NL8820661A - Inrichting voor het aanbrengen van een band uit thermoplastische kunststof om een voorwerp. - Google Patents

Description

V.O. 1309 88 2 O 8 β 1

Inrichting voor het aanbrengen van een band uit thermoplastische kunststof om een voorwerp.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit het Zwitserse octrooischrift 586 135. Bij deze inrichting 5 is het nadelig, dat een relatief kleine spankaak een oscillerende beweging uitvoert, zodat het voortgetrokken band na elke spanslag voor het terugnemen van de spankaak middels een extra klemkaak moet worden vastgehouden. Door deze methode is enerzijds het spannen omslachtig en wordt het 10 band anderzijds door de van een klein vlak voorziene spankaak alsmede door het vasthouden van het band middels de extra klemkaak zwaar belast, waardoor de sterkte van het band nadelig wordt beïnvloed en derhalve de toelaatbare spankracht wordt beperkt.

15 Doel van de uitvinding is, een inrichting zoals bo ven omschreven zodanig uit te voeren, dat het mogelijk is, zonder ongewenste bijwerkingen een kunststofband optimaal voor te spannen en aansluitend door wrijving vast te lassen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door de 20 kenmerkende maatregelen van conclusie 1.

Doordat een schakelband voorzien van kaken wordt toegepast, waarvan steeds ten minste één kaak op een banddeel aangrijpt, wordt enerzijds een groot vlak voor het spannen van het band ter beschikking gesteld en kan anderzijds door 25 de bij het spannen omlopende schakelband een voortdurend spannen van het band worden bereikt, zonder deze te stoppen en voor het vermijden van terug glijden vast te klemmen.

De grootte van het vlak van de kaken maakt het verder mogelijk het band ook zonder deze te beschadigen zo vast te hou-30 den, dat de lashandeling ook zonder extra kaken kan worden uitgevoerd.

Voordeel biedende uitvoeringsvormen van de inrichting zijn in de conclusies 2 tot 13 beschreven.

* 8820661 -2-

De kaken kunnen bijvoorbeeld volgens conclusie 2 zijn gevormd uit lamellen, waarvan buiten gelegen kopzijden zijn voorzien van tanden. Eenvoudiger is daarentegen een uitvoeringsvorm volgens conclusie 3, die bovendien een gro-5 ter tandoppervlak mogelijk maakt. Eventueel kan op een dergelijke schakel een plaat met vertandingen zijn aangebracht, die ingeval van slijtage kan worden uitgewisseld.

De schakelband kan volgens conclusie 4 zijn uitgevoerd, waarbij een dergelijke transmissieketting volgens 10 conclusie 5 een rollen- of hulzenketting kan zijn of volgens conclusie 6 een tandketting kan zijn.

Opdat de schakelband de voor het aandrijven en lassen noodzakelijke aandrukkracht op het band respectievelijk de bandgedeeltes kan overbrengen, is een uitvoeringsvorm vol-15 gens conclusie 7 doelmatig. Alnaargelang de uitvoering van de schakelband, kan de geleiding een glijgeleiding of ook een rollengeleiding zijn.

Voor het aandrijven van de schakelband zijn er verscheidene mogelijkheden. In het bijzonder voordeel biedend 20 is echter een uitvoeringsvorm volgens conclusie 10, waardoor het op eenvoudige wijze mogelijk is, de aandrijving van zijn functie als bandtrandsport naar de functie als lasinrichting om te schakelen.

Het zou denkbaar zijn, de schakelband tegen de band-25 steun aan te leggen. Voordeliger is echter een uitvoeringsvorm volgens conclusie 11. De relatieve beweging van de bandsteun ten opzichte van de schakelband kan loodrecht op het vlak van de schakelband plaats hebben. Voordeliger is echter een uitvoeringsvorm volgens conclusie 12, aangezien 30 dan door het aanleggen van de bandsteun onder een hoek ten opzichte van het vlak van hetband door de voorloopbeweging het aanpersen van de bandsteun tegen de schakelband wordt versterkt.

Het inleggen en geleiden van de bandgedeeltes in de 35 inrichting wordt door een uitvoeringsvorm volgens conclusie 13 vergemakkelijkt.

'882066 f -3-

Uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting worden navolgend aan de hand van de tekening nader beschreven, daarbij tonen: fig. 1 de inrichting in totaalaanzicht op de inleg-5 zijde van het band; fig. 2 de inrichting volgens fig. 1 in bovenaanzicht; fig. 3 de inrichting volgens fig. 1 in het gebied van de schakelband en met een opengewerkte behuizingsdeksel, waarbij de linkerhelft van de inrichting met een opgelichte 10 bandsteun en de rechterhelft met een aangelegde bandsteun en ingespannen banddelen is getoond; fig. 4 de inrichting volgens fig. 1 in doorsnede langs de lijn IV-IV in fig. 1; fig. 5 de inrichting volgens fig. 1 in doorsnede vol-15 gens de lijn V-V in fig. 1; fig. 6 de inrichting volgens fig. 2 in doorsnede langs de lijn VI-VI in fig. 1 in de bedrijfsstand bij het spannen van de banddelen; fig. 7 de inrichting volgens fig. 6 in de bedrijfs-20 stand bij het lassen van de banddelen; fig. 8 de plaatsing van de schakelband in de weergave volgens fig. 3 met een extra aandrijfwiel; fig. 9 een als tandketting uitgevoerde schakelband in het aanzicht volgens fig. 3 ; 25 en fig.10 het aanzicht van de schakelband volgens fig. IX in aanzicht volgens lijn X-X.

De figuren I en II tonen telkens een totaalaanzicht van een inrichting voor het aanbrengen van een band 2 om een 30 voorwerp 4, waarbij over elkaar liggende bandgedeeltes 6,8 in de opneemspleet 10 tussen de tegen het voorwerp 4 aanliggende bandsteun 12 en aangeduide kaken 14 aangebracht en ingespannen zijn. De bandsteun 12 is tussen een geleidingsinrichting 16 middels het pneumatische zuiger/cilinder-aggregaat 18 35 tegen de kaken 14 heen- en weerverschuifbaar gelegerd. Bediend wordt het zuiger/cilinderaggregaat 18 via de handel 20, welke op een ventiel 22 inwerkt voor het vrijgeven van de .8a 2 0661 -4- perslucht voor het zuiger/cilinder-aggregaat 18. De inrichting bevat een pneumatische motor 24, welke voor het aandrijven van de kaken 14 dient. Deze motor kan enerzijds via de hefboom 26 worden bediend, die de perslucht toevoert 5 van de hoofdaansluiting 28 via een klep 30 en de toevoerleiding 32 naar de motor 24 vrijgeeft. Verder bevat de inrichting een hefboom 34 die eveneens de motor 24 stuurt en bovendien nog via een klep 36 een zuiger/cilinder-aggregaat 38 van een stuurelement 40 bedient, om de tussenmotor 24 10 en de aandrijfas 42 aangebrachte transmissie 44 van de spanhandeling (fig. 6) in de lashandeling (fig. 7) om te schakelen, zoals hierna nog verder gedetailleerd zal worden besproken. De handel 20 alsmede de hefbomen 26 en 34 zijn zo aangebracht, dat zij middels een handgreep 46 van de inrich-15 ting uit bedienbaar zijn.

De figuren 3 tot 5 tonen de plaatsing van de kaken 14 aan een schakelband 18, alsmede de uitvoering en bediening van de bandsteun 12 gedetailleerd. De schakelband wordt gevormd uit een transmissieketting 50, die bijvoorbeeld als 20 tweevoudige rollenketting is uitgevoerd. Deze transmissie-ketting 50 is via twee keerwielen 52, 54 geleid, die telkens als dubbele tandkettingwielen zijn uitgevoerd. Het rechter keerwiel 54 is als aandrijfwiel uitgevoerd, zoals hierna nog nader wordt toegelicht. De schakelketting 50 vertoont aan 25 elke tweede schakel 56 een kaak 14, die zich over de gehele breedte van de transmissieketting 50 uitstrekt en aan zijn buitenzijde is voorzien van een uitwisselbare plaat 58, waarop tanden 60 aanwezig zijn. De tanden kunnen echter zonder extra plaat ook direct aan de schakel 56 zijn gevormd.

30 Bouten 62 verbinden de schakels met tussenschakels 64. Tussen de keerwielen 52, 54 is een glijgeleidingsblok 66 aangebracht, dat geleidingsrails 68 voor de rollen 70 van de transmissieketting 50 vertoont.

De figuur 3 toont met een grotere duidelijkheid de 35 van tanden 71 voorziene bandsteun 12 welke aan de geleidings-inrichting 16 in bandrichting en schuin ten opzichte van het c 882066 i -5- vlak van de bandsteun respectievelijk het band is geleid. Middels het zuiger/cilinder-aggregaat 18 is de bandsteun 12 ten opzichte van de kaken 14 van de transmissieketting 50 verschuifbaar. De in de rechterhelft van fig. 3 getoonde 5 stand vormt de basisstand, waarin via de toevoerleiding 72 perslucht bij de achterzijde van de zuiger 74 komt, zodat de bandsteun 12 tegen de kaken 14 wordt geperst. De schuine geleidingsinrichting 16 ondersteunt het aanpersen, aangezien het band bij het spannen naar rechts wordt bewogen en daar-10 door de aanpersbeweging van het zuiger/cilinder-aggregaat 18 wordt ondersteund.

De linkerhelft van fig. 3 toont de bandsteun 12 in de van de kaken 14 gelichte toestand, zodat de opneemspleet 10 voor opnemen van de banddelen 6, 8 vrij is. In deze 15 stand zijn ook achterste geleidingsarmen 76 zichtbaar, waartegen de banddelen 6, 8 bij het invoegen in de opneemspleet 10 tot aanliggen kunnen worden gebracht. Voorste geleidingsarmen 78 worden bij het buitenwaarts verplaatsen van de bandsteun 12 omhooggezwenkt, zoals uit de linkerzijde van fig.3 20 blijkt.Deze geleidingsarmen zijn aan bouten 80 aan de voorste behuizingsplaat 82 verzwenkbaar opgehangen en grijpen middels een pen 84 in een geleidingsspleet 86, die aan de bandsteun 12 is toegevoegd.

De transmissie 44 voor het aandrijven van de schakel-25 band 48 middels de motor 24 is in de figuren 4 tot 7 meer gedetailleerd weergegeven. De motor 24 drijft via de motor-as 88 het tandwiel 90 aan, dat met een tandwiel 92 van een excenteras 94 kamt. Aan het excenter 96 van de excenteras 94 is via een kogellager 98 van de lagerring 100 een zuiger-30 stand 102 gelagerd. Deze drijft schommels 104, 106 aan, welke op de aandrijfas 108 aan beide zijden van een met de aandrijfas verbonden blokkeerwiel 110 verzwenkbaar zijn gelagerd. De aandrijfas 108 draagt het aangedreven keerwiel 54. Tussen de schommels 104, 106 zijn aan bouten 112 pallen 114, 116 35 zwenkbaar gelagerd, die middels een veer 118 en stoters 120 in tegengestelde richting voorgespannen op het blokkeerwiel 8820661 -6- 110 aangrijpen, zoals in het bijzonder uit fig. 7 blijkt.

Deze stand wordt bereikt, wanneer door het bedienen van de hefboom 34 de klep 36 wordt bediend, zodat via de leiding 122 de bovenzijde van de zuiger 124 van het zuiger/cilinder-5 aggregaat 38 van het stuurelement 40 onder druk wordt gezet.

De zuigerstang 126 raakt met een stuuruitsparing 128 uit aangrijping met een arm 130 van de pal 114, zodat deze door de kracht van de veer 118 in aangrijping met het ver-grendelwiel 110 verblijft. Tegelijkertijd bedient de zuiger-10 stang 126 een vergrendelpal 132, die in normale gevallen onder de invloed van een voorspanveer 134 tegen de voorloop-richting 136 tegen het vergrendelwiel 110 aanstaat. Hiertoe werkt de zuigerstand 126 met een arm 138 van de vergrendelpal 132 samen tegen de kracht van de voorspanveer 134.

15 De figuur 6 toont de basisstand van de transmissie, waarbij de klep 36 in de basisstand staat, zodat via de toe-voerleiding 140 de onderzijde van de zuiger 124 met perslucht wordt belast en de bovenste lagerstand inneemt. Daardoor werkt de stuuruitsparing 128 van de zuigerstang 126 20 met de arm 130 van de pal 114 samen, zodat deze uit aangrijping met het vergrendelwiel 110 raakt. Tegelijkertijd wordt de vergrendelpal 132 vrijgegeven, zodat deze door de kracht van de voorspanveer 134 aan het vergrendelwiel 110 tegen de voorlooprichting 136 van het vergrendelwiel 110 aanstaat.

25 De pal 116 kan aldus bij elke oscillerende beweging van het vergrendelwiel 110 over één-stapgrootte verder bewegen en de vergrendelpal 132 verhindert een terugdraaien van het vergrendelwiel 110.

De figuur 8 toont de plaatsing van een verdere scha-30 kelband 142, welke bijvoorbeeld eveneens een transmissie-ketting kan zijn en om de keerwielen 144, 146 is geleid. De keerwielen 144, 146 kunnen onvertand zijn, aangezien een extra aandrijftandwiel 148 aanwezig is, dat tussen de keerwielen 144, 146 op het bovenste eind 150 van de schakelband 35 aangrijpt. Het onderste eind 152 neemt steun tegen de binnenzijde van een glijgeleidingsblok 154.

.8820661 -7-

De figuren 9 en 10 tonen tenslotte een verdere uitvoeringsvorm van een schakelband 156, welke als tandketting 158 is uitgevoerd. De tandketting wordt gevormd door een groot aantal lamellen, die tussen de afzonderlijke bouten 5 162 van de schakels 164 van de tandketting zijn aangebracht.

De lamellen zijn van schakel tot schakel versprongen aangebracht. Aan de buitengelegen kopzijde 166 zijn de lamellen voorzien van tanden 168. De schakelband 156 is wederom over keerwielen 170, 172 geleid, waarvan er éin is aangedreven.

10 De keerwielen zijn voorzien van vertandingen 174, die met tanden 176 van de tandketting 158 samenwerken. Tussen de keerwielen 170, 172 is wederom een glijgeleidingsblok 178 aanwezig.

Er zijn nog talrijke verdere uitvoeringsvoorbeelden 15 denkbaar. In het bijzonder kan in plaats van de pneumatische aandrijving en de pneumatische besturing een elektrische aandrijving en een elektromagneet voor het besturen aanwezig zijn.

8820661

Claims (14)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een band uit thermoplastische kunststof om een voorwerp, met een tegen het voorwerp aan te plaatsen bandsteun en een daartegenaan plaatsbare en voorspanbare kaak voor het transporteren, spannen en vast- 5 lassen van op de bandsteun over elkaar liggende banddelen, waarbij de kaak en de bandsteun aan het aangrijp- respectievelijk steunvlak telkens zijn voorzien van tanden, met het kenmerk, dat deze een over twee keerwielen (52, 54, 144, 146, 170,172)geleide en aangedreven schakelband (48, 142, 156) ver-10 toont, welke met kaken (14) is bezet, waarvan telkens tenminste één kaak (14) op het corresponderende banddeel (6) aangrijpt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kaken (14) uit evenwijdig ten opzichte van het omloopvlak 15 gerichte, van schakel (164) tot schakel (164) verlopende en versprongen ten opzichte van elkaar aangebrachte lamellen (160) zijn gevormd, die aan de buitengelegen kopzijde (166) zijn voorzien van tanden (168).

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 de kaken (14) als over de gehele breedte van de schakelband (48) verlopende ééndelige schakels (56) zijn uitgevoerd.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de schakelband (48, 142, 156) als een ten minste enkelvoudige,bij voorkeur tweevoudige transmissieketting (50) 25 is uitgevoerd, waarbij ten minste elke tweede kettingschakel (56) is uitgevoerd als een kaak (14).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de schakelketting (50, 142) als rollen of hulzenketting is uitgevoerd.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de transmissieketting als tandketting (158) is uitgevoerd.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de schakelband (48, 142, 156) ten minste aan het 8820661 -9- naar de bandsteun (12) toegekeerde eind (152) aan de van de bandsteun (12) afgekeerde zijde tussen de keerwielen (52, 54, 144, 146, 170, 172) langs een geleiding (66, 154, 178) bij voorkeur een glijgeleiding is geleid.

8. Inrichting volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat deze een tussen de keerwielen (144, 146) aangebracht aandrijfwiel (148) vertoont.

9. Inrichting volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat ten minste een van de keerwielen (54, 172) is 10 uitgevoerd als een tandwiel, dat bij voorkeur aangedreven is.

10. Inrichting volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat aan een aandrijfas (108) voor een aandrijfwiel ( 54) van de schakelband (48) een vergrendelwiel (110) is 15 bevestigd en een oscillerend aangedreven schommel (104, 106) om de aandrijfas (108) zwenkbaar gelagerd is, waarbij de schommel (104, 106) twee tegengesteld werkende pallen (114, 116) vertoont, die tegen het vergrendelwiel (110) zijn voorgespannen, waarbij aan de tegen de voorlooprichting (136) 20 van het band (2) werkende pal (114) een stuurelement (40) voor het uitschakelen van deze pal (114) en het gelijktijdig inschakelen van een op een vaste plaats aangebrachte, tegen de voorlooprichting (136) van het band (2) werkende ver-grendelpal (132) tegen het vergrendelwiel (110) is toege-25 voerd.

11. Inrichting volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de schakelband (48, 142, 156) met de keerwielen (52, 54, 144, 146, 170, 172) op een vaste plaats in het frame van de inrichting is aangebracht en de bandsteun (12) 30 middels een geleidingsinrichting (16) ten opzichte van de schakelband bij voorkeur middels een aandrijfinrichting (18) heen- en weerverschuifbaar is geleid.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de geleidingsinrichting (16) in bandrichting werkzaam is 35 en het aanleggen van de bandsteun (12) tegen de schakelband (48, 142, 156) in voorlooprichting onder een hoek ten op- 8820661 -10- zichte van het vlak van het band (2) geschiedt.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat deze in het invoer- en uitvoergebied van de op-neemspleet (10) tussen de bandsteun (12) en de schakelband 5 (48, 142, 156) achterste geleidingsarmen (76) en aan de inlegzijde van het band toegevoegde voorste geleidingsarmen (78) vertoont, die bij het buitenwaarts verplaatsen van de bandsteun (12) uitzwenken en bij het binnenwaarts verplaatsen inzwenken.

88 Z 06 61