NL8900772A - Stelsel voor het binden van katernen en inrichting voor het verwerken van gebonden katernen. - Google Patents

Description

Stelsel voor het binden van katernen en inrichting voor het verwerken van gebonden katernen.

De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het binden van katernen omvattende verscheidene oplegpunten gevolgd door tenminste een controlepunt.

Een dergelijke inrichting is in de stand der techniek algemeen bekend en daarbij wordt bij de verschillende oplegpunten steeds een katern toegevoegd. Om na te gaan of alle katernen inderdaad ingebracht zijn, is na het oplegpunt voor het laatste katern een controlepunt aanwezig, dat de totale dikte van het zo verkregen drukwerk controleert. Indien dit niet aan de daarvoor gestelde eisen voldoet, wordt het drukwerk afgevoerd. Dit stelsel heeft als nadeel dat, indien reeds bij de eerste oplegpunten een fout gemaakt wordt, bij de andere oplegpunten desondanks katernen toegevoegd worden terwijl reeds bekend is, dat het betreffende drukwerk afgevoerd zal worden. Dit betekent, dat onnodig papier verspild wordt.

Doel van de uitvinding is dit nadeel te vermijden. Dit nadeel wordt bij het hierboven beschreven stelsel vermeden doordat na elk oplegpunt een controlepunt aangebracht is. Door het na elk oplegpunt direkt controleren of het katern juist aangebracht is, kan direkt ingegrepen worden en wordt onnodige verspilling van papiermateriaal voorkomen.

Reeds lange tijd bestaat de wens tijdschrifen geïndividualiseerd toe te kunnen leveren, d.w.z. dat elk tijdschift of bepaalde groepen tijdschriften worden aangepast aan de behoefte van de betreffende lezer. Dit betekent, dat bepaalde katernen al dan niet in bepaalde oplegpunten ingevoegd worden. Volgens een voorkeursuitvoering is het met het hierboven beschreven stelsel in combinatie met een elektronische centrale verwerkingseenheid mogelijk steeds aan elk opbrengpunt de opdracht te geven al dan niet een katern toe te voegen en dit direkt te controleren door het daarna geplaatste controlepunt.

Omdat het aantal verschillende combinaties en de doorloopsnelheid van drukwerken in een dergelijk stelsel verhoudingsgewijs groot is, is het noodzakelijk om snel een groot aantal gegevens met de centrale verwerkingseenheid uit te kunnen wisselen. Hiervoor zijn een krachtige, snelle en bijgevolg relatief dure verwerkingseenheid en communicatie-inrichtingen noodzakelijk.

Om het aantal uit te wisselen gegevens te beperken, is volgens een van voordeel zijnde uitvoering elk oplegpunt en het daarbij behorende controlepunt van een elektronische stuureenheid voorzien. Daardoor behoeft de gegevensuitwisseling tussen het controlepunt en het bijbehorende oplegpunt niet meer via de centrale verwerkingseenheid plaats te vinden. Indien bovendien de stuureenheid een geheugeneenheid omvat, kan de centrale verwerkingseenheid bloksgewijs groepen coderingen aan elke stuureenheid toevoeren. Hiermee kan een aanzienlijke ontlasting van de centrale verwerkingseenheid worden bereikt, waardoor de omvang en bijgevolg de kosten hiervan worden gereduceerd. Door vermindering van de gegevenstransportsnelheid kan voorts met minder dure communicatiefacili-teiten worden volstaan.

Vaak is de volgorde waarin de gegevens aan de centrale verwerkingseenheid toegevoerd worden, niet hetzelfde als de volgorde waarin de geïndividualiseerde tijdschriften aan de verzender afgeleverd moeten worden. Een voorbeeld daarvan is verzending per post. Daarbij wordt ernaar gestreefd de drukwerken volgens postcodebundel en niet volgens alfabetische volgorde, zoals de betreffende gegevens aan de centrale verwerkingseenheid worden toegevoerd, te sorteren.

Om een dergelijke omwerking van ingebrachte gegevens te verwezenlijken, is de centrale verwerkingseenheid volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van middelen voorzien om de ingebrachte gegevens te hergroeperen. Met de hierboven beschreven inrichting is het niet alleen mogelijk oplegpunten te sturen, maar eveneens andere inrichtingen, zoals een afdruk-inrichting. Zo is het mogelijk in tijdschriften bij het opleggen van de verschillende katernen op de gebruiker individueel afgestemde informatie af te drukken.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting omvattende een stelsel voor het binden van katernen, zoals hierboven beschreven alsmede een bandeer- en vouwlijn, waarbij tussen het stelsel en de bandeer- en vouwlijn een voorraadbuffer aangebracht is. Een dergelijke voorraadbuffer is noodzakelijk indien met twee verschillende stelsels gewerkt wordt om verschillen door het niet volledig synchroon lopen van beide stelsels op te kunnen vangen. Daarbij bestaat echter het probleem, dat pas in de bandeer- en vouwinrichting de tijdschriften van naam en adres voor de eindgebruiker voorzien worden. Indien het geïndividualiseerde drukwerken betreft, is het noodzakelijk, dat bij de bandeer- en vouwinrichting bekend is welk tijdschrift voor welke eindgebruiker bestemd is.

Indien in de voorraadbuffer een drukwerk verloren zou gaan, zou een onjuiste volgorde kunnen ontstaan waardoor foutief adresseren plaats vindt. Om dit te voorkomen, is volgens de uitvinding erin voorzien, dat een gebonden drukwerk van een daarvoor typische codering voorzien is en dat bij de bander- en vouwlijn middelen aanwezig zijn voor het uitlezen van die codering. Deze codering kan in het bijzonder omvatten, dat de nietjes waarmee de katernen gebonden worden van een bepaalde magnetische N-Z-oriëntatie voorzien zijn. Door het lezen van deze N-Z-oriëntatie door de bandeer- en vouwinrichting kan op eenvoudige wijze bepaald worden welk specifiek drukwerk behandeld wordt. Hoewel het aantal combinatiemogelijkheden bij een dergelijke uitvoering beperkt is, is dit niet van belang, omdat het slechts noodzakelijk is de drukwerken, aanwezig in de voorraadbuffer, van elkaar te kunnen onderscheiden en dit aantal zal verhoudingsgewijs beperkt zijn.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.

Daarbij toont:

Fig. 1 schematisch de opbouw van een tijdschrift te vervaardigen volgens de uivinding en fig. 2 een blokdiagram van het stelsel volgens de uitvinding.

In fig. 1 is schematisch de opbouw van een tijdschrift weergegeven. Dit wordt opgebouwd uit katernen 1,2,3 en een omslag 1', die met elkaar verbonden worden door nieten 4. Dergelijke katernen worden door de drukker aan de binderij in stapels toegevoerd. In zogenaamde oplegpunten worden de katernen over elkaar aangebracht. Het is ook mogelijk de karternen naast elkaar liggend aan te brengen. Daarna worden deze geniet en gebundeld.

In fig. 2 is het stelsel volgens de onderhavige uitvinding in blokvorm weergegeven. De hierboven beschreven oplegpunten zijn aangegeven met 5,6,7 en 8. Begrepen moet worden, dat meer van dergelijke oplegpunten aanwezig kunnen zijn. Achter de oplegpunten is een nietmachine 9 geschakeld. Daarop volgt een afvoer 10 voor foutieve produkten, gevolgd door een snijmachine 11 voor het snijden van het samenstel van katernen. Daarna volgt een voorraadbuffer 12 waarachter een bandeer- en vouwlijn 13 geschakeld is. De daarvan afkomstige produkten worden aan een kruislegger 14 toegevoerd en met 38 is het uitgangsprodukt, bestaande uit bundels, weergegeven. Tussen de oplegpunten 7 en 8 is een afdrukeenheid 15 geschakeld. Na elk oplegpunt 5,6,7,8 is een controlepunt aangegeven met resp. ]6,17, 18 en 19 aangebracht. Met 20 is een controlepunt voor het binnentreden in de nietmachine 9 aangegeven.

De oplegpunten/controlepunten zijn elk voorzien van een eigen intelligentie, in de vorm van een elektronische stuureenheid. De stuureen- heid voor oplegpunt 5 en controlepunt 16 is aangegeven met 21, die voor oplegpunt 6 met 22, voor oplegpunt 7 met 23 en voor oplegpunt 8 met 24. Controlepunt 20, nietmachine 9 en afvoer 10 voor foutieve produkten worden door stuureenheid 25 gestuurd. Bij de afdrukeenheid 15 zijn twee controlepunten 26 en 27 aanwezig, gestuurd door dubbel uitgevoerde stuureenheid 29. Behalve de verbinding tussen de stuureenheden en de oplegpunten/ controlepunten resp. printer, nietmachine en afvoer, staan de hierboven genoemde stuureenheden via een netwerk 30 in verbinding met een elektronische verwerkingseenheid 31. De elektronische verwerkings eenheid 31 is op zijn beurt via netwerk 28 verbonden met de verwerkingseenheid 32, die voorzien is van een ingang 33. Vanzelfsprekend kunnen verscheidene verwerkingseenheden als 31 met verwerkingseenheid 32 verbonden worden. Verwerkingseenheid 31 is via netwerk 30 bovendien verbonden met een elektronische stuureenheid 34 voor de bandeer- en vouwlijn 13 en met controlepunt 35 geschakeld achter voorraadbuffer 12. Na de bandeer- en vouwlijn is een controlepunt 36 aanwezig, gestuurd gestuurd door stuureenheid 37.

Een wijze waarop het hiervoor beschreven stelsel kan werken, is als volgt:

Het hierboven getoonde stelsel wordt gebruikt voor het individual! seren van bijvoorbeeld tijdschriften. Dit betekent, dat niet alle kar- ternen in elk tijdschrift aanwezig zijn.

Bepaalde lezers of lezersgroepen worden wel van een bepaald katern voorzien en anderen niet. Als voorbeeld wordt hier gekozen voor een geïndividualiseerd tijdschrift waarbij katern 1, afgegeven door oplegpunt 7, niet ingevoegd moet worden en waarbij bovendien gedrukte informatie afgestemd op uitsluitend de lezer van dat tijdschrift opgebracht moet worden. De verzameling van dergelijke gegevens wordt aan ingang 33 van de verwerkingseenheid 32 ingebracht. Deze gegevens kunnen bijvoorbeeld op alfabetische volgorde gerangschikt zijn. Omdat het voor verzending per post vaak wenselijk is niet te sorteren naar alfabetische volgorde, maar volgens postcodebundels, worden de aan de verwerkingseenheid 32 toegevoerde gegevens opnieuw gerangschikt volgens wenselijke postcode.

De zo verkregen gegevens worden aan verwerkingseenheid 31 toegevoerd. De ingang 33 en eenheden 31, 32 kunnen tot een enkele niet-afgeheelde inrichting gecombineerd zijn. Deze verwerkingseenheid levert aan de stuureenheden 21-25,29,34,37 in gecodeerde vorm groepen van gegevens betreffende een aantal (bijvoorbeeld tien) te vervaardigen tijdschriften. Door een passende codering kan elke stuureenheid dat deel van de gegevens opnemen, dat van belang is. Elke stuureenheid is van een geheugen voorzien voor het opslaan van de van belang zijnde gegevens.

Bij het opstarten van het stelsel wordt in oplegpunt 5, gestuurd door stuureenheid 21, katern 3 afgegeven. In controlepunt 16 wordt nagegaan of dit inderdaad geschied is. Indien dit juist is, wordt katern 3 zonder verdere bijzondere stappen verplaatst naar oplegpunt 6 waar katern 2 gestuurd door stuureenheid 22 daarop aangebracht wordt. Controlepunt 17, eveneens gestuurd door stuureenheid 22, controleert vervolgens of katern 2 opgelegd is. Als dit juist is, wordt het zo gevormde tijdschriftdeel naar oplegpunt 7 verplaatst.

Zoals hierboven beschreven, dient het onderhavige tijdschrift niet van katern 1 voorzien te worden, dat door oplegpunt 7 afgegeven kan worden. Door stuureenheid 23 wordt oplegpunt 7 zodanig gestuurd, dat geen afgifte van katern 1 plaatsvindt. Dit wordt weer gecontroleerd in controlepunt 18. Vervolgens wordt het tijdschriftdeel bestaande uit de katernen 2 en 3 naar printer 15 verplaaatst. Daar wordt met twee verschillende koppen 26,27 gestuurd door stuureenheid 2S informatie in een van de katernen gedrukt. Vervolgens wordt het tijdschriftdeel naar oplegpunt 8 bewogen waar gestuurd door stuureenheid 24, omslag 1' aangebracht wordt. Dit wordt weer gecontroleerd door controlepunt 19. Vervolgens wordt het thans volledige tijdschrift naar de nietmachine 9 bewogen, maar voor het binnentreden daarin nogmaals gecontroleerd op totale dikte en juist op elkaar liggen van de katernen bij controlepunt 20. In nietmachine S worden drie nietjes 4 aangebracht.

Op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze worden deze nietjes zodanig aangebracht, dat deze een bepaalde magnetische oriëntatie hebben, die in fig. 1 schematisch afgebeeld is. Dit kan door het manipuleren van vooraf gemagnetiseerde nietjes uitgevoerd worden, naai-ook door het ter plaatse magnetiseren. De oriëntatie van de nietjes wordt gestuurd door stuureenheid 25. Indien tot controlepunt 20 geen fout opgetreden is, kan het tijdschrift onbelemmerd voorbij afvoer 10 voor foutieve produkten bewogen worden en in snijmachine 11 gelijk gesneden worden. Omdat de bandeer- en vouwlijn 13 onafhankelijk vrerkt van het hiervoor beschreven deel van het stelsel is tussen dit eerste deel van het stelsel en de bandeer- en vouwlijn 13 een voorraadhuifei 12 aanwezig. In controlepunt 35 wordt, zoals hierboven beschreven, nagegaan of tussen nietmachine 9 en dit controlepunt op enigerlei wijze tijdschriften verloren gegaan zijn. Stuureenheid 34 verwerkt deze gegevens.

Op de bandeer- en vouwlijn 13 worden na het weer invividualiseren van het tijdschrift via controlepunt 35 en stuureenheid 34 gestuurd door deze stuureenheid de wikkel met de naam en het adres van de betreffende eindgebruiker opgebracht. Na bandeer- en vouwlijn 13 vindt in conttole- punt 36 verdere controle plaats. Daarna wordt gestuurd door stuureenheid 37, het tijdschrift op de kruisleger 14 aangebracht en bij 15 tot bundels verzameld.

Vervolgens zal beschreven worden hoe het stelsel werkt indien ergens fouten optreden. De eerst mogelijke fout, die besproken zal worden, is die waarbij het hierboven beschreven voorbeeld in oplegpunt 7 in tegenstelling tot de aan de stuureenheid 23 toegevoerde codering wel een katern 1 opgelegd wordt. In dat geval zal controlepunt 18 constateren, dat een katern toegevoerd wordt. Dit wordt aan stuureenheid 23 gerapporteerd en via netwerk 30 aan verwerkingseenheid 31. Verwerkingseenheid 31 zal nu een zodanig verder stuursignaal afgeven, dat het betreffende tijdschrift middels afvoer 10 voor foutieve produkten verwijderd wordt. Bovendien zal in de verwerkingseenheid 31 bij het verzenden van de volgende groep gegevens aan de verschillende stuureenheden opnieuw een codering afgegeven worden, die overeenkomt met het verloren gegane tijdschriftdeel. Omdat uitwerking daarvan niet direkt door de verschillende oplegpunten verwezenlijkt wordt doordat in de verschillende stuureenheden groepsgewijs een aantal (onderling verschillende) tijdschriften behandeld wordt, zal het vervangende tijdschrift pas later verwerkt worden.

De hierboven beschreven fout door toevoeren van katern 1 wordt niet alleen in controlepunt 18, maar eveneens in de controlepunt 20 aangenomen. Zo is in een dubbele controle voorzien. Het niet opnemen van het foutieve tijdschrift betekent eveneens, dat door de verwerkingseenheid 31 stuureenheden 34, 35 zodanig beïnvloed moeten worden, dat deze niet ingrijpen in de thans van de oorspronkelijke opdracht afwijkende volgorde van de tijdschriften. De resterende tijdschriften worden aan kruislegger 14 toegevoerd, maar de bundel, afgevoerd bij 38, kan in bepaalde gevallen niet voltooid worden, omdat het betreffende foutieve tijdschrift (in juiste uitvoering) niet snel genoeg voorhanden is. Daarom wordt de de nog niet gereed zijnde bundel op een niet-afgebeelde zijband geplaatst. De opeenvolgende handeling voor het vervaardigen van verdere tijdschriften wordt voortgezet en bij het arriveren van het gecorrigeerde tijdschrift wordt dit toegevoerd aan de zijband waarna de bundel voltooid wordt. Indien een fout in het afdrukken ontstaat, wordt op overeenkomstige wijze ingegrepen.

Een andere fout, die kan ontstaan, is dat tussen de nietmachine 9 en controlepunt 35 een tijdschrift wegvalt. Doordat de bandeer- en vouwlijn 13 een afzonderlijke eenheid is ten opzichte van het overige van hét stelsel, ontstaat het gevaar van fouten. Zoals hierboven beschreven, wordt elk tijdschrift in deze uitvoering voorzien van drie N-Z-gemagnetiseerde nietjes. Door het toepassen van drie nietjes zijn acht verschillende combinaties mogelijk. Door opeenvolgende groepen tijdschriften steeds met dezelfde volgorde van combinaties aan controlepunt 35 toe te voeren, kan daar gemakkelijk geconstateerd worden of uitval van een tijdschrift plaatsgevonden heeft. Indien dit bij stuur-eenheid 34, die controlepunt 35 controleert en door controlepunt 35 geïnformeerd wordt over de uitval van een op bepaalde wijze gecodeerd tijdschrift, bekend is kan met behulp van verwerkingseenheid 31 bepaald worden welk tijdschrift dit betrof. Het is eveneens mogelijk opeenvolgende groepen tijdschriften enigszins gewijzigd te coderen waardoor het voor stuureenheid 34 op eenvoudige wijze mogelijk wordt te bepalen welke groep afkomstig uit voorraadhuifer 12 niet volledig is. Hoewel aan de magnetische codering op nietjes de voorkeur gegeven wordt, om in een voor de gebruiker onzichtbare aanduiding te voorzien, is het mogelijk op het tijdschrift andere herkenningstekens aan te brengen, bijvoorbeeld een streepjescode.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, moet begrepen worden, dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken. Zo is het vanzelfsprekend mogelijk de combinatie van oplegpunten/printers/nietmachine te wijzigen en/of uit te breiden. Tevens is het mogelijk de achter nietmachine 9 volgende inrichtingen op andere wijze uit te voeren.

Claims (8)

1. Stelsel voor het binden van katernen omvattende verscheidene oplegpunten gevolgd door tenminste een controlepunt, met het kenmerk, dat na elk oplegpunt een controlepunt aangebacht is.

2. Stelsel volgens conclusie 1, waarbij elk oplegpunt en controlepunt met een elektronische centrale verwerkingseenheid verbonden zijn.

3. Stelsel volgens conclusie 1 of 2, waarbij elk oplegpunt en het daarbij behorende controlepunt een stuureenheid omvatten.

4. Stelsel volgens conclusie 3, waarbij de stuureenheid een geheugeneenheid omvat.

5. Stelsel volgens conclusie 4, waarbij de centrale verwerkingseenheid van middelen voorzien is om ingebrachte gegevens te hergroeperen.

6. Stelsel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste een oplegpunt een afdrukinrichting omvat.

7. Inrichting omvattende een stelsel voor het binden van katernen volgens een van de voorgaande conclusies alsmede een bandeer- en vouwlijn, waarbij tussen het stelsel en de bandeer- en vouwlijn een voor-raadbuffer aangebracht is, met het kenmerk, dat het gebonden drukwerk van een daarvoor typische codering voorzien is en dat bij de bandeer- en vouwlijn middelen aanwezig zijn voor het uitlezen van die codering.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de codering nietjes voorzien van een bepaalde magnetische N-Z-oriëntatie omvat.