het boveneind van de treklijn 47 verbonden is met de onderzijde van het spanraamwerk 33, terwijl het spanraamwerk 33 aan zijn bovenzijde verbonden is met het ondereind van de hijslijn 48. In de figuren 7 en 7A zijn tevens spanbenen 50 van het TLP waar te nemen, die zich uitstrekken vanaf de semi-submersible 40 naar het spanraamwerk 33.Fig. 7A shows a detail of the arrangement of Fig. 7, at the corner point of the tensioning frame 33. It can be seen that the upper end of the pulling line 47 is connected to the underside of the tensioning frame 33, while the tensioning frame 33 is connected at its top to the lower end of the hoisting line 48. Figures 7 and 7A also show tensioning legs 50 of the TLP, which extend from the semi-submersible 40 to the tensioning frame 33.

Bij het op spanning brengen van de ankerlijnen en het daardoor doen penetreren van de ankers met behulp van de spaninrichting volgens de uitvinding, om de in fig. 7 weergegeven si tuatie te bereiken, kan men als volgt te werk gaan. Het spanraamwerk 33 wordt met het daarmee verbonden, daar beneden liggende ballas traamwerk 46 aan de hijslijnen 48 neergelaten vanaf de semi-sub-mersible 40. Hieraan voorafgaand heeft men de benodigde ankerlijnen reeds door de spanelementen van het spanraamwerk heengevoerd. Wanneer het ballastraamwerk 46 op de juiste plaats neergelaten is op de verahkeringsbodem 45, worden met behulp van een hulpvaartuig de diverse ankers aan hun neuringlijnen rondom de verankeringslokatie van de TLP verspreid neergelaten tot op de verankeringsbodem 45. Daarbij moet er op gelet worden dat de ankerlijnen niet zover door het spanraamwerk 33 heengetrokken worden dat de betreffende anker-lijnen niet meer in aangrijping gebracht kunnen worden met de betreffende blokkeerorganen. Vervolgens trekt men van de ankerlijnen die men het eerst tegen elkaar wil spannen daarna door manipulatie van hun pendantlijnen kan gezorgd worden dat de daarmee verbonden eindgedeelten van de betreffende ankerlijnen naar buiten toe en naar beneden vallen zodat hun eerste schalmen 20 in blokkerende aangrijping komen met de blokkeerorganen van de betreffende spanelementen.When tensioning the anchor lines and thereby penetrating the anchors with the aid of the tensioning device according to the invention, in order to achieve the situation shown in Fig. 7, one can proceed as follows. The tensioning frame 33 is lowered to the hoisting lines 48 from the semi-sub-mersible 40 with the associated ballas framework 46 lying below. The required anchor lines have already been passed through the tensioning elements of the tensioning frame. When the ballast frame 46 has been lowered in the correct position on the anchor bottom 45, the various anchors are lowered by means of an auxiliary vessel around their anchoring location around the TLP anchoring lines to the anchoring bottom 45. Care must be taken that the anchor lines not be pulled through the tensioning frame 33 so far that the respective anchor lines can no longer be brought into engagement with the relevant blocking members. Subsequently, one pulls from the anchor lines that one first wants to tension against each other, then by manipulating their pendant lines it can be ensured that the associated end parts of the anchor lines concerned fall outwards and fall down, so that their first links 20 engage in blocking engagement with the blocking members of the respective clamping elements.

Verwezen wordt nu naar fig. 5B. Het spanraamwerk 33 heeft daar vier hoekpunten a, b, c, d, op elk waarvan in dit schematische geval drie spanelementen aangebracht zijn, zodat met de klok mee gezien twaalf ankerlijnen waar te nemen zijn, namelijk a1, a2, a3, b1, b2, b3, c1, c2, c3, d1, d2 en d3. Het spannen kan nu zo uitgevoerd worden, dat eerst de ankerlijnen a1 en b3 tegen elkaar gespannen worden. De vertikale gedeelten van de geleidingsopper-vlakken van de betreffende spanelementen zijn bij dit spanraamwerk recht naar elkaar toegericht, dat wil zeggen dat de normalen daarvan in lijn liggen. Door manipulatie van de hijslijnen 48, die bijvoorbeeld met de hoekpunten verbonden zijn, kan hierbij het spanraamwerk rechtgehouden worden. Nadat een eerste keer het spanraamwerk 33 zover geheven is dat de treklijnen 47 gespannen zijn en het ballastraamwerk 46 van de verankeringsbodem 45 dreigt los te komen laat men het spanraamwerk 33 weer naar beneden zakken tot op het ballastraamwerk 46 en trekt men de ankerlijnen a1 en b3 weer strak door het inhalen van hun pendantlijnen. Vervolgens brengt men door manipulatie van de pendantlijnen de ankerlijnen a1 en b3 weer in aangrijping met de blokkeerorganen van de betreffende spanelementen en trekt men het spanraamwerk weer omhoog aan de hijslijnen, waarna de voorgaande procedure enige malen herhaald wordt totdat de voor het optrekken van het spanraamwerk benodigde krachten zo groot zijn, dat aangenomen kan worden dat de ankers voldoende gepenetreerd zijn. Dan, met het spanraamwerk 33 weer beneden op het ballas traamwerk 46, zorgt men door manipulatie van de pendantlijnen dat de ankerlijnen a1 en b3 uit aangrijpng met de blokkeerorganen van de betreffende spanelementen gebracht worden. Vervolgens kan men de ankerlijnen c1 en d3 aanpakken, of de lijnen a3 en dl, of bijvoorbeeld de lijnen a2, b2, c2 en d2. Duidelijk zal zijn dat vele spanvolgordes mogelijk zijn, alsook dat de aantallen tegen elkaar te spannen ankerlijnen gevarieerd kunnen worden. Belangrijk is dat volgende stellen ankerlijnen tegen elkaar gespannen kan worden zonder dat dit spannen beïnvloed wordt door reeds eerder gespannen ankerlijnen. Derhalve kunnen alle stellen tegen elkaar te spannen ankerlijnen met eenzelfde kracht gespannen worden.Reference is now made to Fig. 5B. The tensioning frame 33 there has four vertices a, b, c, d, each of which has three tensioning elements in this schematic case, so that twelve anchor lines can be observed clockwise, namely a1, a2, a3, b1, b2 , b3, c1, c2, c3, d1, d2 and d3. The tensioning can now be carried out in such a way that the anchor lines a1 and b3 are first tensioned against each other. The vertical parts of the guiding surfaces of the respective clamping elements are directed straight towards each other in this clamping frame, i.e. the normals thereof are in line. The tensioning frame can be kept straight by manipulation of the hoisting lines 48, which are for instance connected to the corner points. After the tensioning frame 33 has been raised for the first time that the pulling lines 47 are tensioned and the ballast frame 46 threatens to come loose from the anchoring base 45, the tensioning frame 33 is lowered again to the ballast frame 46 and the anchor lines a1 and b3 are drawn. tight again by overtaking their pendant lines. Then, by manipulating the pendant lines, the anchor lines a1 and b3 are re-engaged with the blocking members of the respective tensioning elements and the tensioning frame is pulled up again by the hoisting lines, after which the previous procedure is repeated several times until the tensioning frame is pulled up. the forces required are so great that it can be assumed that the anchors are sufficiently penetrated. Then, with the tensioning frame 33 again on the bottom of the ballas frame 46, manipulation of the pendant lines ensures that the anchor lines a1 and b3 are brought out of engagement with the blocking members of the respective tensioning elements. Then the anchor lines c1 and d3 can be tackled, or the lines a3 and d1, or for example the lines a2, b2, c2 and d2. It will be clear that many tensioning sequences are possible, as well as that the numbers of anchor lines to be tensioned against each other can be varied. It is important that the following sets of anchor lines can be tensioned against each other without this tensioning being influenced by previously tensioned anchor lines. Therefore, all sets of anchor lines to be tensioned against each other can be tensioned with the same force.

Nadat alle ankers gespannen zijn wordt het spanraamwerk gecentreerd boven het ballastraamwerk door de ankerlijnen zoveel als nodig aan hun pendantlijnen aan te halen en in aangrijping te brengen met de blokkeerorganen van de betreffende spanelementen. Vervolgens worden de spanbenen 50 vanaf de semi-submersible 40 neergelaten en ter plaatse van organen 53 in verbindende aangrijping gebracht met het spanraamwerk 33. (fig. 7, 7A). Daarna worden de spanbenen 50 vanaf de semi-submersible 40 op spanning gebracht, door het verhogen van het opdrijvende vermogen van de semi-submersible 40. Tijdens dit op spanning brengen zal het spanraamwerk 33 omhoog getrokken worden totdat een vertikaal krachteneven-wicht aanwezig is, waarbij de omhoog gerichte kracht die de spanbenen 50 op het raamwerk 33 uitoefenen in evenwicht is met de door de ankerlijnen ter plaatse van de spanelementen op het spanraamwerk 33 overgebrachte vertikale krachten en de door de treklijnen 47 op het spanraamwerk 33 uitgeoefende neerwaartsgerichte krachten. Door de rondom het spanraamwerk 33 verdeeld aangebrachte, door de ankerlij-nen gespannen ankers wordt daarbij tevens het spanraamwerk in horizontale richting op zijn plaats gehouden.After all the anchors have been tensioned, the tensioning frame is centered above the ballast frame by tightening the anchor lines to their pendant lines as much as necessary and engaging the blocking members of the respective tensioning elements. Then the clamping legs 50 are lowered from the semi-submersible 40 and brought into engagement with the clamping frame 33 at the location of members 53 (Fig. 7, 7A). Thereafter, the tension legs 50 are tensioned from the semi-submersible 40 by increasing the buoyancy of the semi-submersible 40. During this tensioning, the tension frame 33 will be pulled up until a vertical force balance is present, wherein the upward force exerted by the tensioning legs 50 on the frame 33 is in balance with the vertical forces transmitted to the tensioning frame 33 by the anchor lines at the location of the tensioning elements and the downwardly directed forces exerted by the pulling lines 47 on the tensioning frame 33. The anchors tensioned by the anchor lines distributed around the clamping frame 33 also hold the clamping frame in position in horizontal direction.

Opgemerkt wordt dat voor het verankeren van een TLP het niet altijd nodig hoeft te zijn dat een ballastraamwerk opgenomen wordt in de verankeringsopstelling. In dat geval, zoals ook bij een eenpuntsmeerinrichting (SPM) waarbij de spaninrichting met één hijslijn verbonden is met een nabij de waterspiegel gelegen boei, wordt de spaninrichting tijdens het spannen van de ankerlijnen steeds zover geheven totdat ofwel een situatie ontstaat waarin de op de ankers uitgeoefende trekkracht een te grote vertikale component heeft gekregen, ofwel de trekcapaciteit van de trekinrichting voor de hijslijnen benaderd wordt.It is noted that for anchoring a TLP it is not always necessary that a ballast frame is included in the anchoring arrangement. In that case, as with a single-point lubricator (SPM) where the tensioning device is connected with one hoisting line to a buoy located near the water surface, the tensioning device is always lifted so far during the tensioning of the anchor lines until either a situation arises in which the on the anchors tensile force has been given too great a vertical component, or the pulling capacity of the pulling device for the hoisting lines is approximated.

In fig. 8 is de eindsituatie weergegeven in het geval de spaninrichting wordt gebruikt in een SPM (Single Point Moo-ringsystem). De spaninrichting 60 kan hier uitgevoerd zijn als de in de fig. 1A, B, 2A, B of 3A, 3B, 3C, 4A, 4B getoonde spaninrichtingen. Een boei 63 zorgt ervoor dat de lijn 62 en de lijnen 68a-f op spanning zijn. De lijnen 68a-f lopen horizontaal gezien stervormig af vanaf de spaninrichting en zijn aan hun ene eind verbonden met in de verankeringsbodem 66 gepenetreerde ankers 67a-f. Lijn 62 is door de boei 63 heengevoerd naar de waterspiegel 65 en wordt daar bereikbaar gehouden voor het aanmeren van het schip door middel van drijvers 64. De boei 63 kan een veranderbaar opdrijvend vermogen hebben, zodat men de boei 63 na het doen penetreren van de ankers 67a-f langs de lijn 62 naar beneden kan laten zakken tot een eind onder de waterspiegel 65, om vervolgens het opdrijvende vermogen sterk te verhogen zodat de lijnen op de gewenste spanning komen.Fig. 8 shows the final situation in case the tensioning device is used in an SPM (Single Point Mapping system). Here, the tensioning device 60 can be designed as the tensioning devices shown in Figs. 1A, B, 2A, B or 3A, 3B, 3C, 4A, 4B. A buoy 63 ensures that line 62 and lines 68a-f are under tension. The lines 68a-f are horizontally star-shaped from the tensioning device and are connected at one end to anchors 67a-f penetrated in the anchoring bottom 66. Line 62 has been passed through the buoy 63 to the water surface 65 and is kept accessible there for mooring the ship by means of floats 64. The buoy 63 can have a variable buoyancy, so that the buoy 63 can be penetrated after the vessel has been penetrated. along the line 62, anchors 67a-f can drop down to a point below the water surface 65, and then greatly increase the buoyancy so that the lines reach the desired tension.

Opgemerkt wordt dat waar in de beschrijving gesproken wordt van een vertikale of horizontale uitstrekking, oriëntatie etc. van bepaalde onderdelen of van de spaninrichting, hiermee aan de ideale situatie tijdens gebruik gerefereerd wordt, waarbij natuurlijk beperkte afwijkingen van die situatie door schuine stand van de spaninrichting hieronder begrepen zijn.It is noted that where reference is made in the description to a vertical or horizontal extension, orientation etc. of certain parts or of the tensioning device, this refers to the ideal situation during use, whereby of course limited deviations from that situation due to the inclined position of the tensioning device included below.

Claims (25)

1. Spaninrichting voor het doorvoeren en spannen van tenminste één ankerlijn en het daarbij in verankeringsbodem doen penetreren van één of meerdere met één uiteinde van de ankerlijn verbonden ankers, omvattend tenminste één doorvoerorgaan voor doorvoer door de spaninrichting van de ankerlijn, waarbij het doorvoerorgaan geleidingsoppervlakken omvat voor geleiding van de ankerlijn, tijdens gebruik in een in hoofdzaak verticaal vlak, en tenminste een bij het doorvoerorgaan toegevoegd blokkeerorgaan, waarmee relatieve beweging van de spaninrichting langs de ankerlijn, in een richting van het anker af, verhindert kan worden, met het kenmerk, dat de spaninrichting een hartlijn (4-4) omvat die tijdens gebruik van de spaninrichting in hoofdzaak verticaal gericht is, en dat de spaninrichting verder omvat een aantal doorvoerorga-nen (2; 12; 22; 37a-e) voor evenzovele ankerlijnen (17, 18; 38a-e), welke öoorvoerorganen rondom de hartlijn verdeeld aangebracht zijn, waarbij de geleidingsoppervlakken (6) van elk doorvoerorgaan toegekeerde gedeelten (7) omvatten, die in hoofdzaak toegekeerd zijn naar overeenkomstige gedeelten van geleidingsoppervlakken van een of meerdere andere doorvoerorganen, alsmede verbindingsorganen (5) voor verbinding van de spaninrichting met tenminste één hijslijn (48), voor het tijdens gebruik uitoefenen van een vertikale kracht op de spaninrichting·Tensioning device for passing through and tensioning at least one anchor line and thereby penetrating one or more anchors connected to one end of the anchor line in the anchor bottom, comprising at least one feed-through member for passage through the tensioning device of the anchor line, the feed-through member comprising guide surfaces for guiding the anchor line, during use in a substantially vertical plane, and at least one blocking member added to the feed-through member, with which relative movement of the tensioning device along the anchor line, in a direction away from the anchor, can be prevented, characterized, that the tensioning device comprises a centerline (4-4) which is oriented substantially vertically during use of the tensioning device and that the tensioning device further comprises a number of feed-through members (2; 12; 22; 37a-e) for as many anchor lines (17 , 18; 38a-e), which feed-through members are arranged distributed around the center line, the guiding surfaces (6) of each lead-through member face portions (7), which face substantially to corresponding portions of guide surfaces of one or more other lead-through members, as well as connecting members (5) for connecting the tensioning device to at least one hoisting line (48), for applying a vertical force to the tensioning device during use 2. Spaninrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bij elk doorvoerorgaan (2; 12; 22) toegevoegde blokkeerorgaan (15; 31) zodanig aangebracht is dat dit blokkeerorgaan en de betreffende ankerlijn (17, 18) met elkaar in blokkerende aangrijping gebracht kunnen worden bij behoefte daaraan doch overigens vrije doorvoer van de ankerlijn over de geleidingsoppervlakken (6) toelaten in twee tegengestelde richtingen.Clamping device according to claim 1, characterized in that the blocking member (15; 31) associated with each feed-through member (2; 12; 22) is arranged such that this blocking member and the respective anchor line (17, 18) engage with each other in blocking engagement can be brought as required but otherwise allow free passage of the anchor line across the guide surfaces (6) in two opposite directions. 3. Spaninrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het bij elk doorvoerorgaan (2; 12; 22) toegevoegde blokkeerorgaan (15; 31) buiten de geleidingsoppervlakken (6) gele gen is en, in de gebruikssituatie samen met de geleidingsoppervlak-ken in een in hoofdzaak vertikaal vlak ligt.Clamping device according to claim 2, characterized in that the blocking member (15; 31) associated with each feed-through member (2; 12; 22) is located outside the guide surfaces (6) and, in use, together with the guide surfaces is in a substantially vertical plane. 4. Spaninrichting volgens conclusie 3, eet het kenmerk, dat het bij elk doorvoerorgaan toegevoegde blokkeeror-gaan (15; 31) zodanig aangebracht is dat dit in het verlengde ligt van de betreffende geleidingsoppervlakken (6).Clamping device according to claim 3, characterized in that the blocking member (15; 31) associated with each feed-through member is arranged such that it is in line with the respective guide surfaces (6). 5. Spaninrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het blokkeerorgaan (15) zodanig aangebracht is dat in de gebruikstoestand van de spaninrichting dit aansluit op het boveneind van de geleidingsoppervlakken (6).Clamping device according to claim 4, characterized in that the blocking member (15) is arranged such that, in the operating condition of the clamping device, it connects to the upper end of the guide surfaces (6). 6. Spaninrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat de spaninrichting uitgevoerd is voor gebruik bij een tenminste gedeeltelijk uit een ketting (17, 18; 38a-e) bestaande ankerlijn, dat de geleidingsoppervlakken (6) bestaan uit glijvlakken (8) voor geleiding van tijdens gebruik met hun dwars op hun hoofdvlak staande derde hoofdas in een in hoofdzaak horizontaal vlak liggende eerste schalmen (20) en een tussen de glijvlakken gelegen gleuf (9) voor geleiding van de tussenliggende, tijdens gebruik in een in hoofdzaak verticaal vlak liggende tweede schalmen (21), waarbij de geleidingsoppervlakken uitlopen in het blokkeerorgaan, dat twee uitstekende blokkeer nokken (15; 31) omvat voor blokkering van één van de eerste schalmen.Tensioning device according to claim 3, 4 or 5, characterized in that the tensioning device is designed for use with an anchor line consisting at least partly of a chain (17, 18; 38a-e), that the guide surfaces (6) consist of sliding surfaces (8) for guiding during use with their third main axis transverse to their major plane in a substantially horizontal plane first links (20) and a slot (9) located between the sliding planes for guiding the intermediate ones, during use in a second links (21) lying substantially vertically flat, the guide surfaces extending into the blocking member, which comprises two protruding blocking cams (15; 31) for blocking one of the first links. 7. Spaninrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat van elk doorvoerorgaan de normaal op de toegekeefde gedeelten van de geleidingsoppervlakken (6) de hartlijn (4-4) snijdt.Clamping device according to one of Claims 1 to 6, characterized in that the center line (4-4) of each feed-through member intersects normally on the indicated portions of the guide surfaces (6). 8. Spaninrichting volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de spaninrichting een aantal losmakelijk samen te voegen spanelementen (2; 12; 37a-e) omvat, die elk een doorvoerorgaan met bijbehorend blokkeerorgaan omvatten;Clamping device according to any one of claims 1-7, characterized in that the clamping device comprises a number of clamping elements (2; 12; 37a-e) that can be loosely assembled, each of which comprises a feed-through member with associated blocking member; 9. Spaninrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de spanelementen (2; 12) ter plaatse van de hartlijn (4-4) samengevoegd zijn in een stervormige opstelling.Clamping device according to claim 7, characterized in that the clamping elements (2; 12) are joined together in a star-shaped arrangement at the location of the centerline (4-4). 10. Spaninrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de spanelementen (2; 12; 37a-e) scharnierbaar bevestigd zijn op een centraal deel (10; 32, 33, 34) van de spaninrichting, voor rotatie in een in hoofdzaak vertikaal vlak.Clamping device according to claim 8 or 9, characterized in that the clamping elements (2; 12; 37a-e) are hingedly mounted on a central part (10; 32, 33, 34) of the clamping device, for rotation in an essentially vertically flat. 11. Spaninrichting volgens een der conclusies 1-8, et het kenaerk, dat de spaninrichting kroonvormig uitgevoerd is, waarbij een eindgedeelte (27), dat tijdens gebruik van de spaninrichting bovengelegen is, ter plaatse van de hartlijn (4-4) voorzien is van een verbindingsorgaan (5) voor een hijslijn, dat de doorvoerorganen (22) aan de binnenkant van een om de hartlijn lopend ringvormig deel (29) aangebracht zijn, dat op afstand langs de hartlijn beneden het eindgedeelte gelegen is en door middel van stijlen (28) verbonden is met eindgedeelte, waarbij de stijlen in tangentiale richting van de kroonvormige spaninrichting doorvoer-ruimtes (30) begrenzen die met de doorvoerorganen in een zelfde verticaal vlak gelegen zijn en een doorvoermogelijkheid voor de an-kerlijnen (17, 18) bieden van binnen de spaninrichting naar buiten toe.Clamping device according to any one of claims 1-8, characterized in that the clamping device is designed in a crown-shaped manner, wherein an end portion (27), which is located above during use of the clamping device, is provided at the location of the center line (4-4) of a hoisting line connector (5), the feedthroughs (22) disposed on the inside of an annular portion (29) extending about the centerline spaced along the centerline below the end portion and by posts ( 28) is connected to the end section, wherein the posts tangentially define the lead-through spaces (30) in the crown-shaped clamping device which are situated in the same vertical plane with the lead-through members and offer a passage for the anchor lines (17, 18) of inside the clamping device. 12. Spaninrichting volgens één der conclusies 1-8, et het kenaerk, dat de doorvoerorganen (37a-e) met hun bijbehorende blokkeerorganen aangebracht zijn op een om de hartlijn lopend raamwerk (32; 33; 34).Clamping device according to any one of claims 1-8, characterized in that the feed-through members (37a-e) with their associated blocking members are arranged on a frame (32; 33; 34) running around the axis. 13. Spaninrichting volgens conclusie 12, «et het kenaerk, dat het raamwerk (32; 33; 34) een veelhoek is met op de hoekpunten (35) één of meerdere doorvoerorganen (37a-e) met bijbehorend blokkeerorgaan.Tensioning device according to claim 12, characterized in that the frame (32; 33; 34) is a polygon with at the corner points (35) one or more feed-through members (37a-e) with associated blocking member. 14. Spaninrichting volgens conclusie 13, «et het kenaerk, dat het raamwerk (32; 33; 34) een regelmatige veelhoek is.14. Tensioning device according to claim 13, characterized in that the frame (32; 33; 34) is a regular polygon. 15. Spaninrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door vernindingsorganen (14), voor verbinding met een ballastorgaan.Clamping device according to any one of the preceding claims, characterized by cross-linking members (14) for connection to a ballast member. 16. Spaninrichting volgens een der voorgaande conclusies, aet het kenaerk, dat de geleidingsoppervlakken (6) een bochtvormig verloop hebben, waarbij in de buitenbocht daarvan de toegekeerde gedeelten (7) gelegen zijn.Clamping device according to one of the preceding claims, characterized in that the guiding surfaces (6) have a bend-like shape, the turned parts (7) of which are located in the outer bend thereof. 17. Werkwijze voor het op spanning brengen van een aantal tegenliggende ankerlijnen en het daarbij in verankeringsbo-dem doen penetreren van een aantal met eerste uiteinden van de anker lijn verbonden ankers, gekenmerkt door a) het doorvoeren van de te spannen ankerlijnen door de daarvoor bestemde doorvoerorganen van de spaninrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de ankerlijnen aan hun tweede uiteinde verlengd zijn door middel van pendantlijnen; b) het uitbrengen van de ankers naar respectievelijke plaatsen die om de te bereiken locatie van de spaninrichting verdeeld gelegen zijn; c) het aan de hijslijn(en) zover mogelijk neerlaten van de spaninrichting; d) het aantrekken van de pendantlijnen van een eerste aantal ankerlijnen waarvan de daarmee verbonden ankers telkens ten opzichte van elkaar aan weerszijden liggen van een betreffend vlak dat de hartlijn van de spaninrichting in neergelaten toestand omvat, waarbij de ankerlijnen in aangrijping gebracht worden met hun betreffende doorvoerorgaan; e) het in aangrijping brengen van de aangetrokken ankerlijnen met de bijgevoegde blokkeerorganen; f) het omhoogtrekken van de spaninrichting door het trekken aan de met de spaninrichting verbonden hijslijn(en), waardoor de met het eerste aantal ankerlijnen verbonden ankers naar elkaar toegetrokken worden en zullen penetreren in de verankeringsbodem; g) het laten vieren van de hijslijn(en) om de spaninrichting zover mogelijk te laten zakken, h) het uit aangrijping met de blokkeerorganen brengen van het eerste aantal ankerlijnen en het aantrekken van de pendantlijnen daarvan; i) het een aantal malen herhalen van de stappen e)-g) tot de betreffende ankers gepenetreerd zijn om een voldoende houdkracht te leveren; j) het uit aangrijping met de blokkeerorganen brengen van de gespannen ankerlijnen; k) het boven de juiste plaats aanbrengen van de spaninrichting door het afwisselend aanhalen van de pendantlijnen; en 1. het straktrekken van de behandelde ankerlijnen en het in aan- grijping brengen daarvan met de bijbehorende blokkeerorganen.Method for tensioning a number of opposing anchor lines and thereby penetrating in an anchoring bottom a number of anchors connected to the first ends of the anchor line, characterized by a) passing the anchor lines to be tensioned through the appropriate ones clamping device feed-through members according to any one of the preceding claims, wherein the anchor lines are extended at their second end by means of pendant lines; b) deploying the anchors to respective locations distributed around the location of the tensioning device to be reached; c) lowering the tensioning device as far as possible on the hoisting line (s); d) attracting the pendant lines of a first number of anchor lines, the anchors of which are connected thereto, respectively, lie opposite each other on a respective plane comprising the center line of the tensioning device in the lowered position, the anchor lines being engaged with their respective transit body; e) engaging the attracted anchor lines with the attached blocking members; f) pulling up the tensioning device by pulling the hoisting line (s) connected to the tensioning device, whereby the anchors connected to the first number of anchor lines are pulled together and will penetrate into the anchoring bottom; g) allowing the hoisting line (s) to lower to the extent possible, h) bringing the first number of anchor lines out of engagement with the blocking members and attracting the pendant lines thereof; i) repeating steps e) -g) a number of times until the respective anchors have penetrated to provide a sufficient holding force; j) bringing the tensioned anchor lines out of engagement with the blocking members; k) arranging the tensioning device above the correct position by alternately tightening the pendant lines; and 1. Tightening the treated anchor lines and engaging them with the associated blocking members. 18. Werkwijze volgens conclusie 17r gekenmerkt door het na stap j) herhalen van de stappen d)-j) voor één of meerdere volgende aantallen ankerlijnen.Method according to claim 17r, characterized by repeating steps d) -j) after step j) for one or more subsequent numbers of anchor lines. 19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, gekenmerkt door het bevestigen van een opdrijvend lichaam aan de hijslijn of de hijslijnen en het verplaatsen van het opdrijvende lichaam daarlangs naar de spaninrichting toe, teneinde de spaninrichting door de opdrijvende kracht naar boven getrokken te laten worden en daarmee de ankerlijnen op spanning te brengen.Method according to claim 17 or 18, characterized by attaching a floating body to the hoisting line or hoisting lines and moving the floating body along it to the tensioning device, so that the tensioning device is pulled upwards by the lifting force and thereby tensioning the anchor lines. 20. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het opdrijvende lichaam bestaat uit een boei, die door middel van een een spanverbinding vormende hijslijn verbonden is met de spaninrichting en na het verplaatsen langs de hijslijn op het gewenste opdrijvende vermogen gebracht wordt.Method according to claim 19, characterized in that the floating body consists of a buoy, which is connected to the tensioning device by means of a hoisting line forming a clamping connection and is brought to the desired buoyancy after moving along the hoisting line. 21. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de spaninrichting uitgevoerd is als raamwerk en door middel van meerdere hijslijnen verbonden is met een TLP als opdrijvend lichaam, waarbij na het in voldoende mate doen penetreren van de ankers in de verankeringsbodem de spaninrichting verbonden wordt met de benedenuiteinden van de een spanverbinding vormende spanbenen van het TLP en door het spannen van de spanbenen de spaninrichting naar boven getrokken wordt om daarmee de ankerlijnen op spanning te brengen.Method according to claim 19, characterized in that the tensioning device is designed as a frame and is connected by means of several lifting lines to a TLP as a floating body, wherein after tensioning the anchors in the anchoring bottom, the tensioning device is connected with the lower ends of the clamping legs of the TLP forming a clamping connection and by tensioning the clamping legs, the clamping device is pulled upwards in order to tension the anchor lines. 22. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat met behulp van een of meer treklijnen een ballastor-gaan op afstand onder de spaninrichting bevestigd wordt voorafgaande aan het uitvoeren van stap c), dat het ballastorgaan tijdens stap c) tot op de verankeringsbodem neergelaten wordt, dat stap f) uitgevoerd wordt totdat het ballastorgaan mee omhoog komt, en dat het spannen van de spanverbinding plaats vindt onder het op de verankeringsbodem houden van het ballastorgaan.A method according to claim 20 or 21, characterized in that a ballast member is mounted remotely under the tensioning device by means of one or more pulling lines before performing step c), that the ballast member during step c) up to the anchoring bottom is lowered, that step f) is carried out until the ballast member comes up with it, and that the tensioning of the clamping connection takes place while the ballast member is held on the anchoring bottom. 23. Samenstel gekenmerkt door een TLP (40) en een spaninrichting (33) volgens een der conclusies 1-16, waarbij de spaninrichting bevestigd is aan het benedeneind van de spanbenen (50) van het TLP en door middel van meerdere, zich rondom en vanaf de spaninrichting uitstrekkende ankerlijnen (38a) verbonden is met in een verankeringsbodem (45) gepenetreerde ankers (43).An assembly characterized by a TLP (40) and a tensioning device (33) according to any one of claims 1 to 16, wherein the tensioning device is attached to the lower end of the tensioning legs (50) of the TLP and by several, all around anchor lines (38a) extending from the tensioning device are connected to anchors (43) penetrated in an anchoring bottom (45). 24, Samenstel gekenmerkt door een boei (63) en een spaninrichting (60) volgens een der conclusies 1-16, waarbij de spaninrichting bevestigd is aan het benedeneind van een zich in hoofdzaak vertikaal uitstrekkende meerlijn (62) die gespannen is door de boei (63) die op en hoger gelegen plaats bevestigd is aan de meerlijn (62) en waarbij de spaninrichting door middel van meerdere, zich rondom en vanaf de spaninrichting uitstrekkende anker-lijnen (68a-f) verbonden is met in een verankeringsbodem (66) gepenetreerde ankers (67a-f).24, Assembly characterized by a buoy (63) and a tensioning device (60) according to any one of claims 1-16, wherein the tensioning device is attached to the lower end of a substantially vertically extending mooring line (62) tensioned by the buoy ( 63) which is attached at a higher position to the mooring line (62) and wherein the tensioning device is connected by means of several anchor lines (68a-f) extending around and from the tensioning device to penetrated into an anchoring bottom (66) anchors (67a-f). 25. Samenstel volgens conclusie 23 of 24, gekenmerkt door een ballastorgaan (46) dat met behulp van treklijnen (47) verbonden is met de daarbovengelegen spaninrichting (33) en gelegen is op de verankeringsbodem (45).Assembly as claimed in claim 23 or 24, characterized by a ballast member (46) which is connected by means of pulling lines (47) to the tensioning device (33) located above it and located on the anchoring bottom (45).
NL8901128A 1989-05-03 1989-05-03 ANCHOR LINE TENSIONING DEVICE AND METHOD FOR USING THE SAME NL8901128A (en)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8901128A NL8901128A (en) 1989-05-03 1989-05-03 ANCHOR LINE TENSIONING DEVICE AND METHOD FOR USING THE SAME
GB9010032A GB2232946A (en) 1989-05-03 1990-05-03 Device for tensioning multiple anchor chains
NO90901968A NO901968L (en) 1989-05-03 1990-05-03 TIGHTENING FOR ANCHORLINES AND PROCEDURES USING THIS.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8901128A NL8901128A (en) 1989-05-03 1989-05-03 ANCHOR LINE TENSIONING DEVICE AND METHOD FOR USING THE SAME
NL8901128 1989-05-03

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8901128A true NL8901128A (en) 1990-12-03

Family

ID=19854600

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8901128A NL8901128A (en) 1989-05-03 1989-05-03 ANCHOR LINE TENSIONING DEVICE AND METHOD FOR USING THE SAME

Country Status (3)

Country Link
GB (1) GB2232946A (en)
NL (1) NL8901128A (en)
NO (1) NO901968L (en)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102017128906B3 (en) * 2017-12-05 2019-02-28 Thiele Gmbh & Co. Kg Containeraufhängevorrichtung

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3620181A (en) * 1969-07-02 1971-11-16 North American Rockwell Permanent ship mooring system
US4305341A (en) * 1979-10-09 1981-12-15 Chicago Bridge & Iron Company Spindle moored ship
NL8105294A (en) * 1981-11-23 1983-06-16 Haak Rob Van Den METHOD FOR TENSIONING AN ANCHOR LINE, IN PARTICULAR FOR TESTING AN ANCHOR, AND AN APPARATUS FOR IMPLEMENTING THE METHOD INCLUDING, IN PARTICULAR, A CABLE OR CHAIN TENSIONER.
GB2127129A (en) * 1982-09-18 1984-04-04 Wheway Watson Holdings Limited Chain shortening/connecting
FR2556435B1 (en) * 1983-12-12 1991-05-17 Breeze Eastern Corp CHAIN, ESPECIALLY FOR GROUND ANCHORING
US4727819A (en) * 1984-04-24 1988-03-01 Amtel, Inc. Single line mooring system
WO1989003786A1 (en) * 1987-10-27 1989-05-05 Brupat Limited Tensioning device

Also Published As

Publication number Publication date
NO901968D0 (en) 1990-05-03
NO901968L (en) 1990-11-05
GB2232946A (en) 1991-01-02
GB9010032D0 (en) 1990-06-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3527319A (en) Safety net
EP0387267B1 (en) Tensioning device
NL8105294A (en) METHOD FOR TENSIONING AN ANCHOR LINE, IN PARTICULAR FOR TESTING AN ANCHOR, AND AN APPARATUS FOR IMPLEMENTING THE METHOD INCLUDING, IN PARTICULAR, A CABLE OR CHAIN TENSIONER.
US5519921A (en) Mobile rope cleat
NL8901128A (en) ANCHOR LINE TENSIONING DEVICE AND METHOD FOR USING THE SAME
US10793230B2 (en) Method and an arrangement for removing stretch in polyester mooring lines with an inline tensioner
US4372706A (en) Emergency cable gripper
CN1295449C (en) Stopping means
US20010035119A1 (en) Sliding shoe fairlead with an integrated chain stopper
US6068318A (en) Clamp for conveyor belts
RU98102357A (en) LOCKING AND HOLDING DEVICE FOR CHAIN OR ROPE
US3992048A (en) Belt chain sling
US5829810A (en) Hoisting link device
GB2319509A (en) Trunnion connection for lifting spreader
US3673646A (en) Chain hook
EP0550434A1 (en) Cable guide for hoisting devices
GB2343667A (en) Arrangements for recovering an anchor mooring line with or without its associated anchor
AU740976B2 (en) An improved clamp for conveyor belts
SU1219958A1 (en) Bed for testing slings
US10710845B2 (en) Method of handing over a load, and an arrangement to hand over a load
SU1399250A2 (en) Device for engaging thin-sheet material
GB2368329A (en) Removable suction anchor
WO2023211285A1 (en) Chain tensioners for mooring of offshore floating structures
SU1278527A1 (en) Device for securing wire rope with crimp
US3025972A (en) Hoisting apparatus and systems

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed